ELCK WAT WILS J Een oogenblik zwegen beiden. Toen krabbeld, als Ophelia, als Imogen, Cor- achtig najagen en onthield ons wat wij- rtet awergenkamp in het wond. niet meer dan ik. Staatkunde ergerde hem; zijn raad op te volgen. Oogenblikkelijk uw bedoelMaar mannen en vrouwen zijn Lancelot vroolijk „Ja, ik beloof u in de lente.' spreken warm werd „meer karakter en Ds. kan morgen even goed geschieden als van- wouddwergenstammen, Ik at ds droge rijst aan. „Aan mij 1 Hoe kan ik, dat doen dit was de zijne evenals de kunst de ven uitstel. Ge vergeet, kind, dat de tijd dien «wzen voor zijn vertrek wenkte haar grijpend en door en door gelukkig. „Ik heb dikwijls gedacht,” zeide hij nu, met de eene hand iets ontneemt, zij mij oneindig meer met de andere schenkt. Ik geef de Kunst op, en ik win u.” voorbij gaat, dat oe jeugd vervliegt, dat de eens gevlogen uren nooit terug keer en. Ge vergeet, dat wij alleen, volstrekt alleen staan op de wereld gij en ik Wij heb ben naar niemands wil te vragen dan naar den onzen. Waarom zouden wij, nu het lot ons langer scheidt, zoo weinig aan de onzekerheden van het leven denken en zelven ons gescheiden houden Boven dien, wie kan zeggen, wat een volgend jaar brengen zal Wat mij betreft, ik zal mij nooit werkelijk veilig gevoelen, eer ik Eindelijk kwam Frau Kreuzmann zel ve hem voor het diner roepen een won- talen en den sneltrein van vijf uur dertig te halen, hij binnen iets minder dan een zuster en sloop met deze de kamer uit. Toen sprak Lancelot haastig en ernstig. De woorden, die haar beleedigd hadden, waren hem onbewaakt ontsnapt. Hij had geen plan gehad ze te zeggen hij had er bitter berouw van, dat hij ze gezegd had maar zij had hun beteekenis volkomen mis- BIJ DE DWERGEN IN HET OERWOUD. VOO lachten de dan ha nu weet ge wat ik zeggen wil.' „Ja, nu wejprtrhs zij hem om den hals weende. „Vergeef mij, liefste 1” kens kwamen ze tot nadenken en waren w te- morgen, naar u i l in de achterhoede. Toen zij daar op thuis kwamen, namen de beide meis- „Waar is die schilderij vroeg zij. „In het Louvre." „Het moet een van de schoonste schil- was er te hooren. Zij waren schijnbaar zoo alleen, alsof zij op een verlaten eiland wa- „Wat bedoelt ge met „veilig” zeide zij met gloeiende wangen en van veront- --■-J- -„Denkt ge dat ik niet één jaar standvastig en trouw zou kunnen blijven Nu was dit volstrekt Lancelot’s bedoe ling niet, maar eer hij een uitlegging kon geven, werd hun gesprek gestoord door het plotseling verschijnen van Frau Kreuz mann, die met opgeheven armen en een van glimlachjes stralend gelaat, op hen te helpen in mijn onderneming. Deze ■Franschman bleek een waarde volle vriend voor me te zijn. Ook de Engelsche dis- trictsoffider (de resident) was zeer voor- Titiaan te worden, zou ik met het verleden ende beweging voorbij, als haastte het zich willen ruilen." Winifrieda zeide niets, maar het lichte drukje van haar hand op zijn arm was antwoord genoeg. *712- „Nu, bij Jupiter, riep hij uit, „wie had kunnen denken, dat die oude fossiel Het Hoogerhuis was zijn nachtmerrie achter den boom sk id, evenals de bloed- i van gen, behoeft ge er geen bezwaar in te ma- stammen en bracht ons naar een hun- i ner kampen, dat slechts enkele mijlen zijn van de residentie verwijderd was. 4 beste jongen I gaf er niets meer om, een wyrc Lord te zijn, dan ik doe. Werkelijk ge- Oógei loof ik dat het hem lastiger viel en meer kostbaar, dat het hard was, dat zij gestoord plaagde dan mij. Ik wilde een kunstenaar werden door een kuch. zijn,; hij wilde zeeman wezen. Een zee man was hij ook een geboren zeeman. De zee was zijn element en wat varen betreft, ik geloof niet dat er iemand was volbrengen en uw naar den Holtz-Garten, om een pear Ir- „Maar maar met Pasqhen.... dat ’rs’. „Waarom onmogelijk „Vraagt ge dat? Het ia slechts drie pen zijn oog op het kompas alleen Hij glimlachte hij zou meer dan ster- maanden geleden nu en dan een kort bevel gevend kort, veling moeten geweest zijn, om het te heb- „I* een beschuit hebt gegeten 1 Maar ik zal oogenblikkelijk met u terugkeeren, e n binnen vijf minuten een deel van het diner opwarmen. Neen, neen, het is geen moeite maar een genoegen Mijn boodschappen den het gaf ons wat anderen koorts- met veerkrachtigen tred verder. singen beging, toen zij over Cuthberts lot eens. In ieder geval was het een van die en over 1 meer vierkante menschen achtereenvol- zalsch in proza, zoo dichterlijk in poëzie, i was. zijn. Hij wist me Des^ avonds hield ik krijgsraad met boschpaadjes te voeren en gedurende ons t een het met een braaf mensch die veel aanleg scheen te schoof hij me zwij- gingen ze languit op den grond liggen wllUg werd dit verzoek ingewilligd. Naar j—■- het kwamen van heinde en verre Spoedig kwamen de eerste dwergen inlanders opdagen om in den Christelijken ging dus naar wensch. De Katholieke leer rees dagelijks meer en meer ih de ach ting der inboorlingen, tot op zekeren dag den ^met hem bevrienden resident mij nam zo echter niet aan hij keek me wgren, Zij hadden van de Maleiers rijst gewoonlijk een vrouwenkwestie. De hoofd- Op mijn verzoek zouden zij een hun- vrouwen. Wij zouden zulke arme schep- law* waiwvu «M»vw*vMe wva vvgv - leid met de eenvoudigst mogelijke mu- gaan, bovengemelde Hij wist het niet of wilde het niet zeg- ziek n.l. het eentonig geklop van bam- verst uit zijn gedachten. Hij geloofde in voor nachtleger. In het kamp stonden een aantal van en vertrouwde in eer, liefde en waarheid deze hutten, voor iedere familie één. een bootje de rivier af. Op een teeken Eenige korfjes en zakjes, uit bladeren van den aanvoerder hielden we halt en a gevlochten, hingen langs de „muren" hij zelf verdween in het woud. Hij kende len van Roosendaal Zoo keerde de goede ziel met hen terug en nadat Lancelot vruchteloos beproefd een woord of ook maar een blik tot tranen in de oogen. veel van elkaar verschilden maar mij „Lancelot,” zeide zij, „ge moet het dunkt dat wij verwonderlijk veel op el- schilderen niet opgeven. Ge zult nooit kaar geleken. Wat denkt gij er van gelukkig zijn, als ge het doet. Het is uw „Ik vind dat gij zooveel van elkander sin et ego in Arcadia vividat betee- roeping." verschildet als twee broeders rsdelijker- kent „Ook ik heb in Arcadia geleefd.” ..Hij schudde zijn hoofd. wijs verschillen konden," zeide Wini- Ik vermoed dat hij wilde zeggen, dat in u den ring aan den vinger zal hebben ge- „Ik zou niet ten halve kunstenaar wil- frieda, met die pijnlijke terughouding een lang vervlogen tijd, hij zelf jong en stoken.” len zijn, Winifrieda. Bovendien, ge moet sprekend, die haar altijd beving, wanneer verliefd geweest is." „Wat bedoelt ge met „veilig” zeide niet vergeten, dat, indien Fortuna mij bet gesprek deze wending nam. ----- „Gij i j^jr ,n Welk opzicht „In ieder opzicht.” „Neen, neen -•dat is te onbepaald en en verzamelde alles wat ae bewoners als gevoerd door een jongen «un. Deze zou De hutten der dwergen zijn uiterst waardeloos hadden achtergelaten, maar later vijf maanden lang mijn leermeester primitief twee stokken worden op on- dat voor mij van groote 'waarde was. zijn. Hij wist me over de moeilijkste geveer 2 M. afstand van elkaar in den F— -■*- -■«- grond gestoken, daaroverheen worden den Franschman en den Engelschman. samenzijn deed hij zich kennen als ukken van de kokospalm gelegd, door De. resident raadde mij aan 1 de zwaarte der bladeren buigen de einden ander kamp te probeeren en ik besloot bezitten als aanvoerder en gebieder. verstaan. Twijfel te koesteren aan haar der stokken om en het „huis” is klaar. standvastigheid was van alle dingen het Wat bamboesriet op den grond dient werden no; twee Maleiers geroepen, die verst uit zijn gedachten. Hij geloofde in voor nachtleger. ons gaarne wilden begeleiden. haar, vertrouwde haar, zooals hij geloofde In het kamp stonden een aantal van Den volgenden morgen dreven we in truffels, en, al heb ik het zelf klaar ge maakt, ik moet zeggen, het was een ko- ningsschotelWij hadden ook gehoopt, daar het de laatste dag van den Baron hier in München w^s, dat hij zou zijn bin- „Denk dat niet, of gij zult teleurgesteld nenge komen en met ons hebben meege- vastberaden naar binnen zijn als gij ze ziet. 2> is niet heel mooi, geten. Ja genadige Lord, en ik maakte een en hoop en misschien in roem. En dan zijn gegaan en zijn lucifer hebben afge- werkelijk kan zou iL 7 Italië is het paradijs voor den kunstenaar aansteken.” ver idealistisch, zuiver klassiek een den frambozen-kuchen op ons Kerstfeest -„Dat geloof ik graag," zeide Winifrieda. Theocritische idylle op het doek.” geprezen hadt. Maar waarlijk, het is ver- „Hij was veel meer uwer waardig, lief- „En op mij, om ze u te laten zien." „En wat wonderschoone plaatsen 1” „Waarheen ik u brengen zal.” Steeds langzaam opwandelend waren ten naar een onmogelijke vereeniging van Zij stonden achter een reuzeneik, die zij nu gekomen tot waar een breede weg kunnen wel wachten. Ik ging alleen maar omstandigheden, zou dwaasheid, erger dan zoó dicht aan het water stond, dat zijn afliep naar de brug, die naar de baden van naar l.- dwaasheid zijn. Ik heb nu een bepaald uitgespreide takken het pad ter eene zijde het Brunnthal geleidde en dit was dë’ dingen takkebossen te bestellen en dat werk te doen, en den wil om dat werk te beschaduwden en ter andere over het wa- rechte weg terug naar het huis van liefde zal mij geluk- ter heen hingen. Het riviertje een zij- Kreuzmann. Maar Lancelot deed als wil- daag. Op mijn woord, ik zou u met geen irde schijnt te hebben, behalve liefde, frieda. Het is een lange tijd om aan te den- mblikken zoo zeldzaam, zoo kort, zoo ken." „De tijd zal voor u sneller voorbij gaan derlijk geïmproviseerd diner was het, be- dan voor mij,” zeide zij. „Het is niet half staande uit soep, visch opgewarmde beaf- zoo erg te gaan als achter te blijven.” stuk, piksla en de overblijfselen van den HOOFDSTUK XUIX. „Zijt ge daar zoo zeker van Achterge- frambozen-gelei-kuchen. Maar Wini- Voorzichtig van achter den boomstem laten te worden is zich onderwerpen aan frieda zweeg ep wilde hem niet aanzien -en hun goede gastvrouw babbelde onop- en haar nichtjes bedienden de zij bleven geen oogenblik al- betreft, ik geloof niet dat er iemand was te voorschijn komend, ontdekte de vader het lot, en heeft den troost van het onver- in Europa, die hem daarin evenaarde. Ik van den kuch (en bescheidener kuchje mijdelijke. Heen te gaan is alsof men zijn houdelijk was gewoon te zeggen, dat niemand Cuth- werd wel nooit uit menschenmond ge- eigen tand uittrekt of den stop uittrekt gasten, en bert werkelijk kende, die hem niet gezien hoord) een jonge dame die haar hand- van een stortbad. Maar liefste, het staat leen. Toen werd de koffie binnengebracht had aan boord van zijn eigen boot in een schoen vastknoopte en een jongman die aan u, ons afscheid onderscheidene graden en op zijn horloge ziende, zag Lancelot stormvlaag.Heb ik u ooit van dien storm op doelloos naar den hemel opkeek. Het was minder bitter te maken.” met weerzin, dat het reeds vier uur was, „Aan mij 1 Hoe kan ik, dat doen en dat, indien hij tijdig naar het Hóf el „Door te beloven, dat, ais wij elkander Maulick wilde terugkeeren, om zijn porte- i om niet manteau te pakken, zijn rekening te be- meer te scheiden.” „Komt ge niet terug met Paschen „Met Paschen bij leven en gezondheid." kwartier moest vertrokken zijn. „Wilt ge één oogenblik naar mij luis teren, naar wat ik u te zeggen heb, Wini frieda zeide hij, naar het venster gaande, waar zij met Brenda stond om naar den donker wordenden hemel te zien. „Wel zeker." „Maar-alleen Zij zeide niets, maar hield koeltjes het hoofd afgewend. Lancelot keek smeekend Brenda aan „Et ego in Arcadia," zeide de kleine heftig, „dit kunt ge niet in ernst zeggen l en Brenda, die zich herinnerde, dat dit hun mijne is. Ja, het lot misplaatste ons bei- oude heer, nam zijn hoed af en wandelde Het eleen is niet lang genoeg voor zulk aatste oogenblikken van samenzijn zoo men ze nauwelijks in eeni- frambozen-geleikuchen voor die gele- ik gewoond hebben in Italië want streken, alsof hij een sigarette had moeten gen zin schoon noemen. Maar ze is zui- genheid want ik herinner mij, hoe ge c. u.. --1.-:--ver idealistisch, zuiver klassiek een den frambozen-kuchen op ons Kerstfeest en het land mijner vroegste herinnering. „Dat geloof ik graag," zeide Winifrieda. Theocritische idylle op het doek.” geprezen hadt. Maar waarlijk, het is ver- Dat zou mijn droom geweest zijn. Maar „Hij was veel meer uwer waardig, lief- „Wat een massa schilderijen zijn er, die schrikkelijk te denken, dat ge beiden al het is een droom die nooit in vervulling ste, dan ik ben.” er maar op wachten, door mij gezien te dien tijd gevast hebt, en niet zooveel als had kunnen komen. Zoo lang ik vrij was De gedwongen trek verdween uit haar worden 1” zeide Winifrieda. een schilder te zijn, scheidde een onover- gelaat, en met een kinderlijken glimlach komelijke kloof uw leven van het mijne legde zij haar wang tegen zijn schouder, jn de verandering, die u vrij maakte, „Ge zult mijn held niet zoeken te ver maakte mij tot wat ik nu ben. Te zuch- duisteren 1” zeide rij. ten naar een onmogelijke vereeniging van kig maken. Zelfs niet om een Rafaël of een tak van den Isar stroomde snel in draai- de hij nog in het park blijven. goed geweten naar huis kunnen laten te- cuuc „Malve uvL uvh „Laten wij een weinig verder gaan,” rugkeeren, zonder mee te gaan en te zien de rivier weder te bereiken. Geen sterve- zeide hij. „Ik heb u nog iets meer te zeg- dat het u aan niets ontbreekt." ling was er te zien, geen geluid der stad gen, en het is onze laatste wandeling 1” „Maar het moet één uur zijn 1" „Het is bijna twee en daar ge er zeker had Zoo liepen rij eenige oogenblikken ren geworpen. Dus gaf Lancelot het eenige van kunt wezen, dat onze goede vrienden uitlegging er tusschen te krijgen, bleef hij Zwijgend voort volkomen elkander be- passende antwoord op zulke zoet klinken- ten minste een uur geleden aan tafel gin- zwijgend f.-ia— de woorden hij kuste haar. r ‘__1_ 2 Misschien keken zijn oogen lang de ha- ken, nog een paar minuten langer uit te jes Winifrieda in beslag en troonden haar „dat het lot een van haar groote vergis- re aan, misschien kuste hij haar meer dan blijven." mee naar haar eigen kamer en „der Hert „Weet ge, dat wij al sedert half elf uit Baron" werd aan zijn lot overgelaten, het mijne besliste. Nooit werden dwaze, heerlijke oogenblikken, zoo pro- zijn om zich zoo goed mogelijk bezig te hou- „En wanneer zullen wij weder samen den in het studeervertrek van den afwe- gens in een rond gat gepast. Hij, de arme waarin niets in leven of sterven eenige uitgaan In geen drie maanden, Wini- zigen predikant. I ---- «-•--- - -- -- Lord te zijn, dan ik doe. Werkelijk ge delia, Portia, Miranda. Weinig hebt ge zelf zochten. Hij gaf niets om rijkdom lachte Lancelot gedwongen, vermoed, liefste, hoeveel Shakespearesche heldinnen ge voor mij hebt gespeeld in rij ergert mij. die dagen uit het verleden 1” Het jonge meisje zag tot hem op en en het is de mijne. De menschen waren ge- verwant in het blijspel aan het einde terwijl zij hem aanzag kwamen haar de woon te zeggen, dat hij en ik verwonderlijk de derde acte achtereen scherm?” „Wat zeide hij?” Hij haalde een Latijnschen versregel aan onder een schilderij van Nicolo Pous- treffelijk. Toen we echter den volgenden van Pucoh en morgen aan het ontbijt zaten, kwam een had, niet veel waarde, Maleier binnen met de tijding, Orang Utans verdwenen waren, ’s Nachts dat ik morgen het kamp en zijn bewo- i zou zien. Ik stelde dezen tegelijker- -- ------J-’ne uagen na mijn vertrez uit numoo, maakte met deze dwergen met wie hij en ze waren voor de vreemdelingen al- ik thans een Orang Utan kamp vinden onze Missiestatie, hield ik halt in onze twintig maanden verkeerd heeft om hun- leen bang. waar ik een tijdlang zou kunnen blijven bloeiende Missiestatie te Tabenke om ne zeden en gewoonten nauwkeurig te Dat was een bittere ontgoocheling en mijn studies zou kunnen beginnen. er den troost van onzen H. Godsdienst te onderzoeken. ik gaf het echter niet op, nam mijn tasch Reeds vroeg nam ik van mijn Engel- brengen. Een schare inboorlingen, uit Na mijn aankomst te Penang oefende en trok er alleen op uit. De weg was niet schen en Franschen vriend afscheid en bet naburl8' Binka gevlucht, maakte ik mij vier weken in de Maleische taal, moeilijk te vinden. Ik wilde de aanleg verdween met mijn kleine karavaan.. ar haar. opwachting. Met veel kabaal onder leiding van een ouden Serani. Se- van hun kamp bestudeeren en ook hun In plaats van over den grooten stoffigen kwamen.de luid’es dlar rani’s noemt men de inlandsche Chris- manier van bouwen nader leeren ken- weg gingen wij over een schaduwrijk tenen. Het zijn katholieken of protes- ken. I tanten, afstammelingen van Portugee- Toen ik het kamp naderde merkte ik mijlen in vier uur af. 's Middags waren Christenen, doch slechts Catechumenen, zen en Hollanders en vormen een afzon- dat boven een der hutten rook opsteeg. derlijk deel der bevolking. Toen ik het Ik ging er naar toe en trad binnen. Een r. Maleisch eenigszins kon gebruiken ver- Orang Utan blikte me verstomd aan. Hitam uit om de dwergen te zoeken. On- van deze PUatï dat omtrent trok ik naar de binnenlanden naar de Het was een der dwergen die ik daags te derwijl legden de dragers van mijn ka- lenjaar 8e*edei? een zeker opperhoofd uit oerwouden om mijn onderzoekingen bij voren in de verte had zien loopen. Hij ravaan een vuur aan om een middagmaal "‘“J Ut1n^Otëdh^nneenStarmiFen’ 7“ bM*g X*’n Toen hi’ te bereiden en nadat ze gegeten hadden, onzer Catechisten te willen zendem Bereid Utan te oeginnen. m europa had men daarmee klaar was r: - y~Z~~ -- Z- - luddwergen, gend een portie toe en keek me daarbij opium schuiven. het schijnt, kwamen van heinde en verre *7 aan. Ik at ds droge rijst -- -- zou krijgen, zooals dat^het geval is ge- op de manier waarop hij het mij voor- opdagen bijna geheel naakte, pikzwarte Godsdienst te worden onderwezen. Alles 2__2. T„u we klaar waren nam hij een kereltjes. Welke gezichten! bamboesriet van den grond en zette het Ik gaf hun geschenken en begon met zls een bazuin aan zijn lippen. Aan zijn hen te praten, 's Avonds ging ik met hen i--L j_* ju - - -waar mannen, vrou- het naburige Binka gevlucht, maakte daar haar opwachting. kwamen de luidjes me van over den grooten stoffigen ïe met de punt van hun Uns hua w0_ - - ningen en hun dorpen verdreven waren. boschpad en legden^ de acht Engelsche Versta wel, die lieden waren nog geen we op onze bestemming in de nabijheid Ik had tot dusver geen gelegenheid om van het dwergenkamp. Direct zond ik persoonlijk naar Binka te gaan. Al wat ik „Hoe aardig 1” „Wel zeker, en op zijn pas aangehaald, waardiging vlammende oogen. Ik ben benieuwd te weten wie hij is 1” - rr„Vertel eens wat die schilderij voorstelt, „Maar maar, indien ge op den ande- overdreven. Ik weet, dat wij in sommige Lancelot.” g gelukkiger zoudt geweest zijn 1" opzichten gelijk wareh en ik wilde al- Lancelot wenschte den ouden heer en “22 *‘722 j- jeen maar, ter wille van mij zelven, dat zijn Latijn op den bodem der zee. Niette- ,Op den anderen weg 1 dat wil zeg- wij het in meer opzichten waren." min deed hij zijn best het beroemde stuk Winifrieda zweeg. Wat kon zij zeggen te beschrijvende herders, die eene oude liefgehad Ik zou bijna kunnen zeggen, Haar had de verloren Lord Brackenbury graftombe hebben ontdekt de knielende altijd oneindig veel ouder toegeschenen man die, met den vinger er bij, het graf- af kwam. „Ge weet, dat ik het niet onvriendelijk dan Lancelot, en zoo deftig en droog, als schrift leest,—het meisje, naast hem staan- en levenslustig was. de, met de hand op den schouder van haar loopers en uitblijven 1 Wij dachten, dat zoo verschillend. Liefde is het leven' der Zij had eerbied voor hem rij bewonder- verloofde het eenvoudig ontzag en de ge verdwaald vrouw het begin en het einde van al de hem, zij was half beangst voor hem verwondering in het gelaat van den jongen, ment aan de Polizei zouden moeten op haar hopen en vree zen maar de roeping maar zij had hem nooit kunnen liefhebben, die op zijn straf leunt en luistert de geven. En ge hebt niets te eten gehad in al ran den man, zijn eerzucht, zijn hem Dit aan Lancelot te vertellen was onmo- klassieke groepeering de heldere, vaste dien tijd 1 Frïuelin Winifrieda, ge moet meer dan liefde.” gelijk. hemel de boomen en ver verwijderde bijna flauw vallen van den honger, lieve „Mijn roeping, zooals gij het noemt, „Hij had tienmaal meer karakter dan ik bergen, die er uitrien alsof zij tot de kinds- kind. Wij wachtten met het eten totdat wordt door omstandigheden geregeld, heb," zeide de jonge man, die onder het heid der wereld behooren. het vleesch bijna verbrand was een ge- waarover gij noch ik iets te besturen hebt" spreken warm werd „meer karakterWinifrieda luisterde met ingehouden bakken biefstuk was het met appelsaus en zeide Lancelot ernstig. „Indien ik had meer oordeel meer vastberadenheid adem, kunnen kiezen indien ik mijn bestem- meer volharding. Hij was een soort van ming had kunnen knippen naar denwensch man, die wanneer hij eens zijn besluit ge- van mijn hart, dan zou ik uw echtgenoo nomen had, nooit weifelde. Indien het zijn rijn geweest, liefste, en een schilder plicht geweest ware een mijn te ontsteken, derijen der wereld zijn 1" niet heel arm, want armoede is onpkirie- hij zou rijn hoed hebben opgezet, en even rig evenmin heel rijk, behalve in liefde koelbloedig en Het is te vroeg,” zeide rij. „In de lente 1a In de lente van het volgend jaar 1 Dat was te veel. „Goede hemel 1 Winifrieda," zeide hij ren wej zeide zij van hem af ziétide. gen, zonder u, die ik van knaap af heb Winifrieda, dat dit onvriendelijk is.” mij voorspeld, dat ik de wot die ongelooflijk schuw rijn, niet te zien mistroostigr weest met tal van ontdekkingsreizigers, deed. Toen Ik werd begeleid door een Fransch- L_ man, die vlinders verzamelde en die tot als nog geen enkele dwerg had ge- slikken merkte ik, dat hij water dronk, naar hun kamp, Toen reikte hij mij de bazuin over. Ik wen en kinderen aan den disch gezeten 2ijn vermeende rechten. Het was zooals ---«MW» -1 -------rw. QWW.WMa./» va WW WV U W «3 UU nwiu" aan jlezen voorstenen en hem vragen mij weer mistroostig aan. gekregen voor hun hulp bij het oogsten, man had maar eens eventjes honderd Op mijn verzoek zouden zij een hun- vrouwen. Wij zouden zulke arme schep net dansen uitvoeren. Deze werd bege- se*s slavinnenjjoemen, want meer rijn ze smjeur kwam op een morgen tot de ont dekking, dat een zijner vrouwen, die zich tot het Christendom getrokken gevoelde, plaat had gepoetst (ik spreek figuur- en zich voor verder onderricht naar Ware zij slechts ---- __a zou hij haar stellig met kracht van wape- mer voor hem, was ze naar een plaats ---a zander invloed is, en hem openlijk tegen te AFRIKAANSCHE GELOOFS HELDEN. Father_W. Scully schrijft in de Anna- Kameroen, aan Afrika’s westkust is weer eens één staaltje te geven. Zooals wereldoorlog eene Duitsche kolonie. Toen de Duitsche Missionarissen het land moesten ontruimen, waren de Chris tenen voor een pooze zonder Priesters, mis- making met de Afrikanen veel meer in- geen Pucoh noch een andere dwerg. Toch ging ik nogmaals alleen op het kamp te zijn, u ax. een- vaal w r^uaia stil als het geheele mengor een andere dwergstam leefde. ac“00<*®ts toonden trouw en kinderlijk was, geheel met die alles was verdwenen. Ik mat, onderzocht kelijk aarzelend, stemden zij er in toe, der Afrikanen verschilde. «n f Ik vroeg naar zijn naam. .Pucoh.” „Waar zijn de anderen naar toe?” komend. Hij kende enkele der dwerg- gen. Toen vroeg ik hem, of hij met me boestokken. Ik vroeg begeleiders voor ---2-2 22 -**'*■*_ 222 222. naar de residentie wilde gaan. Hij stak mijn tocht van den volgenden dag, twee de i ging mee. On- hunner boden zich aan, het waren de lijk. van de residentie verwijderd ‘MM HL De eerste Orang Utan zag ik onder- verstandig. Toen hij merkte, dat ik geen gisteren bij onze eerste ontmoeting zoo ««n heidensch land gevlucht, dan j u.. i._ -----w hij haar stellig met kracht van wape- het pad en was bijna geheel naakt. Ik hem integendeel zeer vriendschappelijk Den volgenden morgen begon ik mijn nen hebben teruggevorderd, doch jam- was blij, toen ik er een zag nu wist ik behandelde, verdween langzamerhand onderzoek, begeleid door deze twee 7’er v°or hem, was ze naar een plaats tenminste dat ze nog inderdaad beston- zijn schuwheid en hij scheen me meer dwergen en ik liep het altijd groene oer- Zonder imrtoéd^*^ h blanke. •ul*n n*et en meer zijn vertrouwen te schenken, woud in. streven, zou vi^hem^eSiavd snelde* Toen sprak ik hem over zijn verdwenen We schertsten en lachten, ik liet me weest zijn. Wat hem hinderde, was dat -1 en vroeg hem of hij ze vertellen, keek toe hoe de oude Ramogn het Christendom volgens de wetten des toe kon bewegen om terug te ko- een groot blad voor beker gebruikte en lands de vrijheid gaf aan de heidensche '*u2r L.” L.I en hij beloofde hoe hij telkens eetbare wortels ontdekte, vrouw. Daar zat 'm de knoop 1 Inz’n on- den. Dit was de eerste ontmoeting. De me er voor te zullen zorgen. Daarna ver- Na een marsch van 12 mijlen kwamen ®acht zon hij op wraak, en weldra vond .j l hij een middel alle inboorlingen, die blij ken gaven den nieuwen godsdienst ge negen te rijn, moesten onverwijld* hun A-.n verlaten. Ziehier in 't kort de oor- der vervolging te Binka. Degenen A- dorpelingen, die voortaan niets v—- -**et Katholiek geloof wilden we- nog vóór den nacht in hun mochten blijven, terwijl de anderen onbarmhartig met knuppels uit hun Men vertelde mij, dat te Knala Te- hutt*n verdreven werden. Blauwe plekken --e hoofdman hen met den dood be- «ouden terugkeeren, en nat, zoo de Father hen zou vergezellen. „Ach lieber GottNet gesnapt, straat- - .^.n.-.-u.- waart, en wij uw signale- geven. En ge hebt niets te eten gehad in al broeder toch nog eens tot de levenden te- volgenden m_>rgen vroeg in de residentie hertje voortgewandeld te hebben twee Catechist rugkeerde, ik hem geen welkomstgroet zouden komen om ons naar een ander Orang-Utan hoogst verschrokken voor zou kunnen toeroepen kamp te begeleiden. Zij namen dit voor- mij zag. Vooral de jongste, ongeveer daags „Lancelot 1" stel aan en alles scheen in orde. De re- 18 jaar oud, was geheel ontdaan van }u‘?e „Maar als ge eens mijn vrouwtje rijt..sident verdeelde nogmaals tabak en ik schrik. Zij waren van een ander kamp, <4>n h, i n« ;v gif jeder dunner eenige munten. Wij wisten niets van Pucoh en zijn stem en 1” snikte zij, terwijl waren reeds bijna het woud uit, toen ik ik vernam dat beiden met een j- rel en aan rijn borst merkte dat iemand me naliep. Het was aantal anderen in nabijheid van een dwerg, die mij vroeg hem geld te ge- kamp van Hitam - Vt was de naam van chist hun gaf. Dit getal "groeide meer en „En gij zult mij beloven, in de lente ven om rijst te kunnen koopen voor den een onzer begeleiden woonden. 1 - - „Ja, ik beloof u in de lente." volgenden dag. Ik vond dat vanzelfspre- Vorstelijk mild was ik ten hunnen Fathersjer plaatse kwamen, vonden ze (Wordt vervolgd.) kend. opzichten met mijn parels, ik gaf elk tot hun grenzelooze vreugde een prachtig Op de vlucht. mes en verliet hen daarop. Ook rij had- Het begin leek niet slecht, ik lachte 4wa me beloofd dat ze den volgenden met de sombere voorspellingen uit Eu- morgen zeker in hun kamp zouden zijn, noemde. Maar de duivel slaapt niet. Ook -*■“ loopt hij rond als de zijnen ondervonden een brieschende leeuw. Ook hier tracht en vertrouwde btt den Missionaris zooveel moge- lijk te bemoeilijken. De waarheid hier-* van ondervond ik op een mijner tochten nabij de noordelijke grenzen. Laat ik j Uw lezers dit eens in het kort vertellen, tot aanvoerder aan. Misschien zou Drie dagkn na mijn vertrek uit Kumbo, waar ik een tijdlang zou kunnen blijven bloeiende Missiestatie te Tabenke had aan boord van zijn eigen boot in een schoen vastknoopte en een jongman die aan u, ons afscheid onderscheidene graden .„1^, T_T—L 7L -1 11 mjbaw kiomwl l-Tof umo Wa «HtllrAM de hoogte van Kaap Matapan verteld Ik een oud heer, klein, gerimpeld, met helde- bedoel, toen ik dat reisje met hem maakte re oogen, een boek onder den arm en een naar de Jonische eilanden, nu vijf jaar lintje in zijn knoopsgat. Hij moest aan den weder ontmoeten, het zal zijn geleden. De storm kwam van den Atlan- anderen kant van den grooten boom ge- tischen Oceaan aanwaaien, en bereikte staan hebben, precies aan den kant van ons in de golf van Otranto halfweg tus- het water, en daar hij ongetwijfeld geen schen de beide kusten. Wij liepen vóór ongeziene getuige wilde rijn van zulk een hem uit gedurende onzen heelen weg naar buitengewoon particulier gesprek, had is onmogelijk 1” Corfu. Ik zal het nooit vergeten, evenmin hij geen keus tusschen voor den dag te als rijn kalmte zijn hand aan de roer- komen, of in het .water te stappen, pen rijn oog op het kompas alleen 1 klinkend en streng en de boot gehoor- ben kunnen riten. Maar de verloofden van het volgend jaar is nog tijdig genoeg.” (amend aan het roer als een goed paard zagen er uit/als alle betrapte verloofden, aan een goed ruiter. Ge zeidet daareven blozend en Wegen en min of meer vtr- juist iets over de roeping van den man ontwaardigd. zelve l Nog hield rij het hoofd afgewend. „Wat meeadet ge dan?" vroeg rij op dat was de geheele inventaris. Het voor- het kamp en wilde gaan kijken, of de een eenigszins zachteren toon. naamste wat zij bezitten dragen de dwer- bewoners er ook waren. Hij keerde on- eene Missie met een toekomst. Om maar Hij aarzelde. gen steeds bij zich een groot mes. Later verrichter zake terug. Alle dwergen wa- „Kunt ge het niet radenvernam ik van een Maleier dat, als ze ren verdwenen. Toen ging ik er zeil naar str°®k. la“ds d*n Weer zweeg rij. hun mes maar bij zich hebben, benevens toe en constateerde, dat ze nog niet ring 1 - „Begrijpt ge niet.... dat.... dat.... een of ander voorwerp om vuur te ma- weg konden rijn, nooit langer dan twee Goede hemel 1 Winifrieda, na vier lange ken, zij zonder vrees het woud ingaan, dagen. Terneergeslagen ging ik terug jaren van wachten, bidden en wenschen, ze zullen niet verhongeren. naar ons bootje. Er zat mets anders voor Nu' gebeurdV "het^dat^op'zekérm’mï- alles vruchteloos, moet ik zóó ongelukkig De resident stelde de dwergen voor ons op dan terug te keeren. Wie schetst siepost drie Catechisten wmn aangesteld, worden, te gaan gevoelen dat, indien mijn die wij hiidden aangetroffen, dat ze den mijne verwondering toen ik, na een kwar- Twee vielen af. De eenige overblijvende broeder toch nog eens tot de levenden te- volgenden morgen vroeg in de residentie tiertje voortgewandeld te hebben twee Catechist bleef echter getrouw hij rugkeerde, ik hem geen welkomstgroet zouden komen om ons naar een ander Orang-Utan hoogst verschrokken voor kwam als naar gewoonte meermalen zou kunnen toeroepen kamp te begeleiden. Zij namen dit voor- mij zag. Vooral de jongste, ongeveer daaF naar 1x1 ledl?e apelFetje en bad ;eschreven gebeden. Eerst leidenen om zoo’n onnoozel- heid, zooals ze het noemden, doch allengs- - --* L-_ I groot spontaan bij het gebed tegenwoordig n het later bij de onderrichting, welke dë Cat* meer aan. Om kort te gaan, toen onze daar een schare van ongeveer 4000 Cate chumenen, aan wie na eenige voorberei ding het H. Doopsel kon worden toege diend. Zeide ik te veel, wanneer ik Ka meroen eene Missie met een toekomst ropa en sliep den eersten nacht voor- Ik schonk aan die belofte, na hetgeen ik hier zoowel als elders 1< r. ÖoL 1L.L. vertrouwde bet den Missionaris zooveel moge- dat de meer op de verzekering van den Maleier r Pater Schebesta S.V.D. verhaalt in de waren ze weg gegaan, ze hadden verno- ners Wqensche „Reichspost” hoe hij kennis men dat de resident niet mee zou gaan tijd r twintig maanden verkeerd heeft om hun- leen bang. Dat was een I Ik gaf het echter niet op, nam mijn tasch mes in den gordel en derweg sprak hij bedachtzaam en zeer oude Ramogn en zijn zoon Djelie, die Kumbo had begeven. weg in de verte. Hij liep langzaam over kwaad met hem in den zin had, maar doodsbang voor me waren, het pad en was bijna geheel naakt. Ik hem integendeel zeer vriendschappelijk F was blij, toen ik er een zag nu wist ik behandelde, verdween langzamerhand onderzoek, begeleid door deze twee tenminste dat ze nog inderdaad beston- zijn schuwheid en hij scheen me meer dwergen en ik liep het altijd groene oer- den,. hetgeen ik tot dan toe alleen op ge- en meer zijn vertrouwen te schenken, woud in. streven zou voor hm zag van anderen had aangenomen. Toen sprak ik hem over zijn verdwenen We schertsten en richten, ik liet me weest zijn. Wat hem hindeide was dat Spoedig kregen we een soort hut in stamgenooten en vroeg hem of hij ze vertellen, keek toe hoe de oude Ramogn het Christendom volgens de wetten des het oog. Drie dwergen stonden er voor niet er tr: - i_,_j-<«-— - J- en bleven rustig staan terwijl wij nader- men. Zeker kon hij °dat en hij beloofde hoe hij telkens eetbare wortels ontdekte, vrouw. Daar zat ’m de knoop 1 In x’n den. Dit was de eerste ontmoeting. De me er voor te zullen zorgen. Daarna ver- F" 1**1‘* resident deelde tabak uit, die hij als ge- liet ik hem en vertelde den resident en we in Knala Temengor. Ik was zeer moe, schenk had medegebracht en we gingen mijn Franschen vriend het resultaat van maar maakte, voor ik uitrusstte, een foto met hen verder het kamp in. Ik praatte mijn tocht. van fhijn beide tochtgenooten. Toen de d™ai met hen zoo goed als het ging. Ze kwa- Den volgenden morgen, zoo had Pu- Maleiers gegeten hadden, begaven de zaak men me niet zoo erg zonderling voor en coh gezegd, zal ik naar u toekomen met dwergen zich op den terugtocht, de beide onder de du ik moet bekennen dat de eerste kennis- mijn stamgenooten. Wie echter kwam, schijnbaar nooit vermoeide kereltjes ver- meer van het making met de Afrikanen veel meer in- geen Pucoh noch een andere dwerg. zekerden me i druk op me gemaakt heeft. Zij geleken wel wat op deze laatsten, maar waren kamp der Orang Utan af. Het was een- veel kleiner, terwijl hun gelaatsuitdruk- zaam en verlaten en t king, die zoo geheel zonder hartstocht, cwwoud. Ook Pucoh was onvindbaar. Ik zond er een „gezant" heen en aanvan- trouw en kinderlijk was, geheel met die alles was verdwenen. Ik mat, onderzocht kelijk aarzelend, stemden zij er in toe, der Afrikanen verschilde. en teekende de overgebleven hutten naar me toe te komen. Zij werden aan-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1926 | | pagina 8