„ONSBLAD” Bureau: HOF 6, ALKMAAR. Telefoon: Algemeene Bond van R. X. Rijkskiea- kringorganisatiea in Nederland. Ne. 1®«. I FEUILLETON. EEN OFFER. Zaterdag 1» Jui ltt« AbonnemMitepctjEg «ar Kwanui voor AUuaanr tf Z-— foor buhea Aflonanr f 2 SS Met Oefllutfreerd Zondagsblad 0 80 f booger. ■an allo abonnd'o wordt op aanwaga gratio een polio verstrekt, welke hen vorzokert togen ongevallen tot oen bedrag van f 6OO,- Ven I per rpgel f £73; Rubriek .Vraag ujtbetaling per plaatsing f 0.60. f 400,—. f 200,—, f 1OO,—f 60.—, f 36,—, f IfiJ i 4 9 POSTGIRO 1MNX politieke vhigschi vorm van dictat Individua- HOQFDSTUK VI. EEN HUWELIJKSAANZOEK. op het ketelhuis, ADMMSTRATW Nol UJ REDACTIE No. «M nen en toestanden, welke zjj zonder omgai »E« lert te Utrecht de Algcmee- K. Rjjkskieskringorganisa- j en moreile net te ««hikken naar (le Deel, ;enda dezer xend is, do een toe te komen, en met «tolkenden adem: iheer de kapitein, en en rechten en dezelfde ge re hooren zjj bij elkaar in dezelfde locale ik de huidige iets van voorl schouwen. 'P®- in NOORD-HOLLANDSCH DA arbeidsteM, die uitren •<j ta ligheid van haar voogd, noch aan waaraan zij met beide :apiteins. Gjj hebt u !erd, en niemand denkt <r- POSTGIRO II niet bjj hem had opgemerkt: T*w - - - - - - frouw? De uiting» ging «soms, die ut c~ .1 _rr_ lijken weg van uit uw mond moest verne- Met deze woorden vloog zjj de trap op. Zij was toch niet langer in staat om de beet op wellende tranen terug 'te dringen, doch zjj »ou liever gestorven zijn, dan dat haar voogd gegund had die tranen te zien. Een uur later kondigden de dofklinkende tonen der militaire muziek den bewonen der villa den atstandmarsch der compagnie aan, van welke slechts een luitenant met vijf en twintig man ter bescherming van de fabriek waren achtergelaten. t toegekeerd irjjfeljjke ver- Wilde laten springen, en gjj. gjj hebt dien vneeeeljjken mensch gedood?** •ohieljk de gang deur der kamer, t- zich toegetrokken. -Het doet mjj leed, onhandige beriobtgeve maakt, mejuffrouw”, antwoordde bjj. ^Aan genomen, dat er eenig gevaar voor u be ttend, dan i« dit thans volkomen opgeheven zuiver is, als het uwe, mejuffrouw, dan maakt het zelfs de dwaling tot een verdienste. Wan neer ik in het vervolg gedwongen zal wezen, om aan den dag van gisteren en aan dezen nacht als aan moeilijke en droevige oogen- blikken mijns levens terug te denken, dan zal toch de herinnering aan onze vluchtige kennismaking ten allen tjjde een helder licht over die sombere herinnering verspreiden. God behoede u, mejuffrouw.” Hjj boog nogmaals en ging voor haar heen. Nu bemerkte Isa het verband om zjjn arm en ondanks de roode kleur van den doek, tag zjj oqk het bloed, waarmede deze doordron gen was. Een uitroep van schrik ontsnapte aan hare Hppen, en zich niet «torende aan de tegenwoordig’ het vergrijp tegen de etiquette. zich schuldig maakte, greep zjj handen den gezonden arm des ki „Mjjn Hemel, gij zjjt gewond! voor ons aan u hulp te verleenen. O, maar kom toch hier mijnheer Von Nordenbolz. Sta mjj ten minste toe, om u behoorlijk te verbinden. Ik ben in zulke dingen niet geheel onbedreven!” Merck er kwam haastig een schrede, naar voren, maar nog eer hjj den mond had kun nen openen, om hiertegen een protest te ver heffen, .had de kapitein reeds geantwoord; beleefd maar dankbaar, maar met een niet te miskennen beslistheid klonk zjjn afwijzing- «De kléine wonde heeft werkelijk niet het ter ruste begeven.” Zjj had hare oogen onafgewend op zjjn ge laat gevestigd gehouden, en het was zeker nog wel iets anders, dan de vrees voor haar eigen leven, dat daarin zoo zonderling schit terde. Bljjkbaar echter viel 't haar moailjjk om de juiste woorden te vinden voor dat gene, wat haar bewoog, en in haar hart on stuimig kampte om zich uit te drukken. Eerst toen zjj zag, dat Mercker weder beweging maakte om naar zeide zjj haastig „Ik dank u, mjjnl ,r ik vraag u om vergiffenis'” Een handgebaar van den officier wae vol doende om de met wijdgeopende oogen naar dit tooneel starende soldaten te verjagen; vervolgens boog bjj hoffeljjk voor de jonge dame, die haar maagdeljjken trots een zwaar offer had afgedwongen, en antwoordde op een harteljjken toon, die men tot dusver nog ,Wat zou ik u te vergeven hebben, mejuf- - -itingen van edele verontwaardi- op onzen gemeensebappe- men? Wees er verzekerd van, dat ik om ha rentwil geen oogenbük verstoord op u Len geweest Het is toch immers een voorrecht der bekoorlijke jeugd om mensohen en om standigheden slechte met de maat van het eigen, schielijk opwellende gevoel te meten, en wanneer dat gevoel zóó schoon en zóó 1) Dr. J. Bimond in zijn werk: „De Grond slag der Volksvertegenwoordiging: Mstisch of Organisch?” (Blz. 122). 2) Mr. Ir. J. van Hettinga Tromp, lid van de Studiecommissie der Maatschappij voor Njjverbeid en Handel (Haagscho Maandblad Juni 1926). 8) Eene Commissie uit de Nederlandscbe Maatschappij voor Nijverheid en Handel minste te beteekenem ik heb er tot op dit oogenbük nog hoegenlknid geen last van ge had en bovendien hel> ik ook reeds «en half uur geleden om den dokter gezonden. Het zou belachelijk zjjn, wanneer ik voor zulk een bagatel uwe Samaritanen-diensten aan nam.” Een laatste zwijgende groet en toen ging hjj rechtop en veerkrachtig de gang af, om in de deur van de kamer, die men den onder officier had aangewezen, te verdwjjnen. Isa keek hem na en een vochtige glans vertoonde zich in hare oogen. Als haddo baar iets afkeerwekkende aangeraakt, zoo schrikte zjj, toen zjj do «tem van haar voogd hoorde zeggen: „Uw gedrag begint onbegrijpelijk te wor den, Isa. Ge moet toch bedenken, dat men eindeljjk ophouden moet, zich als een kind te gedragen, wanneer men er uitziet als een dame. Ik wed, dat deze hoogmoedige mijn heer, ondanks zjjn hoogdravende woorden, sich morgen in den kring zjjner kameraden niet weinig vrooljjk zal maken over uw koe telijk aanbod, om bjj hem de barmhartige zuster te spelen.” Isa had hem haar aangezicht en een uitdrukking van onbescbi achting stond daarin te lezen. „Wed maar Hever niet, voogd, want gij zoudt bij deze gelegenheid wel een» kunnen ondervinden, dat er nog andere dsm onge voelige en erbarmeljjke mannen zjj*.” strikking van heftige ktiekjestwisten.” Indien deze woorden waren geschreven om tegen mogeljjke ontaarding van bet partijwe zen ook in ons land te waarschuwen, dan be hoefde hiertegen geen bezwaar te worden ge maakt Maar als teekening van een oestaan- den toestand hier te lande kan deze rchete, door iemand, die van bet ontstaan en van den historisehen gro^i der groote politieke groe- peeringen ook maar iets afweet, niet worden aanvaard. Hopelijk zal de schrijver van deze ietwat vluchtige conclusie in zjjn laters loop baan de gelegenheid vinden de partjjen in Nederland nader te bezien en hjj zal dan ik twijfel er niet aan tot de ontdekking komen, dat zjjne schets niet geheel sulver en zijne conclusie ietwat zwartgallig is. De critiek, welke in bet buitenland terecht of ten onrechte op de partijen aldaar wordt geleverd, behoeft voor ons gelukkig nog geen andere beteekenis te hebben dan te zijn: een baken in zee, die ons tijdig waarschuwt om bet vastloopen op gevaarlijke klippen te voorkomen. In ons land kennen wij nog groote partijen genoeg, welke èn krachtens naar beginsel én door haar samenstelling èn blijkens haar practische politiek de behartiging van het al gemeen belang voorop stellen. Tot deze par tijen behoort ongetwijfeld de R. K. Staats partij. Op 7 November j.L, den dag, waarop ik het voorzitterschap van dezen Bond mocht aan vaarden, werd door mij op het nationaal ka rakter van onze4>artij als volgt gewezen: „Met hare intellectueelen, ambtenaren, ar beiders, werkgevers, middenstanders, boeren, kapitaalbezittenden en alle denkbare groe- peeringen is zij eene afspiegeling van het volksleven zelf in zjjn geestelijke en maat schappelijke geledingen. „In zulk een partij wisselen de verscheiden standen, klassen en beroepen hunne inee- ningen met elkander uit, sljjpea de verschil len op elkander af, neemt de een van den an der het goede over, vinden de tegenstellin gen elkander in waardecring en verzoening onder een beter verlicht begrip over psrso- ii— _n dezen ing niet aldus hadden 'loeren kennen, len op deze wjjze evenwichtig gebouwde partjj zal ook het evenwicht helpen bouwen in de natie, welke in baar de ^erkste be schermster van haar algemeene belangen viddL” De scherpe critiek op het partijwezen, waarvan ik zooeven gewaagde, gaat dan ook geheel langs onze partjj heen. Toch is er ook hier te lande bjj velen een gevoel van onbevrediging, een zoeken naar nieuwe middelen, een vragen naar nieuwe organen, om beter dan tot dusverre vorm te geven aan bet rechtsbewustzijn, dat in ons volk leeft. Dit zoeken is zeer begrijpelijk. Het ligt in de lijn der historische ontwik keling. De middeleeuwen kenden reeds de volks soevereiniteit, dit is de regeering voor en mede door hei volk. Alleen heeft men het volk toen niet opggvat als een groot samen, stel van individuen; men had de standen van adel, geestelijkheid, burgers, boeren, «yiz. In de vertegenwoordigende lichamen zaten toen afgevaardigden dier georganiseerde standen, niet van de individueele kiezers. De grondslag der volksvertegenwoordigers was organisch. In den middeleeuwscben zin van het woord kennen wjj die „standen” niet meer. Immers toen hadden de standen elk hun eigen, van elkander onderscheiden, rechten en plichten. Elke stand speelde een afzonderlijke rol in de samenleving en ieder wist tot welken stand hjj behoorde. Ieder wist het van zichzelf, en zjjn medemensohen wisten het allen van hem. omheen aüe tot dusverre bekende nieuwe stelsels draaien. De eenen witten voor de toekomst louter en alleen een belangen vertegenwoordiging uit de verschillende maatschappelijke groepen, met terzijdestelling van het politieke narle- ment 1) Anderen, die niet zóó ver gaan, willen do Eerste Kamer omzetten in een „Sociale Ka mer.” De belangrijke staatkundige taak, wel ke de Eerste Kamer als Hof van Revisie ver vult, willen deze opdragen aan het voik zelf, door invoering van het volksreferendum. 2) Anderen nog vragen etandeirvertegenwoor- diging in de partjjen, bljjkbaar om via ie po litieke organisatie tot standen vertegenwoor diging in de politieke Kamer te komen. Weer anderen zoeken de oplossing in een wjjziging van de werkwjjze van Tweede- en Eerste Kamer door instelling van vaste com missies van deskundigen met ingrijpende be voegdheid, om het werk der Kamers voor te bereiden en te corrigeeren. 8). Ten slotte zien velen uit naar toepassing en uitwerking van bet nieuwe artikel 194. der Grondwet, waarbij de wetgever aan andere dan in de Grondwet genoemde Uchamen ver ordenende bevoegdheid kan verleenen. Door uitbouw van ons constitutioneel recht willen dezen, op gansch anderen voet dan tot dus verre het geval was, tot meerdere decentra lisatie der rechtsvorming gétaken. Om drieër lei redenen wordt zulk een decentralisatie noodig geacht: In de eerste plaats om de rechtsvorming meer te doen geschieden door hen, bij wie ook kennis van de maatsehappeljjke toestan den, waarin men wil ingrijpen, aanwezig is. In de tweede plaats om het toenemend machtsbewustzijn der bestaande belangenge meenschappen te breidelen, door hen in rechtsgemeenschappen te vereenigen. En in de derde plaats, wegens de beperkte organisatie van bet rechtsbewustzijn des Volks, tengevolge waarvan de werking van dat bewustzijn belemmerd wordt en een stjjgend tekort aan geschreven recht ont staat. 4) I De jongste Grondwetsherziening heeft den weg geopend om deze gedachte te verwezen- Ijjkan. Deze stroomingen zjjn hier slechts ruw ge schetst. Men kan ze nog niet geheel zuiver afbakenen. Terwjjl sommigen één van de zoo juist genoemde hervormingen willen door voeren, zjjn anderen van meening, dat er te gelijkertijd met enkele van deze hervormin gen kan worden begonnen. Ook onze partjj zal zich in de naaste toe komst met deze vraagstukken welke door de ontwikkeling der staatkundige gebeurtenissen aan de orde worden gesteld, moeten bezig houden. Op deze besprekingen wil ik nu niet voor uit) oopen. Toch meen ik nu reeds Uwe aandacht te mogen vragen voor enkele overwegingen, welke, in verband ook met het voornaamste punt van de agenda dezer Bondsvergadering, niet zonder belang zjjn. Het is mjjns iUziens voor geen betwisting vatbaar, dat hoe men zich de ontwikkeling van onze staatkundige instellingen ook moge denken zoolang er is een Nederlandsche Staat, er in dien Staat altijd zal moeten zjjn ten landsbestuur met wetgevende en uitvoe rende macht. Kennende de democratische geestesgesteld heid van ons volk, ijjkt het mjj bovendien waarschijnlijk, dat de Staatsburgers in ons land steeds op «enigerlei wjjze zullen willen medewerken aan de samenstelling van de vertegenwoordigende lichamen, die het lands bestuur bjj de uitvoering van «jjn taak moeten terzijde staan en daarop toezicht uitoefenen. Regeeren voor het volk en, zooveel moge- Ujk, door het volk, is het kenmerk der wer kelijk democratische staatsinrchting, welke ons land nu bezit, en welke, als de voortee- kenen niet bedriegen, nog niet spoedig zal verdwjjnen. 22. Zichtbaar gekrenkt maakte de fabrikant rich gereed om heen te gaan. Zjjn voet bleef echter aan den grond genageld, een boosaar- flikkering vertoonde zich in zjjne oogen, toen hjj plotseling de soldaten, die in de gang stonden, eerbiedig op zjjde zag treden voor de onverwachte verschijning eener jonge dame. In vliegenden haast slechte kon Isa rich in de kleederen te hebben geworpen en het prachtige haar viel in rjjke golven langs <*en hals af. Zorg en ontsteltenis teek enden «eh op hare trekken af, mi hare stem beefde, tóen zjj zelfs geen de minste notitie »an haar voogd nemende zich tot den kapi tein wendde: Us het waar, dat men one allen in de lucht wilde laten springen, en gjj, gjj hebt dien neesetfjken mensch gedood?** Zoodra hjj Isa ontwaarde, wae de officier opgetreden en had hjj de waarin de doode lag, achter dat de een of andere berichtgever u ongerust heeft ge- ill/fmnixr” anfwzwx»/Izl4k A tenomen, dat er eenig gevaar voor be- en gé kunt u weer met de volate gerustheid M. H De conclusie, die logisch uit dit alles voort-' vloeit, ligt voor de hand. Het partjjwezen, zooals het historisch in ons land is gegroeid, de partjjen, die niet op groepsbelangen, maar op beginselen zjjn gebouwd, mogen niet bet ideaal zjjn, zéér zeker voorzien zjj in een behoefte van waar schijnlijk bljjvenden aard. Zjj kunnen in ieder gwval vooralsnog niet worden gemist. Werkend aan de reorganisatie van onze partjj, ijverend yoor de versterking van de staatkundige eenheid onder de katholieken, hebben wjj allen levendig het besef, dat w| hiermede dienen een groot landsbelang, dat wjj hiermede vervullen ons deel van de nationale taak, welke op geheel het Neder landsche volk rust. Het is in dien geest, dat ik, onder het af- smeeken van Gods onmisbaren zegen over ons werk, de hoop uitspreek, dat onze be sprekingen en uwe besluiten in de bijeen komsten van heden en morgen vruchtdra gend mogen zjjn voor de Katholieke Partjj en voor ons volk. Hiermede verklaar ik de Bondsvergadering geopend. Ongeveer vier weken waren sinds dien noodlottigen onweersnacht verstreken. De zwarte rookwoken verhieven zich wol>v al lang uit de beide hooge schoorsteeuon vaa het ketelhuis, de drijfriemen kleppenfen, even alsof er nooit een stilstand had plaats gehad. De arbeiden en arbeidstere. <Be de spinmachines, de haapels en werkten, schenen sinds die- not_ gen met verdubbelde vljjt bun eentonig dag werk te .Verrichten. Nooit was het too rtll in de jjfroote werkzalen toegegaan, als sinds den Wjrgen, toen bet werk volgens de ntcu- wrf fabrieksorder weder overal hervat was ge. en* (Wordt vervolgd.} of hjj behoorde tot den adelstand, tot dea geestelijken stand, ofwel tot den vrjjen bur gerstand. Op zulke vast-omschreven standen een organisatieplan en een staatswezen bou wen was mogeljjk en vanzelf sprekend. Nu echter zjjn er, in dezen maatsc’ Ijjken en juridischen zin van bet wo< deze middeleeuwsche opvatting geen eigen lijke „standen” meer. Er is nog wel adel, en geestelijkheid, en burgerij, doch de leden van deze volksgroepen hebben, als staatsburgers, noch eigen rechten, noch eigen plichten. Er is nog wel, en er zal ook altjjd bljjvcn, afscheiding onder de mensohen in verschil lende maatschappelijke groepen. Er zjjn zelfs katholieke standsorganisatles van arbeiders, middenstanders, boeren en werkgevers, welke voor de gezamenlijke behartiging van groeps belangen nuttig werk verrichten. Maar als staatsburgers hebben zjj allen: arbcMers, mid denstanders, boeren, werkgevers (en ook de anderen, die men wel eene vergeet) dezelfde plichten; als staatsbur- slkaar in dezelfde locale en landelijke organisatie. Het staatsburger schap hebben zjj geJjjkeljjk met elkaar ge meen. En iedere scheidingslijn van stand of klasse, welke men diir tussehen schuift, elk etiket, dat men hen dtór wil opplakken, brengt ons verder weg van het algemeen be lang, maakt het ons moeiljjker, uit de veelheid der tegenstrijdige belangen den grootsten ge- meenen deeler te vinden, en als staatsburgers gezamenlijk onze nationale roeping te ver vullen. Die middeleeuwsche standen, waarvan ik zooeven gewaagde, zjjn deels aan eigen fou ten, te gronde gegaan. De oude democrati sche ambachtsgilden en corporaties, die een tjjdlang zoowel de kwestie, van de volksre- geering als het arbeidsvraagstuk hadden opgelost, waren zich geleidelijk aan t mis vormen. Het stelsel begon ernstige gebreken te vertoonen en het eorporatiewezen stortte in elkaar. De zoogenaamde „moderne” staatsgedach- te deed haar intrede. Een dubbele strooming openbaarde zich, die aan de eene zjjde den absoluut-oppermachtigen Staat aan de andere zfjde d« vrijmaking van de individuen wilde bereiken. Overhefctostaat èn indivdueele vrij heid was de dubbele leuze, die zegevierde. De eerste leidde tot overcentralisatie. De tweede tot versnippering van het volk in duizenden, ongeorganiseerde, los van el kaar staande individuen. Toen werd de grond slag der volksvertegenwoordiging individua listisch. Deze leuzen hebben baar tjjd gehad. Wij hebben daarna gekregen een tijdperk, waarin de Overheid zich meer en meer moest inlaten met de regeling van het maatschap pelijk leven, terwjjl daarnaast in de vrjje maatschappij de belangheblienden zich op nieuw hebben georganiseerd. Het is begrijpelijk ik zeide het reeds dat in dezen tjfd, nu de Staat met allerlei re gelingen is overbelast, en alles in de maat schappij naar organisatie dringt, het is be grijpelijk, dat men nu zoekt naar middelen om het oude rechtgareel aan nieuwe behoef ten en andere vormen aan te passen. Dit zoeken naar een oplossing van -ileuwe vraagstukken geschiedt hier te lande geluk kig met ocfat-Nederlandsche degelijkheid. Dat wil zeggen: men bepaalt zich niet tot critiek op het bestaande. Men begrijpt, dat een min of meer geslaagde critiek op partijwezen, al gemeen kiesrecht en parlementair stelsel niet voldoende is. De critici, die verdienstelijk werk willen leveren, kunnen met afbreken niet volstaan; zjj begrijpen, dat, vóór met de af braak van het bestaande kan worden begon nen, er een goed bouwplan moet zjjn van het betere, dat men in dn plaats wil stellen. Aan ernstige pogingen, om dergeljjke bouwplannen te ontwerpen, heeft het den laatsten tjjd niet ontbroken. Organische vertegenwoordiging en decen tralisatie zjjn de twee hoofdgedachten, waar- Vandaag vergadi ne Bond van H. 1 ties in Nederland. De voorzitter, jhr. mr. Cb. Ruys de Beeren- brouck, sprak de volgende openingsrede uit: M. H. Het voornaamste punt van de agenda dezer Bondsvergadering is, zooals U bok< behandeling van het Rapport der Reorgani- satie-Commissie, waarin voorstellen zjjn ge daan om onzen Algemeenen Bond van R. K. Rjjkskieskriugorgauisaties uit te bouwen tot een werkelijke R. K. Staatepartjj. Deze voorstellen brengen ons vanzelf tot de vraag: welke is de beteekenis van de po litieke partjjen voor on« staatkundig-, voor ons nationaal leven? Van het Partijwezen is veel kwaad gezegd en geschreven. In het buitenland zjjn dikke studieboeken aan dit onderwerp gewjjd. Ge heel nieuw zjjn die boeken niet, al worden zjj vooral den laatsten tjjd ook in ons land vaak aangebaald. Reeds in 1898 beweerde de Oostenrjjker Gustav Ratzenbofer in zjjn werk: „Wesen und Zareck der Politik", dat gematigde par- tjjen .het altjjd moeten afleggen tegen par- tjjen met meer radicale politieke opvattingen. Dit heeft zijns inziens een verderfeljjken weerslag op het karakter der partijleiders: „Volksleiders kunnen” beweert Ratzen bofer „alléén door de kracht van het po litiek verstand en van bun karakter, slechts korten tjjd bunnen invloed over de partjj handhaven; steeds komt een oogenblik, waar, op de partjj haar materieele belangen op den voorgrond stelt en onmiddelljjk voordeclen wil binnenoogsten.... Daar dit nu echte: door poütieken strjjd op den grond van vér ziende overtuigingen of verheven onbaat zuchtigheid niet wordt bereikt, ziet de b<s- langlooze politicus zich op een goeden dag roor 't dilemma geplaatst: af te treden, of- irel zjjn diepere overtuiging ring op te geren, en neb t het baatzuchtig drijven der partij.” Blz. 227 en 228). Deze uitlating staat niet alleen. Vele bui- teniandsehe schrjjvers hebben over partjjen en partijleiders beschouwingen gehouden van dezelfde strekking. Het ligt niet op mjjn weg hier met U te on derhoeken, of deze beschouwingen een juist beeld geven van het partijwezen in de lan den, waar zjj werden geschreven. Alleen heeft bet mjj eenigszins verwonderd dat in on» land met dergeljjke aanhalingen wordt ge werkt, juist alsof ze door Oosten rfjksche, Duitséhe, Amerikaanscbe en andere profes soren speciaal voor Nederland zouden zjjn geschreven. Dergeljjke aanhalingen toch vindt men den jonrsten tjjd niet aüeen in politieke vtagschriftjes, welke een of anderen vorm van dictatuur propage eren, maar ook ia boeken, welke ten dienste der wetenschap worden gepubliceerd. Zoo kan men, in een, overigens verdienste lijk, proefschrift van een Nederiandsch jurist, na een overzicht van hetgeen buitenlandsche geleerden over het partijwezen in ongunstl- gen «in hebben geschreven, de volgende con clusie lezen: „De partjj-organisaties hebben belang bjj sl wat de kiezers tot actie prikkelt, dus bjj el- kaaders excessen; zjj hebben belang bjj twee spalt en twisten en wakkeren die voortdurend aaa, uit zelfbehoud. Dit is de vloek der booze daad.Want uit zelfbehoud zjjn de part’jen verplicht tot bet scheppen of vergrooten vaa twistpunten, tot het aansteken der harts tochten. En zoo komt vanzelf bjj iedere pare tjj het landsbelang op den achtergrond, en verloopt het geheele partjjrégime en het ge- beole parlementaire atelsel in een ontzagge lijke verwarring, in een onontwarbare ver- Tenslotte Ijjkt het mjj hoezeer wjj allen dit ook betreuren mogen toch ook waare schjjnljjk, dat de godsdienstige levenseenheid van ons volk niet zoo spoedig zal worden hersteld, zooda|wjj binnen afzienbaren tijd in Nederland nog zullen hebben rechtzinnige Christenen, Katholieken en Protestanten, en andersgeloovenden en -denkenden van veler lei schakeering. Wanneer ik mjj in de waarneming van deze feiten niet vergis, dan volgt daaruit, dat wQ in ons land de poütieke partjjen vooralsnog niet kunnen missen. De tegenwoordige groepeering op staat kundig gebied naaf godsdienstige en wjjsgee- rige onderscheiding is niet kunstmatig. Het ontstaan der politieke partjjen in dit land is het gevolg van de breuk in de eenheid van levensbeschouwingen. Zoolang de verdeeldheid van geestesrich ting en levensbeschouwing zal bljjven be staan, kan het niet andérs, of ook in de op vattingen omtrent de nchtinb, die door het staatsbestuur moet worden gevolgd, zoowel op het gebied van het poütieke als van bet sociale leven, zal er noodzakelijk diepgaand verschil van meening zjjn, dat in staatkundi ge groepeeringen tot uiting komt. Verschil in levensbeschouwing is de die pere oorzaak van partijvorming. De onmiddelljjke aanleiding tot het organi seer»^ van breede volksgroepen in politiek» partijen was, eenerzjjds, de behoefte om het individualisme der negentiende eeuw door organisatie der actieve staatsburgers te cor rigeeren, en, anderzijds, de drang naar ver sterking van den volksinvloed op bestuur en wetgeving. Ook voor deze onmiddeljjke aanleiding vraag ik Uwe aandacht, omdat" sommigen, «He van organische vertegenwoordiging gewa gen, wel eens vergeten, dat de politieke par tjjen organen zjjn, die, in de vrjje maatschap- pij ontkiemd, de staatsburgers hebben geor ganiseerd als reactie tegen de heerschappij van het liberaal individualisme. Overigens, aangezien het wel meer dan waarschijnlijk is, dat niet zoo spoedig het ge- beele volk dezelfde beginselen zal brijjden, vermag ik de huidige partjjgroepeering nog niet als iets van voorbjjgaanden aard te be-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1926 | | pagina 1