0
c
B
'-/i
7i
7
I
Internationale
Kerstgebruiken
„Ja,
je nog
J
O®
M
4
4
T
vulde
ontbering.
de armen
Australische
zich
een
aldoor
omstandigheden te
;en bedelaar, die
^eu ven's klopte.
hebt I
moet
voor
toen
i
In Oberammergau trekken jonge muzikan
ten met een groote ster en hel kleurige
lampions van straat tot straat op Kerst
avond rorïd, zingend en viool spelend.
gerechten op de met een sneeuwwit kleed
gedekte Kersttafel zullen straks de oogen
ernstip
vreugd
der hi
Dit stond nu wel vast bij Henk, zoowel
als bij zijn kinderen de afwezige broer, de
oom uit Australië schreef opzettelijk niet,
om de vreugde over zijn terugkeer, de ver
rassing zijner fabelachtige schatten des te
grooter te maken. Wat de kleinen hardop
durfden zeggen, hield ook de volwassen man
bij zichzelf voor zekerheid zij Allen zouden
Ook in Zwitserland is het rondgaan met de Ster in zwang. De
kinderen van Graubündenland halen aan de huizen geld op, dat
voor schoolreisjes wordt opgespaard. Gelijk men op de afbeelding
ziet, zijn ster en lantaarn met godsdienstige afbeeldingen beplakt.
I
Haar ontvangst bewees, dat dit woord voor
Magda meer beteekende dan een gewoonte-
klank. Zonder vragen of vorschen, haast
zonder verwondering te toonen, deed ze
Johan plaats nemen in een lagen, rieten
leunstoel, voorzag hem van *t beste, dat haar
huis bevatte en wierp toen eerst een mede-'
lijdenden blik op zijn vermagerde, ingezon
ken gestalte, en afgedragen plunje. „Ga mee
Johan, en trek ande-
kleeding aan. Er zal wel iets van Henk
zijn dat je past. Kom, zóó mogen mijn man
te pijnlijk zijn. Ze heb-
en verlangd, al die ja-
moeten verplaatsen en
nobel en flink,
paar slovende
kinderen, voor
verdiend. De
nam
ie
Dé Zoon van God zelve door liefde ge-
(praemd,
kwam neer op deze aarde en wierd Jesus
(genaamd
hij lag in een kribbe; in een stal zoo gij ziet,
dat was zijn paleis: een paleis vol verdriet.
Guido Gezette.
Verkoop van kersttakken in Genua, waar
mee de Italianen hun wonine versieren.
Ruim een half uur later herkende zeker
niemand in den net uitzienden, tengeren
man, den sjofelen, hongei
aan de woning der Van
Nog zwak en vermoeid, maar dankbaar en
verzadigd keek Johan de bescheiden huis
kamer rond, waar nu alles voor 't op handen
zijnde feest in gereedheid was gebracht, de
geurende dennetakken, met hun talrijke
kaarsjes wachtten, om aangestoken te wor
den, de dampende cho
colademelk met versche
kerstbrooden op de grage
monden, die er zich aan
zouden te goed doen. En
't mooiste in *t vertrek
leek wel Magda-zelve, in
haar nette Zondagsjapon
met de heldere, vrién
delijke oogen en den blij -
glimlachenden mond, die
toch, in tallooze fijne
rimpels en groefjes, sprak
van leed en zorg en
kommer.
Nauwelijks had de klok
zeven geslagen, of Henk,
gelijk met de kinderen,
trad het huisvertrek bin
nen en, als was daarop
nog slechts gewacht, op
’t zelfde oogenblik prijk
te de Kerstboom in den
glans zijner vele, gekleurde
kaarsen. Eén minuut was
aller aandacht en belang
stelling voor ’t schitterend
verlichte boompje, maar
Henk bemerkte terstond den vreemdeling,
die, de ééne hand als steun zoekend, op
van zijn stoel, de andere
lénde smeekend tegenstrekte.
der kinderen doen stralen en wie weet, ook
weer een vnendelijken. dankbaren lach bren
gen op Henk’s gewoonlijk zoo stroef gelaat
Er komt een haast onhoorbare zucht over
Magda’s lippen, als ze aan h^ar man denkt.
Hij werkte hard en onvermoeid, maar de ar-
den achtergrond van zijn denken, van Zijn
altijd het beeld van Johan verrees, van den
Australischen Nabob, zonder moeite of in
spanning rijk geworden, in zijn onbekom
merd bestaan geen gedachte meer over
hebbend voor den broer in Holland, die
vaak worstelde met gebrek. Nooit zou hij
Magda de voldoening gegund hebben,
in onvnendelijken zin over zijn broer te spre-
Het vervaardigen van voeten voor den
kerstboom. Een kiekje m een vorig jaar te
's-Gravenhage genomen.
ja, dat hebben we! D at hebben we nrecies!
Niets dan brov-J. Nauwelijks boter er
op. En dilr had ik, met Johan samen,
geld kunnen verdienen, véél geld 1 Je
zou overvloed gehad hebben, jij en de
kinderen! 'k Had zélf moeten be
slissen, beter jullie welzijn begrijpen
Magda zag Op tegen eiken brief, die
uit Sydney naar de Van Leuven’s zijn
weg vond, en poogde vruchteloos ook
een schaduwkant aan Johan’s opge
wonden beschrijvingen te ontdekken.
Er zouden toch ook wel donkere vlekken
zichtbaar worden in zijn nieuw bestaan,
al liet dat, in stoffelijk opzicht, niets
te wenschen over. Verlangen naar het
vaderland, vreemde gewoonten en toe
standen, een gevoel van eenzaamheid
en alléén zijn, dat liet zich op den duur,
toch niet terugdringen.
Doch Magda 's tegenwerpingen maak
ten Henk nog boozer en ontevredener.
..Jouw schuld is het, dat ik hier ploete
ren en sloven moet, ’t zou niet noodig
zijn geweest Had ik maar den moed
gevonden, naaz eigen wil en meening
te besluiten v
Er kwamen oogenbTïkken, dat de
jonge.vrouw aan haar doorzicht twijfelde,
dat het haar bijna speet, den teleur-
gestelden, mismoedigen man maar niet
te hebben liten gaan. Zóó werd het
samen leven voor beiden toch een bron
van leed en ergernis.
Na het eerste half laar echter klonk
er een toon van vage onrust, ook van
ontstemming en moedeloosheid uit de
eerst zoo opgewekte brieven van den
jongen „zaken” man. Die zaken
schenen niet meer zóó te vlotten als
in ’r begin. Daarover schreef Johan echter
met maar dat voelde men dat las men
tusschen de regels door. Magda maakte
echter geen enkele opmerking en Henk
trachtte alles nog ten gunste voor zijn
broer uit te leggen.
Twaalf maanden na Johan’s vertrek
hielden de brieven
die zijn broer
iterug, met op
trokken zonder
De
maar
ken, ook wilde hij voor zijn kinderen ’t stra
lende beeld van den schatrijken Australischen
sprookjesoom niet zelf verduisteren, maar,
bij oogenblikken stelde Johan’s gedrag den
ouderen broer bitter teleur. Zóó zou hij
nooit gehandeld hebben, indien de rollen
eens omgekeerd waren geworden, hij had
den rampspoediger nd Asten bloedverwant
zeker nimmer aan zijn lot overgelaten, maar
hem geholpen en gesteund naar z’n beste
vermogen.
Waarom Johan dan niet
De huisschel ging over en bijna verschrikt
keek Magda op de klok. Dat kon toch Henk
weer in onze kleinzielige, benauwde oorlooft de huishoud kas al geen opschik of
inn-rhoHon *a» 1-
misschien lijkt het hem niet
voor de ooren van zoo’n
zwoegers als wij zijn, te
pralen met zijn succes en
bezit.”
„Zou 't hem heusch
zoo vóór den wind gaan
twijfelde Magda dan. „Ik
zie er Johan nauwelijks
op aan, ons niet een klein
beetje te laten deelen in
zijn overvloed, indien hij
dien werkelijk bezat. Hij
was altijd even gulhartig.”
„Je hebt hem immers
zoo goed als verboden,
over zijn voorspoed te
schrijven,” morde Henk
„Je was bang, dat het
verhaal van zijn welslagen
mij ’t hoofd zou doen
draaien, me aansporen,
ook den armzaligen boel
hier vaarwel te zeggen en
*t opnieuw te wagen, da Ar.
waar ’t geluk den stout
moedige wenkt
„Jij kunt niets wagen.’
Magda zei 't zacht, maat
op ernstigen, beslisten
toon. „Je hebt twee I
wie brood moet worden
verplichting, voor ze te zorgen,
je al op je, toen je mij vroeg,
vrouw te worden. Wat me-zelve aangaat,
liet ik te graag volkomen vrij, te gaan, waar
je meent dat rijkdom en geluk wenken, maar
terwille der kinderen, moet ik je aansporen,
hier te blijven, in je bescheiden werkkring
al valt dit je dubbel moeilijk bij de voorstel
ling van J
terrein en schitterende positie. Je zult je
toch aan je plichten niet willen onttrekken
Mokkend en weerstrevend schikte de
oudere broer zich dan weer in zijn lot en
wie hem in ’t hart had kunnen lezen, zou
ervaren hebben, dat hij even stoute lucht-
kasteelen bouwde over Johan’s mogelijken
terugkeer, als de onwetende kleinen dat deden
op hun onschuldige manier, die in elk opzicht
van de werkelijkheid heel war verschilde.
loopt in geen zeven slooten tegelijk,
wees maar niet bang. De zaken zullen
hem boven ’t hoofd groeien, hij zal
geen tijd over houden, om te schrijven.”
„Maar zijn laatste brieven waren al
zoo moedgevend niet meer,” zuchtte
Magda.
Natuurlijk is een mensch, vooral
een mensch alléén, aan stemmingen
opderhevig op 't oogenblik dat wij
over hem tobben, neemt hij er misschien
een goed en vroolijk leven van, of ver
diept zich in winstgevende berekenin
gen. Wees maar gerust, Johan komt
bést terecht. Beter misschien dan wij,”
voegde hij er binnensmonds, met eemge deelen in den rijkdom van den terugkeerende,
verbittering bij. met volle handexi wilde hij zijn gaven uit-
Want zijn zaken wilden maar niet de strooien en een einde maken aan soberheid
hoogte in, en verschaften hem nauwe- en ontbering,
lijks het allernoodigste levensonderhoud.
Met heel hard werken kon hij er nét
zoowat komen, maar dikwijls keek hij
haast wrevelig naar de vaak verstelde
plunje der kinderen en het keurig
nette, maar tamelijk versleten man
teltje, waarmee Magda zich tooide, als ze Henk
uitging. Voor niets scheen ooit gèld te pels bezorgd, overigens
zijn. Speelgoed of lekkernij was voor
de kinderen een ongekende weelde, en,
om een beetje aan hun begeerten
tegemoet te komen, had Henk
aangewend, telkens als er weer
wensch onvervuld moest blijven, troos
tend te zeggen „Wacht nu maar en
weest tevreden Als oom uit Australië
komt, brengt hij bepaald allerlei lekkers
en moois mee.” De kleintjes praatten
hem soms ai na wanneer de één ver
driet had, beurde de ander hem op
met de belofte, dat oom Jo nu zeker
héél spoedig kwam, en waren ze soms
ondeugend dan behoefde Henk den
schuldige maar even te herinneren
oom d at nu eens
terstond gehoorzaamheid en ijver
zien terugkeeren.
Eindelijk .naakte
oom
„Maar ik, ben arm klonk Johan’s ge-
smoode stem.
„Arm of rijk, welkom 1” herhaalde
Henk terwijl zijn hand streelend zich
legde op *t gebogen hoofd van zijn broer.
„Kom nu," drong Magda vrien
delijk, „de kinderen worden ongeduldig,
't is hun feest en ze verlangen naar dé
geschenken."
Reeds waren de kleinen opmerkzaam
geworden dichter traden ze op den
vreemde ling toe, en een vragende blik
trof moeder, die moeite scheen te
hebben, haar tranen terug te houden.
„Oom Johan uit Australië,” zei
Magda eenvoudig.
Toen brajt het gejubel los. Ze grepen
ooms handen, leunden tegen zijn knie
en keken hem vriendelijk belangstellend
in 't nog altijd knappe gezicht. Voorliet
verval in Johan’s trekken hadden zij geen
oog. „De oom uit Australië,” fluisterde
de oudste, als in verrukking.
„Van hem is dan die tafel vol geschen
ken,” knikte de jongste wijs.
„En al dat lekkere eten,”
haar broertje aan.
„Misschien komt die boom óók wel
uit Australië,” peinsde 't zusjk.
Johan wilde iets in 't midden brengen,
maar Magda legde haar hand op zijn
arm. „Jullie hebt het geraden,”, zei ze
ig en beslist. „Oom heeft onze
'de verhoogd en vermeerderd, zón-
,iem haddén we nooit zóó heerlijk
Kerstfeest gevierd.
„Henk, zullen we nu aan tafel
gaan Johan, jij op de eereplaats, aan het
hoofd van den disch. Komt nu, kinderen 1”
tranen druppelden uit zijn vermoeide oogen
op de magere, slecht verzorgde hanaén,
waarmee hij ze bedekte.
Magda raakte bemoedigend zijn schou
der aan. „Kom nu, Johan Dat is allemaal
van later zorg. Eerst moet je een bad geno
men en je behoorlijk gekleed hebben. Er is
heusch niet véél tijd meer.”
geheel op, en één,
naar Sydney zond, kwam
de achterzijde „Ver-
adres achter te laten/’
jonge vrouw maakte zich ongerust,
Henk glimlachte smadelijk. „Die
Later op den avond, toen de lichten
waren uitgebrand, de kindervoetjes en
mondjes tot rust gekomen, za’eo de
groote menschen nog een poos bijeen.
Het haardvuur knapte, de koffie geurde,
nóg was 't feest. Feest om hem, die
weerkeerde, feest van den zwervenden,
afgedwaalden broeder.
Met lange tusschenpoozen deed hij
het verhaal van teleurstelling en armoe
de, van ziekte en verlatenheid, ook wel
van onberaden handelingen, van on
bezonnen daden, die tijdelijk, kort
stondig gewin, maar duurzaam nadeel
brachten. Als bootsman verdiende hij
den overtocht naar Holland, om in één
der Londensche nachtverblijven zelfs
van zijn kleederen en papieren beroofd
te worden, alsmede van het kleine
beetje saam gegaard geld, dat hem de
terugkomst in Holland moest verge
makkelijken. „Niets bezit ik, mets
hoegenaamd dan mijn berouw, mijn
ernstige wil om te arbeiden, maar ook
mijn wankele gezondheid, mijn afge
takeld lichaam.
„Toch ben je ons welkom, nietwaar,
Henk En niet enkel op dezen Kerst
avond, voor eemge dagen, maar juist
zoolang, als je onze hulp noodig hebt.
Je bent welkom om den wil van Hem,
Die heden op aarde kwam, Die voor
ons arm werd en Zich over de armen
ontfermt."
Toen vonden de handen van de
beide broers en van het geduldige,
dappere vrouwtje el kaas in zwijgenden,
toch welspre kenden greep.
De kleine Van Leuven’s hebben nooit
anders geweten of oom Johan was de
gever der vele goede Kerstgaven en
evenzeer de bewerker van hun welstand,
want mét zijn terugkomst begon de
vermeerdering van voorspoed en
welvaart.
Ook in stoffelijke beteekenis nam
het geluk, tegelijk met den oom ui»
Australië, bij hen zijn intrek.
G.V.V.N.
bevatte, voor den minder
bedeelde af te zonderen.
Doch toen hef flauwe
schijnsel van een nabijen
straatlantaarn op de bleeke lippen,
ingevallen trekken van
den buitenstaander viel,
ontstelde de gevoelige,
jonge vrouw zóó hevig,
dat ’t haar voor 'n oogen
blik, de spraak benam.-
„Johan jij, Johan
vroeg ze toen haperend.
En de bleeke, haast in
lompen geklëede man
fluisterde terug
Magda, ik Heb j
een plaatsje voor me
Toen werd de straat
deur wijd opengezet en
met een haast plechtig ge
baar trok Henk’s vrouw
den blijkbaar afgematten
zwerver over haar drempel. „Kom binnen,
broeder. Je bent welkom
te worden? Wie stond, schuw en gebukt, irf
overdaad, nuttige geschenken en smakelijke de groeiende schemering van den vroeg in-
gerechten__op de met een sneeuwwit kleed vallenden Decemberavond, voor de lage
huisdeur „Misschien een arme, die een
Kerstgave vraagt,” meen- de man week terug,
de Magda medelijdend, het bewogen gezicht
en reeds tastte zij in haar vallen trekken
beursje, om een der wei- blikte op naar den boom, naar
nige zilverstukjes, die het Kerstspreuk, bevestigd in zijn takken,
V-a - - j
de armen en sloot den jongeren broer
aan 't hart.
„Welkom 1" prevelden zijn trillende
Vijf jaar zijn verloopen sedert Johan van
Leuven het vaderland verliet de kleine Van
Leuventjes gaan al op school, doch overigens
is er in de omstandigheden van ’t gezin al
heel weinig veranderd. Zorg en arbeid hebben
en Magda ’n paar grijze haren en rim-
gaat, uitwendig althans,
het leven zijn gewonen
gang. Alleen bijzondere
gedenkdagen brengen wat
kleur en afwisseling in den
sleur van 't alledaagsche
en Magda tracht steeds,
met de uiterste inspan
ning, die tot fééstdagen
voor *t kleine gezin te
maken. Moet zij er zich
harder arbeid en meer
ontbering voor getroos-
ten, zij doet het, in stilte
ondeugend dan behoefde Henk den en gaarne, opdat die een
-T cven te herinneren; voudige, huiselijke feesten
„Als oom dat nu eens wist!” om lichtpunten zullen blijven
ZT te in de herinnering der
kinderen.
de Australische Kerstmis nadert en,
onderwerp uit van al de ge«prek- lieten tie omstandigheden
ken der kinderen en was hij, onwetend, t in
de held van hun droomen en ver
wachtingen dat hij nooit iets van
zich hooren liet, verhoogde in hun
schatting nog zijn belangrijkheid.
„Waarom zou Jo toch geen enkelen
keer iets van zichzelf schrijven tobde
Magda vaak maar dan had Henk
zijn antwoord klaar „Och. 't zal hem
vervelen, zich met
geen jaren toe, daar
aan door denneboom of
sparregroen, door kaar
senlicht of hulstver-
siering, eenigen buiten
gewone!. glans bij te
zetten, nu is het Magda gelukt, nog met zijn, want hem verwachtte ze eerst
boompje machtig te worden, in onafge- tegen zeven uur, en ook voor de kinderen
wc» i broken ijver wat extra’s te verdienen, zoodat leek het te vroeg. Maar wie belde dan zoo den armleuning,
zijn gedachten het ook versierd en verlicht kan worden. Ver- aarzelend en zacht, als vreesde hij gehoord den binnentredei
h^ar man denkt.
Johan’s belangwekkend arbeids beid bracht hem geen vreugde, omdat, op
plannen beramen en voornemens opvatten,naar ons slaapvertrek,
re
zijn dat je paai, xvviu, mugtu uuju ui«i
en de kinderen je niet zien, die teleurstel
ling zou te groot en f •*- 11
ben naar je uitgezien
ren”, liet ze er zacht op volgen.
„En zóó kom ik weer, een berooide zwer
veling jammerde de jonge man, terwijl
„Henk, broer, ik ben terug. Mag ik
hier blijven, alleen maar dezen éénen,
heiligen avond
De vroeg vergrijsde, sterk verouder-
keek zijn vrouw in
it, toen naar de ver
van den zwerveling,
den boom, naar de
en langzaam, dralend bijna, opende hij