van het
1
ll
lil
„Noord-Hollandsch Dagblad”
I
e
3a
Vrgdog 1« Maori IMS
t
I
4
I
I
I
n.
NAAR DE VESTE VAN
MARIA.
Taffereelen uit het1
'Evangelie.
HI
EPISTEL EN EVANGELIE.
VIERDE ZONDAG IN DE VASTEN.
I
n.
DR. ABRAHAM KUYPER EN DE EEN
HEID DER ROOMSCH-KATHOLIEKE
-I
Vo H
IFFICHEL KERKBER2CHT
gaan
dien
/o>
-(o)-
angstvallige vergeriikin°en ontstaan van
o
I
VAN JESUS LEERLINGF?’
Doch wat in de oogen ’t gevaarlgkst kan
xqn:
danig
het I
8
4
8
2
1
t
t
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
I
h
Voor den 31en keer stonden daar de
grims van de Nationale Nederlandse!»-»
devaart en wachtten vol 01
reis te beginnen. Want ook
de nitnoodiging van Maria, j,
Bernadette: „Ik wil dat men in gr’oAte gi
tionale eenheid heeft bewaard en daardoor
een schitterende proeve te meer heeft afge
legd van de vastheid en hechtheid van haar
organisatie.
Minstens zeven van de twaalf waren vls-
achers: Shnon Petrus, Andreas, Joannes, Ja
kobus, Thomas, Nathanaöl en Philippus.
Dat lag voor de band: .Jesus arbeidde
lineeat bjj het meer, waar een groot deel der
J
nog een tieuling op. Op de achterste bank,
bjj het roer, legden zij zelfs een kussen en
tapijten voor de voorname reizigers. Met zul
ke vissebersbooten placht Jesus het meer
over te steken.
Als Hjj by avond of nacht weer naar Ka
phamaum overstak, vaarde Hij vaak, op een
eind van 't strand, visschers voorbij die doen
de waren met een hangnet. Dat was gemaakt
gelgk een sleepnet, maar veel korter, onge
veer honderd meter lang. De visschers legden
het in ’t water, gelgkloopend met den oever.
Loodjes hingen het strak, houten klossen
hielden het boven; aan de beide bovenuitein-
den zat het vast aan een groote, ledige, witte
kruik, die bovendreef, zoodat de visschers
het in den donkere zagen liggen. Op ’n af
stand vaarden zij er lange, plasten met de
roeispanen in ’t wa'p- om de visschen te ver
schrikken en in ’t net te jagen. Als het mid
denstuk zonk, zat het vol. Dan trokken zij
1. De eenheid der Roomseb-Katholieke
Kerk bleef ongeschokt bewaard. „Dat in de
Roomsche Kerk, zöóals ze in de verschillen
de landen zich openbaart, verschil van in
zicht omtrent dezen oorlog wordt gevonden;
dat de Fransche geestelijkheid het voor de
Entente, en de Deutsche bet voor de Centrale
Mogendheden opneemt; en dat dit zelfs tot
een vrjj heftige polemiek onderling aanlei
ding heeft gegeven, spreekt wel vanzelf, en
kon ook niet anders verwacht worden. Maar
de Roomsche Kerk als geheel, en daarop
doelen wij, heeft zieh stipt buiten dezen
strjjd gehouden. Als wereldkerk staat ze bo
ven deze nationale verschillen. Ze is soepel
genoeg om dit verschil in sympathie tns-
seben haar leden te dragen, en de eenheid
harer Kerk ging da» .r door geen oogenblik te
loor. En daarom kon de Paus als hoofd en
vertegenwoordiger dezer Kerk het woord
van vrede tot alle volkeren richten en ver
wachten zelfs niet weinigen van hem, dat
hjj de vredesbemidoelatu’ zal zijn.
Het baat niets? als protestanten de betee-
kenis van dit feit willen verkleinen of ver
doezelen. Struisvogel politiek was altoos een
slechte politiek. Het feit is er nu eenmaal,
dat, terwijl deze oorlog alle internationale
banden op het gebied van het sociale leven,
van de wetenschap en van de kunst, verbro-
EEN CHRISTELIJK OORDEEL OVER
THEOSOFIE.
In het „Vaderl.’ lezen wjj het verslag van
een lezing van Ds Zwahler over. Theosofie
en Christendom. Hij zegt o.a. het volgende,
wat ook wg kunnen onderschrijven:
De theosofie kan echter het hart niet be
vredigen. De theosofie beeft geen God tot
wien men zich wenden kan en van wien men
hulp verwachten kan. Zij heeft vooral niet
den Christus.
In den grond is de theosofie leeg en wreed.
Dan is het Christendom veel rijker en ver-
troostender. Allee is betrekkelgk en onzeker
in de theosofie. Het pantheïsme is, heeft
Schopeahaue* gezegd, een fatsoenlijke ma
nier om atheist te zjjp. De Karma-leer ver
nietigt het verantwoordelijkheidsgevoel, ter
wijl het Christendom dat juist in zoo hooge
mate versterkt, en het leert daarbij de heer
lijke vergeving der zonden.
De geboorteleer en de theodicee der theo
sofie zijn ook niet in orde. De theosofie be
looft het land, waar de lotos bloeit, maar zjj
brengt ons in waarltefd op een dorre vlakte.
Daarentegen leert het Christendom een
levenden, ontfermenden, een vaderlijken God.
die spreekt G ij zult, maar die ook ons
helpt en zalig maakt in Christus zijnen Zoon.
WAAROM?
WAAROM moeten wii» den strijd
aanbinden tegen den zoogenaamde^ per-
sonen-cultus eene beweging, die hef ge
vlei en gestrijk en gehutoig van ver
dienstelijke mensc^ei zoo op den voor
grond dringt?
OMDAT wii niets mooiers kennen
dan zoo bescheiden mogelijk voor God
leid te wC’k'm en dez beseb i 'e -
wars van alle eer-gejaag. de beste
g is voor de zuiverheid van
bedoeling.
WAT EEN BOEKJE VAN PATER
BENSDORP BEWERKTE.
Eenige jaren geleden ontving Pater Stoks,
die Pater Bensdorp tot duizenden deed spre
ken door, den loud-speaker der schitterend
uitgegeven „Apologetica”, van een geeste
lijke den volgenden brief, waaruit bljjkt, hoe
gunstig en krachtig echt degelijke apologe
tische lectuur werken kan:
„Eindelijk! en X is maar goed, dat ge een
ultimatum gestuurd hebt, anders zou ik het
nog hebben vergeten.
Nu maar -ter zake!
De persoon in kwestie is 11 jaar ongeveer
in de Doet geweest, en nu reeds 12 jaren te
rug, als gepensionneerd Oostganger. Hij ge
loofde aan niete meer, was echter gevoelig
voor een goed woord, en nam daarom de uit-
noodiging aan, om aan een volksretraite deel
te nemen. Toen bet op biechten aankwam,
meende hjj, dat zulks niet gaan zou. Hg wildg
echter niet geheel wegblgven en kwam daar
om eens praten.
Al spoedig kwam er uit, dat hg zijn geloof
verloren had door het lezen van Multatuü.
Hij citeerde heele stukken uit de „Ideeën", en
kende natuurlijk „het Gebed van den Onwe
tende” van buiten. Hij aanhad haast Multa-
tufi.
Na hem overtuigd te hebben, dat al zou
Multatuli niet willen bedreigen, hjj zich toch
kan vergissen, en dus zijn voglelingen het ook
mis konden hebben, deed ik hem beloven,
iederen avond ’n Weesgegroetje te bidden
met de meening, dat, indien wg Katholieken
gelijk hadden, en Maria dus werkelijk is de
Moeder Gods, hjj door Haar voorspraak de
genade der bekeering mocht verkrijgen. Ik
beloofde hem den volgenden dag een hoekje
te brengen van R. P. Bensdorp, een afdoen
de weerlegging van Mnltatuli’s „Gebed van
den Onwetende”.
Toen ik met dat brochuurtje bjj hem kwam
en hem vroeg of hjj ’s avonds te voren zijn
Weesgegroetje gebeden had, was zijn ant
woord bevestigend; en hij wilde, zoo ik het
goedkeurde, reeds Zondags naar de H.
Mis gaan, wat ik natuurlijk zoo sterk moge-
Rjk aanbeval, al ddted hij het dan ook nog
niet uit overtuiging^ Verder moest hij het
boekje maar »kens goed lezen.
Den volgenden dag ontmoette ik hem en
vroeg hem, hoe of het boekje beviel.
„Uitstekend, pater”, was het antwoord.
Omtrent een punt echter had hg een an
dere opvatting. Ik zeide hem toen, nog wel
eene bjj hem in te loopen en dan zouden we
daarover samen praten, en vroeg bem, wan
neer ik bem thuis kon treffen.
Er werd afgeeproken den volgenden dag
tusschen 10 uur. Ik er op het aangegeven
uur heen. Hij wachtte me reeds en had het
brochuurtje geopend voor zich. Bjj mjjn bin
nenkomen was zijn eerste woord: „Pater, ik
geef mjjn ongeloof er aan; deze schrger
heeft volkomen gelgk. En nu begrjjp ik ook,
hoe gevaarlijk Multatuli is. Me dunkt gevaar-
Ijjker dan een Zola.”
i geen stichters worden. Niet iedereen kan
mderd gulden missen. Maar de gebeden
kinderen kunnen bewerken, dat zjj,'
Jan, die wèl, en Piet, die niet, of niet
voldoende gesierd is; en de ondervin
ding heeft velen onzer gelee d to' wel
ke treurige toestanr’e.i d.t al es h-eft ge
leid. OORT.
Ze verleiden, verbannen den vrede.
De Gé.
Brood en vruchten en olie zjjn overal te
koopen voor eenige assen, slapen kunnen zjj
bij guur weer in een gast vrjj huis; en, als het
warm Is, overnachten zij onder den blooten
hemel of desnoods in grotten en graven.
Kleeren alleen kunnen zorgen wekken, want
vrouw of moeder of zusters moeten die spin
nen en weven: daarom gaan zjj van tjjd tot
tjjd weer eens naar huis. Velen zullen zoo
eenigo weken of een paar maanden met den
Meester meegegaan zijn, om dan weer voor
een tijdje naar huis te keeren, gelijk de leer
lingen der Rabbijnen deden.
Sommigen echter vielen Hem af, als zijn
woorden hun mishaagden of te zeer tegen
hun Joodsche opvattingen indruischten. Dat
deed den Meester leed, ep dan kon Hij droef
aan de overigen vragen: „Wilt ook gij
aom^ weggaan?”
Uit dien hoop leerlingen zijn enkel bij na
me de twaalf bekend, die Hij later als hel
pers en voortzetters van zjjn werk zou aan
stellen.
Evangelie volgens den
H. Joannes; IV, 115.
In dien tijde ging Jezus over de zee
ran Galilea, dat is, die van Tiberias;
!n Hem volgde een groote menigte,
lil de wonderen zagen, die Hij
aan de zieken deed. Jezus ging dan op
eenen berg, en zat daar met Zijne leer
lingen. Paschen nu. het feest dér Joden,
was nabij. Jezus dan de oogen ophef
fende, en ziende dat er een zeer groo-
te menigte tot Hem kwam, zeide tot
Philippus: Van waar zullen wii brood
aoopgn, opdat deze eten Doch dit zeide
Hij hem beproevende: want Hij wist
wel, wat Hii doen zoude. Philippus ant
woordde Hem Voor tweehonderd tien-
tingen aan brood is hun niet genoeg,
opdat ieder een weinig krijge. Een van
Zijne leerlingen, Andreas, de broeder
van Simon Petrus, zeide tot HemHier
is een jongen, die vijf garstebrooden en
twee vissdien heeft; maar wat beteekent
dit onder zoovelen? Jezus zeide der
halve: Laat de menschen nederzitten.
En daar was veel gras op deze plaats.
Zij zetteden zich nu neder ten getale
van omtrent vijf duizend mannen. Je
zus nam de broeden; en als Hij gedankt
had, deelde Hii ze uit aan die daar za
ten; desgelijks ook van de visschen,
zoovpel als zit wilden. En toen zij ver
zadigd waren, zeide Hij aan Zijne leer
lingen: Verzamelt de brokken, die over
gebleven zijn, opdat zij niet verloren
gaan. Zii verzamelden ze dan bijeen, en
vulden twaalf manden met brokken, die
van de vijf garstebrooden overgebleven
waren degenen, die gepeten hadden.
Die mensenen nu, als zit het wonder ge
zien hadden, dat Jezus verricht had,
zeiden: Deze is waarlijk de profeet, die
m de wereld komen moet. Als Jezus
nu vernam, dat zii komen zouden, om/'
Hem te halen en koning maken, wedr
Hij weder alleen naar den berg.
en Zijne eer. voor de zielen en haWe
zalighC-
heid
waarbon
inmand
OMDAT zeer vele naturen niet be
stand zijn tegen die „viering” en zich
g gaan voelen, wat n iet a'hen aan
belang der zaak groote schade toe
brengt; en ten slotte...-, hoogmeei vóór
den val komt
OMDAT, als gevolg van die „mode”
stormen. Want de winden komen onverhoeds
door de valeien ten Westen of Oosten of uit
de Jordaanvallei aangeblazen, als het meer
glad ligt als een spiegel; en op eenige ston
den wiegen zjj het ’t onderste boven, jagen
de golven bergenhoog op, doen de booten
deinen en tuimelen, en zouden netten en man
nen den dieperik in plonsen. Dan moest er
getobt worden om heelhuids aan wal te ge
raken.
D<h"Ji iret al dit moeizaam en gevaarlijk
l“ven was het visschersvolk van jongsaf aan
ontberingen gewend. Het had geen schrik
voor harden arbeid. Het waren kerels met
getaande gezichten, en sterke spieren, die
kalm konden blijven in storm en gevaar.
Rijk werden zij er niet bjj. Zjj verkochten
hun vangst aan koopers, die te naar Taricha
vervoerden, ze daar droogden en zoutten, en
in vaten en manden uitvoerden, tot naar Ita
lië toe. Het vet van de winst bleef in de han
den der kooplui en zouters. De verdien .ten
der visschers waren karig. Daarmee hadden
zij juist genoeg om zuinig te leven.
Toch hielden zjj vak hun boot en netton.
En met drift. Want dat loeren en jagen naar
lovende, grillige, visschen. bij dag en nacht,
doet het hart sneller kloppen en de borst
hjjgen van* gespannen verwachting. Visschers
hebben jagersbloed.
En bovenal waren zij onafhankelijk en
vrjj. Geen mensch stelde bun wetten. Daar
droomt elke Oosterling van. Alleen het nuk
kige meer en de schichtige visschen konden
hen doen zwichten. Maar die waren niet mil
der prullerig.
bevolking van de vischvangst leefde. Het
blauwige water wemelt er van visch. Bjj de
inhammen ligt hij te snappen naar planten-
afval; hoogerop ligt hij in de zon op den wa
terspiegel te spelen; naast het strand liggen
zilvcrblinkende banken sardienen, die de kin
deren met mandjes vangen. Van kindsbeen af
worden de kustbewoners verleid door visch.
Buiten Kaphamaum, uit het gewoel en
gesjouw der booten en karavanen, staan ge
duldige visschers op het strand te hengelen.
Aan hun lange roede hangt een streng van
paardenhaar; daaraan zitten haakjes vast
met pieren, vliegen, sprinkhanen en vischaf-
val. Zoo kan iedereen, zonder veel bedreven
heid, genoeg vangen voor zgn eigen kost;
een behendig visscher haalt allicht een volle
mand per dag boven.
Bij die hepgelaars stond Jesus meermalen
te zien. Dat waren echter maar de mannen
van 't klein gewin.
De visschers van beroep vischten met net
ten. Dat bedrjjf was erfelgk en ging over
van vader op zoon; de dochters zelfs waren
van jongsaf gewend de netten te breien.
Geringe vischers bezigden het werpnet. ’t
Was een rond net, dat als ’t opengespannen
was, er uitzag als een groote punthoed of een
tent. Aan den rand hingen loodjes. De vis
scher wond bet om band en voorarm en Het
de loodjes afhangen. Dan stond hij op den
oever op loer. Als vinnen of staarten op hét
water pletsten, waterbobbels opkwamen, of
een donkere plek onder den zeespiegel lag,
dan rolde met één armzwaai het net af, vloog
't watér ov«r, viel daarop in een cirkel open
en zonk door de loodjes naar beneden.
Dan ging de visscher h»t water in. stak
ingeduld om hun
Holland hcorde
gesproken Xpt
o grodte getlaet
kome en drinks van de bron.” En ofschoon
die bron ook verre is en de reis naar Frank
rijk’s .bergen voor velen zoo moeilijk, toch
kwamen zjj telken jars in dichte drommen en
ook nu weer staan meer dan 1500 pelgrims
uit het kleine Holland gereed om de reis te
gaan beginnen. Ook ik, die dit schrgft, stond
dien dag in hun gelederen en maakte als
brancardier hjj den ziekendienst de bedevaart
mee.
Ik mocht getuige zgn van de blije ziele-
vreugd, die de pelgrims ondervonden en was
deelgenoot in bet Ijjden van mjjn kranke
broeden. Ik genoot mede van de heerlijkheid
van Gods eohoone schepping en ondervond
de vreugde van den Roomschen Charitas. De
geestelijke oefeningen, aangrijpend schoon,
maakte ik in de onmiddelljjke nabgheid van
Jezus en de zieken mede en verzamelde on-
vergetelijke indrukken van deez’ diep ontroe
rende plechtigheid. Als allen was ik dank
baar en gelukkig en van Gode-liefde overvo).
En ik wilde van deez’ rijkdom zoo gaarne
iets afstaan en mjj deelgenooten maken in
mjjn zielevreugd. Ik wilde mjjn indrukken
vastleggen en aan anderen vertellen van
mjjn pelgrimsreis. Maar terug In ’t Vader
land voelde ik mjj hiertoe niet in staat; de
woorden ontbraken mg, om mjjn gevoelens
neer te schrijven en ik wist dat een betere
pen dan de injjne noodig was om Maria’s luis
ter te beschrijven. Maar thans, nu opnieuw de
mededeelingen over de a.s. bedevaart in de
pers verschenen en bovendien vergezeld gin
gen van een dringende oproep om infirmières
en brancardiers, brak 't harte los en werd
mjjn schroom overwonnen. Want velen zjjn
er, die de heerlijkheden dezer pelgrimage
niet kennen en de zoo seboone taak van in-
firmière en brancardier. Men moet, het aelf
hebben medegemaakt om dit ter begrijpen en
om de vreugde te kennen, dte dit liefdewerk
in dienst van O. CT Vrouw ?kn Zeven Smar
ten aan haar arbeiders geeft. Thans ia dit
voor velen nog onbekend, doch ik ben over
tuigd, dat allen aan mjjn «jjde zullen staan,
wanneer zjj ervan vernemen en bjj een
bedevaart naar Leurde* velen zich dan
gaarne beschikbaar zullen stellen, voor den
ziekendienst.
Mede om dit te helpen bereiken wil ik in
*n paar volgende artikelen van mjjn onder
vinding verbalen, overgelukkig den lof te
kunnen stamelen van de Onbevlekte Vrouwe,
die eng biddend zag neerknielen onder het
heilig gewelf van Lourdes’ grot.
PELGRIM.
Voor infirmière melde men zich vóér
15 Maart a-s. aan bjj: Mej. C. Sassen, Prin
senkade 0, Breda: voor brancardier bij: Jhr.
Mr. F. J. M. van Nispen tot Sevenaer, Voor
straat 60, Delft.
schen uit de verwarde mazen ,en legden el
ders weer in. Maar visschen zgn grillige sna-
kïn, en niet immer wilden zjj in 't hangnet.
Tan moesten de mannen verder roeien en
inleggen, vjjf, zes keeren per nacht, en kwa
men wel eens zonder vangst, tegen den mor
gen, naar Kaphamaum terug.
Visschen was dan geen pret, maar harde
arbeid. Vooral de nachtvangst. De gezellen
lagen den ganschen naeht op bet water te
roeien, te polsen, in te leggen en op te ha
len, in de kilte, naakt of met natte kleeren,
met een brok brood, wat gedroogden viseh,
en een slok water met de hand geschept. En
dan m«t gedurige zorg voor onvoorziene
DE OOGEN.
De oogen, zjj stralen van louter genot
Zij spreken of lachen u tegen.
Maar vaak is er opstand en krenkende spot
In één blik der oogen gelegen.
Zij treuren en spreken van naamlooze smart,
En tranen, ontelbaar zóóvele.
Verlichten en troosten het lijdende hart
En zoeken de wonden te heelen.
Ook liefkoozen zjj. en de teederste min
Geeft Moeder in t bare te lezen,
Maar dikwjjls staan ernst ook of toorn daarin,
En dwingen de jeugd, haar te vreozen,
i Zij gloeien van wrake, van bloedig venjjn
Bij ’t gluipende zien van den wreede.
KERK.
Prof. Dr. Jac. v. Ginneken, aldus V. in
„Het Schild”, citeert in „De Nieuwe
eeuw” van 10 Dec. j.l. eenige uitlatingen
van Dr. Abraham Kuyper uit vroegere „He-
raut”-artikelen over de eenheid van de R.-K.
Kerk tjjdens den grooten wereldoorlog en
over de verdeeldheid en verscheurdheid van
Protestantisme en Socialisme. Deze citaten
zjjn belangrijk genoeg, óm ze bier in hun ge
heel op te nemen.
de hand onder het net en haalde er de vis
schen uit. Als het echter diep lag, duikte
hjj, haalde het op en sleepte het op het
strand.
Maar de visscherjj in ’t groot werd gedaan
met het sleepnet van vier, vjjf honderd me
ter lang. Aan den bovenboord zaten licht-
bouten klossen om het op te houden, aan den
onderboord hingen loodjes. De beide boven
uiteinden waren aan een lange koord vast
gemaakt.
Daarmee werd per boot gevischt en over
dag. Eenige mannen bleven op den oever
staan, en hielden een der einden van het net
met de koord vast; de anderen vaarden het
meer op, in ’n halven cirkel, lieten gaande
weg het net af in zee; als zij meer dicht bjj
den oever waren, gingen zjj met het ander©
einde van het net het water in. De twee
groepen visschers trokken nu tegelijk en
sleepten het net op het strand. Een paar
mannen zwommen en duikten om het van het op In de boot, haalden de spartelende vis-
de zware steenen los te maken.
Op het strand haalden zij de visschen er
uit. laadden de goeden in mandeq en vaten, j
en wierpen de slechten en de spieringen weer
in het water.
Niet elke visscher kon zoo 'n sleepnet heb
ben. Dat was duur, dat kostte veel aan on
derhoud en daar was een boot bij noodig.
Twee of meer visschers werkten dan soms
samen, ’t Ging nog best, als een vader samen
met zijn groote zonen zoo visschen kon. Maar
zelfs dan nog moesten er loonarbeiders bij
gehaald worden, want zonder een tiental
•truische kerels ging het niet.
Bjj gelegenheid zetten die visschers het
volk over met hun boot Dat bracht allicht
Epistel uit den brief van ded
H. Apostel Paulus aan de
Galaten; IV, 22—31.
Broeders, daar staat geschreven dat
Abraham twee zonen heeft gehad; een
bil de slavin, en een bij de vrije vrouw
.loch die bii de slavin was naar het
vleesch geboren, maar die bij de vrije
vrouw volgens de belofte; dit gezegde
heeft een zinnebeeldige beteekenis. Troti
wens deze zijn de twee Verbonden, het
eene namelijk op den berg Sina, ter
slavernij barende, en dit is Agar; want
Sina is een berg in Arabië, dia over
eenkomt met Jerusalem, dat hier be
neden is, en met zim kinderen in sla-
vernii is. Maar het Jerusalem dat boven
is. is de vrije vrouw, en js onze moeder.
Want er staat geschreven: Verblijd u,
gij onvruchtbare, die niet baart, juich
en roep gij, die geene weeën voelt;
want de verlatene vrouw heeft vete
kinderen, ia meer dan zii die den man
heeft. Wij nu, broeders, zjin kinderen
der belofte gelijk Isaac. Maar gelijk als
hij, die naar het vleesch géboren was,
hem ve.vr/gde, die naar den geest ge
boren was; aïzoo is het ook nu. Maar
wat zegt de schriftuur? Jaag de slavin
met haren zoon weg; want de zoon der
s’avin zal geen erfgenaam zim met den
?xx>n der vriie vrouw. Dus, broeders,
zijn wij geen zonen der slavin, maar
der vrije vrouw; door die vrijheid, door
welke Christus ons verlost heeft.
Heorn
Zwaag
Alkmaar
Wognum
Medemblik
'Wad way
Obdam
Bovenkarspel
Weere
Grootebroek
Broekerhaven
Ursem
Waarland
Zwaagdjjk
Nibhixwoud
N oord-Scharwoude
Spanbroek
Er komt schot in. Alweer drie nieuwe de
ze week!
Schaamt u niet bedelaars te zij. voor
Christus» en het heil der zielen.
Dit zjjn kostbare woorden voor een be
delaar zooals ik. Ze staan geschreven in de
encycHek van 26 Februari i.l., e^n encycliek
over de Misisie, waarin de Paus wederom
met den grootsten aandrang Bisschoppen,
Priesters en Geloovigen aanspoort om toch
r vooral de uitbreiding van Christus’ Rijk on-
ken heeft, de Roomsche Kerk haar interna- der de Ongeloovigen te helpen bevorderen.
•--- „Bedelaar voor Christus en voor de zie
len”, het is nog zoo’n kwade titel niet. En
daarom verschijnt iedere week opnieuw in
dit Dagblad mgn bede om steun voor dit buis
dat toch absoluut niets anders beoogt dan
„Christus en het heil der zielen”.
Zijne Heiligheid roept op bjjzondere wijze
ook bet gebed in der kinderen en der reli-
gieus%n, „omdat de hemelsche Vader niets
weigert aan de zuivere en onschuldige zie
len”. Wat kan ik beter doen dan dit hooge
voorbeeld volgen? Mogen dj Zusters in hare
vrome gebeden dit huis gedenken, dat nog
worstelt om het bestaan, maar tot welks
bloei hare smeekingen bjj den Grooten Mis-
sionnaris o zooveel kunnen bijdragen.
En wat het gebed der kleinen betreft....
Toe, Moeders, laat uw kindertjes zoo nu en
dan eens bidden voor dit Missiehuis. Het kin-
dergebed is zoo. machtig. God hoort het zoo
graag: De hemelsche Vader weigert hun
niets”, vooral niet wanneer het iets geldt,
dat Hem zoozeer ter harte gaat. Ge kunt al
len -"*-*-"-!~J-
hoi
uwer
die meer met aardsche goederen gezegend
zjjn, er gemakkeljjker toe komen om zich
het offer en de moeite te getroosten van zich
te laten inschrijven en de Igst sneller t© doen
groeien.
De Paus brengt in herinnering, welk een
groot kwaad de jongste wereldoorlog heeft
aangericht door d© missionarissen te verwij
derenWelnu, mjjne vrienden, hier in
dit Missiehuis worden jonge krachten ge
kweekt, die opengevallen plaatsen moeten
aanvullen. Wekelijks krijgen wij nieuwe
aanvragen. 1.1. September hebben wg er meer
dere moeten afwijzen. A. s. September zal
helaas, weer hetzelfde gebeuren.
Stelt mjj nu toch in staat om aan het ein
de van dit jaar te gaan bouwen.
Maakt nu toch, dat wij in 1927 klaar zijn
om die vele schoone roepingen hier een kans
te geven om tot volle rijpheid te komen.
„Voor Christus, de zielen en.uw eigeu
ziel lil”
Missiehuis, Hoorn,
Postrekening 120937.
Father LEFEBER, Directeur.