De Adder van Milaan
1) -
sxssi’s ss ir, -
NUMMER 30
ZESDE JAARGANG 1920/
ELCK WAT WILS
Pierre ITIrmite.
,r
r
ituty
kartonnetjes.
I
■M
VOOR DE HUISKAMER
man en een knaap Beter gekleed dan de
Zij waren gelukkig.
Vittore, die naast zijn armen vnend was
villa's
otn-
Ik
Een antiquair komt, snuffelende bij
kleine gaatjes in de heel kleine kartonnen eindelijk er toe komen zal om te mogen
Met een soort van versuft medelijden
statige pracht, terwijl de nederige welke wapperde
Hij begon zelfs met af te geven op de en door kent zal hij op zijn beurt kleine
de de oude dame 't volk langs den weg Florence, de eemgste stad van Italië, wel-
laan voort, mannen, vrouwen,
,Dat is ook zoo, maar ik wü graag nog
vermoeiden
geestvervoering van vreugde, ter-
EEN GEVECHT MET EEN
STEENBOK.
blad sla dat zich aan den maagwand va8t-
hecht
morgen.
Instinctmatig zet hij dan zijn hijgende
De koets met het oude paar, de ruiter
man er was
hoofd
bewusteloos maken.
STRAATJONGENSECONOMIE.
Een tongetje staat voor een snoepstalletje
„Hoevee* kleurballen kan ik voor *n
uffrouw
antwoordt da’ ze 1
kosten
mag ik er dan een in m n
ander gedeelte van Italië afkomstig waren,
alsmede het zachtklinkende Latijn, waar-
ia zij op gedempten toon een opgewonden
gesprek voerden.
De oudste, door zijn makker Tomaso
genoemd, was epn blonde tonge man van
ongeveer negentien de andere, die op
hem geleek, waarschijnlijk aan hem ver
want, met ouder dan tien ol twaalf jaar
Het begon warm te worden en zij sloe
gen hun stevige donkerroode
over den schouder terug. Beiden droegen
een lederen
De vrouw zag hem medeEjdtnd an
In,--
horens zoo lang vast
„Ja dat is een aardig katje.
„Kan ik het koopen
„Misschien wel. Wat geel te
„Twee pilden
Het bod wordt aangenomen er wordt
vend uit. Mijn kleederen hingen in flar-
deA aan mijn lijf. Spoedig kwamen wij bij
mijn hospes. De schilder Siegrist, door
verscheidene wakkere mannen vergi
zeld, besloot oogenblikkelijk jacht op h
wild te maken, daar ik hun hulp voor
gang!”
Eerst was 't nog de „lande".... toen
een kleine stad.... toen weilanden die
hij met kende
En ten slotte, na uren en uren sporens,
kwamen fabrieken, schoorsteenen, bouw
vallige huizen, kale voorsteden en de
heid dezer verschijning in de oogen van Hertog Gian Galeazzo Mana Visconti,
den naderenden reiziger nog verhoogden
Van naderbij gezien wierpen echter deze
de schaduwen der paleizen, de schoon- Milaan was toegevoegd de banier van
Met bevende handen en bedreigingen zacht van zijn lippen, hoewel hij de oogen 2
hun muilezels, trokken de slaven hun op den grijsaard gevestigd hield, die zich boer wederom „ja, ik wet dat" gij daar
voort- tië. Daar ik mets anders te doen had,
De koets was voorbij. Het sprankje bleef ik sinds dien tijd bij mijn neef cm
nen
ten den heelen dag door groote gaten in j
de „lande", zoo hard als graniet en ver- een aardkleurige temt gekregen.
-- Op sommige dagen, vooral 's Zondags,
en van
zelfde wapenteeken, hetgeen van veraf
zichtbaar was, een groene adder op een
zilveren veld, het wapen der Viscontis.
mijn
lenige
□ogenblikken staarde de bok mij met zijn
vurige oogen aan en sprong toen met for-
sche stooten op mij los; vlug week ik ter
zijde en pakte het dier bij de horens; hij
was echter zoo geweldig sterk, dat hij mij
hevig tegen den grond wierp en ik vrees-
ZHN LIEFDE.
Hij (poëtisch) Zie, lieve Amalia, zoo
veel sterren als er schitteren aan den he
mel, zooveel maal zou ik te willen toefhue-
teren ik heb te het, ik kan zonder iou
met leven.’
Zij „Ach, Johan ik geloot je, ik wou
alleen maar dat vader wat beter over je
dacht, van middag zei hij nog, dat het
hem wel duizend gulden waard was, ajr
hij jou nooit meer zag."
Hij„Hoe laat zou ik hem morgen
kunnen spreken V'
OOK WITTEBROODSWEKEN.
„Nog al vroolijk vind ik die Jo voor een
vrouw die pas haar man heeft verloren
„Ja, <e zou zi
van de wittebn
duwe-staat.’
WIT EN ZWART.
„Maar Piet," vroeg een timmerman»-
krullen-iongen aan Piet die bij een piano-
maker werkte, waar worden toch de toet
sen van een piano van gemaakt
„Wel van been,” zei Piet.
„Juist f zei Flip, „net ais ik gisteren
nog beweerde de zwarte komen van de
Negers en de witte van de Europeanen."
Versteend van angst, het ergste vree-
w er den van de hand gedaan men pakte
bet beddegoed op een kar, gaf een rondje
aan de vrienden en de heeie familie, va-
der, moeder en zes kinderen begaf zich
i
moetten die een stuk bagage kwam af-
halen.
„Ach i mijn arme Jean-MaA
wat bega je een domme streek F
„Meent u, mijnheer pastoor....”
„Of tk dar meen.... Je begaat geen
flater, neen, meer dan dat, ie be
gaat een domme streek, die al het andere keeren. Opgeruimd wandelden wij
inhoudt Waarom ben je mij niet eens
om raad komen vragen?....”
„Ik vond dat niet noodigl.... ik
wist al vooruit wat u mij zou gezegd heb
ben r
Woedend vertrok hfl, zonder zich zelfs op eemgen afstand mijn vrouw, die ang-
nog om te keeren..,. Die pastoors....” stig was gzworden, begon vlugger te loo-
die zijn allemaal tegen den vooruit- pen. terwijl ik haar steeds zocht gerust
te sr z ien. De steenbok bleef ons op onge
veer een twintig voet afstands volgen.
Toen wij op den bergpas aankwamen,
verlieten wij den weg en sloegen rechtsaf
naar den Schinhorn: nauwelijks echter
scheen het dier het voornemen te bemer
ken, dat wij hem wilden ontwijken, ol
hij liep snel op ons toe.
Ik keerde
hartader naar Milaan Te midden
boomen schuilden overal
DIE WIST HET.
„Weet jij man, wat dat woord beduidt t”
„Portière" lees ik hier
„Welzeker 't beteekent," zoo sprak
de guit. „De vrouw van een portier F
het aardig huisje verkochtde oude meu-
b«lM die van de voorouden kwamen.
2__JDe heer Krebs, die onlangs m hei kan
naar het station, waar rij den pastoor ont- °n Grauwbunderland door een steenbok
d aangevallen, geeft daarvan in de
„Berner Nachnschten” de volgende be
schrijving „Ik was voornemens Dins
dag 28 September over de Strelapasz
naar Chur te wandelen mijn vrouw en
mijn vijfjarig kind zouden mij tot aan den
bergpas vergezellen en dan weder tot her
stel barer gezondheid naar Davos terug-
_.J over
de Strelapasz, toen plotseling op een steen
worp afstands een groote steenbok te
voorschijn kwam.
Langzaam verder gaande, beschouwden
wij het fraaie dier de bok scheen volstrekt
niet schuw, maar volgde ons zeer bedaard
nog om te keeren..,. Die pastoors....” stig was geworden, begon vlugger te”too-
AANLEG.
Man: „Vrouw te hebt aanleg om aviatrice
L te worden
Vrouw „Waarom
Man „Je vliegt bij de minste kieinig-
zwaaide (Algemeene administratie van de zeewind borstelig opzet als de snor
den Métropolitam. Dienst van het per- van een oude dappere....
toneel). Er is slechts een ongelukkige kant d-e ®bem echter toen zochten, vonden
- WWW - - ----I .1 vxtt— - - -
Hij verloor geen minuut. Haastig werd huishouden 160 francs per maand kost
bardijl in
en een paar ruige muilezels met schrale met een tent van geborduurde roode zijde
groenten beladen armzalig goed, dat De paarden, met prachtige dekkleeden van
-1 --
hun eigen groenten en vruchten, wat de door negers in rood en goud..
armen zich met konden veroorloven.
Terneder geslagen door willekeurige
TOCH TERECHT GEKOMEN.
A. (op den morgen na het verjaardag-
diner) „Mijn waarde, ik dank ie nog wel
voor je mooie toast.”
B. (weifelend) „Heb tk getoast
A. „Neen, daarvoor was je veel te
ver weg, maar hij stond op je manchette
die ik later onder de tafel vond
den ruiter, die daarachter reed. ww
De koets kwam langzaam naderbij, een aan, doch niemand bewoog zich me- ke haar onafhankelijkheid behouden had,
naar hem had omgewend. 2„ 2_. TL
„Recht en krachtig verhieven zich de rence, waar dan ook heen, over Milaan?
En als dan de administratie hem door gedreven, over de losse steenen; het was „Wat een aardig katje heb je daar J“
Hij begon zelfs met af te geven op de en door kent zal hij op zijn beurt kleine eene vreeselijke toestand 1 Een in den „Ja dat is een aardig katje." is het ant-
meest bedaarde van zijn kameraden en gaatjes mogen knippen in kleine stations, weg_ liggende groote steen kon mij het woord.
dikwflls vormden die andere wegwerkers veertig meter onder den grond.
op den grooten weg, een kring om hem En dan.... oh neen maar dan.... dan
bijna niet meer kon Met een spontane ingeving sprong Torna- terwijl de oude boer zijn schouders op-
Deze eentonige lijn van arme boeren Beiden waren rijk m bont gekleed en half zijn paard in, terwijl 't volk m stille doods- geweest I Hij had zich evengfLyTh^^
y ---u,- 2_,_
Van den ouden man was niets anders woorden op de lippen en uitdagende blik- lend sloeg hij een kruis als
te zien dan zijn gerimpeld gelaat, grijze ken naar hem toetrad. waaroo hii nlotwlin» m
Van naderbij gezien wierpen echter deze lan hun muilezels, trokken de slaven hun op den grijsaard gevestigd hield, die zich boer wederom „ja, ik wel dat gij daar
half vervallen, verwaarloosde hutten een ’asten naar den kant, de kinderen in de met een uitdrukking van woedende haat vandaan komt, omdat je vnend zooveel
klad op het tafereel. Het waren de wo- heggen duwend, om den weg vrij te laten, naar^hem had omgewend. durf toonde. Waarom reist gij vanuit Flo-
ntngen der boeren, die, armoedig en in
niet veel opbracht De rijken kweekten bewerkt leer en metaal, werden geleid voor haar en voor uzelf," las de ruiter vtide mijn vader in den oorlog met Vene-
J- voort. bf. Daar ik mets anders te doen had,
Het boerenvolk van Lombardije was P
aan al die pracht en
druk, zoowel wegens kleur als wegens be- gezicht, een voorval op zijn ros. Doch uitgestrekte armen aan. Zijn angstig smee- schouder beent „Ja naar Verona. Mqn
een arme neef is stervende, vrees tk en wij
waren via Milaan op weg naar *t hof
zijn zwaar zijden kleed. Het opzichtig ge- in elkaar. Voor Tomaso een woord kon
verfde gelaat der oude dame was met een uitbrengen had de ruiter hem reeds over
*t gelaat gestriemd
Een tweede zweepslag zou overoodig
Dan keken ze hem aan met iets van ja-
oerschheid in hun oogen, die arme man-
met vereelte handen, want zij maak- citroen. B
Hij is geen landman meer maar hij heeft men, trouwens ik zag er deerlijk geha- mijn rekeningen
vend uit. Mijn kleederen hingen in flar-
dienden slechts 100 francs per maand I Op sommige'dagen, vooral "s Zondags, deA “n mi’n SP°*<Jig kwamen wij bij EXCELSIOR
t j u- mijn hospes. De schilder Siegrist, door Gevangenisdirecteur „Maar man, zie
En h‘> “’n ™de- een “°8 versche.d^ne wakkere mannen verge- ik je nu alweer hier Ik dicht dat e la£
Zalig Zij die kleine gaatjes prikken tn meer benauwd gevoel, dan anders, vanuit zeld> besloot oogenblikkelijk jacht op het ste straf je verbeterd had."
heel kleine kartonnetjes I..,. zijn onderaardsch verblijf denkt hij dan w(]d te maken, daar ik hun hulp voor het „Dat is ook zoo, maar ik wil graag nog
aan het kleine „Kermana”, Van harde oogenblik niet noodig had. Het gelukte een beet’e beter worden
Op (een dag geraakte de Bretagner vuursteen, met cement uitgezand, als hen den vermoeiden en bloedenden
in een geestvervoering van vreugde, ter- een gfjjs stuk speelgoed, neergezet op de steenbok nog op den Schinhorn te tref- HECTOR, BELLO, NERO.
fcn c= x hzt tz _c bek „Wie speelde viool, toen Rome in brand
sprong echter van een vooruitstekende stond?” vroeg de leeraar.
i i i„_ ^Hector, meneer.”
„Neen,* zei de leeraar.
„Bello meneer.”
--r - --- „Bello I Wat bedoel je in vredesnaam
den hem ondanks alle moeiten met mees- Het was Nero.”
ter worden.
KLEINE GAATJES.
Het was een aardig klem huisje,
zooals men ze overal ziet m Bretagne-
Het droeg den naam van JCer-
tnaria” „het buisje van Maria" —teen
aardige kleine ker van harde vuur
steen. uitgezand met cement, neergezet
ris een grijs stuk speelgoed op de groene
vlakte, met een bedekking van stroo, dat
de zeewind borstelig opzette als de snor
'an een ouden dappere
Er binnen woonden een wegwerker,
met zijn vrouw en zes kinderen.
De man verdiende 100 francs in de
maand hij was droog en hard als de ze
nuw van een rund.
De vrouw klem en breed als een vracht
boot. met ingerimpelde rokken, die baar
ten galerij om de heupen maakten.
De kinderen, rond als ballen en rood
iis tomaten.
Boven hen de onmetelijkheid van de
ucht waarin de wolken krijgertje spelen
Aan den bonzon, de oceaan, die de longen stad, de plaats waar men heel kleine Ik beerde mij om en hield hem op mi
.•uit met lucht en de oogen doet overloo- gaatjes in heel kleine kartons pnkte bergstok een stuk brood voor. Eenij
oen door zijn eeuwige kleur van de voor f 150 francs per maand 1....
noop.
Nu ts hij er eindelijk I....
Zij waren gelukkig. Hij knipt nog geen kleine gaatjes aan
Maar l.De Bretagner van Kerman de controle van het station, zelfs met tn
kende een dorpsgenoot die 150 trs. per de le klasse coupé's.... Oh I dat mag de mijn borstbeen gekwetst te hebben
maand verdiende met het prikken van hij pas na jaren doen 1 Want hier vooral Onder het dier liggende, hield ik mei
kleine gaatjes in de kartonnen kaartjes, geldt bet dat men eerst bekend moet beide armen zijn horens zoo lang vast,
die als plaatsbewijzen diende in den Me- worden.... voordat men knippen magl... totdat hij op zijde sprong; van dit oogen-
- 1 Hij mag nu alléén nog maar
teekenis. Zij wapperden over de poorten voor de Milaansche boeren wis het ’t ken verstomde op zijn lippen toen hij
de hoogste gebouwen, alle met het- teeken der gevreesde macht, welke Lom- zweepslag kreeg, die hem tn machtelooze r
- een bloedigen greep hield het woede op de kussens terugwierp. De ou- van Della Scala Wederom riep hij han-
wapenteeken, dat Milaan, de rijkste en de dame zat luide te snikken, maar be- denwnngend uit„TomMO ia stervende,
r trotsche stad van Noord-ltahé, in krui- woog zich niet, daar de zweep hen drei- Kan niemand mij helpen f
Van verre rees de stad op als een visioen pende slavernij, neerdrukte: de banier, gend tot stilte dwong, hoewel de ruiter
van statige pracht, terwijl de nederige welke wapperde van iedere stad, die door schijnbaar al zijn aandacht wijdde aan ’t kon nauwelijks vriendelijkhed ge-
woningen, onder de hooge muren en tn overmacht of verraad aan het domein van wat Jiij las. noemd worden, want de stakkers waren
dood gevoelloos traden er
„Fraai omringden de bloemen van zelf half dood en gevoelloos traden er
Toscane de Florentijnsche.’ _'t Klonk twee of drie toe om te doen wat zij konden.
1 „Komt gij uit Florence V’ vroeg de oude
KINDERLOGICA
Moeder „Karei geei «e broertie de
helft van ie appel ie weet toch gedeelde
vreugd is dubbele vreugd
Karei „Ja, maar een gedeelde appel
ts roch geen dubbele appel
roode pruik gekroond Gekleed in een
apon van zwaar goudweefsel, met paarlen rr
o® den hals, zat zij met samengewrongen geweest zijn, want met een kreet van pijn
Vlak achter ben aan liepen een jonge handen half luid te mompelen. Beiden wa- was Tomaso achterover gevallen- Nu pas
ren met een uitdrukking van wanhoop in liet de ruiter een blik over 't volk aan den
anderen, zagen zij er toch door de reis de kussens verzonken. Doodsbleek zat de kant waren, als had hij ze tot nu toe nog
gehavend en vermoeid uit. Hun fijnere oude heer strak voor zich uit te staren, ter- met opgemerkt Zonder eemg geluid of
gelaatstrekken duidden aan, dat ze uit een wij) de oude dame, een blik van dood»- eemge beweging krompen zij tn afkeurend
--‘--1— angst in de oogen, als met een stomme stilzwijgen onder zijn blik samen.
smeekbede de hulp van her arme volk „Rijd verder,” klonk’t van zijn lippen,
langs den weg scheen aan te roepen. Achter en wederom zette zich de treurige op-
hen aan kwam één enkele ruiter, de man, tocht in beweging, door zonneschijn ez
die aller harten met doodsangst vervulde schaduw heen in de richting van Brescia
Langzaam reed hij voort, de teugels van Het boerenvolk scheen zoozeer «pder
zijn paard in de handen van een bleeken den indruk zijner persoonlijkheid, dat
man met lang rood haar en een kruipende niemand den kreunenden, gesronden
gemeene uitdrukking op het gelaat, doch knaap op den weg ter hulp dorst te komen
gedoscht in prachtige, met mweelen ver- voor de banier met de Adder als een zü-
mantels sierde kleeren. veren puntte in de verte glom.
De ruiter zelf, stank en schoon, van on- Toen pas sleepte men met bevende
wambuis, waaraan de oudste geveer dertigjangen leeftijd, eenvoudig handen den knaap naar den kant van den
een tuigen buidel had bevestigd, welke in 't groen gekleed, boezemd? bij den weg en raakten alle tongen toe om Itroht tt
waarschijnlijk hun voedsel bevatte. eersten aanblik geenszins schrik tn. Hij geven aan woede en vrees.
Toen de voetgangers zich op een halve zat gemakkelijk en zeker te paard, in de r~_2
mijl afstand van Milaan bevonden, wer- eene hand een half opengerold perkament, neergeknield, staarde den ruiter met daada.
ien zij plotseling uit hun suf voortstrom- waaruit hij met zachte stem hardop las. in angst tn de oogen na
pelen wakker geschud, terwijl de immer de andere een zweep, welke hij tergend „Wn --
m hun hart sluimerende angst zich op- over het oude paar m de koets heenzwaaide terend
eens begon te uiten. Door de anderen ach-
„Wie ts dat vroeg hij eindelijk fhm-
1 aan een vrouw. „Wie ie dat?”
Bezig de gevallen groenten van den
niemand grond op te rapen, vroeg deze hem met
een somber gelaat „Wie zijt gij, dat ge
_De ruiter droeg alleen een dolk opzij hem met kent?"
i „Ik kom uit Florence,” weerlegde de
rw „wij zijn op reis naar
Italië dreigend achter dien ruiter aanreed. VronaI” Maar het getetwhap,
Niemand dorst eemg teeken geven in waar wij mee reisden ging naar Milaan,
antwoord op ’t smeekend rondzien der Wij liepen hen dne dagen geleden mis en
arme oude zielen in de koets, die hulpe- dachten hen misschien in Milaan weer te
loos en wanhopend, zelfs het armste rug te vinden, waar vrij nu den nacht ssü-
mensch om redding aangesmeekt zouden den doorbrengen. Maar ny Naar zijn
vnend ziende kon hij zijn tranen bijna
droomeng wapperde de ba- met bedwingen.
„Naar Verona?” herhaalde een.oude
en trachtte nu
steenworpen 1
te vergeefs. Ti
haalde, gaf mijn vrouw mij haar zakmes
Weder pakte ik hem bij de horens en
wierp mij tegelijkertijd op den grond,
m om hem beter te kunnen vasthouden en
de benauwdheid, tusschen een menigte, beproefde inmiddels één hand vrij te
21 2T.” J - te
Mane haar groote ronde oogen wijd open van de menschenmassa tot 1 uur tn den stooten- Tot mijn spijt gelukte dit niet,
m herhaalde i
- Iedere maand een banktój<L.„ instinctmatig zet hij dan zijn hijgende ;(^a’t,”^k?eTh^' nog 'wiider“e'n halven cen' koopen
De Bretanger kon er met meer van borst op, maar hij voelt hier evenmin de eindelijk wierp hij mij van een hoogte verkoopstei
;lapen_ groote sterke zeewind. Als zijn vrouw op naar beneden. cent he' ,fuk
Dat biljet van 50 francs was gekomen 't eind der maand het biljet van 50 francs Mijn vrouw snelde den stellen Tobei ”Hoe an«
nsschen zijn geluk en hem, zooals een ziet onder in haar kleerkast. af naar den Schatzalp, om hulp te halen mond houden voor een halven cent?”
2Toch blijft hem nog één troost over.... Eindelijk kon ik mij los maken en ijlde VTaa8T het toggle
i
derde aanval het hoofd bieden hierbij
ontvielen mij de stok en het mes en ble
ven mij ter verdediging slechts mijn ar
men over. Met schrik zag ik nu het kind
- haar moeder alleen naloopen en beefde
Gesterkt door dien aanblik troost hij bij de gedachte, dat het vermoeide beest “eid op
duldig, vroeg een verlof aan van vier en zich zelf met de gedachte dat hij, na nog zich op het meisje kon werpen. 7_
•wintig uur om tn de stad de zaak warm duizend en nogmaals duizend keeren het spoedde mij naar de kleine en trachtte DE ANTIQUAIR EN HET KATJE,
'e maken, die prachtbetrekking, waarbij gedraaid hebben, als hij dan niet de met haar den steden Tobei te ontvhich- r Z
hij 150 francs in de maand verdiende, „draaiziekte" heeft gekregen (zooals de toen **et di*r m‘l °pnieuw 1?nvi4’ een ï**r’ daaar d?n grond
Hleen maar door het prikken van heeie zieke Schaper in zijn land) dat hij dan Z1’n me’ °U£b?UWu, ’S?otel.t,e
d. h«l kleine kartonnen «nd.liik 1™L „i viel hem .op mijn beurt, aan. On een katje melk drinkt Om zijn
hebben.
iZacht en
schap als tegenstelling met de natuur ™et verbaasde bewondering naar het rijke nier der Visconti's in den lentewind, ter-
Honderden torens en tinnen teekenden verguld, de prachtige zijde, de vier fraaie wijl de ruiter met een glimlach op de lip- boer, die bij 't booren van dien naam had
zich met krachtige en teedere lijnen tegen paarden en naar de reusachtige negers, pen uit het perkament bleef voortlezen, opgekeken. Naar Verona
den hemel af. Te midden daarvan maakten die er, in rijke livrei gedoscht, naast liepen. Plotseling stond de oude man in de Wederom was de jongen naast Totnaao
de banieren der stad een machtigen m-
a
zeggen, dat zij wel geniet
-oodsweken van haar we-
lompen gekleed, geheel met zulk een om- z«ad. staarden zij naar de banier en naar populieren. Wanhopend van angst staar- Want zelfs voor deze domme boeren scheen
geving overeen kwamen den ruiter, die daarachter reed de de oude dame 't volk langs den weg Florence, de eemgste stad van Italië, wek
Een troep van deze ongelukkige we- De koets kwam langzaam naderbij, een aan, doch niemand bewoog”zich me- ke haar onafhankelijkheid behouden had,
zens sleepten zich in de richting van Mi- zwaar, open gevaarte, op hooge vergui- mand uitte een enkel woord, hoewel er een oord van vrijheid, een republiek van
kinderen den wielen heen en weer schommelend, minstens vijftig mannen onder hen waren, gelijkheid.
„Misschien zoudt gij den sluier met „Tomaso’s vader ontbood hem naar *t
van dat gelaat durven afnemen, uit vrees hof van Della Scala en verleden jaar sneu-
met opgemerkl Zonder eemg geluid of
angst tn de pogen, als met een stomme stilzwijgen onder zijn blik samen.
J - -- d „Rijd verder," klonk‘t van zijn lippen,
der tweemaal stak hij zijn mes het dier WAAR HIJ ZE VOOR NOODIG HAD.
„Waarom vraag ij ie nieuwe patiënten
merk sigaren ze rooken Heb je die gege
vens noodig voor e diagnose
„Voor mijn diagnose niet Wé) voor
aan het kleine
met cement uitgezand, als hen
wijl hij een brief uit Parijs in de hoogte groene vlakte met een dak van stroo dat fen en ln het nauw te drijven de bok
rots, en wij dachten hem den volgenden
morgen beneden te zullen vinden. Zij,
Eindelijk dan I Hij was aangenomen L„ aan de zaak en dat is dat m Parijs zijn hèm bedaard op den Alp~weiden en kon-
waaruit
I. Op een katje melk drinkt. Om zijn verlangen
gleed ik nu, door voortdurende stooten zegt hij
t was
vreeselijke toestand 1 Een in den
doen verpletteren of ten minste
Eindelijk kwam ik beneden en kon her
dier vasthouden, ten minste zoo lang,
totdat mijne vrouw en kind zich ver ge- betaald en geleverd Dan zegt de antiquair:
noeg verwijderd hadden. Ik bevond mij „Het beestje kon onderweg wel eens
in een wanhopigen toestand, dorst krijgen.... kan ik dat oude scho-
I voorzien. lende, die alle kracht inspande, om los te kenj”
Zelfs s nachts draait hij nog in zijn on- komen, riep-tk luidkeels om hulp, terwij
- -t z-t.
In den hoogsten nood naderde einde- door verkocht.”
lijk een door mijn vrouw geroepen her-
door het lijf en liet ik uitgeput de horens
hij vluchtend weg. Wonderbaarlijk
up den grooten weg, een kring om hem
heen en hun pijpje rookend, vroegen ze zal hij 150 francs per maand gaan ver
heul uit: dienen Weet zelf niet meer of 't van
„Het is haast niet mogelijk.... daar rechts is naar links of van links naar
-noet iets anders achter zitten F rechts. Maar hij gaat altijd heen en weer ëchter r^,
„Neen, heelemaal niet.” Hij draait in een helle cirkel dien Dante Voortdurend met mijn aanvaller worste- teh'ë meenemen om bet uit te laten drin-
„Dus dan moet je den heelen langen niet had 12. L. 1
Jag kleine gaatjes prikken?....” Zelfs 's nachts draait hij nog in zijn on- komen, nep-ik luidkeels om hulp, terwij „Laat ,e dai schoteltje maar staan,”
„Ja....” rustigen slaap en op een keer voelde zijn naast mi>n weenend kind zat. zegt de boer,” daar heb ik al zes kabes
„In kleine stukjes karton.... T" vrouw zich opeens gesmeten op het u-
„In kleine kartonnetjes.... F pijtje voor het bed, terwijl haar man in
„En 150 francs....?” zijn nachtmerrie uitliep:
„En 150 francs.. 1 Porte Dauphine Allen uitstappen. |os Zoodra hij zich vrij gevoelde sprong aitijd welken wijn zij drinken en welk
hij vluchtend weg. Wonderbaarlijk was 1
In dat bedrijf werd hij geel als een oude ik, hoewel niet zonder kleerscheuren, er
toch zonder gebroken beenen afgeko-
„Het beestje kon onderweg wel
HOOFDSTUK L
Gian Galeatto Marxa Vuconn
Het is een dag tn den vroegen zomer
het weer zoo schoon als het vijfhonderd
laren geleden in Zuidelijke landen zijn
kon. Italië badende m gouden zonne
schijn, als een mist uitgespreid over het
wijde verschiet. Het was in 1360, toen
de steden nog prachtig waren en de na
tuur overweldigend in Lombardije, ge
legen als een tuin m de holte der omrin
gende, purperkleurige Appentjnen
een land, bedekt met witte, gele, paarse
en roode bloethen 9
Deze breede weg, een der fraaiste van
Italië, loopt in zijn geheele lengte, van
Milaan tot Brescia, door kastame-bosschen
heen en langs velden vol bloeiende myr-
tenstruiken, met slanke populieren, op
rijzende te midden van groote plekken
gele primulas. De populieren, bedekt
met dikke, openbarstende knoppen, ste
ken goud-bruin af tegen het teedere blauw
van den hemel. Overal struiken van fnsch
jong groen op een tapijt van wilde viool
tjes. De schoonheid van dezen weg was ’eruit gedrongen, staarden de twee Floren- en de roodharige
ongeschonden gebleven niettegenstaande rijnen met verbazing naar de oorzaak van anders,
het drukke verkeer, want het was een deze paniek. In de verte, tn den ingang der F
der steenen poort, zagen zij een banier wappe- De anderen waren ongewapend. En toch „Ik kom mi
ren, met hetzelfde wapenteeken als op de beefden de boeren van angst, alsof half knaap haastig,
ringd door prachtige ruinen, de zomerver- muren. De oogen der boeren, door vrees
blijven van den rijken adel Daar achter gewet, zagen scherper dan die van Tomaso
spreidde zich het open land uit, schitte- want het duurde eemge seconden, alvo-
rend en geurig, vol tn-knop-staande boo- rens hij opmerkte, dat de banier bevestigd
men, tot aan den blauwen horizon was boven een prachtige koets van goud
Koud en indrukwekkend kroonde de scharlaken rood, welke uit de donkere
groote stad met hafe reusachtige muren W»-' den zonnigen weg kwam oprijden,
en poorten de schoonheid van het land- Toen de koets naderbij kwam, keek hij
schap als tegenstelling met de natuur r—---j----
teedere lijnen tegen paarden en naar de reusachtige negers, pen uit het perkament bleef voortlezen, opgekeken.
Plotseling stond de oude man m de t“
Voor hem was dit een belangwekkend koets op en smeekte het gepeupel met neergeknield en antwoordde over zijn
•ro..een Bretagder evenmin geleerd Hij mag nu alléén nog maar de deuren blik maakte ik gebruik, om op testaan
«Is hijzelf, maar die den goeden inval had openen en sluiten van een proletarische en trachtte nu met mijn vrouw door
gehad zich in Parijs te gaan vestigen - coupé, tweede klas, waar heel het Fran- di'bok'
50 francs meer tn de maand L... 600 sche volk hem op de teenen trapt.... e veF8«e*s- Toe bo zijn aan al her
rrancs per jaarl..,. Wat zeg'ie er van En de trein neemt hem mee en doet
Anne-Marie Elke maand een blauw hem eeuwig keeren tusschen twee stations,
biljet dat ge kunt wegbergen tn de antieke in den donker, m den warmen damp,
ktst.... I d- *--ii-_j --
En onder de platte muts zette Anne- die ie platdrukt, in het verward geschreeuw maken en hem het mes in den buik
daar reeds bij den eersten stoot het mes
omboog; de schrammen, welke ik hem
toebracht, maakten hem nog wilder en
eindelijk wierp hij mij van een hoogte
I2
Mijn vrouw snelde den stellen Tobei
af naar den Schatzalp, om hulp te halen
want al voortgaande ziet hij dikwijls op m*in vrouw na. maar moest weldra een
Hij sprak er over met den burgemees- de stations zijn dorpsgenoot van 150 J u"’ u u‘*
ter, met het raadslid, met den afgevaar- francs, die wezenloos, met een automa-
digde, met de vrouw van den senator l.... tische beweging altijd maar door kleine
Hij verstuurde brieven, smeekschriften, gaatjes Impt....
aanbevelingen hij wachtte, werd onge-
r praal gewend en het hoop, dat nog even was komen opleven hem gezelschap te houden. Met verwil-
overheersching, vertrapt en verschopt, was met diirom, dat zij zoo diep moge- in 't hart der arme slachtoffers, bij 't zien derde oogen en half gek van schrik we-
schrompelden de stakkers met gebogen lijk neerhurkten, als wenschten zij zich van menschelijke wezens, was weer ver- gens dit onverwachte ongeluk vervolgde
hoofd voort, zonder op schoonheid of onder den grond te verstoppen, bevend gloeid. hij Wij zijn op weg naar Verom. Wij
zonneschijn of op ontplooiende lente te en sidderend nóg verder achteruit krui- Maar Tomasco en Vittore, die ook hebben eten bij ons en een beetje geld
letten. Vrees lag op aller gelaat, waarvan pend, alsof de zachte groene glooiing achter het volk ^waren neergeknield, als dit nu maar niet gebeurd was 1 wendde
twee menschen gezeten, een man dame in de koets vlak voor hen een stuip- in tranen uit.
Maar Tomasco en
t volk waren i
v a lc*K N/UZ caaa^a kv-ickii, WaSeiI TH*” r - -v -- - - - ■- - J w-whv
alle ziel en geluk was uitgewischt. Iedere hen zou kunnen beschermen In de koets richtten zich plotsêftig op, toen de oude zich nogmaals tot zijn neef en barstte toen
beweging vertolkte hunne slavernij iedere waren.t
trek op hun gelaat sprak van onderwer- en eene vrouw, beiden zóó oud en ver- achtige beweging met de handen maakte,
ping aan een tirannie, welke zij zelfs niet schrompeld, dat men I
in 't aangezicht dorsten zien zien, wie de man en wie de vrouw was so naar voren. Hem ziende hield de ruiter trok met„Je neef is veel te overmoedig
vormde met grijze en bruine tinten op den weggezonken tn satijnen kussens angst toezag hoe de jongeman met bittere kanten tegenover den dmveT
fraaist getootden weg van Italië een vreem- Van den ouden man was niets anders woorden op de lippen en uitdagende blik- lend sloeg hij een kruis sis
zonneschijn of op ontplooiende lente te
natuur als met de prachtige stad in 't ver- baard en magere gele handen vol ringen.
schiet. i.-2-12