DE GEHEIMZINNIGE
RAADGEVER
I
I
te paaien assortits, neen, dat was al w
3)
Echt der zonne-
de rentenier.
goede stad somwijlen wel met gal in plaats
HOOFDSTUK VII.
De graaf had geen kracht eemge po-
zouden zij hem misschien van 'dienst
blikken strekte hij zich uit, terwijl het
werd, schikte hij het klimop zoo goed hij
buitenverblijf 1
Terwijl Conrad naderbij kroop vloog het
dier met een kreet op, sloeg de vleugels
vergeefs tezamen en viel toen dood neer
naar water sleepte hij zich
weer verder voort om elders te gaan zoe-
Wijnmoer afscheid.'
Spoedig daarop werd
kabinet geroepen. Hij L
was
een
Doctor Knekel was ten einde raadnu
eens bleef hij in dezen, dan weder in ge
bet hij de gedachte weder varen zij
waren te eenvoudig voor zijn doel. Met
nieuw epgerakclde wroeging over vroege
re gebeurtenissen en tegenwoordige hul
peloosheid, begon Francisco wederom op
Toen de knaap., oogenschijnlijk ver
heugd over een welgelukten tocht, nader
de de deur toe en vulde het gat met groen
op.
minister. Verduiveld 1 als de drie
i van „Kluiver-
naamloos toezenden van boosaardig uit
gezóchte advertenties uit verschillende
bladen beleedigd en gehoond.
„Dames, wier perlen in den mond reeds
lang niet meer schitterden en wie het ge
not van een beentje te kluiven sedert
langen tijd was ontzegd, werden „Kunst
tanden” aanbevolen andere sieraden van
het schoone geslacht, wier onberispelijke
schoonheid door een ongewenscht kne
veltje tusschen lip en neus werd ont
sierd, werd de „Oostersche haarvet-
nietigingsbalsem" aanseraden. „Pruiken
HOOFDSTUK VI.
Dt btvrijding van Graaf van Schultn\borg.
Breede trappen, waarvan de balustra- in het water dood l vergiftigd 1 Al
Hij stond op en beschouwde dan deo-
hand ia da klimplanten en vond toen een en beweging in de bloeiende struiken,
verroesten ijzeren grendel. Hier was dus C l
geenszins het talent vlug karakters te le
zen en zeker niet dat van Visconti. Als
de hertog Tiem thans had kunnen zien,
zou zelfs hij geschrokken zijn, want men
kan zich niet gemakkelijk iemand voor
stellen, die bezig is van honger om te ko
men. Zacht wiegelend wierpen de boomen
fraaie patronen van licht en schaduw neer.
De myrtenbloesenas zweefden met kleine
zacht paarse trosjes heen en weder, terwijl
de scherp-geurfndc bladeren der citroen
boomen zich over half-open lelièn heen:
bogen.
Zichzelf met groote moeite over het
gras voortsleepend bewoog Conrad zich
met uitpuilende oogen en open mond in
de richting der fontein, alleen maar den
kend aan water totdat hij plotseling de
twee doode vogels opmerkfe. Het water
was vergiftigd. Visconti had hem den pas
den verborgen waren onder dikke slin- 't water was vergiftigd
gen lenterozen, neerhangende tot op het I'" L
t Subliem begreep, dat hij die
amice-collega, die hét mij reeds niet zooveel moeide en zorg
vinden van den zilveren beker had hij gelegen was.
aanstonds den naam van Visconti in ver
baad gesteld met het sombere oord en de
verlaten omgeving. Er was niemand, aan
wie hij iets vragen kon, en hij had ook
geen vragen durven stellen. Meer dan eens
was hij op 'tpunt geweest een poging
aan te wenden ooi binnen te dringen.
geholpen. Al was Subliem ook zijn mede-
dat minnaar geweest, toch hield hij veel van
zijn vriendelijken, goedmoedigen tafel
genoot. Dat hij in het dingen naar de hand
van Nelly het onderspit had gedolven,
was reeds voldoende geweest, maar ver
dacht te worden, dat hij een laaghartige
wraak op mijnheer Wijnmoer had genomen
en zijn chef had bespot, neen, dat was wel
wat al te erg, docht mocht zoo niet blijven,
en nog minder wilde doctor Knekel het
op zijn geweten hebben, dat hij den ar
men f-- -'1—-J
had.
„Ik moet Subliem helpen, hem in zijn algemeenen toestand bedenkeEjk. Dadé-
eer herstellen,” mompelde de arts, ter- lijke geneeskundige hulp kon de ziekte-
wijl hij in zijn studeerkamer op en neer verschijnselen nog tot staan brengen, het
liep. „Maar hoe Zou ik publiek zeggen, beste zou wezen, zooals hij Subliem aan-
dat ik de schuldige ben Dat is glad on- raadde, dat hij zich dadelijk naar het
mogelijk 1 Ten minste zou 'mij jlat be- ziekenhuis het brengen.
zoowel zijn wraakzucht als zijn moedwil
bitter zal berouwen,” en
midden een groote fontein. Graspaden, hoop het hek te bereiken, dat hi>eindelijk,
door flauwe hennnermg geleid, vond.
Het hek was tweemaal zoo hoog aki hij
zelf en het ijzerwerk zoo dicht, dat een
kind er de hand met doorheed had kunnen
steken Met blinde wanhoop bleef hij er
tegenaan leunen Hij trachtte te roepen
en te schreeuwen, doch zijn stem bcrtierf
tn run keel en met machtelooss woede, de
verwilderde gelaatstrekken tegen de spij
len aangedrukt, de tong uit den drogen
mond hangend, schudde hij met beide
handen han het ijzerwerk. Twee kinderen,
die voorbij kwamen, bleven staan, kwa
men eerst naderbij en vlogen toen gillend
van angst weg.
Daarna kwam er niemand meer de
geheele wereld scheen uitgestorven en
verlaten. De schemering begon te vallen.
In een half-ijlenden toestand dacht Con
rad wederom aan de doode duif en maak
te rch met waggelenden stap, een dier
lijk grijnzen op de lippen bereid weder
tot het water terug te keeren. Hij kon
verder met met kalm beraad naar eten of
drinken of hulp zoeken. Wederom viel
hij op het gras neer en bleef huilende en
klagende als een kind liggen. Een paar
keer deed hij nog een poging om op te
staan, greep naar het hooge gras, doch
viel achterover en bleef toen stil lig
gen
Na een poosje, het was nog licht, scheen
hij als uit een schijndood te ontwaken
en bemerkte een gedaante vanuit het
hout naar hem toekomende. Leefde hij
nog Hij kon er zich geen rekenschap van
geven. Deze gedachte spoorde hem aan,
hoewel stervende, nogmaals een poging
aan te wenden, om op de been te komen
en zijn lot staande af te wachten. Hemel
en aarde, graa en boomen, steenen, alles
draaide groen en blauw om hem heen.
Hij trachtte te spreken, doch zijn tong
weigerde hem den dienst. De donkere ge
daante trad nader, bleef bij hem stilstaan
bukte zich en sprak hem toe, doch graaf
„Ja mijnheer, want ik bad niet genoeg.
Zij zeiden dat het Veroneesch geld was.”
„Dit is nu in Milaan met vreemd meer,”
voerde Francisco aan met een vertoornden
blik op de muren der stad.
„Zij zeiden dat men geen Veroneesch
geld meer aannam, dat de hertog het het
versmelten. Er waa echter iemand die er
de hand naar uitstak fn ‘t voor Milaneesch
geld wisselde, zeggende dat de wapenen
van Della Scala er op stonden en het iets
zeldzaams was.”
Francisco mompelde cent iets, dat de
jongen met kon verstaan en zeide toen,
„Wei, nu heb je de soldaten eti de markt
gezien en kunt weer eens een ander maal
gaan, zooals ik je beloofd heb. Ga nu naar
de hut om wat te eten en geeft Tomaso
blozen van het jonge maasje, toen haar doch lederen keer had hij opgemerkt dat, fluweelengras, gaven toegang tot het huis, den vogel met gulzige blikken doch
'ader over haar verloofde sprak. wie dan ook het buiten verlaten had, toe- een laag, sidrlijk gebouw van wit marmer, staalde zich tegen de verleiding, welke
„Uw verloofde.” fluteterde ha eea oogen- gang aoo goed als onmogehjk gemaakt gelegen aan *t eind van een breede, zon- hem bet leven gekost sou hebben. Toen
nige laan van taxisboomen. met in *t strompelde hij weer verder met de vage
afgezet met oranje en atroenenboomeu,
zoet-geurend met myrten en dtroen-
kruid, voerden naar links en naar rechts.
Viooltjes, primula’s en gele narcissen
stonden om de boomstammen heen, waar
achter zich naar alle kanten gras en boo
men uitstrekten, een zee van wuivend
een doodsche
stilte Hier en daar glimlachten standbeel
den Frandsco. tusschen de boomen toe.
Fraaie banken van ge kleurden steen
stonden leeg, zonder dat satijnen kleeren
of wijde mantels ze kwamen sieren. Ner
gens waren sporen van verzorgde men-
schenhanden of van eenig dier, terwijl
twee doode pauwen naast de fontein uit
gestrekt lagen. De deuren van de villa
stonden wijd open, zoodat een groot ge
deelte van de lange marmeren gang zicht
baar was, even verlaten als de tuin
een onnatuurlijke verlatenheid, welke
wegens groote schoonheid, de twe„ doode
vogels, de wijd-open deuren en den heer
lijken zonneschijn iets schrikwekkends
in hield.
Het was reeds ver op den middag toen
er in de koele gang een geritsel hoorbaar
werd. Langzaam bewoog iemand zich naar
den ingang, totdat de lange straleiKvan
de zon door de deur heen vielen op een
vreemde, verwilderde gedaante, welke
op de beenen waggelde. Een blauw flu-
weelen mantel was terug geslagen op een
rijk met goud geborduurd en linten ver
sierd pak. Al die pracht dekte echter
slechts een skelet. Lange, bleek-gouden
lokken maakten het afschuwelijk inge
vallen gelaat nog griezeliger. Op deze
wijze moest Conrad von Schulenborg
boeten voor de onderscheiding hem be
toond door Valentine Visconti. Als gun
steling van haar broeder had hij het dur
ven wagen de oogen naar haar op te slaan
een overmoedige dwaas, die het gevaar
lachend in de oogen zag, nimmer vermoe
dende, het hem ooit in deze afschuwelijke
gedaante toegetreden zou zijn. Hij bezat, Conrad had geen kracht meer hem aan
te zien of naar hem te luisteren. Hij lag
voor dood neer. Met vochtige lippen en
een met water besprenkeld voorhoofd
kwam hij weer bij iets dat hij nooit had
durven hopen en sloeg de oogen op tot
een gelaat, d^t niet Visconti’s vreemd ge
laat was een donker gelaat met vreemde
bruine oogen, welke hem met sombere
belangstelling gade sloegen.
„Komt gij namens den hertog V’ bracht
Conrad er met moeite uit, waarop Fran
cisco het hoofd schudde met „Ik ben
geen boodschapper van Visconti.”
„Dus gij komt mij redden vroeg Con
rad fluisterend, met nieuwe hoop in de
oogen.
„Als ik kan,” antwoordde Francisco.
„Zijt gij alleen
Conrad bewoog het hoofd hij kon niet
meer spreken, tojdat opeens, bliksemsnel,
een afschuwelijke gedachte hem door het
hoofd voer. Hij wendde al zijn krachten
aan. om in een zittende houding te ko-e
men en bracht er toen met moeite uit
„Het water 1 met water uit de fontein
hebt gij mij daarvan te drinken gege
ven
Francisco volgde zijn blikken met ver
bazing en antwoordde „Neen, ik had het
bij mij water en wijn.”
„O zuchtte Conrad en zonk weer ne
der. „Het water is vergiftigd al het
water
„Vergiftigd I dat is het doen van
Visconti I” riep Francisco uit.
„Hoe zijt gij hier binnengekomen?”
vroeg Conrad op zwakken toon „Vis
conti sloot alle ingangen af.”
„Ik vond een geheime deijr zoudt gij
daar, door mij gesteund, kunnen heen-
loopen
„Ik geloof wel dat ik loopen kan
om te ontvluchten klonk het antwoord
Lust om te leven gaf hem nieuwe kracht.
Wankelend kwam hij op de been en liep,
gesteund door Francisco en versterkt
door den wijn, langzaam voort. Zij hadden
Onder allen, die dit bericht lazen, was
den neus van mijnheer zeker niemand meer verwonderd dan
Wijnmoer als aan het eerwaardig hoofd doctor Knekel. In den beginne deed het
van den bankdirecteur zou bedreven hem genoegen, dat de openlijke meening
hebben, neen, daartoe is onze pen te de vox populi vox Dei, zoo kolossaal aan
zwak I Hij werd vreeselijk scherp door- het dwalen was toen hij echter den naam
gehaald en alleen aan de goedheid de van zijn ongelukkigen zondenbok hoorde
onverdiende genade van zijn chef had hij noemen en door tante Betsy de geheele
het te danken, dat hij niet op staanden aaneenschakeling van ongelukken en ver
voert werd weggejaagd. Om zoo’n trouwe- keerd begrip vernam, die door die qeuzen-
loos, laaghartig mensch tot directeur van advertentie veroorzaakt waren, krabde
een filiaalbank te benoemen, daaraan kon hij zich achter het oor en bekende bij
natuurlijk met geen mogelijkheid meer zich-zelven, dat hij zich er knapjes in had
gedacht worden.
Tevergeefs verzekerde Subliem
hij onschuldig was. De schijn was te zeer
tegen hem, en de bankdirecteur liet zich
niet bepraten, dat hij zich zeer in het
karakter van zijn beschermeling vergist
had; trouwens de geschiedenis leert het
duidelijk, dat gunstelingen hun bescher
mers steeds met den zwartstee ondank
hebben beloond.
De laatste hoop op het bezit van Nelly
was verloren, het dingen naar den post
van directeur tevergeefsdat was bijna
opeens te veel Subliem was als ver
nietigd, en toen hij 's avonds een buiten
singel omwandelde, scheelde het weinig,
dat hij zich met in de donkere golven van
de onzuivere stadsgracht wierp. Zijn zede
lijke kracht had echter door de overwin
ning over dit heilloos voornemen ge
wonnen, en hij nam zich voor, in het be
wustzijn van zijn onschuld, de onrecht
vaardigheid van zijn lot met waardigheid
te dragen.
Tot aller ongeluk was de geschiedenis
reeds den volgenden dag door de geheele
stad in ieders mond, ofschoon het moei
lijk te zeggen viel, door wien ’t het eerst
was verteld het stadsblad maakte na
tuurlijk oogenblikkelijk gebruik van zoo’n
dankbare stof, en in h« „Algemeen Stads-
Nieuwsblad” las men het volgende ar
tikel
„Sedert jaar en dag werden talrijke per
sonen in onze goede stad zonder onder-
Trouwens, veel werd met van hen ge
vergd zij hadden bijna mets meer te
bedekken, ten minste geen haar, of men
had het randje, dat zich van den eenen
slaap langs het achterhoofd naar den an
deren boog, dien eeretitel moeten geven.
„Wat verschaft mij de eer van uw be
zoek, mijnheer Wijnmoer t” vroeg de
directeur, wien de rijke rentenier zeer
goed bekend was.
„De aanleiding is, helaas, niet zeer aan
genaam,” antwoordde de bezoeker, en
verhaalde zijn grieven tegen Subliem. De
jonkman had gisteren de hand van zijn
nicht gevraagd en een weigerend ant
woord bekomen. Er waren harde woorden
gesproken en eindelijk had de jongeheer
in woede het huis verlaten. Heden had
mijnheer Wijnmoer een anoniem post
pakket ontvangen, waarvan de afzender,
naar hetgeen gisteren was voorgevallen,
niet ver gezocht behoeft te worden. Dit
gezegd hebbende, nam hij het corpus
delicti uit zijn zak en gaf het, ofschoon
hem dit eenigszins moeite kostte, aan
den directeur. Terwijl mijnheer Wijn
moer een paar maal met zijn wijsvinger
zijn neus Üefkoozend bestreek, als were
deze een kind, dat voor eene onverui e
kastijding getroost moet worden, las
de directeur het bnefje met de opgeplakte
advertentie. Daarbij bespiedde de rente
nier met eenig wantrouwen de gelaats
trekken van den directeur, of zij ook een
glimp van vroolijkheid verrieden want
er zijn menschelijke boosaardigheden,
die den verstandigen man verachten en
bedroeven moeten, maar hem toch in het
eerste oogenblik, door den scherpen spot,
een glimlach kunnen ontlokken.
Tot groot genoegen echter van mijn- 'hij zoowel
heer Wijnmoer, bemerkte hij, dat de-
directeur de zaak vreeselijk erg opnam.
Niet alleen las hij met de grootste op
merkzaamheid de advertentie, maar on
derzocht tevens nauwkeurig het kwarto
vel papier, waarop zij geplakt was, be
keek het van voren en van achteren, hield
het verscheiden malen tegen het Echt
om het watermerk te onderzoeken, en
onderwierp toen de enveloppen en het
schrift aan een gestreng onderzoek.
„Ik ben u zeer dankbaar voor deze
modedeeling,” sprak hij eindelijk op
bevenden toon, zoodat mijnheer Wijn
moer verrast werd door die groote be-
langsteUing. „Zie eens hier,” voegde hij
er bij en nam eene enveloppe uit zijn
schrijftafel, „eemge dagen geleden ben
ik met een geüjksoortig schrijven vereerd
geworden, waaraan de geheele behande
ling, als ik mij zoo eens mag uitdrukken,
aan de zelfde bron schijnt ontleend te
zijn. De hand is natuurEjk veranderd,”
hij hield, dit zeggende mijnheer Wijn-
c moer de enveloppe voor, „maar het zijn
dezelfde trekken, beide enveloppen zijn
van dezelfde soort papier en gelijkvormig.
Nu tot de hoofdzaak komende,” ging hij
voort, terwijl hij den inhoud uit de en
veloppe nam en den heer Wijnmoer over
handigde, „gij ziet, het is hetzelfde papier
met hetzelfde watermerk en evenals bij
de uwe is ook hier eerst een rand met
blauw en toen met rood potlood getrok
ken.”
Inderdaad het was zoo beide brieven
geleken op elkander als het eene blad het
andere, alleen luidde de aan den bank
directeur gerichte advertentie „Hulp voor
kaalhoofdigen”, waarin een 'beproefd
middel tot bevordering van den groei van
het hoofdhaar werd aangeprezen.
Met den diepsten ernst op het gelaat
stonden beide deftige heeren tegenover
elkander, beide vestigden met gefronsde
wenkbrauwen den donkeren blik op het
papier in hun hand en hadden daarbij,
als om elkander te troosten, de rollen
gewisseld de rentenier had de „Kaal
hoofdigen” en de directeur de „roode
neuzen” ter hand genomen. Het gezicht
was treffend l
„Het is uitstekend goed, dat gij 'geko
men zijt, mijnbeer Wijnmoer,” begon
eindelijk de directeur weder. „Gij hebt
mij daardoor op het ware spoor gebracht,
ik bemerk nu, tot mijn diep leedwezen,
dat ik een adder aan mijn borst heb ge
koesterd. Dat heb ik aan dat jonge mensch
neet verdiend, neen, waarachtig niet.
blik, denkende aan de tegenstelling, wel- was.
•te haar geluk vormde met zijn ellende Hier was echter een deur, een verbor-
.Schildert hij ook?” gen deur l Geen wonder dat hij deze
„Prachtig r antwoordde Gramosa met met gezien had, want alleen maar oogen
mteiende oogen. Jiij ia bezig te werken zoo scherp als de zijne hadden deze gren-
a de berk van San Appolmare ia Brescia del kunhen ontdekken, daar de geheele
Wg hebben zijn werk nog met gezien.' deur achter dik klimop verborgen was.
het a te ver weg Maar hij heeft ons eemge met sterk genoeg om er tegen op te küm-
paneelen getoond ca die ziia prachtig. men. doch een prachtige vermomming.
Freaoeco glimlachte om haar vervow Nadat hij bet mos uit den muur getrek- groen. AKm heerschte
nag, terwijl haar vader er zich harteiijk ken had. begon Francisco aan het klimop
vrooiijk over maakte met „Gij moet me. te werken. Als met betooverde vingers
naar haar luisteren Zij overdrijft. Hw klampten de teere takken zich met dunne,
ictuldcrt met kwaad, maar zijn werk u zwarte worteltjes vast, en hij had nog maar
koud o aoo koud I Br zit geen ziel m i weinig kunnen doen, steeds omzichtig
Uren en uren zit hij te peinzen over dv in ’t rond kijkend, toen Vittore in ’t zicht
ploot van een kleed I Maar ik heb Taddeo kwam, waarop hij zijn arbeid aanstonds
Gaddi zien werken I De engelen kwamen staakte.
Francisco behoefde echter krachtige/
hulp. Half vermoedende dat hij deze in
Toen Francisco zich weer alleen be- het buitenverblijf zou aantreffen, begon
vond, had hij voor een oogenblik het hij wederom aan het klimop te werken en
gevoel, dat hij sen kans gemist had. Zou- kreeg na hevig rukken en trekken einde-
den deze menschee hem van dienst heb- Hjk de deur ontbloot, welke echter zoo
ben kunnen zijn Huns gelijken waren stijf dicht zat, dat er geen openen aan was.
hem bijna geheel onbekend. Met hove- Doch dit hield Francisco geenszins te
lingen, soldaten, burgen en kooplieden gen. Aanstonds begon hij met mes en
voelde hij zich min of meer thuis, doch dolk het slot uit de deur te snijden, stak
deze goedhartige plebejen met hun vrien- toen zijn arm door het gat heen en trok afgesneden,
delijke manieren, nederige geboorte en met weinig moeite de boven- en beneden-
zorgelooze vroolijkheid waren iets nieuws grendels terug. Toen drukte 'hij met alle ging aan te wenden om zich te redden,
voor hem. Wat de schilder over zijn kunst geweld tegen de deur, welke door on- Snakkend
had verteld, klonk hem onzinnig in de kruid en takken tegengehouden werd,
ooren. Het meisje had echter gezegd dat doch eindelijk wijd genoeg open stond om ken. Hoe wist hij zelf niet, vond hij in
zij dicht bij de Westpoort woonden hem door te laten. een kleine, met varens omringde holte,
j langen, onderzoekenden bük een koelen plas, waarin de boomen stil
hebben kunnen zijn? Doch aanstonds over hst pad, dat gelukkig weinig begaan en vreedzaam weerkaatsten. Met gretige
J, 'j blikken strekte hij zich uit, terwijl het
kon weer terecht, sloop naar binnen, duw- standbeeld van een faun met een gelen
zonneglans op het gelaat hem vanuit de
omringende boschjes stond aan te grijn-
Hij bevond zich in een prachtigen tuin. zen.
en neer te loopen. wachtende op Vittore, De taxisboom spreidde zich uit over een een klein eindje verder, en Con-
die in de verte aankwam. pad van groen fluweel, bezaaid met witte rad had den rand van het water bereikt,
Wederom bleven zijn oogen rusten op madeliefjes. Een rechte laan voerde naar Het zag er zoo koel, zoo helder, zoo zui-
de plek gele mos. Middenin had hij plot- een marmeren bank, waarachter een heg ver uit dat het hem onmogelijk kwaad zou
arling iets ontstekt, dat zijn belangstel- van cypressen. kunnen doen. Hij strekte er de hand naar
Eng opwekte, iets dat ook geel was, maar Tortelduiven zaten vreedzaam en ge- uit, doch trok deze krampachtig weer te
mt zijn penseel vliegen, zonder dat hij
er ooit over scheen te denken-
Met een glimlach op *t gelaat de boot bij was gekomen, vroeg Francisco hem
loemakende, nep Graziosa uitZijn al- „Wat voor nieuws u er in de stad
taarstuk zal heel Lomberdije naar Brescia „Alles is rustig. Een soldaat nam een
trekken r prei van mij weg, een ander vroeg, of ik
JEeg bever dat zijn altaarstuk hem van mijn zuster wilde zeggen dat hij nog onge-
u wegtrekt 1” voerde de schilder lachend trouwd was. Allemaal grappenmakers
aan, dan zijt gij dichter bij de waarheid, doch ik had met graag gewild dat zij be
waar hij geeft al zijn tijd aan zijn arbeid gonnen waren mij vragen te stellen. Er
en slechts een paar magere uurtjes aan u I waren er zooveel, en zoo sterk gewapend.”
Maar zü houden veel van elkander, mijn- „En het geld Was het noodig de geld
koer, en zij zijn gelukkig, dus wat komt stukken die ik je gaf te wisselen
hat er op aan of hij mooi of ieelijk schil
dert.”
Grazsosa had zich onder het blauwe
ted neergezet, een toonbeeld van geluk
„Ja, ik ben zeer gelukkig”, lachte zij hem
toe, „dus ’t komt er mets op aan of hij de
beste of op een na de beste schilder van
Italif M.”
De nemen grijpend stak Agnolo van
wal met „Goeden dag, mijnheer,” terwijl
het memje hem vriendebjk toewuifde.
Er scheen iets in Francisco, dat den
schilder trof, want hij nep hem toe „Wij
zouden u gaarne gastvrijheid aanbieden
mijnheer, maar de poortsu zijn voor lede
ren vreemdeling streng gesloten.” Onder
den tndruk van zijn groote, gebiedende
gestalte en ernstige gelaat, zesde Graziosa
op zachten toon tot haar vader „Wij ook iets. Houd de deur toe, doe voor
zijn niet van zon stand vader. Doch als niemand open, en spreek met niemand,
wij ham ooit van dienst konden wezen Ik kom dadelijk terug.”
met een boodschap of aooiets.... Wij De knaap gehoorzaamde aanstonds,
wonen onder *t uithangbord „Het Schild” Gedurende de twee dagen, welke zij met
dat van de wapensmid vlak bij de West- hun redder hadden doorgebracht, waren
poort. Tomaso en hij tot da overtuiging geko-
„Ik zal het met vergeten,” antwoordde men, dat Frandsco meende wat hij zeide,
Francisco. zoodat zijn woord wet voor hen was ge-
Giimlarhend trok Graziosa haar blau- worden.
xe kap over het hoofd en met langzame
eeling iets ontdekt, dat zijn belangstel- van cypressen. kunnen doen. Hij strekte er de hand naar
Eng opwekte, iets dat ook geel was, maar Tortelduiven zaten vreedzaam en ge- uit, doch trok deze krampachtig weer te-
geen mos. Naderbij tredend stak hij de lukkig te koeren, en er was overal leven rug en viel nogmaals op het gras neer.
Loi -, .L. 1—Er kwam iets wits van de takken naar
verroesten ijzeren grendel. Hier was dus Doch behalve het verwijderde geplas beneden fladderen. Conrad sloeg de
een deer, toegang gevend tot het verlaten van water, was er geen geluid te vetnemen. oogen op en zag een duif op den rand van
2.I Toen liep hij met zachten tred voort in ’t water neerstrijken. Aandachtig bleef hij
Zijn hart begon hevig te kloppen. Bij ’t de richting waar hij dacht dat de villa den vogel gadeslaan.
De duif flapte met de vleugels, streek
zich de veertjes glad, bukte zich en dronk, echter nauwelijks eemge schreden gedaan,
toen Frandsco wel bemerkte, dat hij ie
mand gered had, die geheel hulpeloos was
en dgenhjk met meer te redden viel, want
met een zucht zonk Conrad sprakeloos
in zijn armen terug.
(Wordt vervolgdJ
paald een rijke en beminneEjke bruid In het eerst wilde de patiënt daarvan
kosten, want oom Wijnmoer zou zonder niets weten. Hij wilde, dat hij gevaarEjk
twijfel zijn woord terugtrekken. Dat de ziek werd, dan stierf hij welEcht en dan
kleine grap eigenlijk voor zijn broeder was hij uit zijn lijden.
bestemd was geweest, zou hij volstrekt Daar hij onvatbaar voor overtuiging
niet gelooven, en al geloofde hij het, dan was, ging doctor Knekel naar de juffrouw,
zou hij door zijn broederEjken neus ook bij wie SubEem kamers had, en spoorde
den zijnen gekwetst voelen. Ten andere haar aan, SubEem over te halen naar de
zou ik ook bij den bankdirecteur ter ziekenverpleging te gaan, daar 'ftij waar-
biecht moeten komen en die vergeeft schijnEjk typhus zou krijgen en dan waa
mij de advertentie voor „Kaalhoofdigen” haar geheele huis aangestoken.
nooit, en dan ten laatste voor het oog der Dat hielp oogenblikkelijk. Der juffrouw
geheele stad ontmaskerd te worden, brr 1 sloeg den schrik in de beenen, zooals zij
dan had ik mij in een fraai wespennet plechtig verzekerdè, en begaf zich met den
gesloten, dan mag ik gerust mijn practijk doctor naar Subliem. Zij smeekte hem,
scheid van geslacht of stand, door het aan den kapstok hangen. Als generaal toch voor zijn gezondheid zorg te dragen
Manninga wist, dat die kleine opatelle- en aan den raad van den doctor gehoor te
tjes over „sabeldienst” en „huistirannen”, geven. Haar druk huishouden, haar kin-
geknipt uit het democratisch weekblad deren beletten haar een zieke behoorlijk
de „Wesp”, hem door zijn huisdoctor wer- op te passen en zij zou het haar leven lang
den toegezonden, dan was het voorgoed betreuren als dien „goeie meheer SubEem”
uit met onze amacaliteit en de migraine iets overkwam. Dit zeggende barstte zij
van zijn vrouw, die mij jaarlijks een bur- in tranen uit.
ger inkomen opbrengt, ging dadelijk naar Subliem begreep, dat hij die ar* vrouw
een amice-collega, die het mij reeds met zooveel moeite en zorg rnofeht ver
lang benijdt, en dan met dat Eeve dikker- oorzaken haar ter juister tijd in vuur ge-
tje, freule Christientje, met haar chroni- brachte tranen deden het overige en, hij
sche maagkwaal, en de toegezonden uit- besloot dus naar het ziekenhuis te gaan,
knipsels van den delicatesaen-handel en want sedert de doctor over zijn beden-
geweest zijn, die hem verleidde zijn chef ren met een Eeflijk maneschijntje nette erg, zü alleen geven een inkomen van
- u-i i.„_ u.-: WM faet ecijter j^g. officijrtje,, zoo pas uit den dop, werden een V
hartige wraakzucht en dat wordt zijn aanbevelingen toegezonden van „Cor- bleekzuchtige dochters van „Kluiver-
verderf, daardoor heeft hi .ch verraden, setten zonder naad” eenvoudige, niets boom” er achter kwamen, dat al de door
Zoo worden alle slechte daden eens door kwaadsvermoedende, hoogere burgerscho- haar ontvangen aanvragen van trouw-
zich-zclve gesuaft, en al is het nog zoo beren en pas aangekomen studentjes de lustige, oude heeren, zoo ijverig door mij
diep verzonnen, eens komt het aan het „weergalooze advertentie van „Theophile’s gezonden werden, ik zou nooit weder
Echt der zonne. Haarontwikkelingsbalsem en baarduien”. onder haar oogen durven komen. En
„Zeer juist en zeer fraai gezegd l” zeide De ruimte ons toegestaan, zouden wij ver dan..en dan, het „en dan” is legio,
de rentenier. overschrijden, indien wij al de adverten- onder al mijn patiënten is er, geloof ik,
„Wees overtuigd, mijnheer Wijnmoer tiën wilden aanhalen, die, berekend op de geen enkele familie zonder een kleine
dat ik zorg zal dragen, dat de schuldige menschehjke zwakheid en üdelheid, vermaning afgekomen I Neen, neen, doos
aan personen werden gezonden, die zich eene openhartige bekentenis kan ik Su-
nadat beide daardoor onaangenaam gekwetst moesten bhem niet redden. Dat zou mij-zell
lot-genooten, met eene diepe buiging gevoelen. Opmerkingen uit buitenland- „afmaken” wezen. Dat moet ik anders
hun advertenties weder gewisseld en in sche of provinciale bladen, die bij het aanpakken- Maar hoe? Dat is juat het
hun zak gestoken hadden, nam de heer beoordeelen van persoonlijk heden onrer haakje, waar c|e kruik aan hangt 1”
goede stad somwijlen wel met gal in plaats Doctor Knekel waa ten einde raadnu
d Subliem in het van inkt schenen geschreven te zijn, kwa- eens bleef hij in dezen, dan weder in ge
had zich leeds gek men langs dezen geheimzinnigen weg nen hoek staan, of staarde gedachteloos
gepeinsd, over hetgeen Nelly’s oom toch aan het juiste adres, hetgeen anders wel- uit het venster, trommelde op de ruiten
bij den directeur te doen had, na hetgeen Echt niet het geval zou geweest zün. en zocht de oplossing van het moeihjk
gisteren was voorgevallen. Zou hij zich „Nadat tot nu toe alle pogingen, om problems nu eens in de figuren van het
weUicht over hem beklaagd hebben den geheimzinnigen zedemeester bekend plafond dan weder in de arabesken van
Reden had hij daartoe niet gegeven, hij te maken, vruchteloos waren, is het ein- het Smirnasch tapijt, en trok intusschen
zich niets kwaads bewust, tenzij er delijk gelukt den naamlooce te ontdekken onophoudeEjk aan zijn rooden baard, een
diepe beleediging in stak, dat hij in den persoon van een jonkman, die bü gewoonte, zenuwachtige menschen eigen,
geweigerd had het „vriendje” van mijnheer een bankzaak te dezer stede een be- zooals zijn zuster Marie zeer juist op-
r"” - -
dwaas het lag meer voor de hand, dat zucht, boosaardige hatehjkheden te de-
oom Wijnmoer de zaak nog eens had over- biteeren, wist te verbergen onder het
legd, dat hij aan het bidden en smeeken masker van eenvoudige goedhartigheid
van Nelly had toegegeven, en nu bij den en zich voordeed als wist hij van den prins
bankdirecteur was gekomen, om te on- geen kwaad. Intusschen blijft het een
derzoeken, of dat directeurschap der fi- raadsel, hoe hij in zijn beperkte maat-
Eaalbank wel geheel in den haak was. schappelijke positie zich informatiën wist
Misschien wilde mijnheer Ansbein hem te verschaffen, die bewijs gaven, dat hij
met zijn engagement met Nelly wel geluk- op de hoogte was van de meest intieme
wenschen. zwakheden en gebreken van de betrokken
De vreeselijke teleurstelling van Su- personen.”
bhem te schilderen, toen zijn chef hem,
inplaats van met een gelukwensch, met
een heftige strafpredikatie ontving toen
hij moest hooren, welke dubbele misdaad
aan
Het moge zwajongensachtigen moedwil en toupeqes onzichtbaar” ontvingen hee-
te beleedigen, bij u
diepe beleediging in stak, dat hij in den persoon
Wijnmoer te zijn. Dat was evenwel al te trekking bekleedt en zijn zonderlings- merkte.
„Stop l Eureka 1 Ik heb het gevonden,”
riep hij opeens vroohjk uit. „Zoo zal het
gaan, en ik kom er zonder kleerscheuren
af. Het is pas zeven uur, dus tref ik Su
bEem nog thuis hij gaat vóór acht uur niet
naar de bank. Vooruit dus met frisschen
moed I”
De doctor maakte vlug zijn toilet en
spoedde zich opweg naar de bekende
woning van zün tafelbuurman. Hü vond
den jeugdigen geldman natuurEjk in een
gedrukte stemming. Hij vertelde Subliem,
dat hij gekomen was om hem een wei
nig te troosten hij had het artikeltje in
de stads-courant gelezen, maar geloofde
van dat domme geschrijf natuurEjk geen
woord, ten minste niet, dat hij, Subliem,
bedoeld kon wordendat SubEem on
schuldig was, daarvoor zou hü gerust zijn
vingers durven opsteken.
„Je schijnt je die zaak nog al erg aan
getrokken te hebben,” zeide de arts in
den loop van 't gesprek, en zag hem met
een echte onderzoekenden doctoraten
bEk aan. „Steek je tong ecus uit 1”
Niet zonder tegenstribbelen'stak Su
bliem zün smaakorgaan uit.
„Drommels, dat ziet er niet goed uit
zeide de doctor met huichelachtige be
langstelling. „Laat je pols eens voelen
Zijn horloge in de eene en SubEem’s
voorarm in de andere hand, telde doctor
Knekel de polsslagen, terwijl inmiddels
hoe langer hoe meer zijn gelaat een ern
stige uitdrukking aannam.
„Hm I hm, hm,dat bevalt nuj
volstrekt niet l”
Hierna moest Subliem herhaalde malen
- - diep ademhalen; de doctor klopte hem
SubEem in zijn carrière benadeeld' op borst en rug, nam de temperatuur
onder zijn oksels op en verklaarde zijn