„ONSBLAD”
Bureau: HOF 6, ALKMAAR. Telefoon:
Algemeene Bond van R. X. Rijkskiea-
kringorganisatiea in Nederland.
Ne. 1®«.
I
FEUILLETON.
EEN OFFER.
Zaterdag 1» Jui ltt«
AbonnemMitepctjEg
«ar Kwanui voor AUuaanr tf Z-—
foor buhea Aflonanr f 2 SS
Met Oefllutfreerd Zondagsblad 0 80 f booger.
■an allo abonnd'o wordt op aanwaga gratio een polio verstrekt, welke hen vorzokert togen ongevallen tot oen bedrag van f 6OO,-
Ven I
per rpgel f £73; Rubriek .Vraag
ujtbetaling per plaatsing f 0.60.
f 400,—. f 200,—, f 1OO,—f 60.—, f 36,—, f IfiJ
i 4
9
POSTGIRO 1MNX
politieke vhigschi
vorm van dictat
Individua-
HOQFDSTUK VI.
EEN HUWELIJKSAANZOEK.
op
het ketelhuis,
ADMMSTRATW Nol UJ
REDACTIE No. «M
nen en toestanden, welke zjj zonder
omgai
»E«
lert te Utrecht de Algcmee-
K. Rjjkskieskringorganisa-
j en moreile net
te ««hikken naar
(le Deel,
;enda dezer
xend is, do
een
toe te komen,
en met «tolkenden adem:
iheer de kapitein, en en
rechten en dezelfde
ge re hooren zjj bij elkaar in dezelfde locale
ik de huidige
iets van voorl
schouwen.
'P®-
in
NOORD-HOLLANDSCH DA
arbeidsteM, die
uitren
•<j ta
ligheid van haar voogd, noch aan
waaraan zij
met beide
:apiteins.
Gjj hebt u
!erd, en niemand denkt <r-
POSTGIRO II
niet bjj hem had opgemerkt:
T*w - - - - - -
frouw? De uiting»
ging «soms, die ut c~ .1 _rr_
lijken weg van uit uw mond moest verne-
Met deze woorden vloog zjj de trap op. Zij
was toch niet langer in staat om de beet op
wellende tranen terug 'te dringen, doch zjj
»ou liever gestorven zijn, dan dat haar voogd
gegund had die tranen te zien.
Een uur later kondigden de dofklinkende
tonen der militaire muziek den bewonen der
villa den atstandmarsch der compagnie aan,
van welke slechts een luitenant met vijf en
twintig man ter bescherming van de fabriek
waren achtergelaten.
t toegekeerd
irjjfeljjke ver-
Wilde laten springen, en gjj. gjj hebt dien
vneeeeljjken mensch gedood?**
•ohieljk de gang
deur der kamer, t-
zich toegetrokken.
-Het doet mjj leed,
onhandige beriobtgeve
maakt, mejuffrouw”, antwoordde bjj. ^Aan
genomen, dat er eenig gevaar voor u be
ttend, dan i« dit thans volkomen opgeheven
zuiver is, als het uwe, mejuffrouw, dan maakt
het zelfs de dwaling tot een verdienste. Wan
neer ik in het vervolg gedwongen zal wezen,
om aan den dag van gisteren en aan dezen
nacht als aan moeilijke en droevige oogen-
blikken mijns levens terug te denken, dan
zal toch de herinnering aan onze vluchtige
kennismaking ten allen tjjde een helder licht
over die sombere herinnering verspreiden.
God behoede u, mejuffrouw.”
Hjj boog nogmaals en ging voor haar heen.
Nu bemerkte Isa het verband om zjjn arm en
ondanks de roode kleur van den doek, tag
zjj oqk het bloed, waarmede deze doordron
gen was. Een uitroep van schrik ontsnapte
aan hare Hppen, en zich niet «torende aan de
tegenwoordig’
het vergrijp tegen de etiquette.
zich schuldig maakte, greep zjj
handen den gezonden arm des ki
„Mjjn Hemel, gij zjjt gewond!
voor ons
aan u hulp te verleenen. O, maar kom toch
hier mijnheer Von Nordenbolz. Sta mjj ten
minste toe, om u behoorlijk te verbinden. Ik
ben in zulke dingen niet geheel onbedreven!”
Merck er kwam haastig een schrede, naar
voren, maar nog eer hjj den mond had kun
nen openen, om hiertegen een protest te ver
heffen, .had de kapitein reeds geantwoord;
beleefd maar dankbaar, maar met een niet te
miskennen beslistheid klonk zjjn afwijzing-
«De kléine wonde heeft werkelijk niet het
ter ruste begeven.”
Zjj had hare oogen onafgewend op zjjn ge
laat gevestigd gehouden, en het was zeker
nog wel iets anders, dan de vrees voor haar
eigen leven, dat daarin zoo zonderling schit
terde. Bljjkbaar echter viel 't haar moailjjk
om de juiste woorden te vinden voor dat
gene, wat haar bewoog, en in haar hart on
stuimig kampte om zich uit te drukken.
Eerst toen zjj zag, dat Mercker weder
beweging maakte om naar
zeide zjj haastig
„Ik dank u, mjjnl ,r
ik vraag u om vergiffenis'”
Een handgebaar van den officier wae vol
doende om de met wijdgeopende oogen naar
dit tooneel starende soldaten te verjagen;
vervolgens boog bjj hoffeljjk voor de jonge
dame, die haar maagdeljjken trots een zwaar
offer had afgedwongen, en antwoordde op
een harteljjken toon, die men tot dusver nog
,Wat zou ik u te vergeven hebben, mejuf-
- -itingen van edele verontwaardi-
op onzen gemeensebappe-
men? Wees er verzekerd van, dat ik om ha
rentwil geen oogenbük verstoord op u Len
geweest Het is toch immers een voorrecht
der bekoorlijke jeugd om mensohen en om
standigheden slechte met de maat van het
eigen, schielijk opwellende gevoel te meten,
en wanneer dat gevoel zóó schoon en zóó
1) Dr. J. Bimond in zijn werk: „De Grond
slag der Volksvertegenwoordiging:
Mstisch of Organisch?” (Blz. 122).
2) Mr. Ir. J. van Hettinga Tromp, lid van
de Studiecommissie der Maatschappij voor
Njjverbeid en Handel (Haagscho Maandblad
Juni 1926).
8) Eene Commissie uit de Nederlandscbe
Maatschappij voor Nijverheid en Handel
minste te beteekenem ik heb er tot op dit
oogenbük nog hoegenlknid geen last van ge
had en bovendien hel> ik ook reeds «en
half uur geleden om den dokter gezonden.
Het zou belachelijk zjjn, wanneer ik voor zulk
een bagatel uwe Samaritanen-diensten aan
nam.”
Een laatste zwijgende groet en toen ging
hjj rechtop en veerkrachtig de gang af, om
in de deur van de kamer, die men den onder
officier had aangewezen, te verdwjjnen.
Isa keek hem na en een vochtige glans
vertoonde zich in hare oogen. Als haddo baar
iets afkeerwekkende aangeraakt, zoo schrikte
zjj, toen zjj do «tem van haar voogd hoorde
zeggen:
„Uw gedrag begint onbegrijpelijk te wor
den, Isa. Ge moet toch bedenken, dat men
eindeljjk ophouden moet, zich als een kind te
gedragen, wanneer men er uitziet als een
dame. Ik wed, dat deze hoogmoedige mijn
heer, ondanks zjjn hoogdravende woorden,
sich morgen in den kring zjjner kameraden
niet weinig vrooljjk zal maken over uw koe
telijk aanbod, om bjj hem de barmhartige
zuster te spelen.”
Isa had hem haar aangezicht
en een uitdrukking van onbescbi
achting stond daarin te lezen.
„Wed maar Hever niet, voogd, want gij
zoudt bij deze gelegenheid wel een» kunnen
ondervinden, dat er nog andere dsm onge
voelige en erbarmeljjke mannen zjj*.”
strikking van heftige ktiekjestwisten.”
Indien deze woorden waren geschreven om
tegen mogeljjke ontaarding van bet partijwe
zen ook in ons land te waarschuwen, dan be
hoefde hiertegen geen bezwaar te worden ge
maakt Maar als teekening van een oestaan-
den toestand hier te lande kan deze rchete,
door iemand, die van bet ontstaan en van den
historisehen gro^i der groote politieke groe-
peeringen ook maar iets afweet, niet worden
aanvaard. Hopelijk zal de schrijver van deze
ietwat vluchtige conclusie in zjjn laters loop
baan de gelegenheid vinden de partjjen in
Nederland nader te bezien en hjj zal dan
ik twijfel er niet aan tot de ontdekking
komen, dat zjjne schets niet geheel sulver en
zijne conclusie ietwat zwartgallig is.
De critiek, welke in bet buitenland terecht
of ten onrechte op de partijen aldaar wordt
geleverd, behoeft voor ons gelukkig nog geen
andere beteekenis te hebben dan te zijn: een
baken in zee, die ons tijdig waarschuwt om
bet vastloopen op gevaarlijke klippen te
voorkomen.
In ons land kennen wij nog groote partijen
genoeg, welke èn krachtens naar beginsel én
door haar samenstelling èn blijkens haar
practische politiek de behartiging van het al
gemeen belang voorop stellen. Tot deze par
tijen behoort ongetwijfeld de R. K. Staats
partij.
Op 7 November j.L, den dag, waarop ik het
voorzitterschap van dezen Bond mocht aan
vaarden, werd door mij op het nationaal ka
rakter van onze4>artij als volgt gewezen:
„Met hare intellectueelen, ambtenaren, ar
beiders, werkgevers, middenstanders, boeren,
kapitaalbezittenden en alle denkbare groe-
peeringen is zij eene afspiegeling van het
volksleven zelf in zjjn geestelijke en maat
schappelijke geledingen.
„In zulk een partij wisselen de verscheiden
standen, klassen en beroepen hunne inee-
ningen met elkander uit, sljjpea de verschil
len op elkander af, neemt de een van den an
der het goede over, vinden de tegenstellin
gen elkander in waardecring en verzoening
onder een beter verlicht begrip over psrso-
ii— _n dezen
ing niet aldus hadden 'loeren kennen,
len op deze wjjze evenwichtig gebouwde
partjj zal ook het evenwicht helpen bouwen
in de natie, welke in baar de ^erkste be
schermster van haar algemeene belangen
viddL”
De scherpe critiek op het partijwezen,
waarvan ik zooeven gewaagde, gaat dan ook
geheel langs onze partjj heen.
Toch is er ook hier te lande bjj velen een
gevoel van onbevrediging, een zoeken naar
nieuwe middelen, een vragen naar nieuwe
organen, om beter dan tot dusverre vorm te
geven aan bet rechtsbewustzijn, dat in ons
volk leeft.
Dit zoeken is zeer begrijpelijk.
Het ligt in de lijn der historische ontwik
keling.
De middeleeuwen kenden reeds de volks
soevereiniteit, dit is de regeering voor en
mede door hei volk. Alleen heeft men het
volk toen niet opggvat als een groot samen,
stel van individuen; men had de standen van
adel, geestelijkheid, burgers, boeren, «yiz. In
de vertegenwoordigende lichamen zaten toen
afgevaardigden dier georganiseerde standen,
niet van de individueele kiezers. De grondslag
der volksvertegenwoordigers was organisch.
In den middeleeuwscben zin van het woord
kennen wjj die „standen” niet meer. Immers
toen hadden de standen elk hun eigen, van
elkander onderscheiden, rechten en plichten.
Elke stand speelde een afzonderlijke rol in de
samenleving en ieder wist tot welken stand
hjj behoorde. Ieder wist het van zichzelf, en
zjjn medemensohen wisten het allen van hem.
omheen aüe tot dusverre bekende nieuwe
stelsels draaien.
De eenen witten voor de toekomst louter
en alleen een belangen vertegenwoordiging uit
de verschillende maatschappelijke groepen,
met terzijdestelling van het politieke narle-
ment 1)
Anderen, die niet zóó ver gaan, willen do
Eerste Kamer omzetten in een „Sociale Ka
mer.” De belangrijke staatkundige taak, wel
ke de Eerste Kamer als Hof van Revisie ver
vult, willen deze opdragen aan het voik zelf,
door invoering van het volksreferendum. 2)
Anderen nog vragen etandeirvertegenwoor-
diging in de partjjen, bljjkbaar om via ie po
litieke organisatie tot standen vertegenwoor
diging in de politieke Kamer te komen.
Weer anderen zoeken de oplossing in een
wjjziging van de werkwjjze van Tweede- en
Eerste Kamer door instelling van vaste com
missies van deskundigen met ingrijpende be
voegdheid, om het werk der Kamers voor te
bereiden en te corrigeeren. 8).
Ten slotte zien velen uit naar toepassing en
uitwerking van bet nieuwe artikel 194. der
Grondwet, waarbij de wetgever aan andere
dan in de Grondwet genoemde Uchamen ver
ordenende bevoegdheid kan verleenen. Door
uitbouw van ons constitutioneel recht willen
dezen, op gansch anderen voet dan tot dus
verre het geval was, tot meerdere decentra
lisatie der rechtsvorming gétaken. Om drieër
lei redenen wordt zulk een decentralisatie
noodig geacht:
In de eerste plaats om de rechtsvorming
meer te doen geschieden door hen, bij wie
ook kennis van de maatsehappeljjke toestan
den, waarin men wil ingrijpen, aanwezig is.
In de tweede plaats om het toenemend
machtsbewustzijn der bestaande belangenge
meenschappen te breidelen, door hen in
rechtsgemeenschappen te vereenigen.
En in de derde plaats, wegens de beperkte
organisatie van bet rechtsbewustzijn des
Volks, tengevolge waarvan de werking van
dat bewustzijn belemmerd wordt en een
stjjgend tekort aan geschreven recht ont
staat. 4) I
De jongste Grondwetsherziening heeft den
weg geopend om deze gedachte te verwezen-
Ijjkan.
Deze stroomingen zjjn hier slechts ruw ge
schetst. Men kan ze nog niet geheel zuiver
afbakenen. Terwjjl sommigen één van de zoo
juist genoemde hervormingen willen door
voeren, zjjn anderen van meening, dat er te
gelijkertijd met enkele van deze hervormin
gen kan worden begonnen.
Ook onze partjj zal zich in de naaste toe
komst met deze vraagstukken welke door de
ontwikkeling der staatkundige gebeurtenissen
aan de orde worden gesteld, moeten bezig
houden.
Op deze besprekingen wil ik nu niet voor
uit) oopen.
Toch meen ik nu reeds Uwe aandacht te
mogen vragen voor enkele overwegingen,
welke, in verband ook met het voornaamste
punt van de agenda dezer Bondsvergadering,
niet zonder belang zjjn.
Het is mjjns iUziens voor geen betwisting
vatbaar, dat hoe men zich de ontwikkeling
van onze staatkundige instellingen ook moge
denken zoolang er is een Nederlandsche
Staat, er in dien Staat altijd zal moeten zjjn
ten landsbestuur met wetgevende en uitvoe
rende macht.
Kennende de democratische geestesgesteld
heid van ons volk, ijjkt het mjj bovendien
waarschijnlijk, dat de Staatsburgers in ons
land steeds op «enigerlei wjjze zullen willen
medewerken aan de samenstelling van de
vertegenwoordigende lichamen, die het lands
bestuur bjj de uitvoering van «jjn taak moeten
terzijde staan en daarop toezicht uitoefenen.
Regeeren voor het volk en, zooveel moge-
Ujk, door het volk, is het kenmerk der wer
kelijk democratische staatsinrchting, welke
ons land nu bezit, en welke, als de voortee-
kenen niet bedriegen, nog niet spoedig zal
verdwjjnen.
22.
Zichtbaar gekrenkt maakte de fabrikant
rich gereed om heen te gaan. Zjjn voet bleef
echter aan den grond genageld, een boosaar-
flikkering vertoonde zich in zjjne oogen,
toen hjj plotseling de soldaten, die in de gang
stonden, eerbiedig op zjjde zag treden voor
de onverwachte verschijning eener jonge
dame. In vliegenden haast slechte kon Isa
rich in de kleederen te hebben geworpen en
het prachtige haar viel in rjjke golven langs
<*en hals af. Zorg en ontsteltenis teek enden
«eh op hare trekken af, mi hare stem beefde,
tóen zjj zelfs geen de minste notitie »an
haar voogd nemende zich tot den kapi
tein wendde:
Us het waar, dat men one allen in de lucht
wilde laten springen, en gjj, gjj hebt dien
neesetfjken mensch gedood?**
Zoodra hjj Isa ontwaarde, wae de officier
opgetreden en had hjj de
waarin de doode lag, achter
dat de een of andere
berichtgever u ongerust heeft ge-
ill/fmnixr” anfwzwx»/Izl4k A
tenomen, dat er eenig gevaar voor be-
en gé kunt u weer met de volate gerustheid
M. H
De conclusie, die logisch uit dit alles voort-'
vloeit, ligt voor de hand.
Het partjjwezen, zooals het historisch in
ons land is gegroeid, de partjjen, die niet
op groepsbelangen, maar op beginselen zjjn
gebouwd, mogen niet bet ideaal zjjn, zéér
zeker voorzien zjj in een behoefte van waar
schijnlijk bljjvenden aard.
Zjj kunnen in ieder gwval vooralsnog niet
worden gemist.
Werkend aan de reorganisatie van onze
partjj, ijverend yoor de versterking van de
staatkundige eenheid onder de katholieken,
hebben wjj allen levendig het besef, dat w|
hiermede dienen een groot landsbelang,
dat wjj hiermede vervullen ons deel van de
nationale taak, welke op geheel het Neder
landsche volk rust.
Het is in dien geest, dat ik, onder het af-
smeeken van Gods onmisbaren zegen over
ons werk, de hoop uitspreek, dat onze be
sprekingen en uwe besluiten in de bijeen
komsten van heden en morgen vruchtdra
gend mogen zjjn voor de Katholieke Partjj
en voor ons volk.
Hiermede verklaar ik de Bondsvergadering
geopend.
Ongeveer vier weken waren sinds dien
noodlottigen onweersnacht verstreken. De
zwarte rookwoken verhieven zich wol>v al
lang uit de beide hooge schoorsteeuon vaa
het ketelhuis, de drijfriemen kleppenfen,
even alsof er nooit een stilstand had plaats
gehad. De arbeiden en arbeidstere. <Be
de spinmachines, de haapels en
werkten, schenen sinds die- not_
gen met verdubbelde vljjt bun eentonig dag
werk te .Verrichten. Nooit was het too rtll
in de jjfroote werkzalen toegegaan, als sinds
den Wjrgen, toen bet werk volgens de ntcu-
wrf fabrieksorder weder overal hervat was ge.
en* (Wordt vervolgd.}
of hjj behoorde tot den adelstand, tot dea
geestelijken stand, ofwel tot den vrjjen bur
gerstand. Op zulke vast-omschreven standen
een organisatieplan en een staatswezen bou
wen was mogeljjk en vanzelf sprekend.
Nu echter zjjn er, in dezen maatsc’
Ijjken en juridischen zin van bet wo<
deze middeleeuwsche opvatting geen eigen
lijke „standen” meer. Er is nog wel adel, en
geestelijkheid, en burgerij, doch de leden van
deze volksgroepen hebben, als staatsburgers,
noch eigen rechten, noch eigen plichten.
Er is nog wel, en er zal ook altjjd bljjvcn,
afscheiding onder de mensohen in verschil
lende maatschappelijke groepen. Er zjjn zelfs
katholieke standsorganisatles van arbeiders,
middenstanders, boeren en werkgevers, welke
voor de gezamenlijke behartiging van groeps
belangen nuttig werk verrichten. Maar als
staatsburgers hebben zjj allen: arbcMers, mid
denstanders, boeren, werkgevers (en ook de
anderen, die men wel eene vergeet) dezelfde
plichten; als staatsbur-
slkaar in dezelfde locale
en landelijke organisatie. Het staatsburger
schap hebben zjj geJjjkeljjk met elkaar ge
meen. En iedere scheidingslijn van stand of
klasse, welke men diir tussehen schuift, elk
etiket, dat men hen dtór wil opplakken,
brengt ons verder weg van het algemeen be
lang, maakt het ons moeiljjker, uit de veelheid
der tegenstrijdige belangen den grootsten ge-
meenen deeler te vinden, en als staatsburgers
gezamenlijk onze nationale roeping te ver
vullen.
Die middeleeuwsche standen, waarvan ik
zooeven gewaagde, zjjn deels aan eigen fou
ten, te gronde gegaan. De oude democrati
sche ambachtsgilden en corporaties, die een
tjjdlang zoowel de kwestie, van de volksre-
geering als het arbeidsvraagstuk hadden
opgelost, waren zich geleidelijk aan t mis
vormen. Het stelsel begon ernstige gebreken
te vertoonen en het eorporatiewezen stortte
in elkaar.
De zoogenaamde „moderne” staatsgedach-
te deed haar intrede. Een dubbele strooming
openbaarde zich, die aan de eene zjjde den
absoluut-oppermachtigen Staat aan de andere
zfjde d« vrijmaking van de individuen wilde
bereiken. Overhefctostaat èn indivdueele vrij
heid was de dubbele leuze, die zegevierde.
De eerste leidde tot overcentralisatie.
De tweede tot versnippering van het volk
in duizenden, ongeorganiseerde, los van el
kaar staande individuen. Toen werd de grond
slag der volksvertegenwoordiging individua
listisch.
Deze leuzen hebben baar tjjd gehad.
Wij hebben daarna gekregen een tijdperk,
waarin de Overheid zich meer en meer moest
inlaten met de regeling van het maatschap
pelijk leven, terwjjl daarnaast in de vrjje
maatschappij de belangheblienden zich op
nieuw hebben georganiseerd.
Het is begrijpelijk ik zeide het reeds
dat in dezen tjfd, nu de Staat met allerlei re
gelingen is overbelast, en alles in de maat
schappij naar organisatie dringt, het is be
grijpelijk, dat men nu zoekt naar middelen
om het oude rechtgareel aan nieuwe behoef
ten en andere vormen aan te passen.
Dit zoeken naar een oplossing van -ileuwe
vraagstukken geschiedt hier te lande geluk
kig met ocfat-Nederlandsche degelijkheid. Dat
wil zeggen: men bepaalt zich niet tot critiek
op het bestaande. Men begrijpt, dat een min
of meer geslaagde critiek op partijwezen, al
gemeen kiesrecht en parlementair stelsel niet
voldoende is. De critici, die verdienstelijk werk
willen leveren, kunnen met afbreken niet
volstaan; zjj begrijpen, dat, vóór met de af
braak van het bestaande kan worden begon
nen, er een goed bouwplan moet zjjn van het
betere, dat men in dn plaats wil stellen.
Aan ernstige pogingen, om dergeljjke
bouwplannen te ontwerpen, heeft het den
laatsten tjjd niet ontbroken.
Organische vertegenwoordiging en decen
tralisatie zjjn de twee hoofdgedachten, waar-
Vandaag vergadi
ne Bond van H. 1
ties in Nederland.
De voorzitter, jhr. mr. Cb. Ruys de Beeren-
brouck, sprak de volgende openingsrede uit:
M. H.
Het voornaamste punt van de agenda dezer
Bondsvergadering is, zooals U bok<
behandeling van het Rapport der Reorgani-
satie-Commissie, waarin voorstellen zjjn ge
daan om onzen Algemeenen Bond van R. K.
Rjjkskieskriugorgauisaties uit te bouwen tot
een werkelijke R. K. Staatepartjj.
Deze voorstellen brengen ons vanzelf tot
de vraag: welke is de beteekenis van de po
litieke partjjen voor on« staatkundig-, voor
ons nationaal leven?
Van het Partijwezen is veel kwaad gezegd
en geschreven. In het buitenland zjjn dikke
studieboeken aan dit onderwerp gewjjd. Ge
heel nieuw zjjn die boeken niet, al worden
zjj vooral den laatsten tjjd ook in ons land
vaak aangebaald.
Reeds in 1898 beweerde de Oostenrjjker
Gustav Ratzenbofer in zjjn werk: „Wesen
und Zareck der Politik", dat gematigde par-
tjjen .het altjjd moeten afleggen tegen par-
tjjen met meer radicale politieke opvattingen.
Dit heeft zijns inziens een verderfeljjken
weerslag op het karakter der partijleiders:
„Volksleiders kunnen” beweert Ratzen
bofer „alléén door de kracht van het po
litiek verstand en van bun karakter, slechts
korten tjjd bunnen invloed over de partjj
handhaven; steeds komt een oogenblik, waar,
op de partjj haar materieele belangen op den
voorgrond stelt en onmiddelljjk voordeclen
wil binnenoogsten.... Daar dit nu echte:
door poütieken strjjd op den grond van vér
ziende overtuigingen of verheven onbaat
zuchtigheid niet wordt bereikt, ziet de b<s-
langlooze politicus zich op een goeden dag
roor 't dilemma geplaatst: af te treden, of-
irel zjjn diepere overtuiging
ring op te geren, en neb t
het baatzuchtig drijven der partij.”
Blz. 227 en 228).
Deze uitlating staat niet alleen. Vele bui-
teniandsehe schrjjvers hebben over partjjen
en partijleiders beschouwingen gehouden van
dezelfde strekking.
Het ligt niet op mjjn weg hier met U te on
derhoeken, of deze beschouwingen een juist
beeld geven van het partijwezen in de lan
den, waar zjj werden geschreven. Alleen heeft
bet mjj eenigszins verwonderd dat in on»
land met dergeljjke aanhalingen wordt ge
werkt, juist alsof ze door Oosten rfjksche,
Duitséhe, Amerikaanscbe en andere profes
soren speciaal voor Nederland zouden zjjn
geschreven. Dergeljjke aanhalingen toch
vindt men den jonrsten tjjd niet aüeen in
politieke vtagschriftjes, welke een of anderen
vorm van dictatuur propage eren, maar ook
ia boeken, welke ten dienste der wetenschap
worden gepubliceerd.
Zoo kan men, in een, overigens verdienste
lijk, proefschrift van een Nederiandsch jurist,
na een overzicht van hetgeen buitenlandsche
geleerden over het partijwezen in ongunstl-
gen «in hebben geschreven, de volgende con
clusie lezen:
„De partjj-organisaties hebben belang bjj sl
wat de kiezers tot actie prikkelt, dus bjj el-
kaaders excessen; zjj hebben belang bjj twee
spalt en twisten en wakkeren die voortdurend
aaa, uit zelfbehoud. Dit is de vloek der booze
daad.Want uit zelfbehoud zjjn de part’jen
verplicht tot bet scheppen of vergrooten vaa
twistpunten, tot het aansteken der harts
tochten. En zoo komt vanzelf bjj iedere pare
tjj het landsbelang op den achtergrond, en
verloopt het geheele partjjrégime en het ge-
beole parlementaire atelsel in een ontzagge
lijke verwarring, in een onontwarbare ver-
Tenslotte Ijjkt het mjj hoezeer wjj allen
dit ook betreuren mogen toch ook waare
schjjnljjk, dat de godsdienstige levenseenheid
van ons volk niet zoo spoedig zal worden
hersteld, zooda|wjj binnen afzienbaren tijd in
Nederland nog zullen hebben rechtzinnige
Christenen, Katholieken en Protestanten, en
andersgeloovenden en -denkenden van veler
lei schakeering.
Wanneer ik mjj in de waarneming van deze
feiten niet vergis, dan volgt daaruit, dat wQ
in ons land de poütieke partjjen vooralsnog
niet kunnen missen.
De tegenwoordige groepeering op staat
kundig gebied naaf godsdienstige en wjjsgee-
rige onderscheiding is niet kunstmatig.
Het ontstaan der politieke partjjen in dit
land is het gevolg van de breuk in de eenheid
van levensbeschouwingen.
Zoolang de verdeeldheid van geestesrich
ting en levensbeschouwing zal bljjven be
staan, kan het niet andérs, of ook in de op
vattingen omtrent de nchtinb, die door het
staatsbestuur moet worden gevolgd, zoowel
op het gebied van het poütieke als van bet
sociale leven, zal er noodzakelijk diepgaand
verschil van meening zjjn, dat in staatkundi
ge groepeeringen tot uiting komt.
Verschil in levensbeschouwing is de die
pere oorzaak van partijvorming.
De onmiddelljjke aanleiding tot het organi
seer»^ van breede volksgroepen in politiek»
partijen was, eenerzjjds, de behoefte om het
individualisme der negentiende eeuw door
organisatie der actieve staatsburgers te cor
rigeeren, en, anderzijds, de drang naar ver
sterking van den volksinvloed op bestuur en
wetgeving.
Ook voor deze onmiddeljjke aanleiding
vraag ik Uwe aandacht, omdat" sommigen,
«He van organische vertegenwoordiging gewa
gen, wel eens vergeten, dat de politieke par
tjjen organen zjjn, die, in de vrjje maatschap-
pij ontkiemd, de staatsburgers hebben geor
ganiseerd als reactie tegen de heerschappij
van het liberaal individualisme.
Overigens, aangezien het wel meer dan
waarschijnlijk is, dat niet zoo spoedig het ge-
beele volk dezelfde beginselen zal brijjden,
vermag ik de huidige partjjgroepeering nog
niet als iets van voorbjjgaanden aard te be-