HM T 01 Schels uit' tiet Leven. (iooooooooooöïïoöoêö* m«tvii^dli’D^hsnfbnr d*ti;d °P dJ' g<d<eitt d« ffor’ ender «n vrn de gch'jk- in de straat, Hrpt met de zweep ea rijdt ■V _J^-i - - <1* nocken van de nissen, tocht, stortte Lancelot Braczenbury voor te worden j of altijd heen en weer te trek zaak, dan als verantwoording van het wouden en nieuwe „Per Bacco 1 er scheelt dit arn, dat „Daar weet ik niet van,” snauwt juf- ste half uur aan allerlei tccsaaidig ge ka de plaats, jagen elkander over de trappen, ge rige vrouw, de vrouw van een straat-pak- en brengen een plotselinge verlegenheid derde in een magere, zuur uitziende kermisgeld uitgeeft, koos zij een broche bezat hem, zij vervolgde hem, zij had hem tusschen haar in treedt. Een meisje met groote, ernstige, bruine weer te hard van stapel en je zegt us mis de mensch doen wat te wil." over ter het oor gestoken. We zaten getweeën achter 'n potje Een van deze huizen in geen enkel opzicht het meest schilderachtig*, al is Deze Herberg del Capello anders was tens „Wat hebt ge gedaan V' „Het is niet cm wat ik deed, maar cm ren. dat de Glyptotheek met klokslag van twaalven stoot 90000000<H><H><HHHH>0^ ELCK WAT WILS zwengel in bezit nemen en houden, totdat een slanke hals haar kannen en emmers voor huishoude lijk gebruik overloopen. en bestikt, dat zij en haar nichtjes ge- beschreven had de eenzame ruïne, de ten.*' L. L_"t op Kerstavond kalme zee, de bloeiende myrthen. üdeon s Hete snuwenjen van te diep voor genezing. Toch deed hij wat te waarschuwen. Én daar vond hij Lance- het mod^n grtruik, dat men er van ..Eens 1" herhaald* zij dreomead. Hij boog zich dichter over haar. Zijn X, zou een geschenk verwachten on- adem gleed warm over haar wangen, de takken van het jonge dennebcomp- soedan hout, aardige kleine voorwerpen Hij streefde er naar 1 j m brons, porcelein en Beiersch glaswerk 1 ontvlood hem. Maar hij worstelde voor Kitchen, een medaljon voor Brenda, in haar macht. Hij mocht gaan waar hij geten. Zij hadden den zachtmoedigen verbladen een beurs voor Frau Kreuzmann, een wilde, hij kop haar niet ontloopen. Hij reus vergeten en de vechtende strijders een overblijfsel van roestig geworden, ge- briUanhuis voor den predikant, een boe- was een deel van zijn eigen ik geworden, met hun uitdrukkingsloos* gelaatstrek- dreven ijzeren traliewerk aan het oog der zrhir voor Christine..Zij zou graag Niet aan haar te denken, niet van haar te ken en de archaïsche Pallas op haar voet- buitenwereld onttrokken gebroken maar alias mt den bazar gekocht hebben I Wat droomen, niet te verlangen naar den klank stuk. Wat konden huti nu Grieken of niettemin nog schoon. eerderen." „Wij zouden bijtijds aan het station „Gos, gos, die arme Roomschen F* „Zoo’n meisje als La Giulietta bijvoor- geweest zijn, om den eersten trein te pak- Hij had beslist „meelije" met de lui. Nou ken, indien La Giulietta om half zeven moste ze weer mis hoore.... omdat de „Van de liefdadigheid opgebracht, mag in plaats van kwart voor zeven aan de put Kerk ’t zoo wou Wat 'n bedillerig toch, „Heilige Nikolaas, ik ben meuwsgié- «laenvijana. L>* spizen, waar de cude gen zonder waarde. vlcers staarde beten vrn het Fcirrir-ch wev putotzie zoo u over maakte, wet- „Kijk eers n.-ar Tcnio Moretti, die strphiteater m de Piriza Eri. Eij zegt „Ge zijt teat van irorgen, lieveling, haar naar de Glyptotheek te gaan, vroeg tijd later dat zij voor zijn broeder be- zaal zaten te teekenen, borgen hun pot- is, is zij nog niet gering. Deze hooge, ~J* “rat haar naar den bazar am stemd was. Cuthbert was de meest terug- looden, teekenborden en ezels op. De vervelende, donkere huizen waren eer- itz te vergezellen, om „eenige getrokkene van alle menschen, en hij, reus telde zijn groschen, keek op de klok tijds de stadswoningen van edelen, wier Lancelot, was zooveel jaar jonger dan en was benieuwd, wat er van de dame leenroerige sterkten mijlen m het rond vleermuizen en uilen te vieren I Neen din.” zaak, dan als verantwoording van het Toch zijn zulke tooneel-wisselingen hij wilde liever tn München blijven en „Het moet een schoone plaats zijn verleden. van tijd tot tijd onvermijdelijk. Gebeur den Kerstboom van Frau Kreuzmann zeide het jonge meisje verlangend. „En ik heb mij nooit verraden IF’ zei- tenissen moeten verhaald worden zooals hulpen versieren „Er is geen schconer plek in Grieken- de hij, haar handen in de zijne nemend, zij plaats grepen, en op de plaats gezet Die Karatboom was e«n belangrijke aan- land of op d« geheele wereld," zeide „Mijn engel! mijn lieveling! in al worden, waar zij voorvielen en indien het «•tegenheid. Hij hield de gedachten en hij haar ernstig aanziende. „Zoudt gij het die lange jaren verried ik mij nooit gij soms zou schijnen, dat gebeurtenissen vingeren der familie Kreuzmann menige graag willen zien Ik zal u sens daar bren- hebt het nooit geweten F* en personen niet bij de zaak behooren, of maand vooruit bezig. Er was een zekere ade in een van de tallooze kasten van Frau Kreuzmann boordevol met aardige ge- hun beteekenis en inhoud te letten. Zij j«, dat de held van den avond zou zijn, neer F* Dan, behalve deze veel en velerlei bevat tende iade, hadden zij allen voor elkander f 1“ - zij hem Odeon's JB inkoopen te doen.” Lancelot, was zooveel jaar jonger dan en was L Natuurlijk hield zij van mkoopen doen. Cuthbert, dat het nauwelijks te onder- in het zwart geworden was en van den de zijtakken der blauwe heuvelen kroon- Wdke vrouw doet dat niet Misschien stellen was, dat de oudste broeder den heer, die hem altijd een florijn gaf. Einde- den. Zij bouwden hun straten zoo nauw gauoot zij er zelfs meer van dan de mees- knaap toen der tijd in zijn vertrouwen lijk, toen de beide wijzers op een haar terwille van de koelte en schaduw, en zij te vrouwen want het was een genoegen, zou hebben genomen. Toen het hem ein- breedte elkander genaderd waren, nam hij pakten hun huizen zoo dicht opeen, misschien wel de werkplaats van Easilio, den schrijnwerker, met zijn vreende, ou de zoldering ofwel de lange kamer daar rijtuig en zijn eigen span en hij is nog „Het zal een aardig paartje zijn," „Zij gaven op zijn best rn tv cord.... Een bijenkorf, ja waarlijk! Het oude klinkt de beverde stem van een zacht cud scheelt er wat aan?” dak besenut een veertig, vijftig menschen; vrouwtje, met beenige blcote handen en fatsoenlijke, hand-werkende ambacht*- naakte voeten in keurige teuten klem- ik ze allen beleedigd heb. Zij hebben hier ghmkcht Zoo kwamen zij onder vleten, dwingen en ijke droefheid hem overviel toen nog zij zijn vergeten dat scheen haar kou- het aantal vensters, aan dezelfde bewoners tegenstand aan de deuren der Glypto- meer dan ooit begroef hij zijn geheim in de glimlach te verkondigen. Het leven is behoorend, die op de galerij uitkomen, theck, die in die dagen door een zacht- de diepten van zijn hart. Want hij wilde een bloem, die verwelkt. Aan de middelste pilaar van de laagste moedigen reus in blauwe en zilveren 11- niet, hij kon niet gelooven, dat zijn broe- galerij, juist tegenover de grootste stal- HOOFDSTUK XXXVII. ±fe hXj^h heiligen-cast je, waarin een nan uitgewiscn- De schrijver, die m een eenvoudig ver- te schilderij van de Maagd met het Kind haal de feiten zoekt in te vlechten, waar- terwijl over de ingangspoort, aan de bin- Toen, terwijl de jaren voorbijgingen, door de lotgevallen van vele personen be- nenzijde en het front naar de binnen groepen. i „Het is veertig jaar geleden sedert de hebben, die hun levensloop gescheiden r de grond omgegraven en deze beelden hield. Zijn liefde was sterker geweest dan wat een springende verhaaltrant genoemd naam Casa de Cappellettien de Cappel- “7^7-" ‘J*J- - reus, „En nu zijn tamarinden en myrthen „Ik zal hem voor u naar boven dragen.” We zaten getweeen achter 'n potje r„ uw paard zijn eigen gang laten bier 'n meneer die „nerreges andee en eendere. „En dat is met nieuw,” valt een je hem weer met ztjn,<»b«chaamdheid I Hij weet, dat hij nu aan het were g«m geeQ btUng ’e 'gewoöhh >of ze uit Venetië kwam.' .,Oom StHgno IL. aan het station te zijn om den eersten zonzijde van de plaats en glimlachend Chioggia, jaren en jaren geleden ik tend stootte ie kortaf een pluimpie lucht hZZr m treedt. durf wél „eggeu, uai wt kwam, uii a*u neusgaten. „Heel jc vxijlrciu „Een gelukkige dag, moeder Theresa 1 Het spijt mij dat ik gedwongen ben haar smierd en gesmoord onder alle mogeEjke minuut en dan mijn paarden doodaf rijden hoest van van morgen wat beter is Ah, ik heb haar aan den ouden Beppo gegeven snapt niét, dat de sukkete er altijd zoo <»1c «Ir Viwt evw^wW I” «tiffertfsw -tJ.— vv t_—.__t_ .'L a__ t_ ww__ t_ 1 de wederwoord van juffrouw Giannetta. fuchsia op uw balkon 1 het doet iemand tijd «uet staan verpraten, geef mij asje- Hij was liberal, overtuigd liberaal. *n „Che, che, che, Paolo! wat geeft het goed er naar te zien. Zijn Lisa en Lotta blieft de kan.” -- vrouwen te antwoorden bromt een ste- nog naar de markt gegaan Lieve Come- vig gebouwde kerel met een groen vilten lia, ik kwam bij u aan de deur, toen gij haar heusch tot op het derde portaal leerden toch ook dat God den mensch vrij hoed, die bezie is ziin eisen aker te vullen, uit waart het arme klemtie .rk„,A. itu_. - „Het zijn eksters, zij moeten klappen." zoo bitter Maar ik kon niet binnenkomen Verb«eld «cas hoe vervelend het zou zijn hun nesten tn Kerstmis op Old Ccurt tusschen de en geiten grazen in het heiligdom der go- baar uitminder als pleidooi voor zijn ken. inoesn I 99 U-—t- - 1- -r trein van Milaan te halen.” tusschen haar in treedt. durf wel zeggen, dat zij uit Venetië kwam, uit z’n neusgaten. „Heel je vrijheid ge- „Ik zou met het schoonmaken van „Een gelukkige dag, moeder Theresa l Het spijt mij dat ik gedwongen ben haar smierd en gesmoord onder alle mogehjke mijn rijtuig niet wachten tot de laatste en u ook Lucia I Ik hoop dat moeders te gebruiken, maar de andere is lek, en wetjes en voorschriffies. Werachtig, hij minuut en dan mijn paarden doodaf rijden hoest van van morgen wat beter is Ah, ik heb haar aan den ouden Beppo gegeven snapt niét, dat de sukkels er altijd zoo als ik het doen moest F' luidde hef beleef- juffrouw Giannetta, wat hebt ge een mooie om te soldeeren. Maar heusch, ik kan mijn vroolijk onder bleven. Mos je hém hebbe l de wederwoord van juffrouw Giannetta. fuchsia op uw balkon l het doet iemand tijd «uet staan verpraten, geef mij asje- Hij was liberAAl, overtuigd liberaal. *n „Che, che, che, Paolo 1 wat geeft bet goed er naar te zien. Zijn Lisa en Lotta blieft de kan.” Mensch mos kenne doen wat ie woül vrouwen te antwoorden bromt een ste- nog naar de markt gegaan Lieve Come- „Zij is te zwaar voor u, liefje Ik moet Daarvoor was ie toch vrij De Roomschen vig gebouwde kerel met een groen vilten lia, ik kwam bij u aan de deur, toen gij haar heusch tot op het derde portaal leerden toch ook dat God den mensch vrij hoed, die bezig is zijn eigen aker te vullen, uit waart het arme kleintje schreide dragen.” geschapen had Nou dan, ea vrij b«tce- „Het zijn eksters, zij moeten klappen.” zoo bitter Maar ik kon niet binnenkomen Dit aanhouden, dit „liefje" zijn te veeL kent toch, dat jc mag doen wat j« wil *t J „Ja, en zij zouden met dat al toch haar om het t« troosten. Een ander maal, als ge Haar oogen vlammen van plotsclingen Sloot as *n bus hij zou wel es wille wete, tijd verbabbelen. of we ze laten wachten de sleutel aan mij wilt geven, zal ik op de toorn en zij werpt hem één blik toe wat je d'r op zegge kou 1 of niet,” voegt Paolo er schouderopha- kleine passen. Ge weet het, ik ga nooit juist één enkelen. „Méelijnd liberaaltje," klopt* ik 'm op 1 ^Us ik hulp noodig heb,” zegt zij hoog- z'n schouder, „*t kan best dat u een goeie morgen een hartig, „zal ik er om vragen. En gij zoudt man bent en ik geloof *t ook wel ook niet de persoon zijn, die ik vragen zou maar redeneeren dat kun je niet I Mig „Zoo, zoo I Ge behoeft iemand op die ik es even Nou dan God schiep den n c bereid in ditzelfde keu ceder gcncccte blijft treuzekn cm een dat hij arm is de turen z<|gcn, cat tij zegt d« cude Anita, de k^stanjevsrkoop- La G,ul,eMa ®P v*tk<n!” gierig is. In allen geval leven ccm en ster, ais Guilietta nu, op weg nagr de U 0^1?* ',CUT tOf and<,e- BKkt’e l'zctg en Ia Giulietta, markt, door de poort komt tnppeteu. r Mïr‘d' CK ltok'’ kk«‘n '«stelt, n.-zckt, raar De oude Anita heeft daar gedurende ce mikt gaat en vast veer de kerk ter- de laatste deitig jaren tn de beschermende «.sis; >8 F j zi.n, „Zij gaven op zijn best rntneord.... vcor haar, voor tcover hun rriddeien het toelattn. Ais cus het meisje blijft staar cm een cent cp het blaadje te laten vallen, lui met hun vrouwen en gezinnen pen gestoken u <n Inkt lij en neemt h*t kleine schoenmakers, zijwevers, daglooners, „Daar weet ik niet van snauwt wri hV'” *U*D ‘?l* Ptrmngske am ah een cccdgcwcne zaak. drukkers, en dergelijken. De vreuwen „Er zijn.er twee r.ccdig cm een paar te mijn geduld er tij.” brengen de helft van haar leven dcor op naken, zcoate elke rijmelaar je vertellen haar balkons babbelend, haar kleine km- zal. Tonio is goed genoeg, te kort en te deren verzorgend, de kousen van haar dik vmd ik, toch goed genoeg vcor een wat ik zei.” mannen stoppend, en de groenten scheen- tongen uit onze dagen. Maar de Heilige makend voor de middagsoep. Wat de kin- Maagd alleen weet, wat hij, of iemand deren aangaat, zij verdringen elkander op anders ziet in La Giulietta 1” de plaats, jagen elkander over de trappen, En nu beginnen zij genoemde Giuliei- - ------ spelen verstoppertje tusschen de huurrij- ta van stukje tot beetje te ontleden, totdat baar niet. Menschen zijn ncoit cp de waar- nastaart, die snel haar weg tusschen de ’2 rJ*u' de paarden in de sullen, vallen de kelder- zij is te mager, haar neus is te kort, zij Die Karstboom was e«n belangrijke aan- land of op d« geheele wereld," zeide „Mijn engel! mijn lieveling! in al worden, waar zij voorvielen en indien het «•tegenheid. Hij hield de gedachten en hij haar ernstig aanziande. „Zoudt gij het die lange jaren verried ik mij nooit gij soms zou schijnen, dat gebeurtenissen vingeren der familie Kreuzmann menige graag willen zien Ik zal u eeus daar bren- hebt het nooit geweten 1” t_ Z -1-2- maand vooruit bezig. Er was een zekere gen eens.” Zij keek naar beneden, luisterde en onverantwoordelijk stoornis brengen op Zij beerde de woerden, maar zonder op beefde een weinig en zag heel bleek. een reeds gebruikt tooneel, dan moet i«i en vwj knurl Uft»« „Neen,” zeide zij zacht. ^Gij vernedt herinnerd worden, dat het teven van zul- breide en geknoopte zaken, gevlochten stelde zich het tooneel voor, zooals hij het u nooit, maar ik heb het toch altijd gewe- ke stoornissen vol maakt hadden Want moest er een familiefeest zijn op de pas tori* en iedere gast, oud en jong, klein en Zij verlieten het gebouw hand aan hand met een vriendelijk. Gothisch, beschoten hij zich op Old Court afzonderde. Ver- evenals kinderen, en de godin scheen hun venster en een bundel hooi uithangend wonderde het haar, dat hij zoo ver van met haar steenen glimlach na te zien boven de donkere poort. Van binnen uit „Ik zou dezelfde vraag aan u kunnen vader, broeder en ouderlijk huis leefde? denzelfden glimlach, waarmee zij in ver- gezien, op een helderen morgen, wan- doea,” antwoordde zij„en ik denk. Schreef zij het toe aan zijn liefde tot de vlogen tijden zoo dikwijls op verloofden neer twee zijden van den vierhoek in den dat ik hetzelfde antwoord zou krijgen kunst Achzij giste nooit, dat het was had neergezien, die in de voorportalen zonneglans baden en de babbelaarsters niets.” omdat hij haar liefhad. Hij bewaarde zijn van haar drempel dwaalden. Hoe menige op haar balkons staan, de koetsiers hun „Neen, ik zal u niet op zulk een arm- geheim goed in die dagen. steelsche ontmoeting had zij niet aan- wagens in de straat schoonmaken en ha astige manier behandelen.” Dat hij het zoo goed bewaarde dat schouwd, als de deuren van het heilig- nen en kippen heen en weer stappen, om „Wilt ge zeggen, dat ge mij een Kerst- hij zijn broeder in het aangezicht kon dom gesloten en de priesters vertrokken hun voeder op te scharrelen, en alles druk- zien, en hem over de toekomst hooren waren, als de avondster was opgegaan te is en leven en beweging en vroolijk ge spreken, zonder zich-zelven ooit door Wat geloften van trouw had zij niet be- babbel en bedrijvigheid, dan is die straat als een echte dochter van Eva, blik of woord te verraden dat was zijn luüterd, wat gebeden, wat beloften 1 En zoo levendig als een bijenkorf vol bijen. Drie open galerijen, door pilaren ge schraagd, loopen rondom de drie binnen- Zij leefden, zij hadden lief, zij stierven, zijden van het gebouw, afgeschoten naar karren en voetgangers gaat, schudt zij „Hangt er dat met van af, hoe en dcor haar hoofd en zucht, en warmt haar rim- w>e het gezegd is Na een hard wcctd pelige handen over het komfoor, waarop zij heeft geen manieren, zij heeft geen op- van u, Tomo, die zoo’n lieveling zijt.haar kastanjes staan te braden. voeding (de verongelijkte vitters van lage- De koetsier Jacht, neemt haar kan uit „Een goed kind 1 een lief kind 1” mem- Het is vroeg nog met recht half ze- re klasse vallen altijd met dezen dooddoe- de hand en zet hem op den rand der put. pelt zij bij Zicb-zelve „Te goed voor hem ven en de koetsiers zijn druk bezig de ner in huis) en zoo gaat het steeds cres- 7 - - - - - - rijtuigwielen af te spoelen, kussens en cendo, totdat het leven zoo schel wordt. In heel Verona is er slechte één, wier matten uit te kloppen, de paarden te ver- zorgen en zoo dikwijls gaan zij met <hun koetsier aan de anderen kant van de 'plaats. emmers naar dë bron, dat de goede huis- ,^Std, jelui wespentongen I Kunt g? - - moeders hard werk hebben haar emmers dat jonge meaje niet ongemoeid laten? en zie of ik ondankbaar zal zijn, setoone om- op om, eer hij de deuren sloot, dat ruimte kostbaar was binnen de stads raad te gaan en de achterblijvers muren. De geringheid van de straat ligt uwen. En daar vond hij Lance- m het modern gebruik, dat men er van hertshoorn en >w»r, speelgoed van ge- hij kon. Hij streed met zijn hartstocht, lot en Winifrieda nog, verdiept, zooals hij maakt, m haar morsigheid, haar verval, hem uit te roeien. Hij in zijn eenvoudigheid geloofde, in de be- De huizen op zich zelf zijn edel van stijl, - en schouwing van de Aegmeesche marmer- met rustieke basementen en overhangen- Opgcwonden als een kind, dat zijn eerste streefde en vlood tevergeefs. Zijne liefde groepen. de dakgoten, en hier en daar met een kermisgeld uitgeeft, koos zij een broche bezat hem, zij vervolgde hem, zij had hem Zij hadden dten heelen sluitingstijd ver- vooruitspringend boogvenster, met kla- voor Kitchen, eenjncdaljon voor Brenda, in haar macht. Hij mocht gaan waar hij geten. Zij hadden den zachtmoedigen verbladen en pilasters versierd of door gehouden, gingen zij vandaag niet verder plaats had ingenomen. Maar nu hij ze ge- vlot mogelijk zijn lezen aan te bieden, gezegd dit Hötel de Hoed dan de zaal van Aegineesche marmer- nomen had, scheen hij door dien eenen Hij moet zorg dragen niet te veel van het een pnnselijk slotdie Hoed was in oude step den slagboom overgesprongen te geduld van zijn medereizigers te vragen. tijden het geslachtsteeken van een adehjke i Boven alles moet hij zich wachten voor familie uit Verona. Het huis droeg den aan het licht gebracht werden," zeide de zijn wil. zou kunnen worden want het is onaan- letti waren de Chapulets van Shakespeare. Dit alles, haastig, vurig, met de hevig- genaam, zelfs in een verhaal, om altijd Hier leefde Julietta, en hierheen, in weer opgegroeid s en ooievaars bouwen heid van een Jana onderdrukten harts- van de eene plaats naar de andere gejaagd masker en domino gehuld, kwam Romeo of niet,” i lend bij. Waarop, begeleid door een schril uit na de versper. Wat, gaat ge al heen koor van vinnige antwoorden en steken, Hemelwat heeft ieder van de vrouwen zich een weg naar voren ba- haast 1” nen, de bron stormenderhand innemen, T rr en half scheldend, half lachend, den pomp oogen, een rozigen, kinderlijken mond, manier niet door uw blikken te vernie- mensch vrij. Prachtig! Maar nou loop -1 -i— - en uchte olijfkleu- tigen I” brengt de koetsier hier tegen in, jij t11-- rige huid, als van mat goud een meisje terwijl hij gemeiijk de kan neerzet. „Ge „dus mig de mensch doen wat ie tri!.' zoo licht en vlug van voet als Alanta zei- weet, dat ik het goed met u meen.Je tint* 1 God schiep den mensch vrij be- Intusschen gespt eerst de eene, dan de ve haar fijne handjes gebruind maar Maar ik mag doen wat ik wil, ik kan het teekent niet, dat de mensch mig doen wat andere koetsier zijn laatsten riem vast, niet grof geworden door de Lombardij- u nooit naar den zin maken, schoone hij wil, maar dat hij kim doen wat hij wil. krijgt zijn zweep uit den stal, brengt sebe zon, en haar zwart haar door een Giulietta - Zie je, God wil, dat de mensch aan Zijn paard en wagen de binnenplaats af en )o*sen, achteloos gelegden knoop achter De toorn van La Giulietta is echter Wetten gehoorzaamt, maar Hij dwingt rijdt weg. Eindelijk blijft er slechts één om het fijne hoofd gewonden. Zij ziet er niet door een zacht woord te bezweren, hem niet- Wil hij ni*t luisteren, nou, dan -een krachtig, fnsch jongman, heel jong uit, jonger dan zij werkelijk is Zij tOt de kan op, laat er genoeg water moet ie de gevolgen maar afwachtea, hij met een gemelijk uiterlijk, krullend zwart want slechts een paar wfken geleden was uitstroomen om haar lichter te maken, kan pierewaaien en bonjouren zooveel haar en een bleekrood* anjelier ach- zij zeventien geworden. Zij is een weeze, en zonder een enkel woord meer gaat zij ie zin heeft, maar dat is dan toch altijd ter het oor gestoken. Een man, die aangenomen en opgevoed door haar oom, de plaats over, de trappen op, en i> ver- tegen Gods Wil Wat ’n vrijheid, hé? een fluweelen kraag op zijn jas draagt zekeren Stefano Benien Stefano Beni, dwenen. En als nou de zaken zoo staan, kunnen en een roodwollen gordel om zijn mid- de broeder harer moeder, heeft drie ka- Intusschen trekt een zware schaduw we met Roomsche, da. gezónde, logica del, en zich-zelf een heel heer vindt. Hij mertjes en een balkon aan de zuidzijde over Tonio's schocm gelaat. Voor een doorredeneeren Als God nu bet bestuur heeft blijkbaar minder haast dan zijn van de binnenplaats van de Herberg de oogenblik blijft hij onbesloten staan, over de menschen heeft toevertrouwd aao makkers want hij blijft de koperen deur- hoed. Hij is een oud vrijgezel, die hard Daarop steekt hij met een uitdagenden de Roomsche Kerk en deze zelfs ver knoppen van zijn rijtuig oppoetsen en voor zijn brood moet werken, een stuursch glimlach en een gen.ompelden vloek een plicht heeft voor hunne ziel en zaligheid zijn portierraamoies helder wrnven. als man en van beroep wagenmaker; zijn eiwrette op. brengt zijn naard naar buiten te zorgen, mag dan de Kerk, of hevw, te Lancelot betreft, hij kon slechts toegevend harer stem, was even onmogelijk als zon- Trojanen schelen Wat ging hun den ver en vertegen toezien, zooals mannen ge- der ademhalen te leven. Al wat hij doen slagen Patroclus ^an Zij dachten aan woon zijn onder zulke omstandigheden kon, was haar ontwijken. Tot die opoffe- mets, herinnerden zich niets, behalve de het een van de grootste uit de straat is to* te Zien, en haar nu en dan te herinne- ring was hij tenminste in staat. tegenwoordige verrukking. Het verleden sedert lang bekend geweest ah „de Her- Dit was de reden, waarom hij zijn teer- met zijn heerlijkheid, zijn jxiëzie, zijn berg de Hoed*’. jaren in de kunst te Parijs doorbracht, kunst was op dit oogenblik ah had het Van de straat af gezien is het een grim- „Ik ben benieuwd wat ge mij zult geven, Dit was de reden, waarom hij zoo zelden nooit bestaan. tmge, verlaten, gevangenisachtige plaats Winifrieda zeide hij, toen hare gewich- thuis kwam. Dit was de reden, waarom Zij verlieten het gebouw hand aan hand met een vriendelijk, Gothisch. beschoten tige bezigheden eindelijk afgeloopen WATCil» vehnrn^ or - ..J™' kWanl Toen babbeW« «i* 2ooak verloofden overwuifde poorten, vol hooiwagens en bomen van liefhebbende h. T' °P b«°ek aan de gewoon zijn in de eerste, drukke oogen- werkplaatsenden straat, waar eeTonop- rT” van Gr“«e' Totn had hv ha* Mkken van hun geluk te babbelen, en de houdelijk gedaas dCT k*ig 'c78*n8°P^WOf’do,held- nu had tijd ging voorbij en het sluitingsuur kwam, koperslagers d«n en nog gelukkiger bij het ontdek- hij haar lief met de standvastigheid van een k«n man. En nu moest Winifrieda haar aandeel r ro“an’ het 8«hcht, gmgenheen’al sprekend over Thorwald- e venalsvdewdere "geringe, weinig aan ^rel^d^oïT^^d^mt^Xi hartstocht van zijn teven. Hij had er sens Admas en Spalla’s borstbeeld van lokkende straten in menige oude Itali- ««den mm gen, een noort aan gedacht, toenEu haar voor bet Napoleon I. aansche stad de Via CaneUo betere da- ïm °m met had zelfs niet vóór langen D« kunst-leerlingen die in de Apollo- gen gekend. Omdat zij somber en nauw „Ge zijt iaat, lieveling,” herhaalt zij. juist Tcnio Motetti zeker iemands ksn lullen aan de put I Che che 1 che 1 de oude vrouw heeft cogcn zco goed als ieder ander. Men hoeft geen heiden te wezen, om de toekomst te voorspellen, wel 1” Maar La Giulietta is op dit oogenblik al half weg de straatgekomen, en terwijl lijken vijand. De spijzen, waar de cud* gen zonder waarde. views staarde tegen wn het Fctrcirtch weg. „Kijk «rs nrar Tcnio Moretti, die atrphiteater in de Pirzza Eri. Eij zegt In allen geval leien ccm en ster, als Guilietta nu, op weg nagr de ken naast de poort en de ha), waarin de blik van I gasten dansten en pret maakten, was 2 zonder twijfel een van die beneden ver- trekken, die op het binnenplein uitzagen lastiger jergen in de heele wijk 1” „Ncch een die er knapper uitziet.” De oude Anita heeft daar gedurende „Een goed kind I een lief kind I” mem- „Wat kan mij haar oordeel scheten? te goed I hij zal haar niet gelukkig maken." dat het de aandacht trekt van den jongen goede gunsten ik vraag.”' (Wordt vervolgd.) -„Dat is ondankbaar.” T5. 1 wesP*mon8tn I Kunt ge „Zeg mij, dat ik uw eigen lieveling ben gevuld te krijgen. Sacramento 1 Ge zijt nooit gelukkiger, Giulietta 1” „Ach God I het is hier altijd het zelfde dan als ge van uw meerderen kunt kwaad- spelletje,” zegt een vroolijke bruinkleu- spreken." Deze woorden op ruwe toon uitge- m*nd zult geven?" wüde zij weten, waaruit die Kerstmand eenige groote troost. waar zijn zij nu, de jongelingen, die ze af zou bestaan maar zeer begrijpelijk wei- En toen, toen Cuthbert voor hem ver- legden, de jonkvrouwen, die luisterden, gerde hij haar nieuwsgierigheid te voldoen loren was toen die groote en vreese- ijke droefheid hem overviel toen nog zij zijn vergeten dat scheen haar kou- het aantal vensters, aan dezelfde bewoners theek, die in die dagen door een zacht- de diepten van zijn hart. Want hij wilde een bloem, die verwelkt. vre» bewaakt werd. Die reus was toen een der nooit zou terugkomen. En waren oud man, en moet sedert lang gestorven Cuthberts rechten, Cuthberts geluk en zijn J maar hij was een echte reus, acht Cuthberts eer hem niet dierbaarder zelfs voe» lang zonder schoenen, en was in zijn dan zijn eigen jeugd e*n soldaat geweest. Hij glimlach- 7*7 Ji te de nieuw aangekomenen tegen. Zij wa- zonder dat er eenig bericht kwam, toen paald zijn, moet van tijd tot tijd zijn too- plaats gekeerd, een gebeeldhouwde ronde - ren daar reeds meermalen geweest, en hij daagde voetje voor voetje, het vooruit- neeten verwisselen en de wijzers van zijn gevelsteen te zien is, waarop een wapen- h«rinn*rde zich best het mooi* gezichtje zicht van een mogelijke toekomst op voor klok verzetten. Het is goed, dat hij noch schild is afgebeeld, niet door «en ndder- van d* jongedame en de florijnen, die hun hem. Terwijl de hoop aan den eenen ge- gebonden is om de eenheden tc bewaren, helm, maar door een vreemden, iaag-ge- w*g van de beurs van den beer naar zijn zichteinder wegzonk, rees zij aan den noch om zijn feiten in chronologische bolden hoed gekroond. Deze hoed is het •igen omvangrijke handpalm gevonden anderen op. Nog wachtte hij, nog twijfel- volgorde te verhalen. Het meeste, dat hjj deze „capello”, die zoowel aan de straat hadden. Daar zij zich bij de vorige gele- de hij, nog zweeg hij. Eindelijk, eindelijk hopen kan te doen, is die feiten in zijn als aan de herberg zijn naam gegeven genheden hoofdzakelijk met Romeinsche Welnu, zij wist het overige Zij wist geest te schikken, te ontwarren, te verbin- heeft. en later Gneksche beelden hadden bezig hoe onwillig hij zijns broeders naam en den, te scheiden en ze zoo aangenaam en „Wat hebt ge dan gezegd?” „Ik noemde ze wespenlongen 1” „Een hard wcord, Tonio l" „Het was een waar woord en het beviel de oude Anita het bevallig persoontje tuigen op de binnenplaats, loopen achter er niets van haar overblijft. Zij is te lang, heid gesteld.” trappen af en gedragen zich meestal alsof draagt het haar leelijk, zij is ongezellig, zij van guta-percha gemaakt waren en - 1 niet breken konden. voeding (de verongelijkte vitters van lage- 7T- -- -- ven en de koetsiers zijn diuk bttig de ner in huis) en zoo gaat het steeds Wij gaan frisse ,£n mij altijd liefgehad Ach, beste, weiden opzoeken. zeg dat ge mij altijd hebt liefgehad Het tooneel is verplaatst naar Verona. Een lichte blos kleunde flauw haar bleek Naar Verona in de maand October, een gelaat. Zij zag op. Haar oogen ontmoetten drietal weken of daaromtrent vóór het „Wanneer, liefste zeide hij. „Wan- de zijne, zoo onschuldig ais de oogen van tijdstip van Mr. Marrables* bezoek op een kind, dat men ondervraagt. Old Court. Naar Verona, en meer bepaald „Ja,” antwoordde zij ernstig en eenvou- naar een oud huis in een nauwe onooglij- Alles was nu voorbij de spanning, dig. „Ik heb u altijd liefgehad." ke morsige straat, bijna gelijkloojfend j Hjj boog zich en kuste haar op de Jip- met de Piazza delle Erbe een straat 7 7 - J en nauwe trottoirs mochten worden vóór den avond van de tijd af, dat hij als leerling op het college ooit te voren gekust had. van stinkende goten en sombere, diepe, 2. 1j Toen babbelden zij, zooals verloofden overwuifde poorten, vol hooiwagens i van het kloppen (der Maar het meisje is blijkbaar in geen stemming om zich het hof te later m.ken. „Doe de kan niet geheel vol, ais *t u jesdrager, die op de vierde verdieping sproken én met een vloek bekrachtigd belieft,” zegt ze kortaf, hij zal te zwaar woont„de heele wereld heeft op het- breken opeens het ek*terspartement op, worden.” zelfde oogenblik water noodig!” c „Ik heb met mijn kan al 10 minuten te weeg. r „Wespentongen, wel zeker I Daar heb gaan Kijk, hij is het wachten moede, ik, en *t gesprek liep natuurlijk over „Onze meerderen Waarachtig, ik zou zijn F’ '7 persoon, met een zwart doekje om het ze hier in dit huis willen zien „Ik zou willen weten, wie er de schuld stellen. hoofd geknoopt. „Je zoudt wel voor dag „Spreek voor je zelf, Tonio Morettivan is, dat hij zoo laat is?" Peinzend zat ie te philosofeeren ea va- en dauw mogen komen, als je den halven Misschien zijn jou meerderen niet onze „De kan is vol genoeg, Tonio.” derlijk bezorgd schudde z'n hoofd, ochtend hier met verliezen wilt.” meerderen.” T"-" r'— - - Daarop zich vinnig tot de koetsiers wendend „Kijk eens 11” zegt zij, „waar- beeld F’ om draag jelui mannen je akers niet naar de fontein op den hoek van de straat, in ie wel zeggen F’ gekomen was.” om nou zoo maar es *n mis „uit te *chrij- plaats van ons arme vrouwen onze beurt „Heilige Nikolaas, ik ben meuwsgié- „Och. geef mij de kan, zeg, Tonio 1 ve.” 'n Mensch z'n heele vrijheid legt aan de pomp te laten afwachten, evenals rig wat er nu het eerst volgen zal jk heb haast om naar de markt te gaan op zoo’n manier aan banden. Noti was ’t een rij menschen voor de.komedie aan de Zoo, al mompelend, scheldend, wenk- en boor de klokken slaan.” weer mis-je hooren, din weer 'n vasten deur der galerij Het is volstrekt niet brauwen fronsend, vatten de babbelaar- „Neen, ik moet eerst het handvat af- dag, din weer biechten Trouwen mochie pleizieng, dat kan ik jelui wel zeggen.” sters haar akers op, en maken zich ge- drogen 1 Wei.^duis zeker een zwaarder ook al niet met wi* je wou mos je éérst „Loop zelf naar de straatfontein, juf- reed heen te gaan, juist terwijl een jong kan, dan g*<gewoohluk meebrengt. Zij an de Kerk vrage.... „Bah F’ en vabch frouw Giannetta.” zegt een van de man- meisje, met een zwaren koperen kan be- ziet er uit, Steof ze uit Venetië kwam.” krulde z’n bovenlip omhoog, al* ’n dog nen terug. „Jij hoeft niet om zeven uur last, vlug een buitentrap opsnelt aan de „Oom StXgno bracht haar mee van die op nijdig worden staat, en minach-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1925 | | pagina 6