DE GEHEIMZINNIGE RAADGEVER I I te paaien assortits, neen, dat was al w 3) Echt der zonne- de rentenier. goede stad somwijlen wel met gal in plaats HOOFDSTUK VII. De graaf had geen kracht eemge po- zouden zij hem misschien van 'dienst blikken strekte hij zich uit, terwijl het werd, schikte hij het klimop zoo goed hij buitenverblijf 1 Terwijl Conrad naderbij kroop vloog het dier met een kreet op, sloeg de vleugels vergeefs tezamen en viel toen dood neer naar water sleepte hij zich weer verder voort om elders te gaan zoe- Wijnmoer afscheid.' Spoedig daarop werd kabinet geroepen. Hij L was een Doctor Knekel was ten einde raadnu eens bleef hij in dezen, dan weder in ge bet hij de gedachte weder varen zij waren te eenvoudig voor zijn doel. Met nieuw epgerakclde wroeging over vroege re gebeurtenissen en tegenwoordige hul peloosheid, begon Francisco wederom op Toen de knaap., oogenschijnlijk ver heugd over een welgelukten tocht, nader de de deur toe en vulde het gat met groen op. minister. Verduiveld 1 als de drie i van „Kluiver- naamloos toezenden van boosaardig uit gezóchte advertenties uit verschillende bladen beleedigd en gehoond. „Dames, wier perlen in den mond reeds lang niet meer schitterden en wie het ge not van een beentje te kluiven sedert langen tijd was ontzegd, werden „Kunst tanden” aanbevolen andere sieraden van het schoone geslacht, wier onberispelijke schoonheid door een ongewenscht kne veltje tusschen lip en neus werd ont sierd, werd de „Oostersche haarvet- nietigingsbalsem" aanseraden. „Pruiken HOOFDSTUK VI. Dt btvrijding van Graaf van Schultn\borg. Breede trappen, waarvan de balustra- in het water dood l vergiftigd 1 Al Hij stond op en beschouwde dan deo- hand ia da klimplanten en vond toen een en beweging in de bloeiende struiken, verroesten ijzeren grendel. Hier was dus C l geenszins het talent vlug karakters te le zen en zeker niet dat van Visconti. Als de hertog Tiem thans had kunnen zien, zou zelfs hij geschrokken zijn, want men kan zich niet gemakkelijk iemand voor stellen, die bezig is van honger om te ko men. Zacht wiegelend wierpen de boomen fraaie patronen van licht en schaduw neer. De myrtenbloesenas zweefden met kleine zacht paarse trosjes heen en weder, terwijl de scherp-geurfndc bladeren der citroen boomen zich over half-open lelièn heen: bogen. Zichzelf met groote moeite over het gras voortsleepend bewoog Conrad zich met uitpuilende oogen en open mond in de richting der fontein, alleen maar den kend aan water totdat hij plotseling de twee doode vogels opmerkfe. Het water was vergiftigd. Visconti had hem den pas den verborgen waren onder dikke slin- 't water was vergiftigd gen lenterozen, neerhangende tot op het I'" L t Subliem begreep, dat hij die amice-collega, die hét mij reeds niet zooveel moeide en zorg vinden van den zilveren beker had hij gelegen was. aanstonds den naam van Visconti in ver baad gesteld met het sombere oord en de verlaten omgeving. Er was niemand, aan wie hij iets vragen kon, en hij had ook geen vragen durven stellen. Meer dan eens was hij op 'tpunt geweest een poging aan te wenden ooi binnen te dringen. geholpen. Al was Subliem ook zijn mede- dat minnaar geweest, toch hield hij veel van zijn vriendelijken, goedmoedigen tafel genoot. Dat hij in het dingen naar de hand van Nelly het onderspit had gedolven, was reeds voldoende geweest, maar ver dacht te worden, dat hij een laaghartige wraak op mijnheer Wijnmoer had genomen en zijn chef had bespot, neen, dat was wel wat al te erg, docht mocht zoo niet blijven, en nog minder wilde doctor Knekel het op zijn geweten hebben, dat hij den ar men f-- -'1—-J had. „Ik moet Subliem helpen, hem in zijn algemeenen toestand bedenkeEjk. Dadé- eer herstellen,” mompelde de arts, ter- lijke geneeskundige hulp kon de ziekte- wijl hij in zijn studeerkamer op en neer verschijnselen nog tot staan brengen, het liep. „Maar hoe Zou ik publiek zeggen, beste zou wezen, zooals hij Subliem aan- dat ik de schuldige ben Dat is glad on- raadde, dat hij zich dadelijk naar het mogelijk 1 Ten minste zou 'mij jlat be- ziekenhuis het brengen. zoowel zijn wraakzucht als zijn moedwil bitter zal berouwen,” en midden een groote fontein. Graspaden, hoop het hek te bereiken, dat hi>eindelijk, door flauwe hennnermg geleid, vond. Het hek was tweemaal zoo hoog aki hij zelf en het ijzerwerk zoo dicht, dat een kind er de hand met doorheed had kunnen steken Met blinde wanhoop bleef hij er tegenaan leunen Hij trachtte te roepen en te schreeuwen, doch zijn stem bcrtierf tn run keel en met machtelooss woede, de verwilderde gelaatstrekken tegen de spij len aangedrukt, de tong uit den drogen mond hangend, schudde hij met beide handen han het ijzerwerk. Twee kinderen, die voorbij kwamen, bleven staan, kwa men eerst naderbij en vlogen toen gillend van angst weg. Daarna kwam er niemand meer de geheele wereld scheen uitgestorven en verlaten. De schemering begon te vallen. In een half-ijlenden toestand dacht Con rad wederom aan de doode duif en maak te rch met waggelenden stap, een dier lijk grijnzen op de lippen bereid weder tot het water terug te keeren. Hij kon verder met met kalm beraad naar eten of drinken of hulp zoeken. Wederom viel hij op het gras neer en bleef huilende en klagende als een kind liggen. Een paar keer deed hij nog een poging om op te staan, greep naar het hooge gras, doch viel achterover en bleef toen stil lig gen Na een poosje, het was nog licht, scheen hij als uit een schijndood te ontwaken en bemerkte een gedaante vanuit het hout naar hem toekomende. Leefde hij nog Hij kon er zich geen rekenschap van geven. Deze gedachte spoorde hem aan, hoewel stervende, nogmaals een poging aan te wenden, om op de been te komen en zijn lot staande af te wachten. Hemel en aarde, graa en boomen, steenen, alles draaide groen en blauw om hem heen. Hij trachtte te spreken, doch zijn tong weigerde hem den dienst. De donkere ge daante trad nader, bleef bij hem stilstaan bukte zich en sprak hem toe, doch graaf „Ja mijnheer, want ik bad niet genoeg. Zij zeiden dat het Veroneesch geld was.” „Dit is nu in Milaan met vreemd meer,” voerde Francisco aan met een vertoornden blik op de muren der stad. „Zij zeiden dat men geen Veroneesch geld meer aannam, dat de hertog het het versmelten. Er waa echter iemand die er de hand naar uitstak fn ‘t voor Milaneesch geld wisselde, zeggende dat de wapenen van Della Scala er op stonden en het iets zeldzaams was.” Francisco mompelde cent iets, dat de jongen met kon verstaan en zeide toen, „Wei, nu heb je de soldaten eti de markt gezien en kunt weer eens een ander maal gaan, zooals ik je beloofd heb. Ga nu naar de hut om wat te eten en geeft Tomaso blozen van het jonge maasje, toen haar doch lederen keer had hij opgemerkt dat, fluweelengras, gaven toegang tot het huis, den vogel met gulzige blikken doch 'ader over haar verloofde sprak. wie dan ook het buiten verlaten had, toe- een laag, sidrlijk gebouw van wit marmer, staalde zich tegen de verleiding, welke „Uw verloofde.” fluteterde ha eea oogen- gang aoo goed als onmogehjk gemaakt gelegen aan *t eind van een breede, zon- hem bet leven gekost sou hebben. Toen nige laan van taxisboomen. met in *t strompelde hij weer verder met de vage afgezet met oranje en atroenenboomeu, zoet-geurend met myrten en dtroen- kruid, voerden naar links en naar rechts. Viooltjes, primula’s en gele narcissen stonden om de boomstammen heen, waar achter zich naar alle kanten gras en boo men uitstrekten, een zee van wuivend een doodsche stilte Hier en daar glimlachten standbeel den Frandsco. tusschen de boomen toe. Fraaie banken van ge kleurden steen stonden leeg, zonder dat satijnen kleeren of wijde mantels ze kwamen sieren. Ner gens waren sporen van verzorgde men- schenhanden of van eenig dier, terwijl twee doode pauwen naast de fontein uit gestrekt lagen. De deuren van de villa stonden wijd open, zoodat een groot ge deelte van de lange marmeren gang zicht baar was, even verlaten als de tuin een onnatuurlijke verlatenheid, welke wegens groote schoonheid, de twe„ doode vogels, de wijd-open deuren en den heer lijken zonneschijn iets schrikwekkends in hield. Het was reeds ver op den middag toen er in de koele gang een geritsel hoorbaar werd. Langzaam bewoog iemand zich naar den ingang, totdat de lange straleiKvan de zon door de deur heen vielen op een vreemde, verwilderde gedaante, welke op de beenen waggelde. Een blauw flu- weelen mantel was terug geslagen op een rijk met goud geborduurd en linten ver sierd pak. Al die pracht dekte echter slechts een skelet. Lange, bleek-gouden lokken maakten het afschuwelijk inge vallen gelaat nog griezeliger. Op deze wijze moest Conrad von Schulenborg boeten voor de onderscheiding hem be toond door Valentine Visconti. Als gun steling van haar broeder had hij het dur ven wagen de oogen naar haar op te slaan een overmoedige dwaas, die het gevaar lachend in de oogen zag, nimmer vermoe dende, het hem ooit in deze afschuwelijke gedaante toegetreden zou zijn. Hij bezat, Conrad had geen kracht meer hem aan te zien of naar hem te luisteren. Hij lag voor dood neer. Met vochtige lippen en een met water besprenkeld voorhoofd kwam hij weer bij iets dat hij nooit had durven hopen en sloeg de oogen op tot een gelaat, d^t niet Visconti’s vreemd ge laat was een donker gelaat met vreemde bruine oogen, welke hem met sombere belangstelling gade sloegen. „Komt gij namens den hertog V’ bracht Conrad er met moeite uit, waarop Fran cisco het hoofd schudde met „Ik ben geen boodschapper van Visconti.” „Dus gij komt mij redden vroeg Con rad fluisterend, met nieuwe hoop in de oogen. „Als ik kan,” antwoordde Francisco. „Zijt gij alleen Conrad bewoog het hoofd hij kon niet meer spreken, tojdat opeens, bliksemsnel, een afschuwelijke gedachte hem door het hoofd voer. Hij wendde al zijn krachten aan. om in een zittende houding te ko-e men en bracht er toen met moeite uit „Het water 1 met water uit de fontein hebt gij mij daarvan te drinken gege ven Francisco volgde zijn blikken met ver bazing en antwoordde „Neen, ik had het bij mij water en wijn.” „O zuchtte Conrad en zonk weer ne der. „Het water is vergiftigd al het water „Vergiftigd I dat is het doen van Visconti I” riep Francisco uit. „Hoe zijt gij hier binnengekomen?” vroeg Conrad op zwakken toon „Vis conti sloot alle ingangen af.” „Ik vond een geheime deijr zoudt gij daar, door mij gesteund, kunnen heen- loopen „Ik geloof wel dat ik loopen kan om te ontvluchten klonk het antwoord Lust om te leven gaf hem nieuwe kracht. Wankelend kwam hij op de been en liep, gesteund door Francisco en versterkt door den wijn, langzaam voort. Zij hadden Onder allen, die dit bericht lazen, was den neus van mijnheer zeker niemand meer verwonderd dan Wijnmoer als aan het eerwaardig hoofd doctor Knekel. In den beginne deed het van den bankdirecteur zou bedreven hem genoegen, dat de openlijke meening hebben, neen, daartoe is onze pen te de vox populi vox Dei, zoo kolossaal aan zwak I Hij werd vreeselijk scherp door- het dwalen was toen hij echter den naam gehaald en alleen aan de goedheid de van zijn ongelukkigen zondenbok hoorde onverdiende genade van zijn chef had hij noemen en door tante Betsy de geheele het te danken, dat hij niet op staanden aaneenschakeling van ongelukken en ver voert werd weggejaagd. Om zoo’n trouwe- keerd begrip vernam, die door die qeuzen- loos, laaghartig mensch tot directeur van advertentie veroorzaakt waren, krabde een filiaalbank te benoemen, daaraan kon hij zich achter het oor en bekende bij natuurlijk met geen mogelijkheid meer zich-zelven, dat hij zich er knapjes in had gedacht worden. Tevergeefs verzekerde Subliem hij onschuldig was. De schijn was te zeer tegen hem, en de bankdirecteur liet zich niet bepraten, dat hij zich zeer in het karakter van zijn beschermeling vergist had; trouwens de geschiedenis leert het duidelijk, dat gunstelingen hun bescher mers steeds met den zwartstee ondank hebben beloond. De laatste hoop op het bezit van Nelly was verloren, het dingen naar den post van directeur tevergeefsdat was bijna opeens te veel Subliem was als ver nietigd, en toen hij 's avonds een buiten singel omwandelde, scheelde het weinig, dat hij zich met in de donkere golven van de onzuivere stadsgracht wierp. Zijn zede lijke kracht had echter door de overwin ning over dit heilloos voornemen ge wonnen, en hij nam zich voor, in het be wustzijn van zijn onschuld, de onrecht vaardigheid van zijn lot met waardigheid te dragen. Tot aller ongeluk was de geschiedenis reeds den volgenden dag door de geheele stad in ieders mond, ofschoon het moei lijk te zeggen viel, door wien ’t het eerst was verteld het stadsblad maakte na tuurlijk oogenblikkelijk gebruik van zoo’n dankbare stof, en in h« „Algemeen Stads- Nieuwsblad” las men het volgende ar tikel „Sedert jaar en dag werden talrijke per sonen in onze goede stad zonder onder- Trouwens, veel werd met van hen ge vergd zij hadden bijna mets meer te bedekken, ten minste geen haar, of men had het randje, dat zich van den eenen slaap langs het achterhoofd naar den an deren boog, dien eeretitel moeten geven. „Wat verschaft mij de eer van uw be zoek, mijnheer Wijnmoer t” vroeg de directeur, wien de rijke rentenier zeer goed bekend was. „De aanleiding is, helaas, niet zeer aan genaam,” antwoordde de bezoeker, en verhaalde zijn grieven tegen Subliem. De jonkman had gisteren de hand van zijn nicht gevraagd en een weigerend ant woord bekomen. Er waren harde woorden gesproken en eindelijk had de jongeheer in woede het huis verlaten. Heden had mijnheer Wijnmoer een anoniem post pakket ontvangen, waarvan de afzender, naar hetgeen gisteren was voorgevallen, niet ver gezocht behoeft te worden. Dit gezegd hebbende, nam hij het corpus delicti uit zijn zak en gaf het, ofschoon hem dit eenigszins moeite kostte, aan den directeur. Terwijl mijnheer Wijn moer een paar maal met zijn wijsvinger zijn neus Üefkoozend bestreek, als were deze een kind, dat voor eene onverui e kastijding getroost moet worden, las de directeur het bnefje met de opgeplakte advertentie. Daarbij bespiedde de rente nier met eenig wantrouwen de gelaats trekken van den directeur, of zij ook een glimp van vroolijkheid verrieden want er zijn menschelijke boosaardigheden, die den verstandigen man verachten en bedroeven moeten, maar hem toch in het eerste oogenblik, door den scherpen spot, een glimlach kunnen ontlokken. Tot groot genoegen echter van mijn- 'hij zoowel heer Wijnmoer, bemerkte hij, dat de- directeur de zaak vreeselijk erg opnam. Niet alleen las hij met de grootste op merkzaamheid de advertentie, maar on derzocht tevens nauwkeurig het kwarto vel papier, waarop zij geplakt was, be keek het van voren en van achteren, hield het verscheiden malen tegen het Echt om het watermerk te onderzoeken, en onderwierp toen de enveloppen en het schrift aan een gestreng onderzoek. „Ik ben u zeer dankbaar voor deze modedeeling,” sprak hij eindelijk op bevenden toon, zoodat mijnheer Wijn moer verrast werd door die groote be- langsteUing. „Zie eens hier,” voegde hij er bij en nam eene enveloppe uit zijn schrijftafel, „eemge dagen geleden ben ik met een geüjksoortig schrijven vereerd geworden, waaraan de geheele behande ling, als ik mij zoo eens mag uitdrukken, aan de zelfde bron schijnt ontleend te zijn. De hand is natuurEjk veranderd,” hij hield, dit zeggende mijnheer Wijn- c moer de enveloppe voor, „maar het zijn dezelfde trekken, beide enveloppen zijn van dezelfde soort papier en gelijkvormig. Nu tot de hoofdzaak komende,” ging hij voort, terwijl hij den inhoud uit de en veloppe nam en den heer Wijnmoer over handigde, „gij ziet, het is hetzelfde papier met hetzelfde watermerk en evenals bij de uwe is ook hier eerst een rand met blauw en toen met rood potlood getrok ken.” Inderdaad het was zoo beide brieven geleken op elkander als het eene blad het andere, alleen luidde de aan den bank directeur gerichte advertentie „Hulp voor kaalhoofdigen”, waarin een 'beproefd middel tot bevordering van den groei van het hoofdhaar werd aangeprezen. Met den diepsten ernst op het gelaat stonden beide deftige heeren tegenover elkander, beide vestigden met gefronsde wenkbrauwen den donkeren blik op het papier in hun hand en hadden daarbij, als om elkander te troosten, de rollen gewisseld de rentenier had de „Kaal hoofdigen” en de directeur de „roode neuzen” ter hand genomen. Het gezicht was treffend l „Het is uitstekend goed, dat gij 'geko men zijt, mijnbeer Wijnmoer,” begon eindelijk de directeur weder. „Gij hebt mij daardoor op het ware spoor gebracht, ik bemerk nu, tot mijn diep leedwezen, dat ik een adder aan mijn borst heb ge koesterd. Dat heb ik aan dat jonge mensch neet verdiend, neen, waarachtig niet. blik, denkende aan de tegenstelling, wel- was. •te haar geluk vormde met zijn ellende Hier was echter een deur, een verbor- .Schildert hij ook?” gen deur l Geen wonder dat hij deze „Prachtig r antwoordde Gramosa met met gezien had, want alleen maar oogen mteiende oogen. Jiij ia bezig te werken zoo scherp als de zijne hadden deze gren- a de berk van San Appolmare ia Brescia del kunhen ontdekken, daar de geheele Wg hebben zijn werk nog met gezien.' deur achter dik klimop verborgen was. het a te ver weg Maar hij heeft ons eemge met sterk genoeg om er tegen op te küm- paneelen getoond ca die ziia prachtig. men. doch een prachtige vermomming. Freaoeco glimlachte om haar vervow Nadat hij bet mos uit den muur getrek- groen. AKm heerschte nag, terwijl haar vader er zich harteiijk ken had. begon Francisco aan het klimop vrooiijk over maakte met „Gij moet me. te werken. Als met betooverde vingers naar haar luisteren Zij overdrijft. Hw klampten de teere takken zich met dunne, ictuldcrt met kwaad, maar zijn werk u zwarte worteltjes vast, en hij had nog maar koud o aoo koud I Br zit geen ziel m i weinig kunnen doen, steeds omzichtig Uren en uren zit hij te peinzen over dv in ’t rond kijkend, toen Vittore in ’t zicht ploot van een kleed I Maar ik heb Taddeo kwam, waarop hij zijn arbeid aanstonds Gaddi zien werken I De engelen kwamen staakte. Francisco behoefde echter krachtige/ hulp. Half vermoedende dat hij deze in Toen Francisco zich weer alleen be- het buitenverblijf zou aantreffen, begon vond, had hij voor een oogenblik het hij wederom aan het klimop te werken en gevoel, dat hij sen kans gemist had. Zou- kreeg na hevig rukken en trekken einde- den deze menschee hem van dienst heb- Hjk de deur ontbloot, welke echter zoo ben kunnen zijn Huns gelijken waren stijf dicht zat, dat er geen openen aan was. hem bijna geheel onbekend. Met hove- Doch dit hield Francisco geenszins te lingen, soldaten, burgen en kooplieden gen. Aanstonds begon hij met mes en voelde hij zich min of meer thuis, doch dolk het slot uit de deur te snijden, stak deze goedhartige plebejen met hun vrien- toen zijn arm door het gat heen en trok afgesneden, delijke manieren, nederige geboorte en met weinig moeite de boven- en beneden- zorgelooze vroolijkheid waren iets nieuws grendels terug. Toen drukte 'hij met alle ging aan te wenden om zich te redden, voor hem. Wat de schilder over zijn kunst geweld tegen de deur, welke door on- Snakkend had verteld, klonk hem onzinnig in de kruid en takken tegengehouden werd, ooren. Het meisje had echter gezegd dat doch eindelijk wijd genoeg open stond om ken. Hoe wist hij zelf niet, vond hij in zij dicht bij de Westpoort woonden hem door te laten. een kleine, met varens omringde holte, j langen, onderzoekenden bük een koelen plas, waarin de boomen stil hebben kunnen zijn? Doch aanstonds over hst pad, dat gelukkig weinig begaan en vreedzaam weerkaatsten. Met gretige J, 'j blikken strekte hij zich uit, terwijl het kon weer terecht, sloop naar binnen, duw- standbeeld van een faun met een gelen zonneglans op het gelaat hem vanuit de omringende boschjes stond aan te grijn- Hij bevond zich in een prachtigen tuin. zen. en neer te loopen. wachtende op Vittore, De taxisboom spreidde zich uit over een een klein eindje verder, en Con- die in de verte aankwam. pad van groen fluweel, bezaaid met witte rad had den rand van het water bereikt, Wederom bleven zijn oogen rusten op madeliefjes. Een rechte laan voerde naar Het zag er zoo koel, zoo helder, zoo zui- de plek gele mos. Middenin had hij plot- een marmeren bank, waarachter een heg ver uit dat het hem onmogelijk kwaad zou arling iets ontstekt, dat zijn belangstel- van cypressen. kunnen doen. Hij strekte er de hand naar Eng opwekte, iets dat ook geel was, maar Tortelduiven zaten vreedzaam en ge- uit, doch trok deze krampachtig weer te mt zijn penseel vliegen, zonder dat hij er ooit over scheen te denken- Met een glimlach op *t gelaat de boot bij was gekomen, vroeg Francisco hem loemakende, nep Graziosa uitZijn al- „Wat voor nieuws u er in de stad taarstuk zal heel Lomberdije naar Brescia „Alles is rustig. Een soldaat nam een trekken r prei van mij weg, een ander vroeg, of ik JEeg bever dat zijn altaarstuk hem van mijn zuster wilde zeggen dat hij nog onge- u wegtrekt 1” voerde de schilder lachend trouwd was. Allemaal grappenmakers aan, dan zijt gij dichter bij de waarheid, doch ik had met graag gewild dat zij be waar hij geeft al zijn tijd aan zijn arbeid gonnen waren mij vragen te stellen. Er en slechts een paar magere uurtjes aan u I waren er zooveel, en zoo sterk gewapend.” Maar zü houden veel van elkander, mijn- „En het geld Was het noodig de geld koer, en zij zijn gelukkig, dus wat komt stukken die ik je gaf te wisselen hat er op aan of hij mooi of ieelijk schil dert.” Grazsosa had zich onder het blauwe ted neergezet, een toonbeeld van geluk „Ja, ik ben zeer gelukkig”, lachte zij hem toe, „dus ’t komt er mets op aan of hij de beste of op een na de beste schilder van Italif M.” De nemen grijpend stak Agnolo van wal met „Goeden dag, mijnheer,” terwijl het memje hem vriendebjk toewuifde. Er scheen iets in Francisco, dat den schilder trof, want hij nep hem toe „Wij zouden u gaarne gastvrijheid aanbieden mijnheer, maar de poortsu zijn voor lede ren vreemdeling streng gesloten.” Onder den tndruk van zijn groote, gebiedende gestalte en ernstige gelaat, zesde Graziosa op zachten toon tot haar vader „Wij ook iets. Houd de deur toe, doe voor zijn niet van zon stand vader. Doch als niemand open, en spreek met niemand, wij ham ooit van dienst konden wezen Ik kom dadelijk terug.” met een boodschap of aooiets.... Wij De knaap gehoorzaamde aanstonds, wonen onder *t uithangbord „Het Schild” Gedurende de twee dagen, welke zij met dat van de wapensmid vlak bij de West- hun redder hadden doorgebracht, waren poort. Tomaso en hij tot da overtuiging geko- „Ik zal het met vergeten,” antwoordde men, dat Frandsco meende wat hij zeide, Francisco. zoodat zijn woord wet voor hen was ge- Giimlarhend trok Graziosa haar blau- worden. xe kap over het hoofd en met langzame eeling iets ontdekt, dat zijn belangstel- van cypressen. kunnen doen. Hij strekte er de hand naar Eng opwekte, iets dat ook geel was, maar Tortelduiven zaten vreedzaam en ge- uit, doch trok deze krampachtig weer te- geen mos. Naderbij tredend stak hij de lukkig te koeren, en er was overal leven rug en viel nogmaals op het gras neer. Loi -, .L. 1—Er kwam iets wits van de takken naar verroesten ijzeren grendel. Hier was dus Doch behalve het verwijderde geplas beneden fladderen. Conrad sloeg de een deer, toegang gevend tot het verlaten van water, was er geen geluid te vetnemen. oogen op en zag een duif op den rand van 2.I Toen liep hij met zachten tred voort in ’t water neerstrijken. Aandachtig bleef hij Zijn hart begon hevig te kloppen. Bij ’t de richting waar hij dacht dat de villa den vogel gadeslaan. De duif flapte met de vleugels, streek zich de veertjes glad, bukte zich en dronk, echter nauwelijks eemge schreden gedaan, toen Frandsco wel bemerkte, dat hij ie mand gered had, die geheel hulpeloos was en dgenhjk met meer te redden viel, want met een zucht zonk Conrad sprakeloos in zijn armen terug. (Wordt vervolgdJ paald een rijke en beminneEjke bruid In het eerst wilde de patiënt daarvan kosten, want oom Wijnmoer zou zonder niets weten. Hij wilde, dat hij gevaarEjk twijfel zijn woord terugtrekken. Dat de ziek werd, dan stierf hij welEcht en dan kleine grap eigenlijk voor zijn broeder was hij uit zijn lijden. bestemd was geweest, zou hij volstrekt Daar hij onvatbaar voor overtuiging niet gelooven, en al geloofde hij het, dan was, ging doctor Knekel naar de juffrouw, zou hij door zijn broederEjken neus ook bij wie SubEem kamers had, en spoorde den zijnen gekwetst voelen. Ten andere haar aan, SubEem over te halen naar de zou ik ook bij den bankdirecteur ter ziekenverpleging te gaan, daar 'ftij waar- biecht moeten komen en die vergeeft schijnEjk typhus zou krijgen en dan waa mij de advertentie voor „Kaalhoofdigen” haar geheele huis aangestoken. nooit, en dan ten laatste voor het oog der Dat hielp oogenblikkelijk. Der juffrouw geheele stad ontmaskerd te worden, brr 1 sloeg den schrik in de beenen, zooals zij dan had ik mij in een fraai wespennet plechtig verzekerdè, en begaf zich met den gesloten, dan mag ik gerust mijn practijk doctor naar Subliem. Zij smeekte hem, scheid van geslacht of stand, door het aan den kapstok hangen. Als generaal toch voor zijn gezondheid zorg te dragen Manninga wist, dat die kleine opatelle- en aan den raad van den doctor gehoor te tjes over „sabeldienst” en „huistirannen”, geven. Haar druk huishouden, haar kin- geknipt uit het democratisch weekblad deren beletten haar een zieke behoorlijk de „Wesp”, hem door zijn huisdoctor wer- op te passen en zij zou het haar leven lang den toegezonden, dan was het voorgoed betreuren als dien „goeie meheer SubEem” uit met onze amacaliteit en de migraine iets overkwam. Dit zeggende barstte zij van zijn vrouw, die mij jaarlijks een bur- in tranen uit. ger inkomen opbrengt, ging dadelijk naar Subliem begreep, dat hij die ar* vrouw een amice-collega, die het mij reeds met zooveel moeite en zorg rnofeht ver lang benijdt, en dan met dat Eeve dikker- oorzaken haar ter juister tijd in vuur ge- tje, freule Christientje, met haar chroni- brachte tranen deden het overige en, hij sche maagkwaal, en de toegezonden uit- besloot dus naar het ziekenhuis te gaan, knipsels van den delicatesaen-handel en want sedert de doctor over zijn beden- geweest zijn, die hem verleidde zijn chef ren met een Eeflijk maneschijntje nette erg, zü alleen geven een inkomen van - u-i i.„_ u.-: WM faet ecijter j^g. officijrtje,, zoo pas uit den dop, werden een V hartige wraakzucht en dat wordt zijn aanbevelingen toegezonden van „Cor- bleekzuchtige dochters van „Kluiver- verderf, daardoor heeft hi .ch verraden, setten zonder naad” eenvoudige, niets boom” er achter kwamen, dat al de door Zoo worden alle slechte daden eens door kwaadsvermoedende, hoogere burgerscho- haar ontvangen aanvragen van trouw- zich-zclve gesuaft, en al is het nog zoo beren en pas aangekomen studentjes de lustige, oude heeren, zoo ijverig door mij diep verzonnen, eens komt het aan het „weergalooze advertentie van „Theophile’s gezonden werden, ik zou nooit weder Echt der zonne. Haarontwikkelingsbalsem en baarduien”. onder haar oogen durven komen. En „Zeer juist en zeer fraai gezegd l” zeide De ruimte ons toegestaan, zouden wij ver dan..en dan, het „en dan” is legio, de rentenier. overschrijden, indien wij al de adverten- onder al mijn patiënten is er, geloof ik, „Wees overtuigd, mijnheer Wijnmoer tiën wilden aanhalen, die, berekend op de geen enkele familie zonder een kleine dat ik zorg zal dragen, dat de schuldige menschehjke zwakheid en üdelheid, vermaning afgekomen I Neen, neen, doos aan personen werden gezonden, die zich eene openhartige bekentenis kan ik Su- nadat beide daardoor onaangenaam gekwetst moesten bhem niet redden. Dat zou mij-zell lot-genooten, met eene diepe buiging gevoelen. Opmerkingen uit buitenland- „afmaken” wezen. Dat moet ik anders hun advertenties weder gewisseld en in sche of provinciale bladen, die bij het aanpakken- Maar hoe? Dat is juat het hun zak gestoken hadden, nam de heer beoordeelen van persoonlijk heden onrer haakje, waar c|e kruik aan hangt 1” goede stad somwijlen wel met gal in plaats Doctor Knekel waa ten einde raadnu d Subliem in het van inkt schenen geschreven te zijn, kwa- eens bleef hij in dezen, dan weder in ge had zich leeds gek men langs dezen geheimzinnigen weg nen hoek staan, of staarde gedachteloos gepeinsd, over hetgeen Nelly’s oom toch aan het juiste adres, hetgeen anders wel- uit het venster, trommelde op de ruiten bij den directeur te doen had, na hetgeen Echt niet het geval zou geweest zün. en zocht de oplossing van het moeihjk gisteren was voorgevallen. Zou hij zich „Nadat tot nu toe alle pogingen, om problems nu eens in de figuren van het weUicht over hem beklaagd hebben den geheimzinnigen zedemeester bekend plafond dan weder in de arabesken van Reden had hij daartoe niet gegeven, hij te maken, vruchteloos waren, is het ein- het Smirnasch tapijt, en trok intusschen zich niets kwaads bewust, tenzij er delijk gelukt den naamlooce te ontdekken onophoudeEjk aan zijn rooden baard, een diepe beleediging in stak, dat hij in den persoon van een jonkman, die bü gewoonte, zenuwachtige menschen eigen, geweigerd had het „vriendje” van mijnheer een bankzaak te dezer stede een be- zooals zijn zuster Marie zeer juist op- r"” - - dwaas het lag meer voor de hand, dat zucht, boosaardige hatehjkheden te de- oom Wijnmoer de zaak nog eens had over- biteeren, wist te verbergen onder het legd, dat hij aan het bidden en smeeken masker van eenvoudige goedhartigheid van Nelly had toegegeven, en nu bij den en zich voordeed als wist hij van den prins bankdirecteur was gekomen, om te on- geen kwaad. Intusschen blijft het een derzoeken, of dat directeurschap der fi- raadsel, hoe hij in zijn beperkte maat- Eaalbank wel geheel in den haak was. schappelijke positie zich informatiën wist Misschien wilde mijnheer Ansbein hem te verschaffen, die bewijs gaven, dat hij met zijn engagement met Nelly wel geluk- op de hoogte was van de meest intieme wenschen. zwakheden en gebreken van de betrokken De vreeselijke teleurstelling van Su- personen.” bhem te schilderen, toen zijn chef hem, inplaats van met een gelukwensch, met een heftige strafpredikatie ontving toen hij moest hooren, welke dubbele misdaad aan Het moge zwajongensachtigen moedwil en toupeqes onzichtbaar” ontvingen hee- te beleedigen, bij u diepe beleediging in stak, dat hij in den persoon Wijnmoer te zijn. Dat was evenwel al te trekking bekleedt en zijn zonderlings- merkte. „Stop l Eureka 1 Ik heb het gevonden,” riep hij opeens vroohjk uit. „Zoo zal het gaan, en ik kom er zonder kleerscheuren af. Het is pas zeven uur, dus tref ik Su bEem nog thuis hij gaat vóór acht uur niet naar de bank. Vooruit dus met frisschen moed I” De doctor maakte vlug zijn toilet en spoedde zich opweg naar de bekende woning van zün tafelbuurman. Hü vond den jeugdigen geldman natuurEjk in een gedrukte stemming. Hij vertelde Subliem, dat hij gekomen was om hem een wei nig te troosten hij had het artikeltje in de stads-courant gelezen, maar geloofde van dat domme geschrijf natuurEjk geen woord, ten minste niet, dat hij, Subliem, bedoeld kon wordendat SubEem on schuldig was, daarvoor zou hü gerust zijn vingers durven opsteken. „Je schijnt je die zaak nog al erg aan getrokken te hebben,” zeide de arts in den loop van 't gesprek, en zag hem met een echte onderzoekenden doctoraten bEk aan. „Steek je tong ecus uit 1” Niet zonder tegenstribbelen'stak Su bliem zün smaakorgaan uit. „Drommels, dat ziet er niet goed uit zeide de doctor met huichelachtige be langstelling. „Laat je pols eens voelen Zijn horloge in de eene en SubEem’s voorarm in de andere hand, telde doctor Knekel de polsslagen, terwijl inmiddels hoe langer hoe meer zijn gelaat een ern stige uitdrukking aannam. „Hm I hm, hm,dat bevalt nuj volstrekt niet l” Hierna moest Subliem herhaalde malen - - diep ademhalen; de doctor klopte hem SubEem in zijn carrière benadeeld' op borst en rug, nam de temperatuur onder zijn oksels op en verklaarde zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1926 | | pagina 7