van het
„Noord-Hollandsch Dagblad”
1
I
MIJN REIS NAAR DE
MISSIE.
EPISTEL EN EVANGELIE.
Tafereelen uit het
Evangelie.
OFFICIEEL KERKBERICHT
-**1
Ut-
om dan de overige
ze dwaas of wat dan
gou.
:e men-
geoj
meer, daar r(jn doenwijze als
vreemd
Onze leer.
We hebben een godsdienst: een stel
JL.J*» «■■JIHU-LWWWS-MI
FEEST VAN ALLE ÊEILIGEN.
.Epistel uit bet
ik wel
ingelbe-
onder de menschen komen.
De ongeneesbaren moesten
van
dan in het
of hutjes, i
a: want tij
zjj die wee
zyn tij, die hongeren en dorsten naar de
aardight
worden. Zalig
*1
voorkomen, Jat we daar voor ons heele leven
cp een eiland, bjj onbeschaafde menschen
gaan xitten; meestal gaan de passagiers voor
enkele jaren naar de Oost,
jaren onbekommerd een goed leven te kun
nen leiden.
8 Oct. Misschien zjjn er in het verre noor
den, die nu medelijden met ons hebben, nu
het daar wel eens tal stormen. Ze vermoe
den Wellicht niet, wat een fijn weer we ge-,
troffen hebben, ’s Middags varen we langs
de kust van Afrikaner is echter bitter wei
nig te tien, 's Avonds tegen het naar bed
gaan alles in rep en roer: het roer was defect.
Het schip trok er tich echter weinig van aan,
had er weer spoedig een gangetje in en be-
icikte dien dag het record (314 mijlen).
9 Oct. Voor het eerst een beetje regen
voor de afwisseling, anders altijd fijn weer.
11 Oct. Om 8 uur H. Mis voor het volk.
Onder deze H. Mis werden een paar liedjes
gezongen. *s Middags om half vijf Lot in ons
kapelletje. Voortaan zal dat waarschijnlijk
iederen dag zijn.
12 Oct. Onder het Lof was het vandaag in
ons kapelletje schrikbarend heet. Het was
een heel werk, om het Lot met veel devotie
bij te wonen, we krijgen zoo af en toe al eens
een voorsmaak van de warme toekomst.
Overmorgen, 14 Oct., komen ww ’s morgens
6 uur in Port-Said, onze eerste stopplaats;
dan krijgen we voor het eerst gelegenheid,
om bericht te zenden naar het vaderland en
dan duurt het een goede 14 dagen, voor we
weer voet aan wal kunnen zetten.
Misschien, dat ge dus na een maandje wel
weer eens iets van me hoort. Voor dezen keer
hoop ik, dat ge hiermee tevreden zjjt. Blijft
mjj gedenken in Uwe gebeden.
Pater TH. KONING,
Missionaris Flores (Ned. O.-Indië).
schoentjes gestoken. Ik zag er dezer dagen
echter één loopen met sierlijken zwaai, die
z’n voetjes in grijze kousjes had gestoken.
Op het passagiersdek bevindt zich midden
in een kamerke, juist groot genoeg voor de
11 passagiers. Het is voorzien van 3 vaste*
tafels en 11 losse stoelen. Aan beide zjjden
een stuk dek, niet al te groot: daar kon men
in de'eerste dagen meestal in de zon gaan
zitten, nu wordt er al wei eens een plekje
gezocht buiten de zon. Overigens biedt het
neele schip (145 M. lang) nog plaats genoeg,
om er te wandelen, te loopen of om er des
noods een harddraverij te houden. Dezer da
gen zag ik 2 passagiers enkele malen op een
drafje achter elkaar loopen; ik hoorde nader
hand, dat het was, om er de beweging wat
in te houden. Ook op andere wjjze wordt dat
dagelijks bevorderd. Het dek wordt dikwijls
geschrobd; we kunnen er dus veilig loopen.
De menschen zijn heel voorkomend. Eén
van de heeren was zoo vriéndelijk, om ons
den eersten avond een vertrek aan te wjjzen,
waar we de H. Mis zouden kunnen lezen. Hij
bezorgde ons nog enkele kussentjes en hielp,
qm het vertrek zoo goed mogelyk voor z’n
doel in te richten. Hef kapelletje is geheel
en al en zoolang onze reis met deze boot
duurt, te onzer beschikking. Dat is dus heel
mooi, maar toch bevalt dit me het minst van
alles op de boot Het kapelletje is nogal dicht
bjj de machine en bjj het schommelen van de
boot voel je daar neg het stooten van de ma
chine. Ik heb daar maar 2 maal gelezen; sinds
lezen we met tweeën in een van de kajuiten,
maar dat heeft ook zjjn voor en zijn tegen,
't Is wachten totdat de Siroen de kajuit in
orde heeft en dan beginnen ze onder de H.
Mis ook wel eens te schrobben. Daarom- zal
ik toch blij zijn, als we weer vasten grond
onder de voeten hebben.
3. Oct. lazen we dan de eerste H. MIs aan
boord. Ook op zee kwam onze Goddelijke
Zaligmaker bjj ons, kwam Hy in ons en* ver
vulde ons door Zijne tegenwoordigheid met
blijheid. Wanneer Hjj maar bjj ons is, dan
vreezfen wij niets, dan zyn we tot alles in
staat.
Gedurende den morgen werden we geroe
pen, om te verschijnen bij de reddingsbooten
met den reddingsboei. Ieder kreeg zijn plaats
aangewezen en wM^konden weer gaan. Er
zjjn 4 van die bootjes en men zegt, dat ze
1
is wel aardtg^juaar ik
-e »e ooft noodig hebben.
*1 pen gramafoonr
- en toe nog een moppie
:eten zag ik aan den
hoogte we ons be-
Said) en hoeveel de
WIJ, KATHOLIEKEN. l
Een groote grief tejpen ons. Katholie
ken, bestaat er. Ze zeggen, dat we ons
overal van terughouden, dat we
anders zijn dan andere menschen, dat
we er zoo dikwijls een andere mee-
ningi op nahouden.
Daar steekt wat waars in, zooals in
iedere groote bewering. Ze heeft in-
derdaaa eepjgen grote! onder de voeten.
Van den anderen kant zit er heel wat
overdrijving in- Een instinktmat.gie vrees
voor alles wat katholiek is, knupt me
nig andersdenkende over den rug, doet
hem spoken zien, belet hem juist te
oordeefen; van een haat, een afkeer
willen we niet eens spreken Z
schen neemt niemand ernstig.
Een katholiek is niet zoo’n zonderling
wezen als wd eens wordt beweerd. Al
datgene wat steunt op de natuurwet,
heeft een katholiek eigen met ieder
weldenkend menschj die levensregels
worden hem door zijn godsdienst zelfs
nog ingescherpt. Een katholiek kan in
alle kalmte over alle stroomingen en
strevingen meepraten, het voor en tegen
wikken en wegen; zoo ietnanJ, dm be
hoeft hii geen vrees te koesteren, dat
zijn godsdienstige beginselen er ouder
zullen raken, uit den tijd, opgeborgen
in de rommelkamer van mensciielijk ge
dachten- en gevoelsleven.
Van den anderen kant kunnen er zich
wel katholieken voordoen, die hun ei
gen geloof, de beginselen van hun
godsdienst niet helder inzien, dus ook
niet juist oordeelen over de toepassing
van die beginselen in de praktijk; ten
tweede kan bij hen een aangenomen
levensgedrag naar dra slappen tuint toe.
invloed hebben op hun oordeel, zoo-
dat ze niet betrouwbaar, zeker niet
na te volgen zijnten derde kunnen
ze in te grooten ijver overdrijven.
iZcodat net van groot nut kan wezen
cm rustig en kalm eens na te gaan wat
voor menschen katholieken zijn.
De echte, de doove melaatschheid, knaagt
aan het lenuwstelsel en verdooft het in som
mige ledematen; dan komen op de huid
bloedoode plekken en blaren waar vocht uit
loopt; die plekken en blaren verschieten van
kleur, worden wit of zwartachtig, loopen
voort over heel het liehaam, schilferen vel
en vleesch af. Dan ziet de Ijjder er walgeljjk
uit.
Tegenwoordig <s het vooral de knobbel-
melaatschheid die in ’t land zit. Teringachti
ge knobbels komen op de gewrichten, name
lijk op de vingeren, op de poken, de kaak
beenderen, vreten door vleesch en been, en
doen vingerleden, handen, voeten of ooren
soms afvallen. Buiten Jerusalem zitten die
Ijjders naast den weg te bedelen; aan een
armstomp met lompen omwonden, steken zij
een kroesje omhoog, en roepen met heesche
stem om aalmoezen.
Het staat niet vast, of dit slag reeds in Je
sus’ tijd bjj de Joden bestond; wel echter de
doove melaatachheid en verscheidene soor
ten schurft
Als iemand melaatsch was of een huidziek
te had die er op geleek, dan moest een pries
ter hem onderzoeken en over zyn lot beslis
sen. Was het de echte melaatachheid, dan
wqrd de lijder voor onrein verklaard: hjj
mocht in den tempel niet komen, moest uit
dorpen en steden weg, en kon buiten in het
veld, in 't gebegte alleen gaan wonen. Want
zijn onreinheid liep over op allen die hem
aanraakten, zoodat zjj eveneens uit den tem
pel moesten blijven totdat zjj He reiniginga-
gebruiken volbracht hadden.
De dokters wreven de zieke.ledematen in
met olijfolie; als ’t kon deden zjj de kranken
baden in de warme solferbronnen van Am-
mathus bij Tiberias, of in de vallei bjj Gada-
ra, of lager af bjj de Doode Zee.
Velen van die sukkelaars bleven hun ge-
heele leven stram of lam, en lagen heele da
gen op een rustbed, in het lommer, onder
boomen, achter gevels, bjj de stadspoorten,
bjj het meer oDbjj frissche vjjvers. 's Avonds
en morgens werden zij met rustbed en al
verdragen.
Te Kapharnaum ,pu, lag een bezetting sol
daten van Herodes Antipas; de officieren wa
ren Syriörs en Grieken, of Italianen, die
reeds als oversten in de Romeinsche legers
gediend hadden.vZeker honderdman van die
bezetting, had in zyn huis in de bovenstad
een slaaf, dien hy zeer op prijs stelde, maar
die verlamd lag, hevige pijnen leed, en dyn
dood naby was.
Toen hjj nu van Jesus boorde, zond hij
Joodsche ouderlingen tot Hem, aanzienlijke
burgers die rechters waren bij den tribunaal
van Kapharnaum of bestuursleden van de sy
nagoog, en liet hen zeggen: „Heer, mjjn
slaaf -Egt
nen.” De
.Epistel uit het boek der Openbaring van
den H. apostel Joannes; VII, 212.
In die dagen, zie, ik Joannes, zag een an.
deren engel uit het oosten opkomen, hjj had
het teeken van den levenden God, en riep
met luide stem tot de vier engelen die macht
hadden om de aarde en de zee te beschadigen
en zeide: Wilt de aarde en de zee, en de
boomen niet beschadigen, tot di*. ~jj de die
naren, van onzen God op hunne voorhoofden
teekenen. En ik boorde het getal der getee-
kenden. Honderd vierenveertig duizend wa
ren er geteekend uit alle stammen der kin
deren van Israël; uit den stam Juda twaalf
duizend geteekend, uit den stam Ruben
twaalf duizend geteekend, uit den stam Asar
twaald duizend geteekend, uit den stam
Nephtali twaalf duizend geteekend, uit den
stam Manasse twaalf duizend geteekend, uit
den stam Simeon twaalf duizend geteekend,
uit den stam Levl twaalf duizend geteekend,
uit den stam Issacbar, twaalf duizend getee
kend, uit den suun Zabulou twaalf duizend
jéteekend, uit den stain Joseph twaalf dui
zend geteekend, uit den stam Joseph twaalf
duizend geteekend, uit den stam Benjamin
twaalf duizend geteekend. Daarna zag ik
eene groote schaar, welke niemand tellen
kon, uit alle geslachten, on stammen, en vol
ken en talent zjj stonden voor den troon, en
voor het aanschijn van hst lam, gekleed
met witte lange kleederen, en met palmtak
ken In hunne handen, en zjj riepen met luide
stem, en zeiden; Heil zjj onzen God, die op
den troon zit, en het lam. En alle Engelen
stonden rondom den troon, en om de ouder
lingen en de vier dieren. En zjj vielen voor
den troon op hunne aangezichten, en aanba
den God, en zeiden: Amen. Zegen en luister,
en wijsheid en dank, oer, en kracht en sterkte
zjj onzen God in eeuwigheid der eeuwighe-
ien Amen.
Evangelie volgens den II. Mattheus
V, 1—12.
In dien tijde, Jesus da menigte ziende klom
op‘eenen berg en toen Hjj nederzat, kwamen
Zijne leerlingen tot Hem. En Hjj opende Zjj-
nen mond, leerde ben, en zeide: Zalig zjjn de
arme van geest, want hun is bet ijjk der he
melen. Zalig zjjn de sachtmoedi
zullend e aarde bezitten. Zalig zi_
nen, want zjj zullen vertroost worden. Zalig
tviin /91a hrtnopAWkn ar ^Arwinn nea» z!a
rechtvaardigheid want zjj zullen verzadigd
worden. Zalig zjjn de barmhartigen; want zjj
zullen barmhartigheid verwerven: Zalig zjjn
de zuiveren van harte; want zjj zullen God
zien. Zalig zjjn de vreedzamen; want zjj zul-
- len Gods kinderen genoemd worden. Zalig
zjjn zjj, die ver volgelingen lijden om de recht
vaardigheid; want hun is bet rjjk der heme
len. Zalig zjjt gij, als men u zal schelden en
vervolgen, en u belagende, alle kwaad tegen
u zal spreken, om mjj. Verheugt en verbljjdt
u; want uw loon is groot in den hemel.
Middellandsche Zee, Stoomschip Roepat,
9 October 1925.
Geachte Vrienden en Weldoeners,
Een week ben ik op zee. Ik denk weer te
rug aan dien laatsten tjjd in het vaderland.
Aangename herinneringen, want bjj het on
aangename werk, dat mjj te doen stond, al
vorens ik kon heengaan naar mjjn dierbare
missie, ondervond ik, dat allen veel over had
den voor de missie en dat ik er van op aan
kon, dat ze door hun gebed en offertjes Gods
Zegen zouden afbidden over mjjn arbeid. In
die dagen kon ik nog maar aan weinigen
zeggen, hoe goed mij dat deed voor mjjn
heengaan en hoe dankbaar ik hen ben; moge
ik aiUen hiermee nog een klein bêwjjs van I
dankbaarheid geven. Ik hoop U niet alleen
door mjjn gebed, maar ook hiermee een klein I
genoegen te doen. mei een uuea uiu nci iiuviu, niet gestreepte
Donderdag 1 Oct. droeg ik de laatste H. jas on blauwe broek, de bloote voeten in lage
Mis op in mjjn geboorteplaats en naar ik
meende de laatfte in het vaderland. Öien
dag vierden we in het bisdom Haarlem het
feest van den H. Bavo en in het Evangelie
van dien dag lazen we: al wie zjjn vader of
moeder of broers of zusters in mjjnen naam
verlaat, zal het honderdvoud ontvangen en
het eeuwige leven bezitten. In Zjjnen Naam
heb ik het offer gebracht, anders was ik er
nooit toe in staat geweest; nu echter kon ik
het, geholpen door Gods genade, blij bren-
Het zwaarste leek me nog, dat ik van
anderen een offer moest eischen, maar ook
dat ging, omdat ik wist, dat het hun tot grea
ter eeuwig geluk zou strekken en zjj door
hun offer vele zieltjes gelukkig zouden ma
ken.
Onderweg bad ik het brevier: het was de
volgende dag het feest van onzen H. Engel
bewaarder. Wat al weer een troost gaf de
goede God mjj op dien dag: ja, ik zal nimmer
alleen zyn, wanneer ik me ook nog zoo al
leen en eenzaam gevoel. God heeft Zjjne En
gelen aangaande U wel bevolen, dat ze U be
waken op al Uwe wgen: en dan m
op een bjjzonderen steun vkn m’n
waarder rekenen.
In Amsterdam trof ik aanstonds een goe
den vriend, die me hielp m’n koffertje dra
gen en wjj op zoek naar de andere reisge-
nooten. Ze waren nog niet op de afgesproken
plaats. Spoedig kwam er een opdagen en hjj
deelde me mede,(dat de boot eerst den vol
genden dag om 12 uur zou vertrekken in
plaats van straks om 5 uur. W» brachten
onze bagage naar de boot, bezagen de „Roe
pat” en gingen dan op zoek naar een nacht
verblijf, wat niet zonder moeilijkheden ge
schiedde. We kwamen klaar en vonden vrien-
deljjke opname in het St. Aloysiusgesticht.
2 Oct. ’s Morgens naar Je boot. Daar aan
gekomen hoorden we, dat de boot eerst om
5 uur zou vertrekken. Dat heb je nu met een
vrachtboot; wie weet, hoe dikwyls ze nog
gaan uitstellen. Maar neen, dat kwam best
af. We gingen ’s middags de stad in, kwamen
tegen vyven terug en de boot maakte aan
stalten, om te vertrekken. De stoomfluit liet
zich hooren. Na het 2de teaken met de fluit
hadden de bezoekers zich te verwijderen, de
Ico^nlank werd weggenomen en met het der
de teeken van de fluit zette de „Roepat” zich
langzaam in‘beweging, eerst door een klei
nere boot voortgetrokken. Toen de mensebey
niet meer te onderscheiden waren gingen we
naar boven, maakten kennis met de andere
passagiers; behalve 7 missionarissen (4 Pa
ters en 3 broeders) waren er nog 4. Daarna
werd de boot beter opgenomen. Die viel ons
erg mee. Het was een vrachtboot en ik had
me daarom voorgesteld, dat alles er wel een
graadje minder zou zjjn, dan op een passa-
giersboot en toen ik nu alles eens ging ver
gelijken met hetgeen ik een maand of 3 ge
leden op een passagiersboot had waargeno
men, kwam ik tot de conclusie, dat ik er nu
nog beter aan toe was. De hut voor ons twee
tjes was ruim, voorzien van een groot raam;
ze was hoog gelegen: je hoefde dus niet bang
te zjjn, dat je 's nachts eens werd opgefrischt
door een stortbad: je behoefde het raam niet
te sluiten, vóór je de hut uitfcing (tenminste
als het weer iets onstuimig was) om te voor
komen, dat de kajuit onder water stond, als
je terug kwam en je kon bjj niet al te wel
zjjn in je kooitje gaan liggen en verwach
ten, dat je er op zou frisschen.
In de eetzaal worden we geholpen door
den kapitein en 4 officieren. De bediening is
goed; ze geschiedt door 6 Javanen en die
hebben er slag van. Ze laten ons niet ver
hongeren hier en dat is goed ook. Voor het
kopje chocolade of iets dergelijks, dat ’s mor
gens en het kopje thee, dat ’s middags en ’s-
avonds verstrekt wordt, loopt de Javaan net
zoo lang het dek op en neer tot hjj alle passa
giers heefKgevonden.
Op een passagiersschip moet je maar zor
gen, dat je op tjjd present bent, want daar
gaat het natuurlijk niet aan, ze allen op te
zoeken. De Javanen loopen tot heden rond
met een doek om het hoofd, met gestreepte
aangewezen en wetJconden weer gaan.
alle voorzien zyn van proviand veer 20 man
«ops 20 dagen. D0
hoop toch met, dat'w,
Eén vag de hqeren heeft
we hooren dns ook af en toe
muziek. Bjj het middagef
wand vermeld,'op welke 1
vinden (in dit geval Port-Saii
klok den volgenden dag voor- of achteruit
wordt gezet Deze aankondiging wordt iede
ren dag om 12 uur vernieuwd. Ook hing er
aan den wand een kaart; een vlaggetje duid
de aan, waar we op het oogenblik waren,
lederen dag om 12 unr komt er een vlagge
tje bjj.
4 Oct. ’s Avonds was het heldere lichte
maan geweest, ’s Nachts kwam er echter een
dikke mist opzetten en zoo werden we nogal
eens opgeschrikt door de akelige stoomfluit.
Gedurende den dag genoten we er ook
nogal eens van. Er was verzocht, om aan de
menschen-te zeggen, dat er'om 8 uur een H.
Mis zou gelezen worden; er verscheen ech
ter geen volk.
5 October, ’s Avonds voeren we voorbjj
kaap Finistére. Het was lichte maan; de maan
was echter ondertusschen achterover ge
zakt; hoe zuideljjker we komen, des te meer
zakt ze.
7. October. Van middag streken We de
Straat van Gibraltar in: vanaf de boot werd
met vlaggen te kennen gegeven, dat de
„Roepat” voorbjj ging. Het Engelsche fort
ligt er zoo rustte en zoo zekér, net een reus
achtige leeuwenkop naar‘voren: wie doet je
wat? Aan deze zjjde ligt een groot schuin
vlak; het dient, om het regenwater op te
vangen; anders schijnen ze daar niet aan wa
ter te kunnen komen. Ik sprak met een
bootsman: hjj vroeg, waar ik heenging en
voor hoelang. Het moest hem wel
GEMEENE TAAL SPREKEN.
Da is zeer onbeschaafd.
Want hoogstaande menschen doen dat
nooit.
Die hebben gelukkig een verheven
gedachte omtrent datgene wat God zelf
heeft ingesteld.
Alleen menschen, die op zedelijk ge
bied zóó zijn weggezonken, dat'ze het
fijne en verhevene van n kuisch leven
niet meer aanvoelen, komen er toe, te
vuilbekken over eigen schanddaden.
Hun ipirt is geregeld vol zondige be
geerten, gelijk hun verstand vol zondige
gedachten. Schaamtegevoel hebben ze
weinig of geen, en zoo Kgt het voor de
hand, dat ze, over hetgeen ze denken
en verlangen ook spreken.
'k Mag veronderstellen, dat ge niet
tot dat soort behoort, en dus uit je
zelf niet beginnen zult, dergelijke wal
gelijke taal te spreken.
Doch hoe vindt ge, dat zoovelen het
spreken van dergelijke taal niet durven
afkeuren?
Die vinden het wel walgelijk, doch
openlijk toonen dat ze er niet van ge
diend zijn, dat durven ze nieL
Dat zijn toch laffe kerels, vind je
niet?
*- Zorg, dat ge fier en frank afkeurt, wat
af te keuren valt.
Dan eerst zijt ge ’n flinke kerell
„Katholieke Militair.*
komt. Daarom heb ik ook mjj zelve niet
waardig gerekend om tot U te komen; maar
spreek slechts één woord en mjjn dienst
knecht zal genezen. Want ook ik ben een
man onder gezag gesteld, maal ik heb zelf
soldaten onder mjj. En tot den eenen zeg ik:
„Ga”, en hjj gaat; en tot den anderen:
„Kom”, en hjj komt; en tot mjjn knecht:
„Doe dit”, en hjj doet het!”
Toen Jesus hóórde, hoe die 'nuchtere
vreemdeling Zjjn macht over ziekten en na
tuurkrachten gewoonweg opvatte als die fan
een mecstetover zjjn onderdanen, die op eëb
afstand zelfs kan gehoorzaamd worden, stond
Hjj verwonderd, en Hjj wendde zich om cn
zeide tot d» schare die Hem volgde: „Voor
waar, Ik zeg u: Zoo groot een geloof heb Ik
in Israël niet gevonden. Doch Ik zeg u dat
velen zullen komen van bet Oosten en Wes
ten, en met Abraham, Isaak en Jakob aan
zitten in het rjjk der hemelen; doch de kin
deren van het rjjk zullen worden uitgewor.
pena buiten in de duisternis; daar zal'ge
ween zjjn en geknars der tanden. „En aan
de vrienden van den honderdman gaf Hjj de
Imodschap: „Zooals gjj geloofd hebt, zoo ge
schiede
En de gezondenen keerden huiswaarts en
vonden den zieken knecht gezond.
De melaatschheid echter was wel de meest
geduchte ziekte uit het land, en vooral de
walgelijkste.
De Joden gaven dien naam ook aan som
mige huidziekten, aan schurft, aan uitslag,
aan zweren met ziltige vochten.
van waarheden, van vaststaande begin
selen, die ons doen en laten regelen.
Daaruit volgt vanzelf een levensprak
tijk, een handelen, een leven volgens die
bepaalde regelen. Nu kan meti die be
ginselen natuurlijk bestrijden, men kan
als niet-katho'.iek ze dwaas ot wat dan
ook vinden, de daad van een katholiek,
die ziin beginselen trouw blijft, ver
dient toch zeker geen afkeuring.
Een voorbeeld.
Wii katholieken gekx>ven aan het be
staan van een God, era oneindig; al
machtig, alwijs p rsoon ijk Opperwezen.
Daaruit volgt nooJza ;e ijk de erkenning
van de oppermajesteit Gods, van Gods
hooge gezag over ons, van zijn volle
dige heerschappij over ons doen en la
ten. Even juist onze plicht om de wet
ten van dien God na te leven.
De rechten van dien God op om. en
de plichten van ons jeg.nis dien God,
gaan voor alle menschefijke wetten en
voorschriften. Komen die in strijd met
Gods eer, of beletten die ons in den
plicht God te dienen, dan kunnen ze
geen recht latefl gelden, wijl ze tegen
een hoogere, hoogste macht ingaan,
wijl ze ons onvervreemdbaar recht en
onzen onafwijsbaren plicht aantasten,
n-l. dien God te dienen-
Al zou daar het leven mee gemoeid
ziin, in vete gevallen kan het woord
tot wet worden voor ons: Gij moet
God meer gehoorzamen dan de men
schen.
Eenzelfde recht en eenzeifden plicht
bezit ieder kind ten optichte van zijn
ouders, als die dingen van hem zou
den eischen, die tegen Gods wetten in
gaan. i
Gelijk de macht van een vader of
moeder niet onbeperkt is, zoo ook niet
die van den staat. Want alen ontleenen
ze hun macht aan het gezag van God,
dat ze vertegenwoordigen.
„De Bazuin.” i P. QUIRINUS-
H(J GING WELDOENDE VOORBIJ.
IH.
Maar 'Jesuz wilde geen vertoon ten over-
staan van de heidenen. Hjj nam dan den doo
ve afzonderlijk, stak zyn vingers in zjjn
ooren, spuwde op zjjn vingeren en raakte
daarmee zyn tong aan. En opziende naar den
hemel verzuchtte Hjj, en Hjj spreekt tot hem:
„Ga open!" En terstond werden zyn ooren
geopend <n de band zjjner tong werd ge
slaakt, en hjj sprak goed.
En Jesus gjbood hun hét aan niemand (e
zeggen; des te meer, daar zjjn doenwjjze als
tooverjj kon opgevat worden. Want toovj-
naars en bjjgeloovige menschen meenden
wonderen te genezen met er speeksel op te
wrjjven onder het mompelen van geheimzin
nige woorden of teksten uit den Bybel.
i Maar het volk was een en al verbazing,
vooral de heidenen, en zjj zeiden: „Hjj heeft
alles wel gedaan, en de dooven doet Hjj
hooren en de stommen spreken!
Lammen en kreupelen trof Hjj in elk dorp,
iu elke stad aan. Die waren er veel. Geringe'
menschen vooral slapen 's nachts allicht bui
ten op den blooten grond, enkel met hunnen
mantel om; als zjj dan ópstaan zyn hun le
dematen stijf van den UUen grond en hun
kleederen doorweekt van den dauw. Dat
»rtngt allicht jicht voort, stramheid en lim-
De doove melaatschheid was ongenees
baar; maar van de mildere melaatschheid, de
huidziekten, kon men genezen mits goede
verzorging en reinhouding. Dan moest de ge-
nezene door een priester onderzocht worden,
buiten Jerusalem. De priester slachtte een
vogeltje boven een aarden vat met water,
liet het bloed daarin lekken, maakte een
kwispel van cedertakken en hysop met een
levend vogeltje daarin, bond ze samen met
een rood lint, doopt den kwispel in het wa
tervat on besprenkelde den genezene. Dan
moest hjj hoofd eu baard en wenkbrauwen
afacheren, zjjn kleederen wasschen, zelf ba
den; hy ging naar den tempel op, deed twee
lammeren, een schaap, meelblotn en olie of
feren, en liet met het offerbloed en de olie
zyn rechteroor, den duim zjjner rechterhand,
en den grooten teen zjjna rechtervoet* zal
ven. Arme menschen mochten een lam ou
het schaap vervangen door twee tortelduiven
of jonge duiven. Dan kreeg de genezene een
schrifteljjk bewys van den priester tot getui
genis bjj zjjn omgeving, en mocht hy weder
voor immer
de menschen weg blyven. Zjj huisden
in het gebergte, in grotten, oude graven
aUeen of bjj groepen. Het ongeluk
bracht'hen samen. Joden en Samaritanen
gingen anders niet met elkaar om; maar als
zjj melaatsch waren, vielen allo hindernissen
weg, en leefden zjj b^een.
nagoog, en liet hen zeggen:
thuis verlamd en Ijjdt hevige pjj-
ouderlingen smeekten Hem met
aandrang en seiden: „Hjj is die gunst waar
dig; want hjj bemint ons volk en heeft zelf
onze synagoog gebouwd.”
Jesus nu guig met hen mede. Maar toen
Hjj reeds niet verre meer van bet huis was,
zond de honderdman vrienden tot Hem met
de boodschap: „Heer, doe geen moeite, want
ik ben niet waardig dat Gjj onder mjjn dak