VOOR DE HUISKAMER
ZESDE JAARGANG 192C
NUMMER 23
oooooov o<? y Q<)0oo<'0eooeoooooo-70 '>000000
DE BRUIDSDIAMANTEN
GEEN GEVAL DENKBAAR.
ELCK WAT WILS t
L
tjtiXX’ iiTX Elsje’
iï l..„, TO..„a., d<-,
Vader daalde de ladder af near je
1 A L
W «en tatnoenhjke asn-
liUIIIIHIIIUIIülllllllillll
was
«iiiiiwmiiniNi
I HiiiuiiiiHiiHiiiniimiHHWiiiiiiiiiiiiiiimiimiimiwimiwwiimitiKiiwNHi
mnmml
op
„Ik ben negentig jaar geworden, om
dijken
steun beroofd in-
H
hij had 'm door z’n groote brilfagla-
Mokt, dat hier dt haven van
„Nu hoop ik maar, dat ik den trein
t
buiten over den
water aojj gewassen ia den afge-
j-
Hü Weterdde.... t
legen 't raampje, huilde
buisje Nog dieper
ondermijnde
en
dag voor- je I
iet donkerde en de avond viel en
de kleine vogeltjes liggen al in hun nest
jes te slapen.”
zóó goedig in z'n blauwe oaeebuld-
‘n armpjes om
zich zacht te-
Intusschen, als wij den berg nog beklim
men willen, kullen wij verstandig hande-
„Geef mij het glas.”
Hij stak de hand er naar uit, zonder
„Het kan niet zoo schoon zijn als hiet
reide Winifrieda.
Toen zij daarop den ernst opmerkte,
waarmee hij deze vreemdelingen bleef
Hü zag boe 't water de rivier al
hooger en bo<
al maar door
blik
den
„Dat kan niet, mevrouw,” zei de meid
„Ik heb mijnheer daar straks de klok
00000000-000000 0000000000000 0000 00000
dronken heb, steeds vroeg opgestaan "en
vroeg naar bed gegaan ben.”
„Maar ik heb een oom gehad, die den-
vader en moeder 't deden.
Langs een ladder verlieten se buitens
huis d'r schuilplaats, namen t
dat? Was-ie in de kerk? huilenden wind
i
Vader en moeder bleven waken bijna
er moge lijk
TEN EINDE RAAD.
naderde dus. In een variété „Ik weet niet, wat eraan
Een schok van ontzetting ging opeens schort l...Ik shi degens.... kauw
’n vreeselijke beneden d'r. Die stomme beesten ston- drink petroleum, en er komt geen
hout in de kaebel geworpen werd en
net vuur ging jagen en huilen door de
kachelpijp
22.
Het schijnt alsof het gisteren was.”
Het terras, bier en daar met gebeeld
houwde vazen vol klimop beheerschte
een verlaten tuin, in stijve bloemperken
aangelegd, waar bloemen en onkruid in
’t wild voortwoekerden. Achter den tuin
was alles laan en kreupelhout, terwijl
hier en daar in de verte kijkjes van de,
haven van Castellamare dóórschemerden
Nog steeds vooruitloopend, ging Lan
celot naar een deur aan het andere gedeel
te van het terras. Zij stond aan en ver
leende toegang tot een benedenvertrek,
dat oogenschijhlijk tot bewaarplaats van
tuingereedschap*kebruikt werd. Hieruit
gingen zij, langs een trap met veie por
taaltjes, naar eene loggia onder het dak.
Deze loggia aan alle zijden open en om?
Boswell verder, „gesteld
id zich schuldig gemaakt
aan vabchheid en bedrog en ston^M» het
punt, zijne misdaad ontdekt te zién Aj”
„Dan is het altijd beter, dat bü naar
De bekende Dr. Boswell vroeg eens
aan dr. Johnson, of hij den zelfmoord
in geen denkbaar geval te rechtvaardigen
achtte.
„Nimmer 1" antwoordde Johnson.
vrot
eens, iemand
Hij keek haar oplettend aan, schatte
baar op zeven- en-veertig, met valsch
haar en dito tanden en zei „Ja juffrouw,
maar ik kan niet zwemmen."
uit en op haar gelaat
te lezen.
1 was, dié was komen kijken
al het wel en i---- --
KINDER WENSCHEN.
Zusje „Ik wou, dat ik een vogel
en hoog in de lucht kon vliegen
Broertje „En ik wou, dat ik een oü-
leefden. fant waa en water door m'n neus kon
■ch koa- spuiten
Zie het liever zoo leeg en vervallen
dan onherkenbaar vernieuwd en vol
vreemde gezichten. Nu zou ik mij haast
kunnen verbeelden, dat niemand hier
gewoond heeft, sinds wij zestien jaar ge
leden de plaats verlieten."
Daarop keerde hij zich tot het meisje
dat hen dicht op de hielen volgde, en
vroeg hoe lang het huis onbewoond ge
weest was.
Maar dit scheen zij niet te weten of
niet te willen weten. Het was eenigen tijd
teeg geweest, twee jaar misschien mo
gelijk drie. Haar vader zou dadelijk bij
hen komen, en alle vragen van den Signo
re beantwoorden. Verlangt de Signore
intusschen de kamers der bovenverdie
ping te zien 1
Hij schudde het hoofd.
„Daar is boven niets te zien dan de eene
suite slaapkamer na de andere,” zeide
hij tot Winifneda. „Maar als ge er niet
tegen opziet een menigte trappen te klim
men, zou ik u graag het uitzicht van de
loggia in den toren laten zien. Neen
dezen weg. Het is dichter bij, het terns
over te steken dan door de vestibule terug
te gaan.”
Van uit bat zolderraampje zagen r-
hen naderen en vader en moeder zwaai -
is, door ban, toen ze dachten aan d'r vee, glasik rook turfeet briquettes.op zijngezicht/
22- rou
den daar nog immer ia de koude water- bliek. Je weet waarachtig met meer. Boe
„Ik heb zij niets. Zco gingen zij dus naar beneden,
wolken van roodgloeiende sternen en het terras langs en, in plaats van door het
sintels gezien, nu en dan door een stroom huis terug te gaan, wendden zij zich recht-
lava gevolgd tnair dat is niets dan wat uit naar den verwaarloosden bloemtuin
iedere Napoiitancr twee of drie maal 's beneden.
jaars te zien krijgt. Zulke kleine kuren „Hier is niets te zien,” zeide Lancelot,
en uitspattingen noemen wij met met „Dat zuiltje T een armzalig ding 1 dat
zoo’n mooien naam als uitbarsting.”
„Ik hoop dat de berg zoo
geven eer wij heengaan,” zeide Wmifrte-
se Wimpie op,
wij kunnen bezien als wij terugkomen,
vriéndelijk Ik breng u nu naar de Oranje-laan, liefste
zal zijn, zoo’n kleine uitspatting toe te dezen weg
geven eer wij heengaan,” zeide Wuiifrie- Hi) had haar dikwijls van de Orsnje-
da. Lancelot haalde zijn kijker uit en laan verteld, en gij wist, dat deze het too-
beschouwden den top lang en optherk- neel was van eenige zijner vroegste en
zaani. liefste herinneringen. Bn nu ab een
„Ik geloof dat het niet onmogelijk is dicht berceau van geurig duister, met
dat ge uw wensch vervuld ziet,” zeide hij, groene en gouden oranjes rijk gestoffeerd,
haar het glas overreikend. „Ziet gij du lag zij daar vuer haar.
Goddank ze stonden nog overeind,
maar wat zagen ze d'r uit. Hij kende ze
ze bijna niet meer terug.
Toen weer naar boven naar z'n vrouw,
die-ie gerust «telde dat ze n
Zo overlegden wat te doen,
den niets vinden. Zo anoden wachten,
boei lang. Weldra kwam do net wachten, tot er hulp kwam.
en sliep Wimple te midden van Even na dan middag kwam van de
aanhoudenden storm verder oen dorpszijde oen boot aanvaren met oolda-
roeiden. roeiden recht op d'r
blauwe, reine oogen blikte, in waarvan ze ziek werden en uitgeput van. gende doodsgevaar, weg
■et 'u sprankeling van 1 -i“'--*-
'n mooie zomersche dag
n landgenooten daar wat zijn dat daar die fraaie, wuivende
Waal, hij waa geko- voorwerpen, daar bij die boomen, die als
in schoonheid van lijn en die zulk oen
mooie variatie aan het landschip geven,
en die schijnen te hangen tusschen hemel
en aarde.
Boer (barsch) „Hemden."
wee
Wimpie ging mee
Gélukkig hadden ze nog brood in huis, bant, z'n dennen, z'n hei
was ver-
broken. Rondom alles water, water.
bp-eens werd-ie wakker
Wat «ras U--- -1
Noen, neenl.... daar stond nog het kaat- om hot huia
je en al het andere.... en 't lichtje v—
brandde nog steeds.
Stormvlaag had
boerlijks droom.
Hü hnsterdds.
Al asaar door aet hevige sla;
ter de de regen ti
de wind om het
maal onder zoodat-ie bijna niets wei
hoorde of zag.
Met zachte, zachte schreden
weer de slaap, en sloot z'a oogjes....
Het werd onrustig onder do dabt
hü wierp zich om en om,
nachtmerrie kwelda^nm.
Maar soovelen, zoovelra moesten, nog een land vlucht waar niemand hem kent,
wél kent,” was het antwoord van johnson.
EEN FLINKE JONGEN.
Een aardige anecdote wordt verteld van
een welbekend New-Yorksch rechts
geleerde. Toen hij nog een jongen was en
naar werk zocht, zag hij vóór een winkel
van die wereldstad een bordje hangen,
waarop stond „Een jongen gevraagd."
Hij haalde het bordje weg en trad den
winkel binnen. Daar ontmoette hij den
eigenaar.
„Waarom breng je dat hier binnen
vroeg de winkelier.
„Omdat u geen jongen meer noodig
hebt,” zei de snaak beleefd. „Ik aanvaard
de betrekking.”
DE DROOMERS.
Een kleermaker komt voor de zooveelste
'naal manen bij een student, en zegt„Ik
Ebje (Jen volgenden morgen half vijf) had van nacht een merkwaardigen droom.
„Mammie, 't is tijd om op te staan. Al U moet dan weten, dat ik droomde, dat
ue kleine vogeltjes zijn al op en de mama's u mij alles betaalde.”
van de vogeltjes ook.” Student „Dat is heel merkwaardig
want ik droomde precies, dat ik je van
de trappen smeet, maar dat wil ik je nu
schenken.”
I maas*. Vader daalde do ladder af naar je tegenwoereüg
werd, boe do golven beneden in den stel waar do koelen ston- nier de mensenen trekken moet I”
kten en plasten met den.
8 groot geweld op den dijk, waartegen het
■C water schnimspatte. Eindelijk had hst
overwonnen en als een zegevierend aan
stormend leger was da froote watermassa
HFT WATEllSNOOD-KIND. over d* 1*»d«' h» boel den
Juist was-ie z'a bedje «gestapt, had
zich lekker toegedokt, zóó dat z'n blonde
Z'a oogjes werden moe van 'I staren naar
en eindelijk dosaaieido-nie in. d—
n Lach kwam op z a Kef engelen- den ook in het water. Sommige der be-
kotee.... heerlijk droomde-nie.v----
Rij ging met vader en moeder, tu«-
eohoa d'r beidjes te, elk vast met 'a
baadje ia de donkerte naar de Kerstmis.
zoo heerlijk, zoo tusschen ai bh tot
menschee in het kleine kerk,
alle Kchten brandea. met
BEZUINIGING.
De oude vrek (die aan taxi heeft aan
geroepen) „Wat zou het me kosten als
ik me naar het station liet rijden
Chauffeur„Een rijksdsalder mijn
heer.”
M De o. v. t „Dank je, ik wou maar even
-I weten, wat ik uitspaarde, ate ik ging loo-
nea aaaeren «n vaacr en mucuei awaAi- r
den met 'r zakdoek. Ook Wimpie omdat p<n'
Korporaal„In onze kazerne ia de
langste soldaat, dien je nog ooit gezien
hebt.”
Vriend ..Hoe lang ia hij dan wal t”
Korporaal „Twee meter vijf.”
Vriend „Is dat alles In onze kazerne
is een sergeant, die zoo lang ia dat hij moet
knielen om op zijn hoofd te krabben.”
mooie koe- was niemand gestorven
s. stonden ze geen feestdag nu.
naast elkaar, school.... zouden worden. De goedheid keek haar worden.”
ua r—- Nu en dan Hij peinsde docte begreep niet en als de oogen uit en op haar gelaat was veel „Wel dan heeft hij het met lang genoeg
moeder ze hooi geven. Hij hij opkeek naar vader en moeder dan modelijden te lezen. Ze zeion dat bet vtjgehouden.”
aai sa met 'r groots oogen zoo -- *- i -l— i-___ u;n._
dom komden aaakijken en steeds zorg-gczichten zetten, alsof er mogelijk a] het wel en wee daar ia de ,Js dit de plaats, waar verleden laar
,takea ze d'r meestal vieze snuit naar 'm iets vreeselijks op handen was. streek. Det had de menschen wel ge- een jonge dame in het water is gevallen
- Hij wist het niet.... dooa M Ie zondon wel haar handen heb- waaruit ze gered werd door een dappe-
Almaar door luidde de klok. *t Waa bon willen kussen... zoo’n goede Ko- -- -n‘---
of er uit die metalen monden iets onheil- ningfn.
Overal waar plaats was werden de de.
vluchtelingen
z'n ouders hai
„Wilt U zoo vriéndelijk zijn de moeite
te doen mij te volgen," zegt bet kleine
meisje, als een pijl voortschietend om 'n
groote deur le openen, terwijl zij met een
gevoel van eigenwaarde haar tes afram
melt. De ontvangkamers zijn allen ge-
lükvloers. De zolderingen zijn met voor
stellingen uit de mythologie beschilderd
door Pietro di Cortona de kamers zijn
genoemd naar de onderwerpen der fres
co’s. Wij zijn nu in de Diana-zaal. Hier
ziet men de godin door haar nymphen
omgeven ginder vervolgt zij den wil
den beetm het derde vak keert zij met
de zegetee kenen der jacht terug. De hon
den zijn door een Duitschén kunstenaar
geschilderd en hebben den naam van zeer
schoon te zijn. De volgende kamer is de
zaal van Man
Maar dat was te veel voor Lancelot
Brackenbury's geduld.
„Genoeg, kleine meid,” zeide hij kort
af. „Ik weet dat alles. Ik ben hier vroeger
ook geweest. De kleine gids zweeg onge-
loovtg. Zij was acht jaar oud en had zoo
lang zij zich kon herinneren in bet ledige
landhuis gewoond. Allen, die de plaats
kwamen kijken, had zij ook gezien maar
deze twee nooit. Intusschen trok zij naar
de achterhoede en volgde nu in stede van
voor te gaan.
.'.Zaagt ge ooit iets zoo treurigs!" vroeg
Lancelot, toen ze alle kamera warm door
gegaan, die geheel naakt en kaal waren.
Maar in een of twee hgen stapels meube
len, met stoffige kleeden overdekt, die
de grilligste vormen aannamen en er uit
zagen alsof zij graftomben en hoopen ver
slagenen bedekten. „Het lijkt «rel een
huia dat door de pest is uitgestorven. En.
„Waar zijn die andere bezoekers ge
bleven
„Zij kwamen over het water, Signore
en hadden hun boot aan de landings
plaats beneden gelaten. Ik heb ze uitge
laten door een zijdeurtje dat op een pad
in de rots uitkomt.”
„Ja, ja, ik wtet het het pad, dat naar
de zee leidt. Is de deur op slot T Gauw
geef mij den sleutel."
De man met een bleek, ziekelijk
voorkomen en een horrelvoet, die hem
onder het gaan pijnlijk achterna sleepte
staarde Lancelot aan.
„Scusate Signore” zeide hij beteefd.
„Het is mij verboden den sleutel uit de
handen te geven maar ik zal u gaarne
doorlaten.”
Al hinkend voerde hij ben langs een
pad, ter eene zijde door een laurierhaag
verborgen en ter andere zijde door een
hoogen muur begrensd. Dit pad eindigde
bij een deur, die op een grasperk uit kwam,
waaronder een ander pad, door bier en
daar in de rots gehouwen treden begaan
baar gemaakt, zich langs de voorzijde der
rots naar beneden slingerde.
„Blijf hier op mij trachten, Winifrieda,”
zeide Lancelot, toen de bewaarder den
sleutel omdraaide. „Het intrigeert mij’ta
zien, *tn welke richting dgze menschen
zijn weggegaan. Neen, neen\volg mi) niet
De treden zijn glibberig tg smal. Blijf
waar ge zijt.”
Hoewel zij glibberig en smal waren,
was zijn eigen voet vlug en zeker. Van
trede tot trede springend, zoo onbevreesd
en gemeenzaam alsof geen zestien jaat
voorbijgegaan was, sinds hij de laatste
maal dien gevaarlijken weg begaan had,
richtte hij zich rechtstreeks naar een
vooruitspringend rotspunt, een zestig,
zeventig voet lager gelegen. Van dit punt
lagen alle windingen van het afdaiend
pad en de kustlijn, tot op ongeveer eet
mijl afstands; voor het gezicht vrij. De
postweg van Castellamare naar Sorrento
liep tusschen de basis van deze klippen
en de zee. Links verdween hij om een
vooruitspringend kaapland, op wien«
voorste punt een ploeg steenhouwers
aan het werk was. Rechts daalde hij lang
zaam naar beneden en raakte buiten ge
zicht achter het kleine voorgebergte, of
Molo, dat hier de haven van Castellamare
instuit. Zijn oogen met de hand beschut
tend, zag de jonge man den weg op en af.
het pad langs naar boven en naar bene
den, en zag alleen de steenhouwers aan
den kant van de rotsen en een boer, dit
langs den stoffigzn weg beneden een
muildier voortdreef.
Wat was er van die „andere bezoekers"
geworden
Zij hadden hun boot aan de landings
plaats gelaten, had de bewaarder gezegd.
Waar was de boot T De landingsplaats
moest toch stellig van hier zichtbaar zijn
Of was zi) verborgen achter die door htt
bleekgele vlekjes om den rand van den „O, dit is heerlijk l" zeide zij. „Het fe
krater 7 Dat is versche zwavelen wij als de tuin van Aladdin. Laten wij lang-
merkten altijd op, dat een afscheiding zaam loopen. Wacht, daar staat ginder
van versche zwavel tamelijk zeker een een bank. Zullen wij niet een oogenblilr
vertoon in g van vuurwerk aankondigde in deze betooverde plaats rusten t"
Intusschen, als wij den berg nog beklim- Maar nog jaagde hij haar voort.
men wiiien, zuilen wij verstandig hanue- „Als wij terugkomen liefste," zeide hfl
len met het binnen de eerste twee dagen weder „als wij terugkomen F’
te doen.” Zij kwamen uit den groenen tunnel
„O, maar ik zou liefst naar boven gaan weder in het blauwe daglicht. Zij staken
als er iets te zien valt zeide zij met vuur, het open grasperk over en richtten zich
„Ge zoudt toch niet door zwaveldamp naar den kapt van het heuveltje, dat nu
verstikt en met roodgloeiende steenen ge- eenzaam en vrij in de zonnestralen zich
peperd willen worden t” zeide Lancelot, verhief.
„In alle geval, zou ik het voor u niet pret- "Bijna hard loopend haastte Lancelot
tig vinden. Bovendien hebt ge geen denk- zich de helling op, bleef staan, en keek
beeldrond. Op dit oogenblik verscheen de man
Hij hield plotseling op. in de kiel uit een laurierboschje op eenige
„Kijk daar eens zeide hij met ver- honderden ellen afstands. Terwijl hij
anderde stem. kwam aansjokken, maakte hij, met d<
De richting van zijn oogen volgende, muts in de hand, eenige verontschuldi-
zag Winifrieda tusschen de boomen drie gingen, dat hij niet eerder gekomen was.
personen een dame en een heer, in ge- Hij had eenige andere bezoekers rond-
zelschap van een tuinman in een blauwen geleid, zeide hij.
kiel een open plek in een breede laan
oversteken op ongeveer een kwart mijl van
geven door een borstleuning, bood een hen af.
vergezicht aan, dat zeker een van de
schoonste en misschien het beroemdste
is van de wereld.
BEROUW.
Advertentie „Brits, keer terug tot
twdroefde vrouw. De piano is verkocht
i ix heb me een kookboek aangeschaft.”
ie waar alia tochten beaadaa. met n bij den schijn van ean petromamp. me KINDERMOND.
latje Herders en schaapjes, 't Was prach. moesten echter leer voorzichtig zijn daar
tie. nooit had hij soo iets gezien. Voor boven aet die lamp.
Verbeeldt ja eens
i kleed, dat wel heelegaar goud leek. kwAn....
menschen zongen, zon^n zoo Wimpie moest al vroeg gaan slapen,
doch de slaap vlood telkens en telkens,
aanhoudend schrok-ie wakker van den
en 't watergewoel rond-
naarvoor-le eiken avond, na 'n wel-te-
tueten-kus aan vader en moeder trouw
r’a a rond gebedje bed.
Hij was de eenig-overgeblevsne van
zestal-sjn uiten,
van toen ze nog veel kleiner
Wimpie nu.
Geen wonder dat vader en
zoo goed voor waren.
'm hielden.
D'r huisje was
■et stalling, waarin 'n paar
beesten. Nu het winter wes.
daar met z'n getweeën l
veatgabondan aan palen,
■ocht-ie van
rond dat te
acht
uit. telkens ab-ie op stal kwam
„Hé, bahf rieze koe", prevelde-nie
binnensmonds en repte zich dan weer
naar binnen. spellende over 't landschep kwam
Er was weinig vertier daar in de buurt een waarschuwing: „vlucht! vlucht!.
D'r huis, met eenige boomen 'r rondom, voor den waterwolf!"....
stond tamelijk ver van de andere wo- Ez
ningen weg, midden in 't weiland. vaart, door dijk noch dam gestuit, kwam- Zoo bleven ze aan
Binnenweg voerde naar bet dorp, ie ale in triomf de lage landen binnen- toen was er een priester gsk-„,~. «auviv w»
de groote rivier stroomde. Maar vallen, geen tijd latend aaa roensch of ven uit de Brabantsche beidt. Hij kwam POEZIE EN PROZA.
r waren dijken dier tot rappe vlucht. met n boot, al waa't dan ook een kolen- Enthousiaste, maar bijziende dame-
oaabeen om beg water te keeren. als t Hij kwam met donderend gewald >chuit en hü. die edelmoedige, die nog artist „Mijn goede man, zeg mij eens,
hoog en booger werd... stortte hij zich op boom en struik en immer hield van JJ
Behalve de twee koeien hadden ze nog huizen, ondermijnde d'r fundamenten, tusschen Maas en
't wat prettig, ab-ie telkens na school- tot ze, van rttrt en steun beroofd in- men om L
tijd de eieren rapen mocht.... triomfan- eenstortten. wonden te stelpen en
teHjk toonde-eie ze dan aan moeder. Hoogste* T 2
die even bekte en d'r ventje liefdevol stond betvee tn 't water, 't koude vocht. Velen nam hij mede, weg uit het drei-
in s'a blauw», reuse ooéen blikte, z'n waarvan ze ziek werden en uitgeput va» genda doodsgevaar, weg van honger en
blauwe oogen
liefde er in, zóó wv wv. ---
moedor aome, ah de hemel zijn kan op Toen Wimpie van uit ‘t venster den
n moois zoincrsch* <4»^.v ww.«s
Zijn kijkers dwaalden 't kamertje rond, moeder!
Hij luisterde naar den regen, die tegen ter !cc=
't raampje tikte, nu en den nauw hoor- Moeder, haar eigen «nart voor m ver
baar. dan weer met felle ebgen. ah er bergend, had 'm gesust. In der haast
een door den woesten westen wind hadden ze vader en moeder wat
voortgedreven regenwolk kwam aan ja- ze nog grijpen konden naar boven
gen. zolder gesjouwd en zaten voorioopig l B'hoofd had geslagen
De wind keilde. Hü voelde ziek hk- veilig,
ker en keerKjk beschut, trok de dekens n
nog vaster om zich.
Beneden in 't vertrek was geen ge
rucht dan 't gedempt praten van vader
en moeder dia bij de kachel zaten.
Vader en moeder bleven.... Wfanpie
nam-ie mee.
Eerst was-ie wel een beetje bang ge-
ijn droom was waar! Hat wa- weest voor dien stoeren priester, doch
deze had Wimpie op z'n knie gezet:
zoete. Neve woordjes tot 'm gesproken
en
ren
ze nog grijpen konden naar boven op oogen gezien, dat-ie bei z
zolder gesjouwd en zaten voorioopig t'B hoofd had geslagen en
gen 'm aangedrukt.
Doch de koeien .de arme beesten, daar £22
beneden, «toMen te pletsen in het wa- achterblijven daarginder helaas in al dat jan dat hij naar den duivel loopt die'hem
naar 1 verre Bra-
1 en voor 't naar
bed gaan bij hen, die hem liefderijk op
namen, bid-ie tot den Algoeden God:
-- - Kewoon, aat ix veei spreejt. xie je, ais ik „rtu noop ik maar, aar i
heel den bngen, donkeren nacht, bang voorbeeld lóó met den vinger wijs, niet mis, sprak schoonmama,
gowekt nét z'n ah ze waren voor nog erger. w— ---
Vermoeid en doezelig waren ze 'l mor
gens van angst en zorg,
igen, kbt- Werktuiglijk riepen
>je, huilde die zich kleedde,
r Ze schouwden
ue wtno om nvi -
ltroep-ie onder do dekens, zalt er heele- pUs.
i— Mins mets osoer het
loopen nacht t Gevaar werd nog grooter
de kerkklok onophoudelijk maar
bleef kleppen, zoolang.
De klokken 1—1
dan op hoogs feestdagen: dan was I
jubelden over het dorp; als er een begra-
2., ‘eken
zooveel van zoo heel anders meende-nie, zoo dof en 4aar rêeds satnéngebracl
somber; maar nu
dat er brand
waar plaats was
geborgen sn Wimpie met
Zoo bleven ze
waar
dat koa je zoo niet zien, d'r
hoog en hooger werd....
E-U -1
't wat prettig, ab-ie telkens na
toonde-eie ze dan aan moeder,
even 1
neerstortenden regen.
Ze kwamen op den
op den dag, hij wist en omgeving.
t Ook was c--
ook Je menschen moed had ingesproken
en 't
paar dagen en
]ekomen ver
.Hij kwam
dier tot rappe vlucht met 'a boot, al was 't dan ook een kolen-
Hij kwam met donderend geweld schuit
struik en immer hield van z'n land;
en
te redden 'ra ts'hslpen" hun t ware strijd voeren met dexe laatste
oKe te gieten h 1‘“J u
---- -tot aaa dra buik en dieper nog hun wreed gealagen wonden
lachte ra d'r ventje toefde vol stond bei vee in 't water, 'l koude vocht
't lange staan neervielen an.... den dood koude.
>i bbuw meende vonden....
Toen Wimpie van uit 't venster dra
vloed naderen zag, kreet-ie: „Moeder,
mijn droom was wau.'
ter komt! Het water komt!”
Moeder, haar eigen smart voor 'm
bergrad, had
BOER EN KNECHT.
Een boer huurde eens een knecht en zei wel
tegen dezen „Zeg eens, Pietik ben niet
-ewoon, dat ik veel spreek. Zie je, als ik
dan beteekent aat eenvoudig Ga aan
«g werk
„Dan komen we goed bij elkaar, baas een half uur vooruit zien zetten.”
was het antwoord. „Want kijk I ais ik bij
voorbeeld zoo maar even met het hoofd „Zoo, zoo, dus uw zoon moet artiest
naar buiten over den schud, dan beteekent dat eenvouaig worden. Wat gaat hij nu doen! Schil-
Vergiste vader zich niet dan w. i Ik doe ‘t niet.” deren, muziek of
O, dat zullen we later wel zien. Vooi<
loop tg bat hij zijn haar bng groeien.”
„Dtc man heeft nu altijd een glimlach
„Ja, dat is ook da eenige plaats waar je
het verwachten kunt.”
HOOFDSTUK LVIIL
Lancelot staafde met strakken
naar de drie personen beneden in
Lancelot en Winifrieda leunden naast tuin.
elkaar over de borstleuning. Lang en „Het is bewaarder, die de tuinen aan
stilzwijgend staarden zij naar de zee en de andere bezoekers bat zien,” zeide
de kust, het eihnd, den berg en den he- Winifrieda.
mei. Weken achtereen hadden zij samen
gereisd, na hun huwelijk, gelukkig in het
eerste geluk van volkomen veretniging. het hoofd om te wenden regelde het en
Samen hadden zij de myrthebloesems ge- richtte het op „de andere bezoekers."
plukt in de schaduw der zuilen van Ac- „Zij gingen de Oranje-laan af,” zeide
gina samen geluisterd naar het gonzen hij meer tot zichzelf naar het scheen, dan
der bijen op de rijk met thym begroeide tot zijn vrouw. „Zij gaan den heuvel op
hellingen van den Hymettus, en naar het om het uitzicht.”
gezang der nachtegalen, *s middags in
de kreupelboechjes van granaatappel- vandaan,'
boomen aan den oever van den Cephissus.
Bij maanlicht hadden Zij de drijvende
meeldraden betreden der teedere hond- beschouwen, keek zij nog eens naar hen.
roos en de marmeren portalen van den Er was uiterlijk niets bijzonders aan
toch, ik weet niet hoe het komt, maar, ik Acropolis te Athene, met zonsondergang hen op te merken. De heer droeg een don-
in de eenzaamheid der tenfpels van Gir- kerblauw pak en een zeemanspet met
genti gedwaald, en purperkleurige aspho- gouden band. De dame zag er fijn en
dil geplukt in de velden van Paestum. meisjesachtig uit. Zij waren op meer dan
Kleur en vorm en licht, de pracht van een kwart mijl afstands, naar knaien-
den ochtend en den avond, de pathos van vlucht gerekend, en hun gebat was naar
het verval, en de teedere bevalligheid van de zee gericht. Langzaam staken zij het
een vervlogen tijd, hadden hen op iedere open gedeelte ever. Langzaam beklom-
pleisterphats op hun pelgrimstocht ver- men zij den kleinen heuvel en bleven
gezeld maar noch in Griekenland, noch daar staan om de baai to overzien. Wini-
m Sicilië, noch op de eenzame kusten van frieda zag, hoe de man een kleinen teles-
Posidonia, hadden zij een tooneel aan- coop uit den zak haalde, zorgvuldig re-
schouwd, schooner dan dit. Toch was gelde en aan zijn tochtgenoote overhan-
het geen nieuw tooneelwant zij waren digde. Hij scheen haar op den Vesuvius
nu te Sorrento en zagen het lederen dag opmerkzaam te maken.
uit hun vensters. „Het benieuwt mij, of zij naar die zwa-
„b het hier ooit iets anders dan zo- velwolkjes zien,” zeide hij.
n er T" vroeg Winifrieda droomerig. Lancelot schoof met een klap het glas
„Het spijt mij, te moeten zeggen, dat in elkander en duwde het in den étui die
het nu en dan ook winter is. Ik heb lood- aan zijne tijde hing.
kleurige hemels, aanhoudende regens en „Laten wij naar beneden gaan,” zeide
zelfs mist en vorst gezien in dit toover- hij snel. „Wij zijn hier lang genoeg ge
land van rozen en zonneschijn. Ik heb weest en en ik verhng u de tuinen
den Vesuvius |ezien, wit van de sneeuw, te laten zien. Hebt gc er iets tegen
als een rookerige bruidskoek.” Wüifrieda had er niets t^gen. Zij zou
„En ge hebt ook een uitbarsting van gaarne nog een poosje langer daar ge-
den Vesuvius gezien zeide zij snel, droomd hebben maar ziende/ dat hij
„Nu, dat is wel wat sterk gesproken ongeduldig was om heen te gaan, zeide
Antwoordde hij glimlachend. „II a J—
Dit zeggende ging hij haar voor naar
een zijkamer, die m de Apoilo-zaal ui -
kwam en met paneelschilderingen van
landelijke feesten en den „style Watteau”
versierd was.
„Dit,” zeide hij, de sluiting van een
openslaand venster loemakend, dat toe
gang gaf tot een bevloerd terras, „was
bet boudoir mijner moeder. Het ligt, zoo-
als ge zitt, op het Zuiden. Zij hefde van
den zonneschijn. Soms, als zij wél ge
noeg was, arme lieveling, werd haar rust
bank naar buiten geschoven en onder
de oranjeboomen gezet daar stonden
er vroeger een menigte in tobben over
bat gciieek terras. Zestien jaar aslcden
ter, konden nergens gebracht worden
veiliger nu op het oogenblik.
Nu en dan klonk er iets op als 'n blok want 't verkeer met het dorp
Vader en moeder waren nog ernstiger „Lieve Heer, laat die «aderen, vader ra
geworden, keken van uit het solderraam moeder al die nog achterbleven, ook ko-
-r de zee rondom. De huizen in 't man hfer bier fa 't goede, gastvrije Bra-
dorp. voorzoover ze zien konden, ston- bast (Huisgez).
woaer» poogden plassend op hooge laar
zen hun vee door 't water te b'-ngen
naar de hooger gelegen dorpsgedeelten.
Zoo ging de trieste, nare c J
Hij vond 't zoo heerlijk, *oo tusschen af bij tot het 2.
die groote menschen in het kleine kerk. Met z'a drieën bleven ze op zolder
U. waar alle lachten branden, met a bij dra schijn vsa era petroMlamp. die
«ribbetje met achter 't Kindje Jezus, 'n vader' nog met behulp van een haak vdh
vijf-hoek-eter die rood-gloeide in 't stal- den solder had kunnen nemen. L.
fatje. Herders en schaapjes, 't Was prach- moesten echter
Ug, nooit bad faj soo iets gezien.
«an 't altaar stond meneer Pastoor in 'n
mooi
Ea de
omtrek.
Goddank duurde dH vreeeeHike niet
wtoo I
kruilnkopje nog even siehbaar was boven weer ra sliep Wimpie te midden van Even
de dekens uit den aanhoudenden storm verder ean dorpszijde
't Nachtlichtje braadde heerlijken slaap. tnn die
Nauw zichtbaar stonden daar op Toen-ie s morgens wakker werd, her- huisje af.
*t klein» zolderkamertje; een kaatje, een inaerde-ie zich bet gedroomde en ver-
„aar stoelen, waarvan op één z'n kleer- telde het aan moeder.
tjes. 'a tafeltje met 't lichtje, 'n kruisbeeld „Malle jongen had ze lachend ge
net daarnaast 'n Lieve-Vrouwe-beeldje, zeid. „droomen zijn bedrog'.
*- Hiermede was Wimpie tevreden, dacht
er vorder niet meer aan. huis d'r schuilplaats, namen plaats in
Toen het later werd voad-fa 't vreemd de boot en voort ging het dorpwsarts
'n dat de kerkklok onophoudelijk maar Het vee moest achterblijven, kon niet
-- -mee. De kippen met haan zaten au boven
Z'a broertjes en zusjes waren gestor. De klokken luidden wel meermalen: het dak naast elkaar met veeren die
T weren dan op hooge feestdagen: dan was het oi ze aaneenplakten door den al maar door
jubelden over bet dorp; als er een begra- neerstortenden regen.
moeder vra werd, dan klepten diezelfde klokken Ze kwamen op den dijk. Velen waren
scht uit het dorp nooit gerookt en nooit alcohol ge
niet groot: woonhuis niet wat te denken... zoover-ie wist Ook’was *d'r een heel fijne dame, die
j was ook da menschen moed had ingeeproken en
u slleen was 't geen getroost ra beloofd bad dat A geholpen tetidn lertregnl volgde en°maar’ 70 n fe-
t__2
Hij peinsde docb begreep niet ra als J» oogen i
veel
vond-ie dat ze niets prettig keken, nare Koningin
.1 wee daar in de ,Js dit de plaats, waar verleden
streek. Dat had de menschen wel ge- een jonge dame in het water is gev;
ren jongen man met wien tij later trouw
de t” vroeg tij op een pier aan tee staan-