De watersnood
I
4
„ONS BLAD”
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. Telefoon:
I
I
4
A
I
r
-
-
-
I
I
4
t
Mo postgiro 104863 Maaaaag 4 «Jawaari 1940 postgiro iimssi w <bo« /"Tp*!
Awertentisprijai
V«n 1—5 regels-f 1.25; elke regel meer f 0.25; VedMF
per regel f 0.75; Rubriek -Vraag en aanbod" b|
uitbetaling per plaatsing f 0.60
f 3S,—f 1S?
EEN NATIONALE
RAMP.
Langs den IJssel,
voor vandaag hebben we nog genoeg.
Dé eezichtan van d<
Abonnementsprijs^
ftr kwartaal voor Alkmaar I !1 I 2.—
Foor buiten Alkmaar ..f285
Met Oeflluitreerd Zondagsblad 0 60 f hooger.
|an allo abonné's wordt op aanvrage gratie een polia verstrekt, welke hen verzekert tegen ongevallen tot een bedrag van 1 500.—, f 4QQ.—f 200— f IQO— f finTT
verbaasd.
i
I
je niets, dat heb je
hebt?”
ADMINISTRATIE No. <8J
REDACTIE No. 8»
on-
de
ver-
DE KONINGIN, DE PRINS, DE MIN.-PRES. EN DE MIN. VAN WATERSTAAT EN BUI-
TENL. Z. NAAR DE GETEISTERDE STREEK. DE SPOORWEGDIENST NIJME
GEN—DEN BOSCH GESTAAKT. DE DOORBRAAK VAN DEN MAASDIJK BIJ
GRAVE NOG 40 METER BREEDER GEWORDEN. DOORBRAKEN IN LIMBURG.
ERNSTIGE TOESTANDEN TE LUIK. UITGESTREKTE LANDSTREKEN OVER
STROOMD. HOE ONZE LANDSVROUWE WELDOENDE RONDGING. KRANIG
WERK VAN ONZE JANTJES. EEN BEROEP OP DE MILDDADIGHEID. VER
LOFGANGERS TERUGGEROEPEN. DE TOESTAND TE VENLO ZEER ERNSTIG.
en nacht in touw geweest”.
H. M. praat met verscheidene der boeren
en hun vrouwen. Een vrouwtje staat bij haar
te huilen over het geleden verlies en den
dood van eenige stuks vee. Tranen biggelden
haar daarbij langs het gelaat. Een warm
troostwoord van H. M. doet wonderen.
De mannen zijn, van alle kanten komen
aanloopen, nu zij hooren dat er koninklijk be
zoek is. Feitelijk gelooven zjj het nog met.
Als zij merken, dat dit waar is, gaat er een
gejuich op. Zjj zijn bemodderd en vuil. Hun
naren kleven op het gezicht van het werken
met het bijeengebrachte vee, maar het gevoel
dat de Koningin er zelf is, schijnt hen te
electriseeren. Het is hun of nu alles weer
goed zal worden.
Commandant Harmsen komt melden, -lat
de sloepen, die onderwijl door de matrozen
leeggeboosd zjjn, omdat deze onderweg nogal
veel water hadden binnengekregen, weder
gereed zijn.
H. M. bedankt den pater voor de verleendo
gastvrijheid, spreekt nog eenige bemoedigen
de woorden tot de aanwezigen, en opnieuw
ce zich ten van de boeren worden eroot- woorden wij op de armen van de matrozen
NOORD-HOLLANDSCH DAGBLAD
Wég in de kolkende diepte'de weinige be
zittingen, de schamele inboedel, vrucht van
God weet hoeveel jaren taaie volharding.
De arme slachtoffers uit het land der
groote rivieren, zij mogen het weten: wij
Noord-Hollanders voelen misschien dieper
dan wie ook, hun groot leed, hun onmetelijke
ellende. Ook wij kennen de kracht van den
onverzadigbaren waterwolf; ook wij hielden
in stormnachten de wacht op onze trêdreigde
dijken en streden tot het laatst voor de vei
ligheid van gezin en eigendom. Wij kennen
als zij, de vlucht voor de aanrollende wate
ren of het angstig staren uit wankele dak
vensters naar hulp, die maar al te lang
zaam nadert. Naar hen gaan op dit oogenblik
onze gedachten, onze wenschen. Mét den
Bisschop, ,Mgr. A. Diepen, vereenigen wij ons
in gebed om van God een spoedig einde' van
deze rampen af te smeeken.
Groot is de oogenblikkelijke ellende eS
onoverzienbaar nog de materieels schade.
Maar dit zjj de noodlijdende bevolking tot
troost: het vaderland, dat den afgeloopen zo
mer in zoo ontroerende eenheid z'n stonn-
slachtoffe* hielp, zal ook hier niet achterblij
ven. Allerwegen wordt de hulpactie georga
niseerd en mocht opnieuw een beroep wor
den gedaan op de hulpvaardigheid en lief
dadigheid van het Nederlandscbe volk, dan
twijfelen wij er geen oogenblik aan, of met
hetzelfde enthousiasme zal worden bijgedra
gen tot leniging vffh zóó groot een nood.
grafisch gewaarschuwd om zich gereed to
houden, en reeds plaatsen voor opneming van
vluchtelingen te werven.
Daar de hulpverleening veel geld zal vor
deren, doet het comité reeds nu een beroep op
de milddadigheid van Nederland. Het comité
zal gaarne giften in ontvangst nemen, giro
nummer 34348, en voor zoover niet iioodig
voor de onmiddellijke kosten der hulpverlee
ning, deze aan het daarvoor aangewezen
lichaam afdragen.
Ernstige toestand bjj Meers.
De dijkdoorbraak bij Meers heeft ernstiger
gevolgen medegebracht, dan zich eerst liet
aanzien. Over een lengte van circa 200 M.
werd daar de Maasdijkweggeslagen, juist
toen onder leiding van den burgemeester
van Elslo, onder welks gebied Meers ressor
teert, met 30 man wanhopige pogingen in bet
werk werden gesteld den dijk te versterken.
Met zóó groote kracht stroomde het water
de streek van Meers binnen, dat de bevolking
hale over den kop moest vluchten. Vele be
woners betrokken hun zolder doch een 50-tal
vrouwen en kinderen had hiervoor geen tijd
meer en moest vluchten naar de tweede ver
dieping van de school. Ook gelijk al gt meld
waren de burgemeester van Elslo, de past or
van Meers, twee raadsleden, en twee maré
chaussees genoodzaakt hier hun bivak op te
slaan. Reeds twee dagen en twee nachten zit
ten zjj nu op deze bovenverdieping.
Inmiddels heeft de sterke stroom een vier
tal huizen van Meers doen instorten, en meer
dergelijke rampen worden gevreesd.
Persoonlijke ongelukken hebben zich tot
beden jiiet voorgedaan.
De geheele streek tusschen Meers en tt
mond langs het Maasgebied staat nu blau*..
Meer dan 20 dorpen staan onder water en het
aantal bewoners, dat thans op zolders en da
ken bivakkeert, wordt op ettelijke duizenden
geschat. Alleen te Meers bedraagt hun aantal
reeds eenige honderden en in Stevens-
weert zitten zelfs 1800 menschen op de zol
ders.
In de school te Meers, waarheen men een
twaalftal varkens had getranspoorteerd, is
men genoodzaakt geweest eenige dezer die
ren te slachten, waarna de aanwezige vrou
wen ze in carbonade hebben omgezet.
Maastricht is in het geheel niet meer to be
reiken en het spoorverkeer uit het Noorden
gaat slechts tot Bunde. Over Heerlen kan
men slechts tot Meerssen komen.
De ministers.
Minister Bongaerts beraadslaagde met H.
M. over de te nemen maatregelen, welk on
derhoud mede werd bijgewoond door den
commissaris der Koningin in Gelderland, ba
ron 8»jmui Heemstra.
Aanwezig was ook de hoofdingenieur van
den Waterstaat. Minister Bongaerts deelde
mede, dat hij vol deelneming en leedwezen
de vreeselyke ramp in cogenschouw geno
men had, Hij kon slechts de verzekering ge
ven, dat in overleg met zjjn ambtgenooten
alle maatregelen genomen zijn om afdoende
te helpen.
De ministers Coljjn, Bongaerts en van Kar-
neöeek hielden besprekingen met de water-
staatsautoriteiten over de te nemen*maatre
gelen. Minister Bongaerts zeidte, dat 100 man
genietroepen zouden gezonden worden om on
der leiding van de waterstaatsautoriteiten
mede te werken tot stuiting van de verbree-
ding van de doorbraak. Het gat is reeds 200 y
M hrewi I
R. K. Huisvestingscomité.
Het R. K. Huisvestingscjynité beeft met het
oog op den te verwachten stroom vluchtelin
gen uit de overstroomifigsgebieden reeds alle
noodige maatregelen genomen. De voornaam
ste comité’», welke in aanmerking komen
voor opneming van vluchtelingen zijn lele-
Nog herinneren de ruines van Borculo en
Langenboom aan de vernielende woede vah
den Augustus-orkaan; en nauwelijks is de
kreet om hulp, die milliocnen bijeenbracht,
verstomd, of een nieuwe bezoeking treft
onze Zuidelijke provinciën.
Ditmaal is het Neérland’s oude vijand, het
water, dat stroomen van al lende over onze
zwaarbeproefde landgenooten uitstort.
Smeltende sneeuw en neerplassende regen
deden bij Oester- en Zuiderburen de rivieren
tót bijna ongekende hoogte wassen en al
deze machtige watermassa’s veroverden zich
een Weg naar bet lage land bij de zee.
Helaas, in dien strijd vielen de verdedi
gingswerken, door de voorvaderen aange
legd, om leven en bezittingen tegen den ver
raderlijken vijand te beschermen;
de noodklok klepte het over de wijde lan
den:, de dijk is bezweken!
En op hetzelfde oogenblik, dat millioenen
landgenooten in feestelijke stemming de jaar
wisseling vierden, golfden de goor-gele wa-
terstroomen over en door do vooze djjk-
lichamen het weerlooze land binnen, vernie
lend alles op hun weg, doodend het klagelijk
roepende vee en drijvend de wanhopende
bewoners naar zolders en daken, vanwaar
weldra de noodvlag het doodsgevaar meldde
aan hen, die in wrakke booten ronddobber
den om te redden wat mogelijk was.
Te Venlo.
Venlo’biedt een troosteloozen aanblik. Met
uitzondering van de hoogst gelegen gedeel
ten, staat de heele stad onder water. De ri
vier stroomt door deuren en vensters woon
huizen en winkels binnen, de straten zjjn her
schapen in snelvlietende stroomen van geel
achtig water, allerhande afval diet zich me
de voerend. Handel en industrie liggen stil
en zijn lam geslagen. De groote magazijnen
van de houthandelaren, de enveloppenfa-
briek der firma wed. H. Bontanips, de Ne-
derlandsche Instrumentenfabriek en nog meer
anderen zjjn ondergeloopen.
De stad is hcelemaal geisoleerd en is van
drie zijden niet meer to bereiken. Alleen vau
het station af is het nieuwe gedeelte der
stad nog toegankelijk, doch de kom niet,
daar ook de ingang daartoe aan Parade- en
KlaasstraaJ ondergeloopen is.
De manschappen der brandweer zjjn
ophoudeljjk bezig met het publiek over
ondergeloopen straten te dragen. Het
keer wordt zooveel mogelijk in stand gehou
den door met zware bonken van paarden
getrokken platte wagens, waarop de men
schen gedeeltelijk van gemeentewege en ge
deeltelijk met behulp van het particuliere ini
tiatief vervoerd worden. Ook haastig in el
kaar getimmerde vlotten en schuiten worden
voor dit doel gebruikt.
De voedselvoorziening der bevolking is
een probleem, dat ernstig onder de oogen
dient gezien te worden. Het grootste gedeel
te der winkels zjjn ondergeloopen, gesloten
en onbereikbaar.
Bakkers en slagers kunnen hun bedrjjf niet
uitoefenen.
De kazerne aan de overzijde der Maas Ble-
rick ondergeloopen en is nog slechts van
een zijde te bereiken. De militairen zijn ver
huisd naar de le etage. In de fouragemaga-
zjjnen, gelegen aan de Vleoschstraat, stroomt
het water binnen. Jlen is bezig de grooto
voorraden naar boven te brWhgen.
Petroleum is bijna niet te krijgen, zoodat
ook voldoende petroleumverlichting bjj mep-
schen, die geen voorraad hebben, uitgesloten
is. Kaarsen is op het oogenblik een gewild
artikel.
Het verkeer tusschen Venlo en Blerick ge
schiedt langs den Spoordijk. Aan het viaduct
staat het water zoo hoog, dat de paarden
er doorheem moeten zwemmen.
Uit een der Wigmondsche huizen moest
iemand worden begraven. Het vervoer der
Ijjkstatie ging per roeibooten naar den Vor-
denschen weg en verder per as door bet
water via V or den naar Wamaveld. z__
De tocht van de Koningin
Prins.
Een speciale verslaggever van de „Tel.
die als eenigst journalist den tocht van de
Koningin en den Prins door de geteisterde
gebieden meemaakte, schrijft daarover als
volgt:
H. M. de Koningin en de Prins zjjn Zater
dagmorgen om half negen te Nijmegen gear
riveerd. Gereden werd naar Haastert, een kri
tiek punt. De Koningin was zeer onder den
indruk. H. M. was gekleed in donkerbruin ge-
voerden regenmantel en vetleeren laarzen;
de Prins droeg regenjas en rijlaarzen.
- 't Was kwart over negen toen de vletten
den weg b|j het klooster Alverna afstaken.
Op elke boot is een gids, die de streek
kent, en weet hoe gevaren moet worden. Dj
vletten zjjn bemand met vier matrozen en
een konstabel.
Reeds ligt voor ons het eindelooze, grau-
we meer, met hier en daar daken van huizen.
Daarboven grijze en donkere regenwolken.
Het water giet in stroomen neer. Guur giert
de storm.
Met vaste slagen wordt tegen den stroom
ppgeroeid in de richting Neer-Asselt cn Bal-
K°y. Telkens raken de vletten vast tegen een
neg of op een paal. Zonder parapluie trot-
seeren H. M. en Prins Hendrik den guren re
genwind. Het eerst wordt bereikt de boeren
hoeve van de familie De Kinderen van Has
ten van Huurinck, zooals de menschen zich
hier noemen. Man, vrouw en kind staan daar En
op den reeds overstroomden dorpel. Men na
dert zooveel mogelijk, en de Koningin
vraagt: Hebben jullie het kwaad gehad,
®enschen?” Maar de menschen zeggen ge-
dat w foed maken.
»,En hebben jullie nog brood?” vraagt do
door het ijskoude water naar de vletten ge
dragen.
En voort gaat het over de wijde zee.
Daar, aan den oever van dat kleine eilandje
staat de pater, omgeven door de boeren te
juichen: „Lang leve de Koningin.
Allen steminén uit volle borst daarmede in.
Wij varen lari^zaam door het ondergeloopen
Balgoy. Daar vinden wjj weder de Heldersche
miliciens, die onverschrokken bezig zjjn men-
sehen uit hun huizen te redden. Reeds den
geheelen dag zjjn zjjbezig met dit nobel
werk. Een zuigeling wordt in de armen van
oen matroos uit het water gedragen.
Dan wordt een schreiende grootmoeder in
haar Zonjagschen kleeren gered dan een moe
der met eenige grootere kindere*. Een meisje
van 16 jaar schjjnt het huis niet te willen
Koningin dan.
„Ja, gelukkig nog voedsel genoeg.”
„Jullie ziet, er wordt aan jullie gedacht,”
roept baron Van Heemstra. „De vletten k>
men spoedig om jullie te halen.”
„Voor het vee ook?” vragen zij angstig.
Want dat is voor dezo boeren hoofdzaak.
Het vee ligt hun het naaste aan het hart.
„Ja, voor het vee ook,” is het antwoord.
Rechts liggen nog enkele boerderijen, nog
schynbaar veilig. Ze zjjn vol met schapen en
koeien, wier droef geloei ver over de velden
klinkt.
Dan wordt aangehouden op een boerderjl,
die half onder water staat. De matrozen moe
ten met alle kracht worstelen om te beletten,
dat de vletten door den snellen stroom wor
den mee^esleept, en op de boomen worden
geworpen.
Do Koningin wil zien, of er op deze hoeve,
die er zoo verlaten uitziet, werkeljjk geen
menschen meer zjjn. Het blijkt, dat ze inder
daad geheel verlatenis. Troosteloos staan
daar de oude huizen, half overstroomd do >r
het water.
Er wordt dan meer naar het Zuiden geva
ren, naar Neerasselt, waar het water 1J4 M.
in de huizen staat. Wjj raken vast tusschen
twee heggen en vervolgens op den landweg,
die wat hooger bljjkt te liggen. Dadelijk en
zonder aarzelen springen de matrozen tot aan
de heupen in het ijskoude water. De sloepen
worden met acht handen opgeheven: „Hoep
jongens, trekken. Daar gaat-ie. Vooruit alle
rnaar er in.” Druipend van het water komen
de matrozen weer op de vlet, en voort gaat
het.
Hier zjjn de Maaskanalisatie werken. Kip-
karren steken nog omhoog, kruiwagens spoe
len reeds weg.
Dan varen wjj de Hoogstraat van Necras-
selt op, waar achter een bovenraam het
hoofd zichtbaar wordt van een vrouw met
een kleine op haar schoot. De Koningin wuift
tegen het vrouwtje.
Maar wij kunnen hier niet verder door de
straat, welke verstopt is met drijvende plan
ken van huizen enz. Een boer komt op stel
ten aanloopen; hij geeft den weg aan: „Ze
motten langs de brouwerij gaon, daar staot
meer water.”
„Hebben jullie een bangen tjjd gfehad?"
vraagt de Koningin. Maar weer die opmerke
lijke gelatenheid.
„Welnee, mevrouw,” riep de man goedmoe
dig, „en we zitten hier goed.” Zjj gelooven
niet dat het water nog meters stijgen zal. Dat
ze binnen enkele dagen uit hun huizen zullen
moeten.
„Hebben jullie nog brood?”
isschien brengen ze ons morgen wel
nieuw."
„Weet je met wie je gesproken
vraagt kapitein Werner.
„Welnee.”
„Met de Koningin!”
„Wel, had dat ons dan eerder gezegd. Die
ziene we niet alle dag. Hoe lief van ze, om
naar ons te komen zien.”
Maar dan roept het gezin, dat aan de ra
men komt, de Koningin een „jjoera” na. Zij
roepen het elkaar nu uit de huizen toe. Over
al verschijnen nu koppen voor de ramen.
Nederasselt is nog slechts een meer, waar
de huizen uit opsteken. Met moeite herkent
men den fraaien, ouden dorpsweg. Het is
thans droog geworden en de gure wind_ is
gaan liggen.
Er heerscht een beklemmende stilte op dit
watervlak, als wjj het dorp verlaten hebben
in de richting van Balgoy. Vreemd klinken de
stemmen op, in de booten. Alleen het geloei
van koeien, het gebtaat van schapen, die op
de daken der huizen ritten, klinkt nog over
dit verlaten meer. Wjj komen dan aan een
hoeve, die geheel verlaten is, ci^waarvan de
ruiten door den storm stukgeslagen zjjn.
„Zjjn hier nog Europeanen in?” roept een
marinier, "die in de Oost is geweest, terwijl
hij hjjgend op de riemeiLllgt, met nooit falen-
den Hollandschen humor.
Dan komen wjj aan een boerderjj, waar ze
om brood roepen naar de vlet. Bjj de beant
woording van de vragen nemen de menschen
het brood aan, en hooren dan pas, wie het
hun brengt. Zjj gelooven het eigenlijk maar
half, dat de eerste die hun iets brengt na een
afzondering van twee dagen, de Landsvrouwe
zelf is.
Weer een huisje. Uit het zolderraam kjjkt
de weduwe De Gaay, 80 jaar oud. Zjj is al
leen In- dat huisje en wil het niet verlaten.
„Wil je niet van hier weg?”
„Welnee, ik moet toch op den boel passen.
Ik zal zoolang mogeljjk den kop boven- wa
ter houden.”
De Koningin vraagt dan of ze brood wil
hebben, wat de vrouw.gaarne aanneemt.
Waarop zjj vraagt: „Hoeveel is het, mo
vrouw?” Haar wordt geantwoord: „Dat kost
jj van de Koningin.
De vrouw gelooft het niet en kijkt uit haar
zolderraampje verbaasd naar de booten. Dan,
ineens, vraagt ze, voelende toch wel met
goed volk te doen te hebben, of wij haar
geldkistje mee willen^aSmen.. Ze is zoo al
leen in dat buis, des iiaclits. En om het af te
geven aan den pastoor. De gids neemt het
mee. De vrouw wuift ons na.
Wjj varen vele reeds verlaten, eenzame
hoeven voorbjj, nu eens boven den weg tus
schen de boomen, dan weer dwars over het
veld, en naderen de kerk van Balgoy. Op dit
oogenblik worden de vletten reeds aardig
met water gevuld, zoodat een korte landing
noodzakeljjk wordt.
Een 'angstig huilen van een hond, samen
met het droefgeestig loeien van koeien klinkt
ons tegen. Met veel moeite wordt Tiier ge
land.
De matrozen springen in het water en
dragen de Koningin en den Prins met gevolg
en ons aan land. Het eilandje is een grooto
■«modderpoel, waar voor eenige dagen nog
frissche weiden en tuinen waren. Er zjjn een
paar honderd stuks vee bijeengebracht, dia
den grond eenvoudig doorkneed hebben met
hun hoeven. Eenige koeien liggen- te ster
ven, hebben koude gevat, omdat zjj plotse
ling uit den warmen stal zjjn verdreven en
hier in de open lucht moeten kampeeren.
Want de pastoor is ziek, en de plaatsver
vangende pater weet niet of hij gerechtigd is
het vee in de kerk toe te laten. Daarover
moet de deken beslissen. Maar die is ver van
hier. De pater zegt mjj, een en ander zeer
moeiljjk met zjjn geweten overeen te kunnen
brengen Maar een enkel woord van den cónir
missaris der Koningin doet zjjn bezwaren wjj-
ken. De groote kerkdeuren gaan open an do
koeien worden nu, onder gejuich der boeren,
haastig gedreven in de ruime hooggelegen
kerk, en vinden dar eindelijk weer een war
men stal.
In de warme kamer der pastorie zal het
hoog bezoek even bekomen van de geleden
koude in de booten. Warme melk wordt bin
nengedragen. De Prins offreert ons sandwi
ches uit dpn meegenomen pickniektrommel.
De Koningin informeert belangstellend naar
hetgeen men hier geleden heeft. „En zjjn die
arme menschen nu niet doodop?" vraagt zij.
„Ja, Koningin”, zegt de pater, „zjj zjjn dag
i in ézviïiKr rroxi’nric»#’”
der met eenige
van 16 jaar sci
verlaten, en staat stil te huilen.
Een dienstbode is bezig alle open ramen te
sluiten, daar het huis nu alleen zal bljjven
staan. De Koningin slaat even dit schouwspel
gade, hetgeen den ijver der jongens nog meer
aanmoedigt. Zjj verrichten schitterend werk.
Enkele hoeven worden bezocht, waar we
der brood wordt uitgedeeld, dat dankbaar
door de bevolking wordt aangenomen.
Op het strooien dak van een boerenhuisje
zit eenzaam een zwarte kat naast een heele
rjj witte kippen, die tegen elkaar aangedron
gen zjjn en daar hopeloos moeten verhonge
ren. Een groep eenden dobbert, moe door het
niet vinden van een rustplaats, op de baren
rond.
Wjj varen langs de rijke kruinen van
vruchtboomen. Uit een opengehakt dak is
men bezig van den zolder varkens te redden,
die*Jaar gisteren in schijnbare veiligheid wa
ren gebracht. De dieren vullen met hun naar
geestig hoog gieren de stilte boven den ein-
deloozen waterspiegel. Troepen kraaien zwe
ven rond. Als vreemd verschijnsel rookt in
de verte een eenzame schoorsteen.
Kort, krachtig klinken do commando’s aan
de roeiers bij het zoeken van een weg tus
schen de hooge boomen en takken van
vruchtboomefi„Trek op, jongens! Stuur
boord best! Bakboord strijken! Je riemen op!
Hupla!” Moe, maar toch vol vuur liggen do
matrozen op de riemen, worstelend tegen d >n
feilen stroom.
We sturen nu op Wychen aan, dat geheel
geïsoleerd is.
Ironisch steekt boven het water een bord
uit, meldend: „Verplicht bruggeld”. Van brug
noch rivier is meer iets te zien.
Voor ons- nu het dorp Wychën.
De bevolking ziet de drie vletten naderen
en loopt te hoop. In een oogenblik gaat de
mare door het dorp: „Do Koningin en de
Prins komen bjj ons!” De matrozen dragen
ons aan land.
De Capucijner broeders komen aanloopen
met pastoor Ellerbeck, die H. M. stralend
ontvangt. Het is of na twee dagen van droe
fenis ineens een groote vreugde over het
dorp is gevaren. Een groote stoet menschen
loopt te hoop en volgt H. M. over het plein
naar het katholiek Vereenigingslokaal, dat
in gereedheid zal worden gebracht voor de
dakloozen. Ook bet katholieke ziekenhuis
wordt bezocht, waar de zustertjes naar bui
ten komen en met stralende gezichten H. M.
ontvangen.
H. M. spreekt bjj het heengaan een warm
woord tot commandant Harmsen over de op
offeringsgezindheid en de plichtsbetrachüng
en toewjjding van zjjn manschappen.
Sombere voorspellingen.
De hoofdingenieur van Waterstaat, dr. Ir.
L. R. Wentbolt, ingenieur in het 1ste arron
dissement ter Directie van de groote rivieren,
wjjt de oorzaak van de djjkbreuk bjj Neder-
Aeselt hoofdzakeljjk aan het feit, Jat het wa
ter ditmaal aanzienlijk hooger was dan In
1920. Maar vooral omdat de Zuidwester storm
een grooteren golfsoploop tegen den Jjjk ver
oorzaakt, die vervolgens afkalfde.
Het is zeker, dat in het geheele Land van
Maas en Waal onherroepelijk op velo plaat
sen het water waarschijnlijk tot op vier me
ter hoogte komt.
De heer Wentholt verwacht nog een hoo-
gere stijging v$ui de rivieren.
Militaire hulpverleening.
Van Helder zijn Zaterdagavond nog 3 mo-
torvletten van de marine naar Njjmegen ver
zonden
De Burgemeester van Helder heeft aan de
regeering telegrafisch medegedeeld dat 2ö
groote en 50 kleine vletten, bemand met Hel
dersche vletterlieden ter beschikking staan
om op bepaalde voorwaarden in het over
stroomde gebied hulp te verleenen.
Een legerorder.
In verband met den watersnood zjjn de dienst
plichtigen, die moeten opkomen in Vcnlo,
Maastricht en Njjmegen voor eerste oefening
of herhalingsoefening tot nader order vrjj
van opkomst.
Voort) worden de burgemeesters gemach
tigd om aan alle dienstplichtigen, woonachtig
in gemeenten, die betrokken zjjn of dreigtn
te worden bjj den watersnood bekend te ma
ken, dat zjj tot nader order van opkomst
als boven zjjn vrijgesteld.
Alle beroepsmilitairen en dienstplichtigen,
die met klein verlof zijn (Nieuwjaarsverlof)
moeten onverwjjld naar hun korps terugkeo-
ren, met uitzondering van die dienstplichti
gen, die in dezelfde omstandigheden verkee-
ren als de in de vorige zinsnede genoemden.
De tocht van de Koningin en den