van het 1 ll lil „Noord-Hollandsch Dagblad” I e 3a Vrgdog 1« Maori IMS t I 4 I I I n. NAAR DE VESTE VAN MARIA. Taffereelen uit het1 'Evangelie. HI EPISTEL EN EVANGELIE. VIERDE ZONDAG IN DE VASTEN. I n. DR. ABRAHAM KUYPER EN DE EEN HEID DER ROOMSCH-KATHOLIEKE -I Vo H IFFICHEL KERKBER2CHT gaan dien /o> -(o)- angstvallige vergeriikin°en ontstaan van o I VAN JESUS LEERLINGF?’ Doch wat in de oogen ’t gevaarlgkst kan xqn: danig het I 8 4 8 2 1 t t 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 I h Voor den 31en keer stonden daar de grims van de Nationale Nederlandse!»-» devaart en wachtten vol 01 reis te beginnen. Want ook de nitnoodiging van Maria, j, Bernadette: „Ik wil dat men in gr’oAte gi tionale eenheid heeft bewaard en daardoor een schitterende proeve te meer heeft afge legd van de vastheid en hechtheid van haar organisatie. Minstens zeven van de twaalf waren vls- achers: Shnon Petrus, Andreas, Joannes, Ja kobus, Thomas, Nathanaöl en Philippus. Dat lag voor de band: .Jesus arbeidde lineeat bjj het meer, waar een groot deel der J nog een tieuling op. Op de achterste bank, bjj het roer, legden zij zelfs een kussen en tapijten voor de voorname reizigers. Met zul ke vissebersbooten placht Jesus het meer over te steken. Als Hjj by avond of nacht weer naar Ka phamaum overstak, vaarde Hij vaak, op een eind van 't strand, visschers voorbij die doen de waren met een hangnet. Dat was gemaakt gelgk een sleepnet, maar veel korter, onge veer honderd meter lang. De visschers legden het in ’t water, gelgkloopend met den oever. Loodjes hingen het strak, houten klossen hielden het boven; aan de beide bovenuitein- den zat het vast aan een groote, ledige, witte kruik, die bovendreef, zoodat de visschers het in den donkere zagen liggen. Op ’n af stand vaarden zij er lange, plasten met de roeispanen in ’t wa'p- om de visschen te ver schrikken en in ’t net te jagen. Als het mid denstuk zonk, zat het vol. Dan trokken zij 1. De eenheid der Roomseb-Katholieke Kerk bleef ongeschokt bewaard. „Dat in de Roomsche Kerk, zöóals ze in de verschillen de landen zich openbaart, verschil van in zicht omtrent dezen oorlog wordt gevonden; dat de Fransche geestelijkheid het voor de Entente, en de Deutsche bet voor de Centrale Mogendheden opneemt; en dat dit zelfs tot een vrjj heftige polemiek onderling aanlei ding heeft gegeven, spreekt wel vanzelf, en kon ook niet anders verwacht worden. Maar de Roomsche Kerk als geheel, en daarop doelen wij, heeft zieh stipt buiten dezen strjjd gehouden. Als wereldkerk staat ze bo ven deze nationale verschillen. Ze is soepel genoeg om dit verschil in sympathie tns- seben haar leden te dragen, en de eenheid harer Kerk ging da» .r door geen oogenblik te loor. En daarom kon de Paus als hoofd en vertegenwoordiger dezer Kerk het woord van vrede tot alle volkeren richten en ver wachten zelfs niet weinigen van hem, dat hjj de vredesbemidoelatu’ zal zijn. Het baat niets? als protestanten de betee- kenis van dit feit willen verkleinen of ver doezelen. Struisvogel politiek was altoos een slechte politiek. Het feit is er nu eenmaal, dat, terwijl deze oorlog alle internationale banden op het gebied van het sociale leven, van de wetenschap en van de kunst, verbro- EEN CHRISTELIJK OORDEEL OVER THEOSOFIE. In het „Vaderl.’ lezen wjj het verslag van een lezing van Ds Zwahler over. Theosofie en Christendom. Hij zegt o.a. het volgende, wat ook wg kunnen onderschrijven: De theosofie kan echter het hart niet be vredigen. De theosofie beeft geen God tot wien men zich wenden kan en van wien men hulp verwachten kan. Zij heeft vooral niet den Christus. In den grond is de theosofie leeg en wreed. Dan is het Christendom veel rijker en ver- troostender. Allee is betrekkelgk en onzeker in de theosofie. Het pantheïsme is, heeft Schopeahaue* gezegd, een fatsoenlijke ma nier om atheist te zjjp. De Karma-leer ver nietigt het verantwoordelijkheidsgevoel, ter wijl het Christendom dat juist in zoo hooge mate versterkt, en het leert daarbij de heer lijke vergeving der zonden. De geboorteleer en de theodicee der theo sofie zijn ook niet in orde. De theosofie be looft het land, waar de lotos bloeit, maar zjj brengt ons in waarltefd op een dorre vlakte. Daarentegen leert het Christendom een levenden, ontfermenden, een vaderlijken God. die spreekt G ij zult, maar die ook ons helpt en zalig maakt in Christus zijnen Zoon. WAAROM? WAAROM moeten wii» den strijd aanbinden tegen den zoogenaamde^ per- sonen-cultus eene beweging, die hef ge vlei en gestrijk en gehutoig van ver dienstelijke mensc^ei zoo op den voor grond dringt? OMDAT wii niets mooiers kennen dan zoo bescheiden mogelijk voor God leid te wC’k'm en dez beseb i 'e - wars van alle eer-gejaag. de beste g is voor de zuiverheid van bedoeling. WAT EEN BOEKJE VAN PATER BENSDORP BEWERKTE. Eenige jaren geleden ontving Pater Stoks, die Pater Bensdorp tot duizenden deed spre ken door, den loud-speaker der schitterend uitgegeven „Apologetica”, van een geeste lijke den volgenden brief, waaruit bljjkt, hoe gunstig en krachtig echt degelijke apologe tische lectuur werken kan: „Eindelijk! en X is maar goed, dat ge een ultimatum gestuurd hebt, anders zou ik het nog hebben vergeten. Nu maar -ter zake! De persoon in kwestie is 11 jaar ongeveer in de Doet geweest, en nu reeds 12 jaren te rug, als gepensionneerd Oostganger. Hij ge loofde aan niete meer, was echter gevoelig voor een goed woord, en nam daarom de uit- noodiging aan, om aan een volksretraite deel te nemen. Toen bet op biechten aankwam, meende hjj, dat zulks niet gaan zou. Hg wildg echter niet geheel wegblgven en kwam daar om eens praten. Al spoedig kwam er uit, dat hg zijn geloof verloren had door het lezen van Multatuü. Hij citeerde heele stukken uit de „Ideeën", en kende natuurlijk „het Gebed van den Onwe tende” van buiten. Hij aanhad haast Multa- tufi. Na hem overtuigd te hebben, dat al zou Multatuli niet willen bedreigen, hjj zich toch kan vergissen, en dus zijn voglelingen het ook mis konden hebben, deed ik hem beloven, iederen avond ’n Weesgegroetje te bidden met de meening, dat, indien wg Katholieken gelijk hadden, en Maria dus werkelijk is de Moeder Gods, hjj door Haar voorspraak de genade der bekeering mocht verkrijgen. Ik beloofde hem den volgenden dag een hoekje te brengen van R. P. Bensdorp, een afdoen de weerlegging van Mnltatuli’s „Gebed van den Onwetende”. Toen ik met dat brochuurtje bjj hem kwam en hem vroeg of hjj ’s avonds te voren zijn Weesgegroetje gebeden had, was zijn ant woord bevestigend; en hij wilde, zoo ik het goedkeurde, reeds Zondags naar de H. Mis gaan, wat ik natuurlijk zoo sterk moge- Rjk aanbeval, al ddted hij het dan ook nog niet uit overtuiging^ Verder moest hij het boekje maar »kens goed lezen. Den volgenden dag ontmoette ik hem en vroeg hem, hoe of het boekje beviel. „Uitstekend, pater”, was het antwoord. Omtrent een punt echter had hg een an dere opvatting. Ik zeide hem toen, nog wel eene bjj hem in te loopen en dan zouden we daarover samen praten, en vroeg bem, wan neer ik bem thuis kon treffen. Er werd afgeeproken den volgenden dag tusschen 10 uur. Ik er op het aangegeven uur heen. Hij wachtte me reeds en had het brochuurtje geopend voor zich. Bjj mjjn bin nenkomen was zijn eerste woord: „Pater, ik geef mjjn ongeloof er aan; deze schrger heeft volkomen gelgk. En nu begrjjp ik ook, hoe gevaarlijk Multatuli is. Me dunkt gevaar- Ijjker dan een Zola.” i geen stichters worden. Niet iedereen kan mderd gulden missen. Maar de gebeden kinderen kunnen bewerken, dat zjj,' Jan, die wèl, en Piet, die niet, of niet voldoende gesierd is; en de ondervin ding heeft velen onzer gelee d to' wel ke treurige toestanr’e.i d.t al es h-eft ge leid. OORT. Ze verleiden, verbannen den vrede. De Gé. Brood en vruchten en olie zjjn overal te koopen voor eenige assen, slapen kunnen zjj bij guur weer in een gast vrjj huis; en, als het warm Is, overnachten zij onder den blooten hemel of desnoods in grotten en graven. Kleeren alleen kunnen zorgen wekken, want vrouw of moeder of zusters moeten die spin nen en weven: daarom gaan zjj van tjjd tot tjjd weer eens naar huis. Velen zullen zoo eenigo weken of een paar maanden met den Meester meegegaan zijn, om dan weer voor een tijdje naar huis te keeren, gelijk de leer lingen der Rabbijnen deden. Sommigen echter vielen Hem af, als zijn woorden hun mishaagden of te zeer tegen hun Joodsche opvattingen indruischten. Dat deed den Meester leed, ep dan kon Hij droef aan de overigen vragen: „Wilt ook gij aom^ weggaan?” Uit dien hoop leerlingen zijn enkel bij na me de twaalf bekend, die Hij later als hel pers en voortzetters van zjjn werk zou aan stellen. Evangelie volgens den H. Joannes; IV, 115. In dien tijde ging Jezus over de zee ran Galilea, dat is, die van Tiberias; !n Hem volgde een groote menigte, lil de wonderen zagen, die Hij aan de zieken deed. Jezus ging dan op eenen berg, en zat daar met Zijne leer lingen. Paschen nu. het feest dér Joden, was nabij. Jezus dan de oogen ophef fende, en ziende dat er een zeer groo- te menigte tot Hem kwam, zeide tot Philippus: Van waar zullen wii brood aoopgn, opdat deze eten Doch dit zeide Hij hem beproevende: want Hij wist wel, wat Hii doen zoude. Philippus ant woordde Hem Voor tweehonderd tien- tingen aan brood is hun niet genoeg, opdat ieder een weinig krijge. Een van Zijne leerlingen, Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot HemHier is een jongen, die vijf garstebrooden en twee vissdien heeft; maar wat beteekent dit onder zoovelen? Jezus zeide der halve: Laat de menschen nederzitten. En daar was veel gras op deze plaats. Zij zetteden zich nu neder ten getale van omtrent vijf duizend mannen. Je zus nam de broeden; en als Hij gedankt had, deelde Hii ze uit aan die daar za ten; desgelijks ook van de visschen, zoovpel als zit wilden. En toen zij ver zadigd waren, zeide Hij aan Zijne leer lingen: Verzamelt de brokken, die over gebleven zijn, opdat zij niet verloren gaan. Zii verzamelden ze dan bijeen, en vulden twaalf manden met brokken, die van de vijf garstebrooden overgebleven waren degenen, die gepeten hadden. Die mensenen nu, als zit het wonder ge zien hadden, dat Jezus verricht had, zeiden: Deze is waarlijk de profeet, die m de wereld komen moet. Als Jezus nu vernam, dat zii komen zouden, om/' Hem te halen en koning maken, wedr Hij weder alleen naar den berg. en Zijne eer. voor de zielen en haWe zalighC- heid waarbon inmand OMDAT zeer vele naturen niet be stand zijn tegen die „viering” en zich g gaan voelen, wat n iet a'hen aan belang der zaak groote schade toe brengt; en ten slotte...-, hoogmeei vóór den val komt OMDAT, als gevolg van die „mode” stormen. Want de winden komen onverhoeds door de valeien ten Westen of Oosten of uit de Jordaanvallei aangeblazen, als het meer glad ligt als een spiegel; en op eenige ston den wiegen zjj het ’t onderste boven, jagen de golven bergenhoog op, doen de booten deinen en tuimelen, en zouden netten en man nen den dieperik in plonsen. Dan moest er getobt worden om heelhuids aan wal te ge raken. D<h"Ji iret al dit moeizaam en gevaarlijk l“ven was het visschersvolk van jongsaf aan ontberingen gewend. Het had geen schrik voor harden arbeid. Het waren kerels met getaande gezichten, en sterke spieren, die kalm konden blijven in storm en gevaar. Rijk werden zij er niet bjj. Zjj verkochten hun vangst aan koopers, die te naar Taricha vervoerden, ze daar droogden en zoutten, en in vaten en manden uitvoerden, tot naar Ita lië toe. Het vet van de winst bleef in de han den der kooplui en zouters. De verdien .ten der visschers waren karig. Daarmee hadden zij juist genoeg om zuinig te leven. Toch hielden zjj vak hun boot en netton. En met drift. Want dat loeren en jagen naar lovende, grillige, visschen. bij dag en nacht, doet het hart sneller kloppen en de borst hjjgen van* gespannen verwachting. Visschers hebben jagersbloed. En bovenal waren zij onafhankelijk en vrjj. Geen mensch stelde bun wetten. Daar droomt elke Oosterling van. Alleen het nuk kige meer en de schichtige visschen konden hen doen zwichten. Maar die waren niet mil der prullerig. bevolking van de vischvangst leefde. Het blauwige water wemelt er van visch. Bjj de inhammen ligt hij te snappen naar planten- afval; hoogerop ligt hij in de zon op den wa terspiegel te spelen; naast het strand liggen zilvcrblinkende banken sardienen, die de kin deren met mandjes vangen. Van kindsbeen af worden de kustbewoners verleid door visch. Buiten Kaphamaum, uit het gewoel en gesjouw der booten en karavanen, staan ge duldige visschers op het strand te hengelen. Aan hun lange roede hangt een streng van paardenhaar; daaraan zitten haakjes vast met pieren, vliegen, sprinkhanen en vischaf- val. Zoo kan iedereen, zonder veel bedreven heid, genoeg vangen voor zgn eigen kost; een behendig visscher haalt allicht een volle mand per dag boven. Bij die hepgelaars stond Jesus meermalen te zien. Dat waren echter maar de mannen van 't klein gewin. De visschers van beroep vischten met net ten. Dat bedrjjf was erfelgk en ging over van vader op zoon; de dochters zelfs waren van jongsaf gewend de netten te breien. Geringe vischers bezigden het werpnet. ’t Was een rond net, dat als ’t opengespannen was, er uitzag als een groote punthoed of een tent. Aan den rand hingen loodjes. De vis scher wond bet om band en voorarm en Het de loodjes afhangen. Dan stond hij op den oever op loer. Als vinnen of staarten op hét water pletsten, waterbobbels opkwamen, of een donkere plek onder den zeespiegel lag, dan rolde met één armzwaai het net af, vloog 't watér ov«r, viel daarop in een cirkel open en zonk door de loodjes naar beneden. Dan ging de visscher h»t water in. stak ingeduld om hun Holland hcorde gesproken Xpt o grodte getlaet kome en drinks van de bron.” En ofschoon die bron ook verre is en de reis naar Frank rijk’s .bergen voor velen zoo moeilijk, toch kwamen zjj telken jars in dichte drommen en ook nu weer staan meer dan 1500 pelgrims uit het kleine Holland gereed om de reis te gaan beginnen. Ook ik, die dit schrgft, stond dien dag in hun gelederen en maakte als brancardier hjj den ziekendienst de bedevaart mee. Ik mocht getuige zgn van de blije ziele- vreugd, die de pelgrims ondervonden en was deelgenoot in bet Ijjden van mjjn kranke broeden. Ik genoot mede van de heerlijkheid van Gods eohoone schepping en ondervond de vreugde van den Roomschen Charitas. De geestelijke oefeningen, aangrijpend schoon, maakte ik in de onmiddelljjke nabgheid van Jezus en de zieken mede en verzamelde on- vergetelijke indrukken van deez’ diep ontroe rende plechtigheid. Als allen was ik dank baar en gelukkig en van Gode-liefde overvo). En ik wilde van deez’ rijkdom zoo gaarne iets afstaan en mjj deelgenooten maken in mjjn zielevreugd. Ik wilde mjjn indrukken vastleggen en aan anderen vertellen van mjjn pelgrimsreis. Maar terug In ’t Vader land voelde ik mjj hiertoe niet in staat; de woorden ontbraken mg, om mjjn gevoelens neer te schrijven en ik wist dat een betere pen dan de injjne noodig was om Maria’s luis ter te beschrijven. Maar thans, nu opnieuw de mededeelingen over de a.s. bedevaart in de pers verschenen en bovendien vergezeld gin gen van een dringende oproep om infirmières en brancardiers, brak 't harte los en werd mjjn schroom overwonnen. Want velen zjjn er, die de heerlijkheden dezer pelgrimage niet kennen en de zoo seboone taak van in- firmière en brancardier. Men moet, het aelf hebben medegemaakt om dit ter begrijpen en om de vreugde te kennen, dte dit liefdewerk in dienst van O. CT Vrouw ?kn Zeven Smar ten aan haar arbeiders geeft. Thans ia dit voor velen nog onbekend, doch ik ben over tuigd, dat allen aan mjjn «jjde zullen staan, wanneer zjj ervan vernemen en bjj een bedevaart naar Leurde* velen zich dan gaarne beschikbaar zullen stellen, voor den ziekendienst. Mede om dit te helpen bereiken wil ik in *n paar volgende artikelen van mjjn onder vinding verbalen, overgelukkig den lof te kunnen stamelen van de Onbevlekte Vrouwe, die eng biddend zag neerknielen onder het heilig gewelf van Lourdes’ grot. PELGRIM. Voor infirmière melde men zich vóér 15 Maart a-s. aan bjj: Mej. C. Sassen, Prin senkade 0, Breda: voor brancardier bij: Jhr. Mr. F. J. M. van Nispen tot Sevenaer, Voor straat 60, Delft. schen uit de verwarde mazen ,en legden el ders weer in. Maar visschen zgn grillige sna- kïn, en niet immer wilden zjj in 't hangnet. Tan moesten de mannen verder roeien en inleggen, vjjf, zes keeren per nacht, en kwa men wel eens zonder vangst, tegen den mor gen, naar Kaphamaum terug. Visschen was dan geen pret, maar harde arbeid. Vooral de nachtvangst. De gezellen lagen den ganschen naeht op bet water te roeien, te polsen, in te leggen en op te ha len, in de kilte, naakt of met natte kleeren, met een brok brood, wat gedroogden viseh, en een slok water met de hand geschept. En dan m«t gedurige zorg voor onvoorziene DE OOGEN. De oogen, zjj stralen van louter genot Zij spreken of lachen u tegen. Maar vaak is er opstand en krenkende spot In één blik der oogen gelegen. Zij treuren en spreken van naamlooze smart, En tranen, ontelbaar zóóvele. Verlichten en troosten het lijdende hart En zoeken de wonden te heelen. Ook liefkoozen zjj. en de teederste min Geeft Moeder in t bare te lezen, Maar dikwjjls staan ernst ook of toorn daarin, En dwingen de jeugd, haar te vreozen, i Zij gloeien van wrake, van bloedig venjjn Bij ’t gluipende zien van den wreede. KERK. Prof. Dr. Jac. v. Ginneken, aldus V. in „Het Schild”, citeert in „De Nieuwe eeuw” van 10 Dec. j.l. eenige uitlatingen van Dr. Abraham Kuyper uit vroegere „He- raut”-artikelen over de eenheid van de R.-K. Kerk tjjdens den grooten wereldoorlog en over de verdeeldheid en verscheurdheid van Protestantisme en Socialisme. Deze citaten zjjn belangrijk genoeg, óm ze bier in hun ge heel op te nemen. de hand onder het net en haalde er de vis schen uit. Als het echter diep lag, duikte hjj, haalde het op en sleepte het op het strand. Maar de visscherjj in ’t groot werd gedaan met het sleepnet van vier, vjjf honderd me ter lang. Aan den bovenboord zaten licht- bouten klossen om het op te houden, aan den onderboord hingen loodjes. De beide boven uiteinden waren aan een lange koord vast gemaakt. Daarmee werd per boot gevischt en over dag. Eenige mannen bleven op den oever staan, en hielden een der einden van het net met de koord vast; de anderen vaarden het meer op, in ’n halven cirkel, lieten gaande weg het net af in zee; als zij meer dicht bjj den oever waren, gingen zjj met het ander© einde van het net het water in. De twee groepen visschers trokken nu tegelijk en sleepten het net op het strand. Een paar mannen zwommen en duikten om het van het op In de boot, haalden de spartelende vis- de zware steenen los te maken. Op het strand haalden zij de visschen er uit. laadden de goeden in mandeq en vaten, j en wierpen de slechten en de spieringen weer in het water. Niet elke visscher kon zoo 'n sleepnet heb ben. Dat was duur, dat kostte veel aan on derhoud en daar was een boot bij noodig. Twee of meer visschers werkten dan soms samen, ’t Ging nog best, als een vader samen met zijn groote zonen zoo visschen kon. Maar zelfs dan nog moesten er loonarbeiders bij gehaald worden, want zonder een tiental •truische kerels ging het niet. Bjj gelegenheid zetten die visschers het volk over met hun boot Dat bracht allicht Epistel uit den brief van ded H. Apostel Paulus aan de Galaten; IV, 22—31. Broeders, daar staat geschreven dat Abraham twee zonen heeft gehad; een bil de slavin, en een bij de vrije vrouw .loch die bii de slavin was naar het vleesch geboren, maar die bij de vrije vrouw volgens de belofte; dit gezegde heeft een zinnebeeldige beteekenis. Troti wens deze zijn de twee Verbonden, het eene namelijk op den berg Sina, ter slavernij barende, en dit is Agar; want Sina is een berg in Arabië, dia over eenkomt met Jerusalem, dat hier be neden is, en met zim kinderen in sla- vernii is. Maar het Jerusalem dat boven is. is de vrije vrouw, en js onze moeder. Want er staat geschreven: Verblijd u, gij onvruchtbare, die niet baart, juich en roep gij, die geene weeën voelt; want de verlatene vrouw heeft vete kinderen, ia meer dan zii die den man heeft. Wij nu, broeders, zjin kinderen der belofte gelijk Isaac. Maar gelijk als hij, die naar het vleesch géboren was, hem ve.vr/gde, die naar den geest ge boren was; aïzoo is het ook nu. Maar wat zegt de schriftuur? Jaag de slavin met haren zoon weg; want de zoon der s’avin zal geen erfgenaam zim met den ?xx>n der vriie vrouw. Dus, broeders, zijn wij geen zonen der slavin, maar der vrije vrouw; door die vrijheid, door welke Christus ons verlost heeft. Heorn Zwaag Alkmaar Wognum Medemblik 'Wad way Obdam Bovenkarspel Weere Grootebroek Broekerhaven Ursem Waarland Zwaagdjjk Nibhixwoud N oord-Scharwoude Spanbroek Er komt schot in. Alweer drie nieuwe de ze week! Schaamt u niet bedelaars te zij. voor Christus» en het heil der zielen. Dit zjjn kostbare woorden voor een be delaar zooals ik. Ze staan geschreven in de encycHek van 26 Februari i.l., e^n encycliek over de Misisie, waarin de Paus wederom met den grootsten aandrang Bisschoppen, Priesters en Geloovigen aanspoort om toch r vooral de uitbreiding van Christus’ Rijk on- ken heeft, de Roomsche Kerk haar interna- der de Ongeloovigen te helpen bevorderen. •--- „Bedelaar voor Christus en voor de zie len”, het is nog zoo’n kwade titel niet. En daarom verschijnt iedere week opnieuw in dit Dagblad mgn bede om steun voor dit buis dat toch absoluut niets anders beoogt dan „Christus en het heil der zielen”. Zijne Heiligheid roept op bjjzondere wijze ook bet gebed in der kinderen en der reli- gieus%n, „omdat de hemelsche Vader niets weigert aan de zuivere en onschuldige zie len”. Wat kan ik beter doen dan dit hooge voorbeeld volgen? Mogen dj Zusters in hare vrome gebeden dit huis gedenken, dat nog worstelt om het bestaan, maar tot welks bloei hare smeekingen bjj den Grooten Mis- sionnaris o zooveel kunnen bijdragen. En wat het gebed der kleinen betreft.... Toe, Moeders, laat uw kindertjes zoo nu en dan eens bidden voor dit Missiehuis. Het kin- dergebed is zoo. machtig. God hoort het zoo graag: De hemelsche Vader weigert hun niets”, vooral niet wanneer het iets geldt, dat Hem zoozeer ter harte gaat. Ge kunt al len -"*-*-"-!~J- hoi uwer die meer met aardsche goederen gezegend zjjn, er gemakkeljjker toe komen om zich het offer en de moeite te getroosten van zich te laten inschrijven en de Igst sneller t© doen groeien. De Paus brengt in herinnering, welk een groot kwaad de jongste wereldoorlog heeft aangericht door d© missionarissen te verwij derenWelnu, mjjne vrienden, hier in dit Missiehuis worden jonge krachten ge kweekt, die opengevallen plaatsen moeten aanvullen. Wekelijks krijgen wij nieuwe aanvragen. 1.1. September hebben wg er meer dere moeten afwijzen. A. s. September zal helaas, weer hetzelfde gebeuren. Stelt mjj nu toch in staat om aan het ein de van dit jaar te gaan bouwen. Maakt nu toch, dat wij in 1927 klaar zijn om die vele schoone roepingen hier een kans te geven om tot volle rijpheid te komen. „Voor Christus, de zielen en.uw eigeu ziel lil” Missiehuis, Hoorn, Postrekening 120937. Father LEFEBER, Directeur.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1926 | | pagina 3