Bl
van het
5)5
„Noord-Hollandsch Dagblad”
4
4
VrUdag Aag
Na 3*
t
U
Tafereelen uit het
Evangelie.
A
ÉPISTBL ER EVANGELIE.
Het geloof en de welênSóïi&p
beoordeeld door moderne
natuurkundigen.
zy dienden nog voorbereid te worden om
de geheimenis vaa bet RHk God» te verne.
mei....
4
XVII.
DE GEHEIMENIS VAN HET RIJK GODS.
t
DE BBNIGGEBOREN ZOON DES VADERS.
het
de
en velen
'En HU g<
ken, opd
de profeet leaf
I
0
ELFDE ZONDAG NA PINKSTER.
Epistel uit den eersten brief ven den»
H. apostel Paulus aan de Korintbiörs;
XV; 1—10.
Broeders, ik herinner u bet Evangelie, het
welk ik u verkondigd heb, en gij ook hebt
aangenomen, waarin gq ook staat, en waar
door gi| ook talig wordt, indien gq het houdt
gelijk ik het u verkondigd heb; anders hebt
gU te vergeefs het geloof aangenomen. Want
ik heb u vooreerst o vergelev erd, hetgeen 4k
ook ontvangen heb, dat Christus, volgens de
schrift, voor onge sonden gestorven is; en
dat HU begraven en ten derden dage verre
ien ia volgens de schrift; en dat HU gezien
is van Cephas, en daarna van de elf. Ver
volgens is Hjj van meer dan rijf honderd
broeders te xamon geilen, van welken velen
nog leven en eenlgen reeds ontslapen zijn.
Daarna is Hfj van Jacobus gezien, vervol
gens van alle de Apostelen, en ten laatste
van allen is HU ook gezien van mq, die als
een misboorling ben. Want ik ben de minste
der Apostelen, en niet waardig een Apostel
genoemd te worden, omdat ik de Kerk Gods
vervolgd heb; maar door de genade Gods
ben ik hetgeen ik ben. en Zijne genade is
in mjj niet Qdel geweest
Evangelie volgens den H. Marcus;
VII. 81—87
In dien tijde vertrok Jesus van de grenzen
van Tyru». en kwam door Sidor. midden
door het land der tien steden, aan de gee
van Galilea En zij brachten bij Hem iemand,
die doof en stom was, en zij verzochten
Hem. dat Hjj hem de hand wilde opleggen.
En Hjj nam hem te zijde van het volk, stak
Zijne vingeren in deezelfg ooren. en op den
grond spuwende, raakte Hjj daarmede des-
zelfs tong ssn. en naar den hemel ziende,
verzachtte Hfj. en sekte tot hem: Ephpheto,
dat is, wordt geopend. En terstond werden
z(jne ooren geopend, en de band zUner tong
werd ontbonden, en hjj sprak wel. Toen ge
bood Jesus hun. om het niemand te zeggen.
Maar hoe meer HU het hun verbood, des te
meer zü het verkondigden, en des te meer
zU zich verwonderden, en zeiden: Hij heeft
alles wel gedaan, de dooven beeft HU doen
hooren. en de stommen doen spraken
ICIEEL KERKBERICHT
Om aan gevangenen vrqlating
En aan blinden weder het gezicht te
verkondigen,
Om verslagenen in vrijheid weg te zen
den,
Om het uitverkoren jaar des Hoeren te
prediken”,
toe gaf het den
neder.
VIJF NIEUWE KERKEN IN VIJF
WEKEN.
De Aartsbisschop van Cardiff in Schot
land beleefde de vreugde binnen den tqd van
vqf nieuwe kerken in te wijden en den eer
sten steen van twee andere kerken te leg
gen. Rij de kerkwijding in Ledbnry gaf een
afdeeling padvinders den bisschep een ©ere
wacht, waarbij als merkwaardigheid valt op
te merken, dat de gezamenlijke padvinders
niet katholiek waren.
godsdienst als de vereering van
ideaal der gerechtigheid en van
het goed es den dogmatise hen godsdienst
Niet dat hq deze laatste ook maar eenigszins
tegenover de wetenschap stelde, doch slechts
willende laten nitkomen, dat naar zqn mee-
ning een aan de strenge, exacte denkwqze ge
woon zqnde geest ook tegenover de dogma’s
meer tot peinzen en vorschen geneigd is.
De meesten voeren verder aan, dat de we
tenschap den godsdienst in het geheel niet
in den weg kan staan, daar beiden zich in
geheel verschillende sfeeren van het geestes
leven bewegen. Het natuuronderzoek heeft
haar grenzen en juist daar vangt dan de ar
beid der godsdienstwqegeeren aan. Beiden
vullen elkander aan, doch behoeven elkander
in het geheel niet tegen te spreken. De geo
loog De Launay wqst uitdrukkelijk de onmo
gelijkheid van het wonder af: „Men hoort
vaak zeggen, dat het begrip van het wonder
ouvereenigbaar is met de wetenschap, terwql
het van elko religie onafscheidenlyk is. Men
wil dus, nochtans zonder bewqs, beweren,
dat alles wat geschiedt eene voorafgaande,
natuurlijke oorzaak heeft Uit dit onbewezen
en onbewUsbare postulaat wordt dan de slot
som getrokken, dat elke godsdienst onweten
schappelijk is. Wie ziet nier niet de voorin
genomenheid, de vicieuze cirkel?” Zeer gees
tig bemerkt de electrophysicus Blandel: „Ge
ring ten zeerste en gelijk men zien kan*
niet zonder gevolg, want zoo juist komt
het bericht binnen, dat de regeer ing voor
den dapperen tegenstand d. katholieke
teruggewefcen is en het besluit aangaand, w
de onteigening der kloosters heeft inge
trokken.
DE STRIJD MET VAGEBONDEERENDB
KINDEREN OP RUSSISCHE
SPOORWEGEN.
Over Russische toestanden de waarheid te
krfjgen is uiteraard moeilijk. Alles is tendens.
Wat langs ambtelUken weg uit Rusland tot
ons komt, is grondig geverfd, terwql dat wat
bq ons over Rusland in de pers verspreid
wordt of naar de eene of naar de andere po
litieke zijde meestal sterk overdreven is. Maar
in de Russische vakpers vindt men nog wel
eens iets wat een kleine kijk op echte Russi
sche toestanden geeft. Zulk een voorbeeld is
een bericht over den strijd mét „vagebondee-
rend kinderen op Russische spoorwegen”,
dat voor kefrt de „Wjastnik Putej Soobscben-
ja (Bode vnn het Verkeer) bracht.
Men schat het aantal faroilielooze en dak-
looze kinderen, die op de Russische spoor
wegen in goederenloodsen, stationsgebouwen
en leegstaande wagens leven, op 24.000, oen
rond cijfer, dat echter zeker nog veel te
klein ie, wql van de meeste stations statis
tische gegeven® ontbreken. Een nog veel en
veel grooter aantal kinderen benut echter de
spoorwegen om zonzder ophouden te reizen,
deels uit reislust en deels met het doe) om,
wanneer het in centraal Rusland koud wordt
naar een warmer klimaat te gaan. De leeftU 1
dezer kinderen ligt zoo tusschen de 10 en 16
jaren, maar in ’t bqzonder op de zuidelijke
liinen treft men ze ook van 4 tot 6 jaar aan.
Het zqn overheerschend meer knapen
dan meisjes. Afgezien van de storing Jer or
de in het verkeer, onvoorzichtig omgaan met
vuur, bevuiling der wachtkamers en wagens,
begaan ze ook handelingen van misdadigen
aard: diefstal van de handbagage der r“lzi-
gers, van uitrustingavoorwerpen van wagens
en locomotieven, van goedtren uit wagens
enzoovoorts. Maar ook zijn er gevallen van
moord aan te wqzen. Drankzucht en veneri-.
sche ziekten heerschen er onder hen. Alle
pogingen om de spoorwegen van deze vage-
bondjes te bevrqden, blijven vruchteloos. En
nu de kinderen bemerken, dat zq ’t straffe
loos doen kunnen, voelen zq zich nog meer
heer en meester van Jen toestand. Men heeft
al verschillende malen getracht ze In ver
warmde wagens onder te brengen, doch hun
dragn naar vrijheid nam zulke geweldige
vormen aan, dat ze de ruiten insloegen, het
spoorwegpersoneel aanvielen en de wagens
in brand staken.
Men wil nu de zaak door inrichting van 30
opnamestations ieder voor 80 kinderen re
gelen, waarin de kinedren tot 16 jaar, voor-
zoover ze niet in ziekenhlnizen behooren,
niet langer dan twee maanden gehouden
zulen worden en van waaruit ze dan in he-
trekikngen, kinderhuizen of boerderqen ge
zonden wroden, of naar de eventueel nog
levende ouders worden teruggevoerd.
Of deze maatregelen afdoende zullen hel
pen, zoolang niet de wortel, die in le Rus
sische verhoudingen ligt, wordt uitgeroeir,
blijft af te wachten.
Een enquete onder de leden der
Fransche Academie voor
Wetenschappen.
De wetenschappelijke redacteur van
Fransche dagblad „Le Figaro”, Robert
Fiers, had aan de leden der Fransche natuur-
wetenschappelfjk-academie de volgende vraag
gesteld:
Bestaat naar uwe meening een tegen
spraak tusschen de natuurwetenschap en
den godsdienst?
Dit is wel een der brandendste vraagstuk
ken. Er wordt van zekere zUde altqd de be
schouwing voorop gezet en in alle toonaar
den herhaald, als zou het godsdienstige ge
loof met de resultaten en den geest der mo
derne natuurkunde geheel onvereenigbaar
zjjn. Vooral den halfontwikkelde arbeiders
wordt dit met alle middelen der modqrne pro
paganda, in de partqpers en in de volksver
gaderingen, ingeprent. En waar de radicalen
aan bet roen«komen, haasten z|j zich het on
geloof, in naatn der „wetenschap” zelfs, op
de volksscholen in te voeren. Wat echter
het standpunt dor wetenschap in de werke
lijkheid is, dat staat toch zonder twijfel dui
zendmaal eerder aan de groote lichten der
natuurwetenschap relf te beoordeelen, dan
gen verzetten, overal dringt zich aan een
oprecht zoekende het bovenaardjehe wezen,
God, op; de Oneindige, d* Almachtige en
Alwqze. Zoo kwam ik van ongeloof tot
Godsgeloof. Eerst had ik geloofd, dat weten
schap en godsdienst met elkander onvereo-
nigbaar waren; hoe verder ik echter in de
kennis voorschreed, des te meer werd ik
gewaar dat de waarachtig zoekende een
deemoedige en onwetende zqn moest en
verdween de opvatting der onverenigbaar
heid van geloof en wetenschap, hetgeen
thans in mij niet meer dan een bloote herin
nering is.
Ten overstaan van deze beerlqke getuige
nissen van zulke vooraanstaande groeten der
moderne wetenschap moet men zich werke
lijk afvragen: met welk recht gaan de apos
telen van het ongeloof voort, om in naam
der Wetenschap tegen den godsdienst te
strqden? Kan men nu verwachten, dat zij
hun hetze tegen het geloof en den godsdienst
zullen staken? Neen, zq zullen het waar
schijnlijk wel niet doen. ZU zullen zelfs resul
taten van deze enqueue vertwqgen en verder
over de „wetenschap” van het ongeloof re-
deneeren.
Vaders, komt met heilige engelen.”
Het zwaarste stuk uit Jezus’ arbeid waq
evepwel, om aan zqn volk te doen begrijpen
dat Hq, ofschoon de verwachtte Messias, toch
de Dienaar van Jahveh was uit Isaias, de
prediker en man van smarten. Op den Messias
zelf hadden de Joden nooit die profetie toe
gepast, ja zU konden ze niet toepassen, want
de heeriyke Messias mocht niet Ijjden en
verschopt wordqn.
Maar van den aanvang af, en dat in het
openbaar, verklaart Jezus dat HU die Die
naar is. Doch hU legt enkel den nadruk op
de prediking en het weldoen van den Die
naar, en nog niet op het Ijjden.
In de Synagoog te Nazareth opende Hjj de
boekrol, en lae uit Isaias voor:
„De Geest des Heeren is over M|:
Deswege heeft HU Mij gezalfd;
Om aan armen te prediken beeft HU MU
gezonden,
.Om te genesen de getorokenen van harte,
Iqk de meeste v^oroordeelen, zoo wordt ook
de zin der onvereeniigbaarheid van den gods
dienst en de wetenschap het eerste oogenblik
aangenomen door de groote massa en ver
volgens laat degene, die hem het eerst uitge
sproken had, hem geheel vallen. Wie gelooft
dan heden aan de almacht der natuurweten
schap? Zeer weinigen onder de mannen der
wetenschap.”
„De wetenschap heeft nieuwe uitzichten
geopend, maar ook nieuwe moeilqkheden ge
vonden. Ze is veelmeer tot een school van
deemoed, dan van hoogmoed geworden”,
meent Georges Claude, een der beroemdste
geleerden van Frankrijk.”
Het grootste resultaat der moderne weten
schap. meenen meerdere is juist de erkenning,
dat de kennis der natuur niet voldoende is
voor de wqsheid. „De wetenschap voert
noodzakelqkerwqze naar de erkenning van
een ziel”, zegt de chemicus Guillet en ge-
IqkerwU’ze spreekt Vieille, de uitvinder van
het rooklooze kruit.
„De geologie”, schrijft de Universiteitspro
fessor en geoloog Barrois, beeft tot heden
niets anders te berde kunnen brengen, dan
de populair-maklng van het classieke be
wqs voor het Godsbestaan” Een andere ge
leerde van hetzelfde vak, Terneir, hoofdin
specteur der Fransche bergwerken, meent:
„slechts halfontwikkelde menechen kunnen
heden nog de meening toegedaan zUn, als
zou de natuurwetenschap den godsdienst 11
kunnen vervangen. Juist de wetenschap
opent ruimten, welke slechts de godsdien
stige wereldbeschouwing vermag te over
bruggen.
Velen brengen de ontoereikendheid der
natuurwetenschap om een moraal te gron
den naar voren. Tndlen er geen God was
verloor de zedelqke plicht baar grond”, zegt
Claude. Le Chatelier meent, dat het sterk
ste bewqs voor de noodzakelUkheid van den
godsdienst zijn weldadigen invloed op het
zedelqke leven is en hU beroept zich daarbij
op Carnot, den grondvester der moderne
thermodynamiek.
Verschillende der ondervraagde geleerden
verklaarden rondweg, dat zij vroeger zelf on-
geloovig geweest waren, doch zich juist
door een voortgezette studie en verdieping
in de wereldvraagstukken wederom naar
den godsdienst hadden gewend.
Zeer leerrijk is wat Cbaries Noreau in zqn
antwoord vertelt: „Om op üw vraag te ant
woorden, heb ik mU in aüpn eenvoud in mijn
«gen innerlijk verdlepCtaHjself ia bei ver
leden en in het tegenwoordige nagegaan en
ik geef u wat ik aldus gevonden heb.
Dat de wetenschap tegenover den gods
dienst staan zou, heb ik welliicbt vroeger
eens, in mqn jeugd geloofd.
Als een jongen vol begeerte naar wqsheid
wierp ik mq zeer vroeg met bewondering
en fanatieke begeestering in de armen der
wetenschap. In weinige jaren had ik mq ta
melijk ver reikende kennis eigen gemaakt.
En door mqn veroveringen verblind, geloof
de ik vast, dat de wetenschap alleerf alle
vragen van het menschelijk leven kon op
lossen en dat niets, noch ien oergrond van
het leven, noch het wezen en het doel der
dingen buiten haar bereik lag. Ik was toen
welliciht een materialist en leefde in de over
tuiging dat de Godheid en de onsterfelijk
heid der ziel begrippen waren, die zich voor
de „armen van geest” eigendom en uit wel
ker band zich de waarachtig vrqe geesten
hadden los te maken. Ik wist zeker veel,
maar ik wist de dingen slecht; het was een
weten zonder diepte. Later had ik er be
hoefte aan de dingen dieper te aanschouwen
Eerst toen, in het zoeken naar het onbeken
de, kwam ik meer en meer tot bet inzicht,
dat de dingen dan toch beduidend ingewik
kelder waren, dan ik ze mq met de naiviteit
van een 25 jarige had voorgesteld. Ik be
schouwde het heelal en overal stiet ik op het
begrip van het oneindige.Men kan re
kenen en zoeken, beschouwen en afwegen,
erkennen en droomen, men bag er zich te-
En HU vouwde het boek
Dienaar terug en zette zien neder. En de
oogen van allen in de synagoge waren op
Hem gevestigd. Maar Hij begon tot hen te
spreken: „Heden ie dit Schriftwoord voor
uw oogen vervuld”.
De leerlingen van Joannes den Dooper
kwamen bff Hem en zeiden: „Joannes, de
Dooper heeft ons tot U gezonden met de
'vraag: Zijt Gq de Komende of verbeiden we
een andere?” Maar in dezelfde uren genas
hjj vele van ziekten en kwalen en booze
geesten, en gaf aan vele blinden het gezicht
terug. En Hq nam het woord en zeide htin:
„Gaat en bericht aan Joannes wat gq gehoord
en. gezien hebt. dat blinden weder zien, lam
men wandelen. melaatsoi)en gereinigd wór
den. dooven hooren. dooden opstaan, armen
blqde prediking vernemen. En zalig al wie
aan Mq zich niet ergert”
Op een sabbat geneest HU een verdorde
hano. De Farizeên nu gingen been en beleg
den een raad tegen Hem, hoe zij Hem in het
verderf «ouden storten. Jezus echter kreeg
er kennis van en verwijderde zich van daar:
olgden Hem en HM genas allen,
tod hun. Hem niet bekend te ma-
vervuld zou worden, wat door
las was voorzegd;
„Zie, mjjn Dienaar, dien Ik heb uitver
koren.
Jezus ging met zqn leerlingennaar het
Noorden, naar de dorpen van Caesarea Phi
lippi, weg van het woelige volk en de nU-
dige Farizeftn. Daar was het vredig en be
haaglijk. Beken dansten te allen kante door
de vettige landerijen naar de Jordaan toe.
In de bosschen was het lommerig en frisch.
Op den weg nu ondervroeg HU zqn leerlin
gen en zeide tot hen: „Wie zeggen de men
schee. dat de Meuschenzoon is?’’ ZU antwoor
den Hem en zeiden: „SommigenJoannes de
Dooper; anderen. Elias; weer anderen: Je-
remias of een van de profeten.” En HU «ei-
do hun: „k(aar gq, wie zegt gq dat Ik ben?”
Simon Petrus antwoordde: „GU zqt de Mes
sias, de Zoon van den levenden God!”
En Jezus antwoordde: „Zalig zqt gq, Si-
mon, zoon van Jona, want niet vleesch en
bloed hebben u dit geopenbaard, maar mqn
Vader die in den hemel is. En ik zeg u: GU
zqt Steenrots, en op deze steenrots zal Ik
mqn kerk bouwen, en de poorten der hel
zullen haar niet overweldigen. En u zal Ik
de sleutels geven van het Rijk der hemelen.
En al wat gq op aarde zult binden zal ook
in den hemel gebonden zUn, en al wat gji
op aarde zult ontbinden zal ook in den hemel
ontbonden zqn.”
Toen waarschuwde HU zqn leerlingen
streng, om aan niemand' te zeggen dat Hy de
Messias was.
Mqn welbeminde, in wien mijn ziel heha-
gen schept,
Ik zal mqn Geest op Hem doen rusten,
En Hij zal aan de volkeren
DE HELDEN DER DANKBAARHEID.
Tachtig jaar lang werkten de ordezus-
ters van het Mensdieeworden Woord
in Evaux-les-Bains in Frankrijk onge
meen /fWnrijk Voor het volksonderwijs
en wijdden zich ook op de meest op
offerende wijze aan de ziekenverpleirng
Gedurende dezen tiid werden ze her-
haaldefiik genrezen en genoten zij d<?
dankbare liefde der bevolking. In hun»
volksscholen gaven zi< geheel kosteloos
onderwijs. Doch ook zij moesten bii het
uitbreken der katholiekenvervolging in
het iaar 1905 hun onderwijswerkzaam-
heden opgeven, daarentegen werden ze
ambteliik wel als ziekenzuster erkend
Maar in het jaar 1914 eischte een regea-
ringsbesfuit de opheffing hunner kloos
ters en de inbeslagname hunner gebou
wen Daar echter in genoemd jaar de
oorlog uitbrak, werd de uitvoering van
dit besluit geschorst De zusters veran
derden hun geheele klooster in een zie
kenhuis voor gewonde soldaten en ver-
pleesden de zieken met een Zieken ijver,
waarvóór zé door de militaire overhe
den ten hoogste geprezen werden ZU
gaven zich namelijk met de grootste
overgave aan de verpléking van oesmet-
telijke zieken Hun zelfver|oochen<xide
arbeid werd door de militaire overle
den zoo hoog gewaardeerd, dat ze door
deze zélfs ambtshalve beroepen werden
voor de leiding van het militaire zieken
huis voor besmettelijke ziekten in Li
moges. Ook hier moest de Staat haar
arbeid als „boven allen lot veéheven”
roemen.
Nauwelijks wa» de vrede terugge
keerd, ot de Fransche vrijmetselaarsre-
geering vernieuwde de hatelijke vervot-
gingsmaatregelen tegen de goede zusters
en verlangde de uitvoering der wet van
1914, de inbeslagneming der kloosters
Deze moesten met de hecie inrichting
publiek verkocht worden. Men ging zelfs
in de huichelarij zoover, dat men den
kooper vooruit verplichtte, de zusters
de voor haarzelf onontbeerlijke woon
kamer en een bepaald deel van dm tuin
te laten tot de zusters zouden zijn uit
gestorven. Natuurlijk kunnen de zusters
zulk een „edelmoedigheid” niet aanna
men, daar hierbij het kloosterleven ón
mogelijk wordt en zij aan de luimen der
nieuwe „eigenaars” zouden zijn over
geleverd
De Bisschop van Limoges, de katho
lieke vereenigingen det DiocHW®
zelfs een deel der radicale p?rs, veroor
delen deze ondankbaarheid -der regee-
Toen Jexue tot het volk nog enkel sprak
in gelqkenissen, hadden de leerlingen er
Hem naar den «in van gevraagd. En HU had
bun geantwoord: „Aan de anderen gewordt
alleg in geiykenieeen; maar u is het gegeven
de geheimenis van het Kqk Gods te kennen.”
Toch had Hq hun toen die geheimenis niet
geiegd. Zelfs niet wanneer Hq hen uitzond
om te prediken door Galilea. ZU moesten
enkel boodschappen dat het Rqk Gods aa-
by wm en tot boetvaardigheid aanmanen.
het recht
verkondigen.
Hij zal niet twisten of roepen,
En niemand zal zUn stem op de straten
hooren.
Het geknakte riet zal HU niet breken,
En het rookende lemmet niet uitdooven.
Totdat Hij het recht voert ter zegepraal,
En op zjjn naam zullen de volkeren ho-
pen.”
Maar de Dienaar moest tevens lijden en
smadelijk gedood worderf. Dat zou de stron-
kelsteen zUn *oor de meeste Joden: dat was
overmoed en druisohte in tegen hun groot-
sche verwachtingen. Dat behoorde bij „de
geheimenis van het RUk’Gods"....
aan de partqleiders.
Bq de bedoelde rondvraag komt tevene
nog in aanmerking, dat de Fransche Aca
demie voor Wetenschappen al een buiten
gewoon beteekenisvol wetenschappelijk
lichaam is.
Vele der ondervraagde geleerden genieten
een wereldvermaardheid en zijn uitvinders en
vorschers met vooraanstaande verdiensten.
Het zqn wiskundigen, astronomen, geologen,
biologen, physiologen, scheikundigen, phy-
sici, «oölogen en botanici van een ontegen-
sprekelqke internationale beteekenis. Hun
standpunt in dexen moet derhalve bqzonder
veel gewicht in de schaal leggen.
Hoe hebben zq nu de vragen beantwoord?
Hunne antwoorden klinken als een geest
driftige verdediging van den godsdienst en
zqn voor het moderne ongeloof der kleine
geesten, der schreeuwer» en predikers van
het „wetenschappelqke” atheïsme werkelijk
vernietigend.
Bq de ondervraagden was er geen een die
tusschen de natuurwetenschap en den gods- k
dienst een tegenspraak had kunnen ontdek
ken. Allen, maar dan ook allen verklaren,
dat de natuurwetenschap zeer goed met den
godsdienst kan sameagaan. Velen' beroepen
zich daarbU op de beroemdste namen onder
de natunrvorschers van den latrren tijd, zoo-
als Pascal, Ampère, Cauchy, Biot, Faraday,
Lord Kelvin, Hermite, Pasteur. ZU vragen
hoe men het überhaupt kan betwUfelen en
zetten ondubbelzinnig uiteen, dat de groot
ste geleerden en vorschers, gelqk de genoem
den, uitgesproken aan een God geloofden en
ijverige Christenen waren.
„De tegenspraak tusschen godsdienst en
wetenschap”, zoo voert b.v. Le Chatelier,
prof, in de chemie en de metallurgie aan de
Sorbonne te Parjjs, aan; „wordt in de mo
derne literatuur slechts door menschen be
weerd, die geen geleerden maar hoogstens
halfontwikkelden zqn en in de meeste geval
len zelfs door dezulken, wien elke natuur-
wetenschappelqke ontwikkeling geheel
vreemd is.”
„Een niet-samengaan van wetenschap en
geloof bestaat slechts in de hoofden van die
genen, die dit graag zouden wenschen",
meent de botanicus I>ecomte, prof, aan het
natuurwetenschappclqke Museum. Een an
dere prof, aan de Sorbonne, in de wiskun
de en astronomie, meent: „Een tegenspraak
tusschen geloof en wetenschap vermag ik in
het geheel niet te vatten. Integendeel, ik ge
loof dat de geest der wetauchap »an het
geloof bevordert.” In denzelfden geest
spreekt een groot aantal.
Slechts een enkele maakt een onderscheid
tusschen den
het hoogste ideaal der gerechtigheid en van
derige aardsche k>oj»haan. maar over zqn
verheerlijking na de Verrqzenis, over den
oordeelsdag, waarop HU uit den Hensel zal
neerdalen met macht en luister, dan wordt de
„Menschenzoon” de Machtige, die de heer-
schappU °P *Un schouder gekregen heeft, en
dien alle volken en talen zullen eeren.
„De krachten die in de hemelen zUn, znllen
geschokt worden; en dsn zullen ze den Men-
schen«oon zien komen in de wolken, ^met
veel macht en heerlijkheid”; „wie zich over
Mq en over mqn woorden zal geschaamd
hebben bq dit overspelig en zondig geslacht,
over hem ook zal do, Menschenzoon zieh
schamen als HU, in de heerlijkheid zUns
Jezus erkent dat «y den zin zqner woor
den juist gevat hebben; HU neemt er even
wel niets van terug, maar doet een beroop
op «Un werken om de geloofwaardigheid zU
ner woorden te staven en herhaalt zqn ver
klaring over zUn Wecenseenheid met den
Vader, onder nog duidelUker vorm: „Indien
Ik niet de werken mUns Vaders doe, gelooft
MU niet; doe ik ze echter, dan al gelooft
gU MU niet, gelooft dagwerken, opdat
ge erkennen en gelooven moogt, dat in MU
de Vader is en Ik in den Vader ben”. Ze
zochten Hem dan te grqpen. maar HU ging
weg uit bun bereik.
Nopens het visioen van Daniel zegt Hq
nergens, dat HU dit hemelwezen „gelijk een
Menechencoon” is. Maar HU wUst er uitdruk
kelijk op, door «icti «elf den titel „Men-
scheMoon” toe te kennen.
Dikwijle echter beduidt dit woord in ZUn
®ooo eenvoudig weg „de menech die Ik
•0“ ^*1 knoopt HU er soms de boogste,
goddelijke eigenschappen aan vaet: „de
Menecitensoon heeft op aarde de macht om
sonden te vergeven" „de Menectan«oon ie
Heer van den sabbat
Maar veelal beeigt Hy dien naam, die zoo
menechriyke natuur past met haar
«n iyd«aambeid in de voor-
«yn eigen tyden.
Doeh ah Jezus spreekt, niet over t|jn ne-