van het „Noord-Hollandsch Dagblad” 1 I MIJN REIS NAAR DE MISSIE. EPISTEL EN EVANGELIE. Tafereelen uit het Evangelie. OFFICIEEL KERKBERICHT -**1 Ut- om dan de overige ze dwaas of wat dan gou. :e men- geoj meer, daar r(jn doenwijze als vreemd Onze leer. We hebben een godsdienst: een stel JL.J*» «■■JIHU-LWWWS-MI FEEST VAN ALLE ÊEILIGEN. .Epistel uit bet ik wel ingelbe- onder de menschen komen. De ongeneesbaren moesten van dan in het of hutjes, i a: want tij zjj die wee zyn tij, die hongeren en dorsten naar de aardight worden. Zalig *1 voorkomen, Jat we daar voor ons heele leven cp een eiland, bjj onbeschaafde menschen gaan xitten; meestal gaan de passagiers voor enkele jaren naar de Oost, jaren onbekommerd een goed leven te kun nen leiden. 8 Oct. Misschien zjjn er in het verre noor den, die nu medelijden met ons hebben, nu het daar wel eens tal stormen. Ze vermoe den Wellicht niet, wat een fijn weer we ge-, troffen hebben, ’s Middags varen we langs de kust van Afrikaner is echter bitter wei nig te tien, 's Avonds tegen het naar bed gaan alles in rep en roer: het roer was defect. Het schip trok er tich echter weinig van aan, had er weer spoedig een gangetje in en be- icikte dien dag het record (314 mijlen). 9 Oct. Voor het eerst een beetje regen voor de afwisseling, anders altijd fijn weer. 11 Oct. Om 8 uur H. Mis voor het volk. Onder deze H. Mis werden een paar liedjes gezongen. *s Middags om half vijf Lot in ons kapelletje. Voortaan zal dat waarschijnlijk iederen dag zijn. 12 Oct. Onder het Lof was het vandaag in ons kapelletje schrikbarend heet. Het was een heel werk, om het Lot met veel devotie bij te wonen, we krijgen zoo af en toe al eens een voorsmaak van de warme toekomst. Overmorgen, 14 Oct., komen ww ’s morgens 6 uur in Port-Said, onze eerste stopplaats; dan krijgen we voor het eerst gelegenheid, om bericht te zenden naar het vaderland en dan duurt het een goede 14 dagen, voor we weer voet aan wal kunnen zetten. Misschien, dat ge dus na een maandje wel weer eens iets van me hoort. Voor dezen keer hoop ik, dat ge hiermee tevreden zjjt. Blijft mjj gedenken in Uwe gebeden. Pater TH. KONING, Missionaris Flores (Ned. O.-Indië). schoentjes gestoken. Ik zag er dezer dagen echter één loopen met sierlijken zwaai, die z’n voetjes in grijze kousjes had gestoken. Op het passagiersdek bevindt zich midden in een kamerke, juist groot genoeg voor de 11 passagiers. Het is voorzien van 3 vaste* tafels en 11 losse stoelen. Aan beide zjjden een stuk dek, niet al te groot: daar kon men in de'eerste dagen meestal in de zon gaan zitten, nu wordt er al wei eens een plekje gezocht buiten de zon. Overigens biedt het neele schip (145 M. lang) nog plaats genoeg, om er te wandelen, te loopen of om er des noods een harddraverij te houden. Dezer da gen zag ik 2 passagiers enkele malen op een drafje achter elkaar loopen; ik hoorde nader hand, dat het was, om er de beweging wat in te houden. Ook op andere wjjze wordt dat dagelijks bevorderd. Het dek wordt dikwijls geschrobd; we kunnen er dus veilig loopen. De menschen zijn heel voorkomend. Eén van de heeren was zoo vriéndelijk, om ons den eersten avond een vertrek aan te wjjzen, waar we de H. Mis zouden kunnen lezen. Hij bezorgde ons nog enkele kussentjes en hielp, qm het vertrek zoo goed mogelyk voor z’n doel in te richten. Hef kapelletje is geheel en al en zoolang onze reis met deze boot duurt, te onzer beschikking. Dat is dus heel mooi, maar toch bevalt dit me het minst van alles op de boot Het kapelletje is nogal dicht bjj de machine en bjj het schommelen van de boot voel je daar neg het stooten van de ma chine. Ik heb daar maar 2 maal gelezen; sinds lezen we met tweeën in een van de kajuiten, maar dat heeft ook zjjn voor en zijn tegen, 't Is wachten totdat de Siroen de kajuit in orde heeft en dan beginnen ze onder de H. Mis ook wel eens te schrobben. Daarom- zal ik toch blij zijn, als we weer vasten grond onder de voeten hebben. 3. Oct. lazen we dan de eerste H. MIs aan boord. Ook op zee kwam onze Goddelijke Zaligmaker bjj ons, kwam Hy in ons en* ver vulde ons door Zijne tegenwoordigheid met blijheid. Wanneer Hjj maar bjj ons is, dan vreezfen wij niets, dan zyn we tot alles in staat. Gedurende den morgen werden we geroe pen, om te verschijnen bij de reddingsbooten met den reddingsboei. Ieder kreeg zijn plaats aangewezen en wM^konden weer gaan. Er zjjn 4 van die bootjes en men zegt, dat ze 1 is wel aardtg^juaar ik -e »e ooft noodig hebben. *1 pen gramafoonr - en toe nog een moppie :eten zag ik aan den hoogte we ons be- Said) en hoeveel de WIJ, KATHOLIEKEN. l Een groote grief tejpen ons. Katholie ken, bestaat er. Ze zeggen, dat we ons overal van terughouden, dat we anders zijn dan andere menschen, dat we er zoo dikwijls een andere mee- ningi op nahouden. Daar steekt wat waars in, zooals in iedere groote bewering. Ze heeft in- derdaaa eepjgen grote! onder de voeten. Van den anderen kant zit er heel wat overdrijving in- Een instinktmat.gie vrees voor alles wat katholiek is, knupt me nig andersdenkende over den rug, doet hem spoken zien, belet hem juist te oordeefen; van een haat, een afkeer willen we niet eens spreken Z schen neemt niemand ernstig. Een katholiek is niet zoo’n zonderling wezen als wd eens wordt beweerd. Al datgene wat steunt op de natuurwet, heeft een katholiek eigen met ieder weldenkend menschj die levensregels worden hem door zijn godsdienst zelfs nog ingescherpt. Een katholiek kan in alle kalmte over alle stroomingen en strevingen meepraten, het voor en tegen wikken en wegen; zoo ietnanJ, dm be hoeft hii geen vrees te koesteren, dat zijn godsdienstige beginselen er ouder zullen raken, uit den tijd, opgeborgen in de rommelkamer van mensciielijk ge dachten- en gevoelsleven. Van den anderen kant kunnen er zich wel katholieken voordoen, die hun ei gen geloof, de beginselen van hun godsdienst niet helder inzien, dus ook niet juist oordeelen over de toepassing van die beginselen in de praktijk; ten tweede kan bij hen een aangenomen levensgedrag naar dra slappen tuint toe. invloed hebben op hun oordeel, zoo- dat ze niet betrouwbaar, zeker niet na te volgen zijnten derde kunnen ze in te grooten ijver overdrijven. iZcodat net van groot nut kan wezen cm rustig en kalm eens na te gaan wat voor menschen katholieken zijn. De echte, de doove melaatschheid, knaagt aan het lenuwstelsel en verdooft het in som mige ledematen; dan komen op de huid bloedoode plekken en blaren waar vocht uit loopt; die plekken en blaren verschieten van kleur, worden wit of zwartachtig, loopen voort over heel het liehaam, schilferen vel en vleesch af. Dan ziet de Ijjder er walgeljjk uit. Tegenwoordig <s het vooral de knobbel- melaatschheid die in ’t land zit. Teringachti ge knobbels komen op de gewrichten, name lijk op de vingeren, op de poken, de kaak beenderen, vreten door vleesch en been, en doen vingerleden, handen, voeten of ooren soms afvallen. Buiten Jerusalem zitten die Ijjders naast den weg te bedelen; aan een armstomp met lompen omwonden, steken zij een kroesje omhoog, en roepen met heesche stem om aalmoezen. Het staat niet vast, of dit slag reeds in Je sus’ tijd bjj de Joden bestond; wel echter de doove melaatachheid en verscheidene soor ten schurft Als iemand melaatsch was of een huidziek te had die er op geleek, dan moest een pries ter hem onderzoeken en over zyn lot beslis sen. Was het de echte melaatachheid, dan wqrd de lijder voor onrein verklaard: hjj mocht in den tempel niet komen, moest uit dorpen en steden weg, en kon buiten in het veld, in 't gebegte alleen gaan wonen. Want zijn onreinheid liep over op allen die hem aanraakten, zoodat zjj eveneens uit den tem pel moesten blijven totdat zjj He reiniginga- gebruiken volbracht hadden. De dokters wreven de zieke.ledematen in met olijfolie; als ’t kon deden zjj de kranken baden in de warme solferbronnen van Am- mathus bij Tiberias, of in de vallei bjj Gada- ra, of lager af bjj de Doode Zee. Velen van die sukkelaars bleven hun ge- heele leven stram of lam, en lagen heele da gen op een rustbed, in het lommer, onder boomen, achter gevels, bjj de stadspoorten, bjj het meer oDbjj frissche vjjvers. 's Avonds en morgens werden zij met rustbed en al verdragen. Te Kapharnaum ,pu, lag een bezetting sol daten van Herodes Antipas; de officieren wa ren Syriörs en Grieken, of Italianen, die reeds als oversten in de Romeinsche legers gediend hadden.vZeker honderdman van die bezetting, had in zyn huis in de bovenstad een slaaf, dien hy zeer op prijs stelde, maar die verlamd lag, hevige pijnen leed, en dyn dood naby was. Toen hjj nu van Jesus boorde, zond hij Joodsche ouderlingen tot Hem, aanzienlijke burgers die rechters waren bij den tribunaal van Kapharnaum of bestuursleden van de sy nagoog, en liet hen zeggen: „Heer, mjjn slaaf -Egt nen.” De .Epistel uit het boek der Openbaring van den H. apostel Joannes; VII, 212. In die dagen, zie, ik Joannes, zag een an. deren engel uit het oosten opkomen, hjj had het teeken van den levenden God, en riep met luide stem tot de vier engelen die macht hadden om de aarde en de zee te beschadigen en zeide: Wilt de aarde en de zee, en de boomen niet beschadigen, tot di*. ~jj de die naren, van onzen God op hunne voorhoofden teekenen. En ik boorde het getal der getee- kenden. Honderd vierenveertig duizend wa ren er geteekend uit alle stammen der kin deren van Israël; uit den stam Juda twaalf duizend geteekend, uit den stam Ruben twaalf duizend geteekend, uit den stam Asar twaald duizend geteekend, uit den stam Nephtali twaalf duizend geteekend, uit den stam Manasse twaalf duizend geteekend, uit den stam Simeon twaalf duizend geteekend, uit den stam Levl twaalf duizend geteekend, uit den stam Issacbar, twaalf duizend getee kend, uit den suun Zabulou twaalf duizend jéteekend, uit den stain Joseph twaalf dui zend geteekend, uit den stam Joseph twaalf duizend geteekend, uit den stam Benjamin twaalf duizend geteekend. Daarna zag ik eene groote schaar, welke niemand tellen kon, uit alle geslachten, on stammen, en vol ken en talent zjj stonden voor den troon, en voor het aanschijn van hst lam, gekleed met witte lange kleederen, en met palmtak ken In hunne handen, en zjj riepen met luide stem, en zeiden; Heil zjj onzen God, die op den troon zit, en het lam. En alle Engelen stonden rondom den troon, en om de ouder lingen en de vier dieren. En zjj vielen voor den troon op hunne aangezichten, en aanba den God, en zeiden: Amen. Zegen en luister, en wijsheid en dank, oer, en kracht en sterkte zjj onzen God in eeuwigheid der eeuwighe- ien Amen. Evangelie volgens den II. Mattheus V, 1—12. In dien tijde, Jesus da menigte ziende klom op‘eenen berg en toen Hjj nederzat, kwamen Zijne leerlingen tot Hem. En Hjj opende Zjj- nen mond, leerde ben, en zeide: Zalig zjjn de arme van geest, want hun is bet ijjk der he melen. Zalig zjjn de sachtmoedi zullend e aarde bezitten. Zalig zi_ nen, want zjj zullen vertroost worden. Zalig tviin /91a hrtnopAWkn ar ^Arwinn nea» z!a rechtvaardigheid want zjj zullen verzadigd worden. Zalig zjjn de barmhartigen; want zjj zullen barmhartigheid verwerven: Zalig zjjn de zuiveren van harte; want zjj zullen God zien. Zalig zjjn de vreedzamen; want zjj zul- - len Gods kinderen genoemd worden. Zalig zjjn zjj, die ver volgelingen lijden om de recht vaardigheid; want hun is bet rjjk der heme len. Zalig zjjt gij, als men u zal schelden en vervolgen, en u belagende, alle kwaad tegen u zal spreken, om mjj. Verheugt en verbljjdt u; want uw loon is groot in den hemel. Middellandsche Zee, Stoomschip Roepat, 9 October 1925. Geachte Vrienden en Weldoeners, Een week ben ik op zee. Ik denk weer te rug aan dien laatsten tjjd in het vaderland. Aangename herinneringen, want bjj het on aangename werk, dat mjj te doen stond, al vorens ik kon heengaan naar mjjn dierbare missie, ondervond ik, dat allen veel over had den voor de missie en dat ik er van op aan kon, dat ze door hun gebed en offertjes Gods Zegen zouden afbidden over mjjn arbeid. In die dagen kon ik nog maar aan weinigen zeggen, hoe goed mij dat deed voor mjjn heengaan en hoe dankbaar ik hen ben; moge ik aiUen hiermee nog een klein bêwjjs van I dankbaarheid geven. Ik hoop U niet alleen door mjjn gebed, maar ook hiermee een klein I genoegen te doen. mei een uuea uiu nci iiuviu, niet gestreepte Donderdag 1 Oct. droeg ik de laatste H. jas on blauwe broek, de bloote voeten in lage Mis op in mjjn geboorteplaats en naar ik meende de laatfte in het vaderland. Öien dag vierden we in het bisdom Haarlem het feest van den H. Bavo en in het Evangelie van dien dag lazen we: al wie zjjn vader of moeder of broers of zusters in mjjnen naam verlaat, zal het honderdvoud ontvangen en het eeuwige leven bezitten. In Zjjnen Naam heb ik het offer gebracht, anders was ik er nooit toe in staat geweest; nu echter kon ik het, geholpen door Gods genade, blij bren- Het zwaarste leek me nog, dat ik van anderen een offer moest eischen, maar ook dat ging, omdat ik wist, dat het hun tot grea ter eeuwig geluk zou strekken en zjj door hun offer vele zieltjes gelukkig zouden ma ken. Onderweg bad ik het brevier: het was de volgende dag het feest van onzen H. Engel bewaarder. Wat al weer een troost gaf de goede God mjj op dien dag: ja, ik zal nimmer alleen zyn, wanneer ik me ook nog zoo al leen en eenzaam gevoel. God heeft Zjjne En gelen aangaande U wel bevolen, dat ze U be waken op al Uwe wgen: en dan m op een bjjzonderen steun vkn m’n waarder rekenen. In Amsterdam trof ik aanstonds een goe den vriend, die me hielp m’n koffertje dra gen en wjj op zoek naar de andere reisge- nooten. Ze waren nog niet op de afgesproken plaats. Spoedig kwam er een opdagen en hjj deelde me mede,(dat de boot eerst den vol genden dag om 12 uur zou vertrekken in plaats van straks om 5 uur. W» brachten onze bagage naar de boot, bezagen de „Roe pat” en gingen dan op zoek naar een nacht verblijf, wat niet zonder moeilijkheden ge schiedde. We kwamen klaar en vonden vrien- deljjke opname in het St. Aloysiusgesticht. 2 Oct. ’s Morgens naar Je boot. Daar aan gekomen hoorden we, dat de boot eerst om 5 uur zou vertrekken. Dat heb je nu met een vrachtboot; wie weet, hoe dikwyls ze nog gaan uitstellen. Maar neen, dat kwam best af. We gingen ’s middags de stad in, kwamen tegen vyven terug en de boot maakte aan stalten, om te vertrekken. De stoomfluit liet zich hooren. Na het 2de teaken met de fluit hadden de bezoekers zich te verwijderen, de Ico^nlank werd weggenomen en met het der de teeken van de fluit zette de „Roepat” zich langzaam in‘beweging, eerst door een klei nere boot voortgetrokken. Toen de mensebey niet meer te onderscheiden waren gingen we naar boven, maakten kennis met de andere passagiers; behalve 7 missionarissen (4 Pa ters en 3 broeders) waren er nog 4. Daarna werd de boot beter opgenomen. Die viel ons erg mee. Het was een vrachtboot en ik had me daarom voorgesteld, dat alles er wel een graadje minder zou zjjn, dan op een passa- giersboot en toen ik nu alles eens ging ver gelijken met hetgeen ik een maand of 3 ge leden op een passagiersboot had waargeno men, kwam ik tot de conclusie, dat ik er nu nog beter aan toe was. De hut voor ons twee tjes was ruim, voorzien van een groot raam; ze was hoog gelegen: je hoefde dus niet bang te zjjn, dat je 's nachts eens werd opgefrischt door een stortbad: je behoefde het raam niet te sluiten, vóór je de hut uitfcing (tenminste als het weer iets onstuimig was) om te voor komen, dat de kajuit onder water stond, als je terug kwam en je kon bjj niet al te wel zjjn in je kooitje gaan liggen en verwach ten, dat je er op zou frisschen. In de eetzaal worden we geholpen door den kapitein en 4 officieren. De bediening is goed; ze geschiedt door 6 Javanen en die hebben er slag van. Ze laten ons niet ver hongeren hier en dat is goed ook. Voor het kopje chocolade of iets dergelijks, dat ’s mor gens en het kopje thee, dat ’s middags en ’s- avonds verstrekt wordt, loopt de Javaan net zoo lang het dek op en neer tot hjj alle passa giers heefKgevonden. Op een passagiersschip moet je maar zor gen, dat je op tjjd present bent, want daar gaat het natuurlijk niet aan, ze allen op te zoeken. De Javanen loopen tot heden rond met een doek om het hoofd, met gestreepte aangewezen en wetJconden weer gaan. alle voorzien zyn van proviand veer 20 man «ops 20 dagen. D0 hoop toch met, dat'w, Eén vag de hqeren heeft we hooren dns ook af en toe muziek. Bjj het middagef wand vermeld,'op welke 1 vinden (in dit geval Port-Saii klok den volgenden dag voor- of achteruit wordt gezet Deze aankondiging wordt iede ren dag om 12 uur vernieuwd. Ook hing er aan den wand een kaart; een vlaggetje duid de aan, waar we op het oogenblik waren, lederen dag om 12 unr komt er een vlagge tje bjj. 4 Oct. ’s Avonds was het heldere lichte maan geweest, ’s Nachts kwam er echter een dikke mist opzetten en zoo werden we nogal eens opgeschrikt door de akelige stoomfluit. Gedurende den dag genoten we er ook nogal eens van. Er was verzocht, om aan de menschen-te zeggen, dat er'om 8 uur een H. Mis zou gelezen worden; er verscheen ech ter geen volk. 5 October, ’s Avonds voeren we voorbjj kaap Finistére. Het was lichte maan; de maan was echter ondertusschen achterover ge zakt; hoe zuideljjker we komen, des te meer zakt ze. 7. October. Van middag streken We de Straat van Gibraltar in: vanaf de boot werd met vlaggen te kennen gegeven, dat de „Roepat” voorbjj ging. Het Engelsche fort ligt er zoo rustte en zoo zekér, net een reus achtige leeuwenkop naar‘voren: wie doet je wat? Aan deze zjjde ligt een groot schuin vlak; het dient, om het regenwater op te vangen; anders schijnen ze daar niet aan wa ter te kunnen komen. Ik sprak met een bootsman: hjj vroeg, waar ik heenging en voor hoelang. Het moest hem wel GEMEENE TAAL SPREKEN. Da is zeer onbeschaafd. Want hoogstaande menschen doen dat nooit. Die hebben gelukkig een verheven gedachte omtrent datgene wat God zelf heeft ingesteld. Alleen menschen, die op zedelijk ge bied zóó zijn weggezonken, dat'ze het fijne en verhevene van n kuisch leven niet meer aanvoelen, komen er toe, te vuilbekken over eigen schanddaden. Hun ipirt is geregeld vol zondige be geerten, gelijk hun verstand vol zondige gedachten. Schaamtegevoel hebben ze weinig of geen, en zoo Kgt het voor de hand, dat ze, over hetgeen ze denken en verlangen ook spreken. 'k Mag veronderstellen, dat ge niet tot dat soort behoort, en dus uit je zelf niet beginnen zult, dergelijke wal gelijke taal te spreken. Doch hoe vindt ge, dat zoovelen het spreken van dergelijke taal niet durven afkeuren? Die vinden het wel walgelijk, doch openlijk toonen dat ze er niet van ge diend zijn, dat durven ze nieL Dat zijn toch laffe kerels, vind je niet? *- Zorg, dat ge fier en frank afkeurt, wat af te keuren valt. Dan eerst zijt ge ’n flinke kerell „Katholieke Militair.* komt. Daarom heb ik ook mjj zelve niet waardig gerekend om tot U te komen; maar spreek slechts één woord en mjjn dienst knecht zal genezen. Want ook ik ben een man onder gezag gesteld, maal ik heb zelf soldaten onder mjj. En tot den eenen zeg ik: „Ga”, en hjj gaat; en tot den anderen: „Kom”, en hjj komt; en tot mjjn knecht: „Doe dit”, en hjj doet het!” Toen Jesus hóórde, hoe die 'nuchtere vreemdeling Zjjn macht over ziekten en na tuurkrachten gewoonweg opvatte als die fan een mecstetover zjjn onderdanen, die op eëb afstand zelfs kan gehoorzaamd worden, stond Hjj verwonderd, en Hjj wendde zich om cn zeide tot d» schare die Hem volgde: „Voor waar, Ik zeg u: Zoo groot een geloof heb Ik in Israël niet gevonden. Doch Ik zeg u dat velen zullen komen van bet Oosten en Wes ten, en met Abraham, Isaak en Jakob aan zitten in het rjjk der hemelen; doch de kin deren van het rjjk zullen worden uitgewor. pena buiten in de duisternis; daar zal'ge ween zjjn en geknars der tanden. „En aan de vrienden van den honderdman gaf Hjj de Imodschap: „Zooals gjj geloofd hebt, zoo ge schiede En de gezondenen keerden huiswaarts en vonden den zieken knecht gezond. De melaatschheid echter was wel de meest geduchte ziekte uit het land, en vooral de walgelijkste. De Joden gaven dien naam ook aan som mige huidziekten, aan schurft, aan uitslag, aan zweren met ziltige vochten. van waarheden, van vaststaande begin selen, die ons doen en laten regelen. Daaruit volgt vanzelf een levensprak tijk, een handelen, een leven volgens die bepaalde regelen. Nu kan meti die be ginselen natuurlijk bestrijden, men kan als niet-katho'.iek ze dwaas ot wat dan ook vinden, de daad van een katholiek, die ziin beginselen trouw blijft, ver dient toch zeker geen afkeuring. Een voorbeeld. Wii katholieken gekx>ven aan het be staan van een God, era oneindig; al machtig, alwijs p rsoon ijk Opperwezen. Daaruit volgt nooJza ;e ijk de erkenning van de oppermajesteit Gods, van Gods hooge gezag over ons, van zijn volle dige heerschappij over ons doen en la ten. Even juist onze plicht om de wet ten van dien God na te leven. De rechten van dien God op om. en de plichten van ons jeg.nis dien God, gaan voor alle menschefijke wetten en voorschriften. Komen die in strijd met Gods eer, of beletten die ons in den plicht God te dienen, dan kunnen ze geen recht latefl gelden, wijl ze tegen een hoogere, hoogste macht ingaan, wijl ze ons onvervreemdbaar recht en onzen onafwijsbaren plicht aantasten, n-l. dien God te dienen- Al zou daar het leven mee gemoeid ziin, in vete gevallen kan het woord tot wet worden voor ons: Gij moet God meer gehoorzamen dan de men schen. Eenzelfde recht en eenzeifden plicht bezit ieder kind ten optichte van zijn ouders, als die dingen van hem zou den eischen, die tegen Gods wetten in gaan. i Gelijk de macht van een vader of moeder niet onbeperkt is, zoo ook niet die van den staat. Want alen ontleenen ze hun macht aan het gezag van God, dat ze vertegenwoordigen. „De Bazuin.” i P. QUIRINUS- H(J GING WELDOENDE VOORBIJ. IH. Maar 'Jesuz wilde geen vertoon ten over- staan van de heidenen. Hjj nam dan den doo ve afzonderlijk, stak zyn vingers in zjjn ooren, spuwde op zjjn vingeren en raakte daarmee zyn tong aan. En opziende naar den hemel verzuchtte Hjj, en Hjj spreekt tot hem: „Ga open!" En terstond werden zyn ooren geopend <n de band zjjner tong werd ge slaakt, en hjj sprak goed. En Jesus gjbood hun hét aan niemand (e zeggen; des te meer, daar zjjn doenwjjze als tooverjj kon opgevat worden. Want toovj- naars en bjjgeloovige menschen meenden wonderen te genezen met er speeksel op te wrjjven onder het mompelen van geheimzin nige woorden of teksten uit den Bybel. i Maar het volk was een en al verbazing, vooral de heidenen, en zjj zeiden: „Hjj heeft alles wel gedaan, en de dooven doet Hjj hooren en de stommen spreken! Lammen en kreupelen trof Hjj in elk dorp, iu elke stad aan. Die waren er veel. Geringe' menschen vooral slapen 's nachts allicht bui ten op den blooten grond, enkel met hunnen mantel om; als zjj dan ópstaan zyn hun le dematen stijf van den UUen grond en hun kleederen doorweekt van den dauw. Dat »rtngt allicht jicht voort, stramheid en lim- De doove melaatschheid was ongenees baar; maar van de mildere melaatschheid, de huidziekten, kon men genezen mits goede verzorging en reinhouding. Dan moest de ge- nezene door een priester onderzocht worden, buiten Jerusalem. De priester slachtte een vogeltje boven een aarden vat met water, liet het bloed daarin lekken, maakte een kwispel van cedertakken en hysop met een levend vogeltje daarin, bond ze samen met een rood lint, doopt den kwispel in het wa tervat on besprenkelde den genezene. Dan moest hjj hoofd eu baard en wenkbrauwen afacheren, zjjn kleederen wasschen, zelf ba den; hy ging naar den tempel op, deed twee lammeren, een schaap, meelblotn en olie of feren, en liet met het offerbloed en de olie zyn rechteroor, den duim zjjner rechterhand, en den grooten teen zjjna rechtervoet* zal ven. Arme menschen mochten een lam ou het schaap vervangen door twee tortelduiven of jonge duiven. Dan kreeg de genezene een schrifteljjk bewys van den priester tot getui genis bjj zjjn omgeving, en mocht hy weder voor immer de menschen weg blyven. Zjj huisden in het gebergte, in grotten, oude graven aUeen of bjj groepen. Het ongeluk bracht'hen samen. Joden en Samaritanen gingen anders niet met elkaar om; maar als zjj melaatsch waren, vielen allo hindernissen weg, en leefden zjj b^een. nagoog, en liet hen zeggen: thuis verlamd en Ijjdt hevige pjj- ouderlingen smeekten Hem met aandrang en seiden: „Hjj is die gunst waar dig; want hjj bemint ons volk en heeft zelf onze synagoog gebouwd.” Jesus nu guig met hen mede. Maar toen Hjj reeds niet verre meer van bet huis was, zond de honderdman vrienden tot Hem met de boodschap: „Heer, doe geen moeite, want ik ben niet waardig dat Gjj onder mjjn dak

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 13