Vraag- en Uanöod Hdvertentiën
IN HET
„Noord-Hollandsch Dagblad"
KOSTEN VAN 1—6 REGELS 60 CENT.
„Noord-Hollandsch Dagblad”
DE VRAAG- EN AANBOD-ADVERTEN-
TKN IN HET „NOORD-HOLLANDSCH
DAGBLAD” HEBBEN SUCCES.
„ONSBLAD’»
Bureau: HOF 6. ALKMAAR. - Telefoon:
RECHTSCHE
SAMENWERKING.
FEUILLETON.
EEN OFFER.
BRIEVEN UIT FRANKRIJK.
No. 1®O- postgiro 104863. Zaterdag M> Jail 1M8. postgiro 104863. <tOe JTaargaa^
AbonneimnUprljsr
eer mnw voor Alkmaar tll i f i
foor buiten ADaw
Met Oeflhretreerd Zondagablad
Afrvertentieprijsi
Van 1—5 regtfe* .25: elke regel meer f 0.25: VrrM
per regel f 0.75; Rubriek „Vraag en aanbod" bf ve^
trifbefaling per plaatsing f 0.60.
allo nbonné'a wordt op aanvrage gratis een poli» Verstrekt, welto hen verzekert tngnn ongevallen tot een bedrag van f 500,—, f 400,—, f 200,—, f 1OO,—f 60,—, f 35,—, f is2
POSTGIRO 104863.
■en het
>d
van
■$-
Mr. P. v. 3.
2
r
ADMNttSTRATMt Na. 489
REDACTIE No. «39
Doet gjj desgeljjks! Luistert naar dien
zelfden
spreekt, wat hjj op 12 December 1848
liet
ort
gevoelde het eenvoudige kloosterkleed aan
te nemen. Niet alleen in de 17e eeuw, ook na
de revolutie bleef de stroom van klooster
zusters aanhouden. En zelfs in 1914 voor het
uitbreken van den oorlog en gedurende de
oorlogsjaren was van een tekort nog geen
sprake.
Eerst sedert enkels jaren is de klacht alge
meen, dat de noviciaten zich ontvolken en
de leeggekomen plaatsen meer en meer on
bezet blijven.
Zoo ver is het reeds gekomen, dat sommi
ge congregaties zich genoodzaakt zien enkele
huizen te sluiten en wat nog bedroevender is,
enkele scholen, meer dan ooit noodig een
tegengif te vormen tegen het onchristelijke
onderwijs. De eenvoudige inrichtingen van
lager onderwijs in de arme wijken der ver
schillende steden worden het allereerst be
dreigd.
De kostscholen voor welgestelden kunnen
DE VROUWELIJKE CONGREGATIES
IN FRANKRIJK.
In den loop der jaren hebben wij in onze
correspondenties meerdere malen het tekort
aan priesters in Frankrijk besproken.
Het enkele maanden geleden te Parijs ge
houden congres aan dit hoogst actueele
vraagstuk gewijd, heeft het volle licht laten
schijnen over dit nijpende gebrek aan geeste
lijke leiders. Het heeft vooral naar de mid-
v I 285
0.80 f booger.
I
NOORD-HOLLANDSCH DAGBLAD
De schrijver in „De Standaard” eiecht il
te veel.
En een Katholiek kin er niet op in gaan.
Daarom verbaast bet ons zoozeer, dat een
biad als „De Tijd” een gedegen Roomsch
orgaan het betoog van den „Standaard”-
schryver onder „Uit de Pers” zonder eenig
commentaar overnam.
- IEDERE REGEL MEER 12 CENT. TWEE
MAAL PLAATSING f 130, DRIEMAAL
f 1.80, (GEEN HANDELSANNONCES).
HEBT GU DEGELIJK DIENSTPERSONEEL
NOODIG, WILT GU EEN OF ANDER
VOORWERP UIT .DE HUISHOUDING
OVERNEMEN OF OVERDOEN, ZOEKT GIJ
EEN HUIS TE HUREN, PLAATS DAN EEN
60 CENTS ADVERTENTIE IN HET
Sinds 11 November van het vorig jaar is de
rechteche samenwerking in het parlement
zoek.
Althans officieel.
Wjj betreuren dat, en wèl, omdat wjj mee
nen, dat door middel van rechtsche samen
werking alle belangen van land en volk het
best gediend kunnen worden.
Allereerst de geestelijke belangen, doch
daarnaast ook evenzeer de materitele be
langen.
Wanneer wjj om deze redenen zeer sterk
terugverlangen naar een rechtsche samenwer
king, naar een goede coalitie, dan moet men
het ons daarbij echter niet al te moeilijk ma
ken, dan moet men ons van de zijde van
oud-coalitiegenooten geen al te zware, geen
al te onmogelijke eischen stellen.
Wij schrijven zulks naar aanleiding van
het feit, dat de heer R. A. den O., in verband
met de jongste redevoering van Baron van
Wijnbergen op den Katholieken Frieschen
Landdag, dezer dagen in „De Standaard” de
volgende „opmerking aan de Roomsch-Ka-
tholieken” maakte:
„Gij aanvaardt met ons het feit, dat wij
leven in een land van gemengde bevol
king, waarin, naar het woord van den heer
Van Wijnbergen, „de dogmatische een
heid” men zou ook kunnen zeggen „de
kerkelijke eenheid” „is verbroken ge
worden”. Op grond der historie van het
Nederlandsche volk zult ge zelfs niet kun-,
nen ontkennen, dat „het Protestantsche
karakter der natie” overheerschend werd.
Welnu wilt dat dan niet alleen in woor
den beamen, maar ook in uw praktische
politiek. Ook de R. K. Staatsparty is mede
verantwoordelijk voor het feit dat „het
Christelijk Kabinet-Coljjn werd heengezon
den”. De verklaring, door den heer No
lens in de vergaderinig der Tweede Ka
mer van 10 November 1925 afgelegd, wae
van zoodanige scherpte, dat ze „de Pro
testantsche gevoeligheid” die wjj niet in
bescherming nemen; we constateeren
slechts het feit prikkelen thoest. Geljjk
door ons Antirevolutionairen, de „antipa
pistische hetze” in onzen eigen kring en
m de ons verwante volksgroepen niet
45.
-
Zij had zich met gansch haar moed ge-
n wapend, doch thans nu het oogenblik der
beslissing gekomen was, dreigde hare kracht
haar te verlaten en ’t was of de stem haar
begeven wilde. Zij herinnerde zich echter de
waarschuwing, die Kurt daar straks de edel
moedigheid had tot haar te richten, en zij
wae besloten om baar ter harte te nemen. Al
mocht zjj ook in strijd handelen met zeden
en gebruiken, hier waar het geluk van drie
menschen harten van het verloop van een en
kel uur afhing, was geen tjjd tot kleingeestig
vreesachtige bedenkingen. In hare band
was de beslissing gelegd en aan haar was
het om den eersten stap te doenl O, mocht
haar jonkvrouwelijke trots ook nog eenmaal
opkomen, ten slotte was het toch alleen baar
onstuimig kloppend hart, dat zij hier te raad
plegen had en in dit hart klonk en juichte
het weder als te voren: voor de ware liefde
moet selfs de onbuigzaamste trots wjjken.
En zich niet erom bekommerende, dat
Nordenholz op haar gloeiend gelaat en in
hare schitterende oogen lezen kon, wat hare
woorden nog ontsluierd lieten, begon zjj, vol
naar hem opziende, nog eenmaal:
„Wanneer nu, bijvoorbeeld, uw vriend van
antl-revolutionaire zijde komt; van diè
zijde hadden wjj dese „•pmerking” niet ver
wacht
Het scheen ons tot op heden toe, dat de
Anti-revolutionairenin tegenstelling met
vele Christeljjk-Historischen de natuurly-
ke, de noodwendige aspiraties der Katholie
ken als gelijk-bereehtigde burgers van het
zelfde land naar juiste beteekenis wisten Ze
waarde eren.
Het bovenstaande geeft voorzoover het
officieel is te achten een leeljjke streep
door de rekening.
Het anti-revolutionair betoog komt bier op
neer, dat wij, Katholieken, erge beste men-
schen zijn, als we onae specifiek katholieke
eischen hoe billijk ze overigens ook zijn
maar laten varen.
Dan zal men met ons weer kunnen en wil
len samen werk en, neen, dan zal men in eigen
krina slechte trachten de anti katholieke
„Hetle” terug te dringen, wanneer wjj, Ka
tholieken niet langer Aanhouden op herstel
van den gezantschapspost bjj het Vaticaan,
wanneer wjj niet langer verlangen de ophef
fing van het processieverbod, wanneer wjj
geen demonstratie van katholieke actie meer
op straat zullen willen vertoonen (lees: wan
neer hier te lande o.a. geen Eucharistisch
Congres meer wordt gehouden), wanneer wij
van onze zjjde op Zondag geen optochten
meer zullen laten houden
De schrjjver in ,De Standaard” had gevoe-
geljjk nog een e tapje verder kunnen gaan en
kunnen eischen, dat wjj op Zondag niet meer
in drommen naar onze kerk zouden tjjgen en
dat wjj slechts door een achterdeurtje daarin
en daaruit zouden sluipen om geen protes
tantsche gevoeligheden te kwetsen.
Volgens de bedoeling van den schrjjver in
„De Standaard” moesten wjj maar weer te
rug naar kelder- en solder-kerkjes.
Men leeft in zekere kringen blijkbaar ette
lijke eeuwen te laat.
Alle Anti-revolutionairen en alle Protestan
ten van heden mogen echter weten, dat wy
nooit of te nimmer zullen willen afzien van
coze gerechtvaardigde Roomsche eischen.
In staatsverband moge het wenscheljjk zijn,
dat wjj hechtaaneengesloten optrekken,
nimmer zullen wjj daaraan ons Roomsch
princiep of onze ReonfMra vrijheid vrijwil
lig opofferen.
Voor godsdienstige terugge<lroBgenheid
zou onze staatkundige macht al te duur ge
kocht zjjn^
En om eens even de posities te verwisse
len:
eischen wjj van de Anti-revolutionairen
In het bijzonder, en van de Protestanten in
het algemeen, dat zjj hun anti-revolutionaire
en protestantsche verlangens zullen laten va
ren enkel en alleen onder de schrale belofte,
dat wy alsdan een anti-protestantsebe „Het
ze” (die onder Katholieken niet bestaat!) zul
len trachten terug te dringen?
zaligheid, en hy breidde de armen uit om
haar aan het hart te drukken. -
Doodeljjk verschrikt stoven zjj echter plot
seling van elkander, toen een nijdige stem
ruw achter hen sprak:
„Was het zoo bedoeld, mjjnheer de kapi
tein Von Nordenholz? Ik geloof dat na dit
oogenblik een van ons beiden te veel op de
wereld is.”
Kurt Von Hedmondt was het, die daar
voor hen stond, als ware hy uit de aarde op
gestegen. Met een doodsbleek gelaat had de
kapitein zich naar hem toegekeerd. Doch
nog voor hij een syllabe tot antwoord had
kunnen uitsproken, sloeg de Ulanenluitenant
beide armen om hem heen en riep:
„O, jou goede, trouwe, dwaze kerel. Ik
geloof waarachtig, dat je nog in staat zou
zjjn, om je zonder een wimper te bewegen
voor de monding van mjja pistool te plaat
sen. Doch we hebben zeker toch wel gedn
broederschap gedronken, om elkaar bjj de
eerste geeehikste gelegenheid, dood te schie
ten. Stil stil ik heb geen verklaringen
noodig, want ik heb jelui va» den beginno
af beluisterd, niet om evenals de luisteraars
aan den wand mjjn eigen schande te hooren,
maar ik wil de eerste zjjn, die jelui geluk
wenscht uit een vol en op mjjn eerewoord
erop oprecht hart.”
Isa bad zich afgewend om de tranen to
verbergen, die in haar oogen stonden. De
kapitein echter schaamde zich niet over deze
delen gezocht den toestand te verbeteren.
Jaarlijks zal dit congres worden herhaald
en men vertrouwt daardoor althans eenigs-
zins mede te werken dat die priestercrisis
zich niet verder zal voltrekken.
Werpen wjj een blik op de priesterwijdin
gen uit den laktsten tijd, dan blijkt hoe aller
bedroevendst de vooruitzichten voor de ziel
zorg nog zjjn, al valt eenige verbetering te
bespeuren.
Nog altjjd is het aantal sterfgevallen groo-
ter dan dat der wijdingen. En wie weet hoe
groot het aantal is van hoogbejaarde geeste
lijken in Frankrijk, vraagt zich niet zonder
huivering af, waar de jongeren gevonden
zuilen worden hun plaats in te nemen.
De moeilijke tijdsomstandigheden waaron
der een geheel op zyn eigen en veelal scha
mele inkomsten aangewezen geestelijkheid
het zwaarst te ijjden heeft, zjjn weinig ge
schikt de seminaries te bevolken.
Heeft niet onlangs een Rector van een
klein seminarie mjj gezegd: „Er is helden
moed voor noodig in Frankrjjk de priester
lijke loopbaan te kiezen. Meer dan in andere
landen, waar althans de materieele zorgen
gering zjjn en de ijver der geloovigen gelij
ken tred houdt met dien der geestelijkheid.
Hoeveel ontgoochelingen staan den Fran-
schen priester niet te wachten.”
Naast die begrijpelijke zorg voor het
eigen levensbestaan in de toekomst, de ver
antwoordelijkheid ouders en familieleden te
verlaten, die moeilijk den steun van een
kostwinner kunnen missen.
Zoo bljjft dan voortdurend de noodkreet
op dit gebied „geef ons Priesters”, uit den
mond der Bisschoppen tot ons doordringen.
Daaraan paart zich echter in de laatste
tijden een groote bezorgdheid over de ver
ontrustende afname van bet aantal vrouwen
dat in de zoo talrjjke congregaties wenscht te
worden opgenomen.
Een verschijnsel te opmerkelijker in een
land als Frankrjjk, waar juist de vrouweljjke
congregaties eeuwenlang een tijdperk van
bloei hebben doorgemaakt, er steeds den
trots van hebben gevormd, zoovele Heili-
gen aan het land hebben geschonken.
In ieder departement, zelfs in iedere stad
van eenige beteekenis, waren het de klooster
zusters, die in de scholen, de ziekenhuizen en
zelfs in de gevangenissen bljjk gaven
haar onzelfzuchtig, opofferend leven.
Geen arbeid was haar te zwaar, geen
moeite en zelfverloochening te groot, <>m
de Ijjdende menschheid bjj te staan, de jeugd
op te voeden volgens de beginselen van ons
H. Geloof. Wie zal de congregaties tellen In
Frankrjjk gesticht? Grooter dan elders was
hier steeds het verlangen nieuwe te vormen,
ontzien, maar scherp veroordeeld wordt en
zoo mogeljjk teruggedrongen, zoo moet gjj
in uw kring, indien ge waarlijk naar sa
menwerking van geloovige Protestanten
en Roomschen streeft, eiken prikkel van
„de Protestantsche gevoeligheid” uitsnjj-
den.”
Dringt daarom niet meer aan op herstel
van den gezantschapspost op het Vaticaan,
nu daaromtrent eenmaal de beslissing viel.
Wjj, Antirevolutionairen; meenen de be
voegdheid te hebben u dat met de meeete
klem te vragen.
Ziet af van uw verlangen naar de ophef
fing van het processieverbod. Laat af van
massale demonstratie van Roomsch-Katho-
lieke actie op de openbare straat; zelfs van
uw „demonstratie” niet van zelfverheffing,
maar vernedering, het knielen, de devotie?
(mr. Rutgers, He Kamer, 27 October 1921).
Bedenkt, dat optochten op Zondag van
It K. Werkliedenvereenigiugen, als op
Zondag 13 Juni j.l. gehouden te Zaltbom-
mel (zie ,,N. Prot. Noordbrabander”, 19
en 26 Juni 1926), noodeloos de protestant-
eche geveolens van velen terecht of ten
onrechte kwetsen, en daarom schadelijk
werken.
Laat dat na, opdat hun, die van het „an
tipapisme” een zeer gewild politiek wapen
maken, dezen wind uit de zeilen worde
genomen. Wy, Antirevolutionairen, heb
ben, geleid door Groen van Prinsteren, vol
ledig afgezien theoretisch en practisch
van eenige publieke bevoorrechting der
protestantsche gezindheid. In dien zin
niet in den zin, dien H. G. S. en S. G. er
aan trachten te geven! hebben wjj met
Groen aanvaard „uit vrees voor erger, den
neutralen Staat.”
gjj desgeljjks! Luistert naar dien-
Groen, die, nog uit zjjn graf, tot u
reeds in de Tweede Kamer tot zjjn Room.sch
Katholieke medeleden zeide:
„Wilt gjj derhalve uw onmiddellyk be
lang hier te lande bevorderen, dan moet
gij onderwijnen al wat tot het nationaal
volksleven betrekking heeft Maar uit een
algemeen oogpunt zou ik u mogen vragen,
meent ge, dat dit op den duur zou voor-
deeliger zjjn, en zou niet uw tjjdeljjke over
winning kunnen leiden tot onze gezamen
lijke en blijvende slavernjj?”
Het spjjt ons, dat deze opmerking” van
dermaal op een der ongemakkeljjke rieten
stoelen in de studeerkamer van zijn zoon
zat. Wel was zjjn kleeding van een even on
berispelijke elegantie, als destijds, bij zijn
eerste bezoek, maar in zijn uiterljjk was toch
eenige verandering waar te nemen, waarom
trent zelfs een onnatuurlijke levendigheid
niet vermocht te misleiden.
De trekken des barons schenen ou4er, zijn
gelaat valer en vervallener dan voor eenige
weken, en wanneer de smalle, aristocratische
handen een zjjner woorden pantomimisch be
geleidden, kon men maar al te goed haar
heftig zenuwachtig beven bemerken.
„Juist op Zondag ontving ik je brief, mijn
jongen, zeide hij met een uitdrukking van
teederheid, die wellicht overtuigender zon
gewerkt hebben, indien zjj minder sterk uit
gedrukt ware geweest. „En je kunt je den
ken, dat mjjn blijde verrassing des te grooter.
was, wjjl ik overigens waarachtig weinig re
den had gehad om met het verloop van den
dag tevreden te zjjn. Nogmaals dus duizend
maal van harte geluk gewenscht. Ik zou
misschien wel een beetje reden gehad heb
ben om kwaad op je te zjjn, wjjl je dat zaak
je zoo geheimzinnig behandeld en je ermede
vergenoegd hebt, om me eigenlijk gezegd*
voor een fait-afccompli te plaatsen, doch ja
weet, dat ik nooit getracht heb om een voog
dijschap over je uit te oefenen of in iets
tegen te werken.’*
(Wordt vervolgd.).
doen bij degene, voor wie gy zelf genegen
heid gevoeldet, zoudt ge dan sterk genoeg
geweest zjjn, om ook dat te volbrengen?”
De oogen van den kapitein dwaalden rond
als moesten zjj den spottenden kobold zoe
ken, die met de stem van Isa deze vraag tot
hem gericht had. Wellicht voor de eersto
maal, sinds hjj in de school des levens tot
man gerjjpt was, had een gesproken woord
hem totaal van stuk doen geraken.
„Mejuffrouw ik weet niet hoe om
Gods wil hoe kondt u raden
„Zoo dus toch geraden?” onderbrak zjj
hem zacht, en nooit had Hellmuth Von Nor
denholz een bekoorljjkeren lach gezien dan
dien, welke hare trekken verhelderde. Zyn
gedachten geraakten in da war, er was iets
in hem, dat hem aanspören wilde om te
vluchten, zoover zjjn voeten hem slqphts dra
gen konden, doch een hoogere, een onweer
staanbare macht hield hem vast, en trok hem
als met duizend onzichtbare draden tot het
geliefde meisje aan.
„Isa!” riep hjj. „O, ik bezweer je, thans
geen wrefede spot. Ik zou niet by machte zyn
dien te verdragen.”
Zy drukte de roos, die zy tot dusver in do
hand had gehouden, aan hare lippen en bood
haar hem aan.
„Isal” kwam het andermaal van zjjne lip
pen, doch niet meer in de gedempte klanken
--Vïn bangen twjjfel en aarzelende onzeker-
JL gevorderd h«4 om voor hem aanzoek te heid, maar in bijna overluid juichende geluk
tenen van de diepste aandoening. Hjj had
beide handen des vriends in de zjjne geno
men, doch met een bijna verstikte stem ver
mocht bjj hem te antwoorden: „Kurt, zeg
mjj wat ik doen kan, om je dit te vergelden.
Want zulk een schuld van dankbaarheid ver
mag geen man te dragen.”
De ander maakte zich echter vrjj en schud
de, zjjn eigen aandoening dapper bedwingen
de, met een vrooljjken lach het hoofd. „Wou
ie dan jegens mjj niet evenzoo bandelen?
En zou ik het niet zonder bedenken Lebben
aangenomen, wanneer god Amor zjjn pijlen
met een weinig'meer welwillendheid op mjj
had afgezonden? Neen, neen, spreken wjj
niet van dankbaarheid of dergelyke dingen.
Wjj met ons drietjes zullen goede vrienden,
en trouwe kameraden blijven, dat is alles,
wat ik voor mjjn persoon verlang.”
„En wanneer ik dan volstrekt nog een
buitengewone belooning moet hebben, dan
moge het t?fen hartelyke handdruk zjju-van je
gelukkige bruid.” Z
Snikkend reikte Isa hem de hand en door
haar tranen hem aanziende, lispelde zjj tus-
schen weenen en lachen: „O neef Kurt, na
hem ken ik geen beter mensch op de geheele
wereld, die zoo goed is als jij!”
HOOFDSTUK XII.
EEN VERACHTELIJK VADER.
’t Was twee dagen na de Noord-Duitscha
Derby, dat de vrijheer Von Nordenholz sn-
gemakkelyker het hoofd boven water hou
den. Wij hebben aan een Moeder Overste,
die ons met tranen in de oogen over de som
bere toestanden sprak, de vraag gesteld, of
het niet mogeljjk zou zijn de Fransche zus
ters, zoo talrijk in den vreemde, te doen te-
rugkeeren. Nog altjjd, zeide zjj mjj, bestaat
de moeilijkheid door een anti-clericale wet
geving in den weg gelegd. Maar zelfs indien
dit beletsel wordt uitgeschakeld, ,is dat aan
tal een druppel in de zee. De hJkptroepen
die wjj noodig hebben, vragen een jaarljjk-
sche toename van jonge meisjes die tiet stille
kloosterhuis den voorkeur geven b<
rumoerige leven in de maatschappij.
Want al voert ook onze weg in sciuH
en ziekenhuizen, ons hoogste verlangen
verwijderd van de wereld ons leven aan O
te kunnen wjjden.
Mag er op dit oogenblik wellicht nog 'p
van een crisis worden gesproken, het teA<
aan zusters is bedenkeljjk groot.
En hoe onmisbaar zjj zjjn, hoe menigmaal
hebben wjj dit niet bespeurd bjj een rond
gang door de Parjjsche hospitalen, waar een
leeken-personeel werkzaam is.
Welk een onderscheid tusschen die zieken
huizen en de katholieke instellingen, waar
kloosterzusters zich met ziekenzorg hebben
belast. Niet alleen de zindelijkheid der ge
bouwen, de uiterljjke aanblik der inrichtin
gen zjjn zooveel veel beter, ook de verple
ging is zooveel liefderjjker en onzelfzuchtiger.
Is daarvan niet het beste bewjjs dat menig
fel bestrijder van God en godsdienst niet aar
zelt de hulp der zusters in te roepen als hjj
aan het ziekbed wordt gekluisterd?
En wie zal zeggen hoeveel kinderen va>
aati-clericale voormannen de zusterscholen
hebben bekocht Vergissen wjj ons niet dan
heeft zelfs een Hsrriot «TH esgen kinderen
aan het onderwijs van zusters toe vertrouwd.
Dat een Clemeneeau de ziekenzorg van
nonnetjes niet heeft versmaad, zelfs op boe
gen prijs heeft gesteld, is althans een niet
te loochenen feit.
Wat zjjn de redenen dat hoe langer hoe
minder de vrouweljjke jeugd zich geroepen
voelt, tenminste er geen gevolg aan geeft,
bet klooster binnen te treden? De zelfde re
denen ongeveer die ook het priestertekort
veroorzaken.
Ziehier het antwoord ihij door enkele be
voegden uit de omgeving der „Petites
soeurs des pauvres” gegeven.
De financieele moeilijkheden wegen «waar.
Het is menigmaal zoo bezwaarlijk voor een
ipeisje sich aan het huisgezin te onttrekken,
dat haar hulp en gelddlijken steun zoo goed
kan gebruiken.
Het gemis aan groote gezinnen doet zich
grooter ook het aantal vrouwen dat roeping sterk gevoelen. Hoe grooter het aantal kin
deren, des te gemakkeljjker de toestemming
der ouders er een aan het religieuse leven af
te staan.
Maar meer nog drukt de godsdienstlooze
opvoeding die de jeugd van heden in onbe
kendheid laat opgroeien met het verheven
doel der congregaties. Het anti-clericale re
giem dat sedert lange jaren in Frankrjjk over-
heerscht, voltrekt langzaam maar zeker zjjn
werk. Priesternood moest noodzakeljjk een
zustercrisis tengevolge hebben. Verlaten
kerkgebouwen zjjn niet in staat de kloosters
te vullen.
En ten slotte de jacht naar genoegens, de
weeldezin van onzen tijd, de ontembare dans-
lust en vrijheidszin zyn een slechte voorbe
reiding voor een leven van onthouding, ge
hoorzaamheid en zelfverloochening.
Parjjs, 8 Juli 1926.