VOOR DE HUISKAMER De Adder van Milaan HET BOKHARA-KABPET. NUMMER 48 ZESDE JAARGANG 1926 1 T R,J 1 zoo hevig, dat ’t hem bijna verstikte. De weinige soldaten, welke aan Mas- voort kruipend sefte alleen maar dat hij Isotta in de armen zetten een vreemde wind, griezelig. bij die liep hoerde het zeker met. „Isotta I" nog geen antwoord. Zij durfden niet. „Luister I hij maakt de deur open. De Jfll«Ir kavael m»* gis- lu heb ik in de hal een klein kleedje liggen, oud —i vroeg: Hij wilde dalla Scala. door de soldaten naar het balkon gesleept werd, waar zij hem lieten liggen. Een van wonden. Toen ver een 1 gul- Wij drinken.” Warner. Een stem schreeuwde van mij afen toen kruisten ken die van Visconti. De daad volbracht. In wilden'angst voor vreeselijke uitdrukking was Visconti te ruggetreden tegen den muur aan. Zijn hand tastte naar zijn dolk. De anderen waren als voor eene verschijning naar alle hoeken van het vertrek heengestoven. „Lafaards 1" gilde Visconti, „gij zijt tien tegen één, Houd hem tegen Een fortuin voor wie hem afmaakt 1" Mastino had hem bijna beet nog een oogenblik Doch Visconti viel, en kroop langs den muur voort, vervolgd door die grijpende handen. Toen blonken een DE HU1S-VUEG. Gast: „Kcllner, d’r rit een vlieg in m’n portie ijs.” De Kellner: „Rustig laten zitten en bevriezen. Dat is een lesje voor hem, gisteravond zat hij ook al in de soepl" IN DEN KAPPERSWINKEL. Praatgraag barbier tot slachtoffer: „Ik boor, mijnheer, dat ze op Mars nog altijd probeeren met ons te spreken." Het slachtoffer: „Dat zijn dan zeker de barbiers daarl" BEGRIJPELIJKE VRAAG. Vrouw. „Ik lees daar, dat er in Frankrijk ook vrouwelijke journalisten zijn." Man (redacteur): „Zoo en boe staat het daar dan met het redaetie- geheim? 'de „Houd hem kwam de soldaat met een vertrokken ge- zijne blik- laat weer binnen en liet de deur aanstaan. I was bijna i-Het is mij niet mogelijk!” stamelde Mastino’s hij r blind en toch nog worstelend is het geen menschelijk wezen meer „Doe de «leur dichtgilde Visconti, die waggelend tegen de Lana aanviel, want op dat oogenblik zag hij een lijk kleurig gelaat met uitgedoofde oogen en een bloedigen hals slechts een enkel oogenblik toen verdween de vreeselijke verschijning en viel in het duister neer. Er heerschte een vreeselijke stilte welke eindelijk door Visconti verbroken werd. „Zijn wij soms een troep gekken, of oude wijven?” riep hij rondziend uit. twaalftal zwaarden en kwamen de sol daJ „Hij is hier gekomen om mij te vermoor- ten van het naaste vertrek binnenstormen. Er heerschte wilde verwarring. „Dood hem 1" gilde Visconti. De kreet die van Della Scala opging, toen zij hem omringden, deed hun 't merg in de been deren stollen. Tien tegen één. En ’t was noodig. Het bloed begon te stroomen. „Gian Visconti I Gian Visconti I” MODERN. „Hoe, Anna, wil je dan dat* we op hel punt van failliet te gaan nog een groot diner geven?" Vrouw: „Ja, we willen minstens eer vol ondergaan." Warner zou dien dag niet thuis ko men voor de lunch, daar hij met’n vriend Tomlin iets over zaken te be spreken had. Tomlin begroette hem met buiten gewone vreugde. „Kerel raad eens wat begon hij direct. „Ik heb meevallertje van vijftienhonderd den. Hier, steek een sigaar op. zullen er een flesch wijn op d „Zoo, zoo 1” antwoordde „Toch geen legaatje?” „Welnee 1” sprak Tomlin. „Je kent toch Hawdon Ja Welnu diefwas teren zoo per toeval bij me. Nu he i ding rood met zwart, zooiets als hand- geweven. Die Hawdon nu bekeek di rect toen hij binnenkwam dat ding met buitengewone opmerkzaamheid. „Hoe kom je aan dat kleedje vroeg hij. Om je de waarheid te zeggen lag het daar al zoolang als we getrouwd waren en eerlijk gezegd was ik vergeten wie ons indertijd dat ding had cadeau gedaan. „Dat is een zeer waardevol stuk,” sprak hij. Ik dacht natuurlijk, dat hij een loop je met me nam en juist het tegenover gestelde bedoelde. Toen noemde hij een naam „echte Bokhara” of zooiets eta hij scheen werkelijk serieus te zijn. Hij vroeg of hij het voor me mocht ver- koopen, waann ik direct toestemde, omdat het mij onverschillig is, of daar nu een echte Bokhara ligt of een touw- weefsel. En wat denk je nu Vanmorgen komt Hawdon naar me toe en vraagt een kwitantie van vijftienhonderd gulden. Ik keek natuurlijk eerst Of ik gek was. Doch toen hij met de bank noten op tafel kwam had ik hem te ge- looven en hier zit ik nu met mijn mee vallertje. Toen Warner dien middag weer naar kantoor wandelde, bouwde hij luchtkasteelen. Werkelijk, veronderstel nu eens, dat dat karpet, dat zijn schoon moeder zou zenden ook een echte Bok hara was. Het was toch ook rood met zwart zooals hij zich herinnerde. Warner verliet het kantoor vroeger dan gewoonlijk, dien avond. Op zijn weg huiswaarts liep hij eerst naar de openbare leeszaal. Daar was natuur lijk een verhandeling over waardevolle karpetten. Hij had dat ook spoedig ge vonden en zocht naar de Bokhara weefsels. Alles wat hieromtrent ge schreven stond, grifte hij in zijn brein, zoodat hij onmiddellijk zou kunnen oordeelen, indien dat ding arriveerde Zijn vrouw deelde hij nog niets me de, van den bof welke waarschijnlijk boven hun hoofd hing, wel trachtte hij nog meer van haar te weten te komen over het karpetje. „Herinner je nog eens goed, lieve. Wat voor kleur en wat soort weefsel was dat kleedje in je vaders kantoor,”- vroeg Warner onder het diner. Zijn vrouw doorzocht haar geheugen nog eens goed. Ja, zij was overtuigd, het was rood en zwart, terwijl aan den achterkant in het weefsel twee licht blauwe strepen liepen, die aan den bovenkant in een paar figuurtjes eindigden. „Kan je je misschien nog herinneren of er een merk op stond Weer doorzocht zijn vrouw haar brein. „Was daar niet zooiets op als Bokha of zooiets „Je arme vader is met langer, "schreef Warner’s schoonmoeder. „Ik denk dat 't erg prettig voor jullie zal zijn, 'n persoonlijk aandenken aan hem te heb ben. Daarom zal ik dat karpetje zen den je herinnert je nog wel, dat op zijn kantoor, heeft gelegen. Ik ver trouw, dat het je vaders aandenken levendig zal houdea^" Zij zaten aan de ontbijttafel m hun keurig gemeubilee’de villa, die zij hadden kunnen betrekken sinds Warner was gepromoveerd tot chef bij zijn makelaarsfirma. Zijn vrouw reikte hem den brief over. „Aardig!” sprak Warner. „Erg vrién delijk van moeder ons dat te zenden. Je herinnert je nog wel dat karpet, niet waar „Heel vaag!” antwoordde zijn vrouw. „Het is geloof ik een heel klein karpetje en reeds oud ook, in rood en zwart.” „Wel als het rood met zwart is, kun nen wij het slecht bij dit meubilair ge bruiken." „Wij kunnen het misschien in de slaapkamer leggen F' stelde zijn vrouw voor. den en wij hebben hem gedood is daar iets in Ga, nu zien of hij werkelijk dood is.” Sidderend kwam een van hen naar buiten en kwam aanstonds weer binnen met, „Hij beweegt niet meer, edele heer hij is dood.” De angstige pages brachten meer licht in de kamer zonder hcht dont Vie- KAN NIET VERSTAAN. Dagelijks is de mensch in de gele genheid te constatceren, hoe weinig bestendig alle aardsche dingen rijn. Hij kan leeren berusten in zijn loL- ook zelfs dan, wanneer hem geen ge braden vogels in de lucht rondvliegen. Een Duitsche arbeider is echter in Amsterdam op een zeer bijzondere wijze achter de zooeven omschreven waarheid gekomen. Toen hij in Amsterdam, de stad met haar deftige, hooge, statige koop manshuizen ronddoolde, viel hem een bijzonder mooi huis op, een huis zoo mooi, als hij er nog nooit tevoren één had gezien. Langen tijd keek hij naar dat huis. Op het dak stonden zes schoorsteenen. In de muren waren in sierlijke omlijs tingen ramen gevat, welke nog groo- ter waren, dan de deur van zijns va ders huis. Toen hij genoeg het gebouw had be wonderd, kon hij het niet nalaten een voorbijganger er over aan te spreken. „Goede vriend,’’ zeide hij, „kunt gij misschien zeggen, hoe de eigenaar van dat prachtige huis heet." De aangesprokene, die vermoedelijk iets belangrijkers had te doen en onge lukkigerwijs net zooveel Duitsch ver stond, als onze Duitscher Hollandsch, dat wil zeggen, in bet geheel niet, zeide kortaf: „Kan niet verstaan! en liep door. De Duitscher wist niet, wat de man had gezegd en dacht, dat hij den naam van den bewoner had medegedeeld. Die mijnheer Kannietverstaan moet wel erg rijk zijn, meende hij. TOEWIJDING. Jonge dame (tot een heer, die haar ten huwelijk vraagt): „Heeft u geen betrekking? Doet u heelemaal niets?’’ Heer: „Neen; ik wilde mij geheel aan u wijden. gezten.” P::2 van een verkoophuis, waar men tegen zijn karpetje opbood, duizendde hamer Hopte. Tweeduizend de ha mer Hopte weer, wie meer dan twee duizend De laatste Hop was van de meid op de deur der slaapkamer met droom verstoorde. Dién middagc lunchtijd liep Warner even bijHa' don aan. Hij moest zeker weten. Daar gekomen vertelde hij, dat een echte Bokhara van Australië naar hem onder weg was. Het was een erfstuk van zijn schoonvader en zooals hij gehoord had, had dit Heedje een goede waarde. Hawdon vroeg og hij ook wist hoe het weefsel was en de kleuren. Jawel, dat kon Warner predea vertellen en hij dreunde de in de leeszaal gevon den beschrijving van de Bokhara kar petten op. Hawdon moest toegeven, dat dit alles stemde en zegde toe, dat de.r ze ker een goede prija voor te maken zou zijn. De fantastische Warner vergat, dat hetgeen hij had opgenoemd, slechts in zijn verbeelding béstond. Na lunchtijd wandelde Warner terug naar zijn kantoor in de meest opge wekte stemming. Er was geen twijfel mogelijk. Het Heedje, dat naar hem onderweg was, was waardevol en be- teekende op zijn minst een duizend gulden extra. Op kantoor gekomen zorgde hij er voor dien avond enkele urenvroeger weg te kunnen gaan. Ie nu nog den laatsten twijfel weg hebben en zou zelf naar het ver koophuis van Croste gaan. Daar gekomen stelde hij zich direct in verbinding met een chef. »»Op welke conditie denkt u, kunt u een echt Bokhara karpet in de verkoo- ping nemen begon Warner met een air van gewicht. „Hebt u het Heedje bij u vroeg de chef. „Neen F' antwoordde Warner. „Ja ziet u, alle zwart met roode kar petten zijn nog geen Bokhara’s.” De man bedoelde dit als een vrien delijke terechtwijzing, doch Warner vatte vuur. „Mijnheer 1" sprak hij, „U behoeft me niets omtrent de echte Bokhara’s te leeren. Daarbij, het kleedje is reeds door een expert als echt gewaarmerkt. Ik kom hier als eenen klant en wensch de condities te hooren.” Warner deed het magnifiek en de chef begon te buigen als een knipmes. „Vraag wel excuus, mijnheer, be gon de man,doch Warner hief zijn hand op, dat hij nog niet was uitgesproken. „Luister mijn kleedje is rood met zwart met enkele lichtblauwe werkjes." De man wierp een verbaasden blik op Warner en verontschuldigde zich. Hij zou even den directeur zelf er over spreken. Warner wachtte tot hij terug kwam. Even lat» werd hij vriendelijk uit- genoodigd, in het kantoor van den di recteur te komen, die juist een expert, professor Strong, bij zich had. Warner werd naar het privékantoor van de hooge heeren geleid. „Ik heb begrepen,” sprak de jongere man met een blik op Warners kaartje, „dat u in het bezit is van een zeer waar devol karpet. Wij kunnen u geluk- wenschen. U is de bezitter van een der fijnste Bokhara’s. Over de condities wil ik nu nog niet spreken.” „Indien het u niet te veel moeite is, Mr. Warner,” begon professor Strong, zouden wij gaarne enkele bizonderhe- den over dit groote bezit van u ver nemen." Warner, thans geheel getraind in het opnoemea.der eigenschappen van de Bokhara karpetten, deed ook hier een trouw verslag van zijn wetenschap van de in zijn verbeelding hem toebehoo- rende Bokhara. De oude professor knikte. „Ik zou zeggen, er is geen twijfel mo gelijk.” „Ja en wat u nog het meest zal in- teresseeren,” vervolgde Warner, „aan den onderkant loopen twee lichtblauwe strepen, die aan de goede zijde ver schillende figuren in deze Heur te voor schijn roepen." Dit laatste had een buitensporige uitwerking. De beide tegenover hem zittende heeren sprongen als bij too- verslagop. „Licht blauw,” kreet de professor. „Ja 1” antwoordde Warner. „En acht figuurtjes aan den boven kant?” „Mogelijk F sprakWarner. „Zoo ge heel nauwkeurig neb ik ze niet geteld.” Professor Strong wierp een blik op „Hij is niet dood I” riep Visconti met half gesmoorde stem uit. „Een stad voor wie nem buiten gaat afmaken l” Doch „Een man die"reeds half dood is F’ riep hem de Deze was weer opgestaan bij den muut, „Dood hem 1 dood hem l” riep hij in wil den angst, want hij was er niet zeker van pas. Die dat zij die gedaante,' welke naar hem toe --worstelde, ooit zouden kunnen over- i, meesteren dat dit een gewone, men- r schelijke gedaante was of een mensche- te werken. Hij was uitgereden om Vis- lijke stem, welke aldus zijn naam uit- -.s-• 'IJ- „Laten zij hem dooden 1” schreeuwde DE TELEFOON. Zij: „De telefoon ia een groot* sociale factor.” Hij: .^Zekert We zouden geen noti tie van de lui hiernaast genomen heb ben, als we hun telefoon niet hadden willen gebruiken.” het donker en in den slagregen. „De prins vroeg er een. verder dan den ingang durf ik niet gaan." „Wien hebt gij daar gezien „i^eu aueep iuj e* huilen als eene vrouw. Santa Maria ik zou - „Gelooft gij dat de prins gek geworden is?” „De pnns is gek, of fluisterend „bezeten.” Wederom vervielen de manschappenen stilzwijgen, dat alleen verbroken werd door *t geplas van den regen. Eindelijk vroeg !ed7nkt”gi]“dar’Vgekomen’is?" tegen den grond iloeg. „Visconti „Ik weet den weg!” herhaalde Mastino „Natuurlijk, Visconti.maar wat zou en het witte midden van winc --- trouwring, Petio het is zeker de totdat de ruiter met zijn vracht in het gloed buiten verblindde het licht binnen Met ingehouden adem bleef Visconti ing geweest, die haar overhandigd duister verdween. Mastino’s oogen. luisteren doch een oogenblik daarna verblijf van een of anderen edelman, dat door den brand van Novara beschenen werd. Mastino bracht zijn paard in 1 19) vreeselijke rit had het arme dier uitgeput. Voor zich uitstarend naar de vlammen, Hij legde zijn schild neer en liep met den, het lijkkleurige gelaat van Mastino begon Mastino’s brein weer min of meer Ta Scala. 1 ZZZ .Mijn vrouw I” nep hij met schorre conti te zoeken Visconti was hier. Hij gilde, „x-aien 41; neiu uwucu suuccuwu* Visconti nogmaals. Doch de Lana be- 'j wendde zich niet eens om. „Visconti 1 Visconti F’ Honk het nog- een breed balkon leidde met lange gla- maals of....” toen geschuifel i zen deuren van een verlicht vertrek. Ja voortsleepen van een zwaar lichaam dat het was hier en nergens stond een door de soldaten naar het balkon i wacht Visconti was hier 1 en voor -- - een oogenblik werd het vuur van Masti- hen hoorde hem kreunen doch hij no’s ziel aangeblazen tot gloeiende hitte, bloedde uit twintig wonden. Toen ver- Toen steeg hij af en legde Isotta neer, lieten zij hem en sloten de deur. -„Is hlJ- doocj vroeg visconti angstig rondziend. Daar de groote candelaber omver ge- daa directeur, die ook met verbaasde oogen zat toe te luisteren. „Mijnheer, de Bokhara welke in Uw bezit is, is een echte Khanate Bokhan. De sultan heeft daar zelf geknield zijn gebeden op verricht. Acnt van deze karpetten zijn in het geheel vervaar digd. Ik heb de geheele historie hier omtrent bestudeerd. Tot zes heb ik in de verschillende werelddeelen kunnen terugvinden, doch van de laatste twee is het spoor zoek geraakt.” Warner was verrukt. Ja het was vast, hij was in het bezit van een fortuin door dat Heedje. „Zoodra het aankomt," vervolgde de profesaor, „bewijst u me dan de groote eer en laat mij ’t als den eersten man in Europa onderzoeken. Het moet een buitengewone waarde hebben." Dit bracht Warner op het terrein waarop hij wezen wilde. „Natuurlijk zal ik het u direct laten onderzoeken antwoordde hij, „doch om op de waar de terug te komen, waarop schat u het „Het heeft een enorme waarde, wel licht drie of vier maal honderdduizend gulden. Ik zelf zou dat ér voor geven, doch er zullen misschien anderen zijn die hooger bieden.” De eerstvolgende dagen leefde War ner als *t ware in de wolken. Hij droomde van fabelachtige rijkdom en weelde. Zijn vrouw had hij nog niets van de in zicht zijnde verandering van hun toestand verteld. Wat hij zich echter had aan te schaffen, deed hij nu grootscheeps. Dat waren ten eerste duizend sigaren. Vroeger bestelde hij ze bij het kistje van vijftig. Dit was nu onnoodig, daarbij had dé kwaliteit een enorme verandering ondergaan. Zijn leven leek hem een droom. Hij stond nog in tweestrijd of hij zelf een makelaarsfirma zou beginnen of nog maar even zou afwachten. Den volgenden morgen, nadat hij de sigaren had ontvangen kwam hij weer opgeruimd aan de ontbijttafel. Zijn vrouw wachtte hem reeds op met een tweeden brief van moeder uit Australia Warner voelde zich zenuwachtig worden als bij een naderend onheil. Hij las den brief terwijl zijn vingen trilden. De rekening van tweehonderd- vijftig gulden voor sigaren begon voor zijn oogen te dansen. „Mijn lieve kinderen F' luidde de brief.„Ik ben van gedachten vefanderd. Het Heedje bleek achjeraf te oud om er zooveel geld voor over te hebben om het op te zenden. Ik heb het aan een uitdrager voor drie gulden ver kocht. Doch per postpakket ontvan gen jullie de bewerkte sigarenkist, welke altijd aan vaders rechterhand op zijn bureau stond. Ik ben overtuigd, dat je daar meer mee gepleizierd bent dan met dat oude Heedje.” „We zullen daar voortaan de siga ren in bewaren merkte Warner op, zich zoo goed mogelijk herstellende. Na een eind verder te rijn geven deld, kwam de Dultecher aan het LI. Daar lagen vele schepen, een deser schepen vooral trok rijn opmerkzaam heid, het we. een schip, dat kortge leden uit Oost-Indië was terugge keerd en dat nu werd gelost. Kisten en balen lagen in grooten getale op den wal en steeds nieuwe partijen worden uit het schip gedragen. Aan een der bootwerkers, die juist een groot vat op den wal voortrolde, vroeg onze vriend, wie de man wel was, voor wien al deze waren be stemd waren, „Kan niet verstaan!" luidde het antwoord. Geen wonder, dacht toen de Duitscher, dat de mijnheer Kanniet verstaan in zoo'n prachtig huis woont. Hij zette zijn wandeling voort en dacht bij zichzélf, wat ben ik toch een arme drommel, vergeleken rijke menschen. Terwijl hij zoo te piekeren en zeer jaloersch waa op dien mijnheer Kannietverstaan, zag hij dat juiat een lijkstoet in de verte langzaam naderde. Vier in zwarte kleederen gehulde paarden met pluimen op hun kop trok ken een dof-zwarte lijkwagen voort. Een groot aantal rijtuigen volgde. Def tige, hoog-gehoede bidders gingen mede in den stoet. In de verte luidde een klok. Wie zal dat wel zijn, dacht de Duit scher. Aan iemand, die evenals hij naar den lijkstoet stond te kijken, vroeg hij, wie het was, die daar werd begraven. „Kan niet verstun," werd hem ge antwoord. Een paar tranen welden uit de oogen van den Duitacher. „Arme Kannietverstaanl" riep hij uit, „wat heb je nu aan al je rijkdom men? Wat mij ook wacht; sterven heb jij reeds achter den rug. Mij zal men evenals jou grafwaarts rijden.’* Met deze gedachten in rijn hoofd, volgde hij den stoet tot aan het kerk hof, waar hij de Hst, die het stoffelijk overschot van Kannietverstaan bevat te, in de groeve zag wegzinken. Door de aan het graf in het Nedorlandsch uitgesproken lijkrede, waarvan hij geen woord verstond, was hij moer geroerd dan door menige Duitache, welke hij vroeger had gehoord, zonder er acht op te slaan. Eindelijk ging hij met eea verlicht gemoed verder en trad een restau rant binnen, waar men Duitsch sprak. Met grooten eetlust verorberde hij een heerlijk stuk Hollandsche kaas en als hij later weer eens ontevreden was over zijn lot, dacht hij steeds aan den Amsterdamschen mijnheer Kan- nietvetstaan, aan diens prachtige huis, diens rijkdommen, diens vloot van schepen.... en diens grafl den weg!" zeide hij. i „Neem eenigen van ons met u mee nend. Een oogenblik daarna was het gor- „Het is wreed genoeg geweest.” smeekte Tomaso. „O mijn heer!”dijn door een reuzenvuist neergerukt en 1”J Doch Della Scala dreef zijn paard zoo stormde Mastino naar binnen, zonder rieP Visconti uit, ,£tn stad een fortuin blootstelde. derophalend en gezicht trekkend trad „Waar was Visconti? Niet ver weg een ruwen soldaat naar voren met ge paard spoedde zich te want ’t was inderdaad Visconti, die de trokken zwaard. Hij opende de deur, hij gedaan hebben midden van wind en regen voorwaarts, deur zelf had geopend. Doch na den schoof :ets terug en trad naar buiten. „De t:*.J -- «*-- ----- - -• - trouwring geweest, die haar overhandigd duister verdween. werd toen zij den draagstoel instapte die Uren lang reed Della Scala voort in de was vergiftigd Zij deed hem dus aan haar achting van Novara, zijn vrouw tegen zijn vinger de arme ziel kuste hem mis- borst aangeleund. Toen bespeurde hij schien wel, hij was vergiftigd.” plotseling een rooden gloed in de lucht. „Dus zij ging levend op reis en nu zijne gedachten waren slechts op een ligt zij daar dood Arme vrouw F’ enkel punt gevestigd ViscontiHij De soldaten mompelden iets en sloegen dacht niet meer na noch het verleden een kruis. Hunne gedachten waren som- noch de toekomst hadden verder eenige ber. beteekenis voor hem. Dieper en dieper „Als het maar weer licht werd verzonk hij in een nachtmerrie. Hij be luchtte er een. sefte alleen maar dat hij Isotta in de armen „Als er maar wat lucht kwam lucht droeg en dat zij dood was. Ook dat hij niet deze benauwde rukwinden. Een uitgereden was om Visconti te zoeken helsche hitte I” meer niet. „Stil 1" De gloed werd steeds scheller, met Welk een regen I De wind kwam op- puntige vlammen. zetten -<• een vreemde wind, griezelig. „Een stad die in brand staat,” zeide De takken der kastanjeboomen zwiep- Mastino werktuigelijk. De woorden had- ten kreunend op en neder.' den geen meening voor hem. Doch hier „Stil I luister wat is dat was licht als hij licht noodig had gehad God vergeve mij mijne zonden 1 Wie om Visconti te zoeken. Hoewel de brand komt daar een mijl ver weg was, verlichtte de schelle Zij hoorden voetstappen een hand gloed de pilaren aan den ingang van een aan den ingang van hun tent de prins 1 buiten en een begroeiden muur waarvan Aanstonds sprongen zij op, doo- de bloemen vreemd en spookachtig leken, delijk verschrikt bij wat zij aanschouw- als met bloed overgoten het zomer- „Js l nu je het zegt, meen ik wal iets dergelijks op den achterkant te hebben Dien nacht droomde Warner reeds karpetje opbood, :r Hopte. Tweedui: aaas-a luvpic WCCI, W1C IUC1 duizend De laatste klop thee om zeven uur, het geen zijn mooien T\JL._ Oïll IW- terugfluisterde als versteend, kus. Toen liep hij j aan en was bloots- Doch daar dacht hij niet aan. r gek God had hem hierheen geleid. zijn paard met een paar woorden toespre kend. De gloed der brandende stad ver- verlichtte alles en legde een rooskleurig Het onweer was over. Er viel nog een ter >n 't vertrek, flauw verlicht door een -- - -*■* 2j aan richtte het op zij was dood dood. Wat doet zij buiten riep Della Scala stonds op. Mastino vond een beschut Wederom vielen de gordijt bij den kreet die weer klonk dragers van schrik ineen. Isotta d'Este was dood. Mastino was op den grond neer ge zonken, bewusteloos lag hij niet ver van zijn gehavend schild in den schellen gloed der ondergaande zon. HOOFDSTUK XXXIII. HET ONWEER. zachten tred over het gras naar haar toe. De witte gordijnen in de felle zon ver- blindden zijne oogen. Zijn hart klopte stem uit „geef mij mijne vrouw „Angstig en onbeholpen zagen de sol- ingegeven hij was er zeker van. Lang- nader, greep den dichtsbij staande bij de last voort, door den ingang. ,^ij is misschien te moe zeide Mas- en weer onder den uitroep „Waar is ik haar nier gekocht en duur betaald Tomaso vloog de tent binnen, klets- hij zich over haar heer 1 ik zal u naar haar toebrengen. heen, dat hare oogen gesloten waren, hare lippen half geopend en ring droeg. Groote God Hij wendde haar hoofd naar zich toe en spoedde zich weg, gevolgd door plekje onder eenige struiken, waar hij met deze uit: „T" -J- let is erger dan en de kap van haar mantel over haar ge- had als een leeuw gevochten zij waren -•- „Is hij dood vroeg Visconti nogmaals, „Ër waren er vijftien oil hem te doo- >r« tf <va«z4a z4a T -lm Ai» lante was hier gekomen om Visconti af te ma- het bloed afveegde, dat op zijn hand ge- Het onweer had zich opgestapeld en „Jezus bescherm ons 1” Honk’tin de vloog Mastino hem aan, wurgde hem, en vreesd van de deur weg. was eindelijk losgebarsten. De regen viel tent. „Wat doet hij? Waar gaat hij heep?" liet het lijk geruischloos neerzakken. -Stil wat is dat?” vroeg Visconti, in dikke druppels neer en verluchtte de „Houdt hem tegen! houd hem tegen!' Toen luisterde hij hoorde daar bin- angstig uitkijkend, „wat was dat?” hitte geenszins, terwijl de maan spook- gilde Tomaso naai hen toe hollend. „Hij nen een lach en eene stem het was Er klonk iets op het balkon Via- achtig heenscheen door jagende wolken, gaat Visconti zoeken!” Visconti I Della Scala keek in ’t rond, conti’s gelaat werd grijs. „Hij leeft De weinige soldaten, welke aan Mas- „Dan is het beter dat wij er ons met Hoe zou hij hem kunnen bereiken? Hij en zij werden met nieuwen angst be- tino’s zijde gebleven waren, zaten in een mee bemoeien!" antwoordde een van hen. snakte ernaar Visconti’s bloed warm over vangen. De Lana trachtte iets te zeggen, handen te voelen loopen doen kon niet. aanstonds I „De deur is niet goed gesloten „Welk een gloed De soldaten zullen fluisterde Visconti met schorre stem. zeide Visconti. „Laat iemand de deur stevig dicht doen „Doch wij gaan de stad weer opbouwen, Doch niemand bewoog zich niemand de Lana wij zijn rijk genoeg.” dorst, uit bijgeloovigen afschuw. „Wij hebben daar juist buiten de mu- Toen klonk het alsof iemand viel als- ren iets afschuwelijks gevonden zeide iemand zich met moeite voortsleepte dijn door naar het witte paard toe. Mastino was met een bos roode linten erin een hand, „lzc piu» vhb—ch aan den stijg- anders mets, een mooi gevormde hand.” „Ik ben naar zijn tent toe geweest, doch beugel vastklampend riep Tomaso uit: „Gij hebt altijd van die griezelige ver- --- -J-’- -u. -L2:_ J gen vroeg tot het onweer over is zeide Visconti. r 1 Langzaam voortkruipend I- - Mastino trok Isotta dichter naar zich Mastino een der glazen deuren en dacht genadeslag te geven L. _L_ Zij durfden niet. i keek met verwilderde blikken op doch lachtte aanstonds want dc deur „Luister 1 hij maakt de deur open. De - werd geopend, en het gordijn dat ervoor Lana, ik beveel u en hij wees met „Visconti ligt voor Novara ik weet hing half opzij geschoven, een «ritte bevende hand naar buiten. Doch de Lana mouw en een fijne hand met ringen too- schudde ’t hoofd en zeide met afschuw, c nonrj Tenet nzx^A-UI.'L L«* tc u/woa/4 (VoMAner i Met verwilderde oogen in *t rond ziend ---- -™.j naar binnen, zonder rieP Visconti uit, „Een stad een fortuin soldaten, die diep in de tent zat plotseling met de sporen aan, dat Tomaso een oogenblik te denken waaraan hij ach voor wie medelijden wil toonen Schou- „Kijk!” riep een van hen uit.’ met getrokken dolk de stoep op. Hi) had bevend als een riet. •---- waren er vijfden hem te doo- Hij den zeide de Lana, die met een rilling spat was. Niemand anders sprak "zij hing. Zijn witte paard hinnikte hem toe. doch voor hij eenig geluid kon geven selijk afschuwelijk en zij traden be- Jezus bescherm ons Honk’tin de vloog Mastino hem aan, wurgde hem, c= -J J* J- regen viel tent. „Wat doet hij? Waar gaat hij heep?" liet het lijk geruischloos neerzakken. rr*.j; L hitte geenszins, terwijl de maan spook- gilde Tomaso naaf hen toe hollend. „Hij nen een lach en eene stem -a_ ee’jw.- „Dan is het beter dat wij er ons met Hoe zou hij hem kunnen bereiken Hij en zü werden met "nieuwen angst be- of twee tenten, die open stonden om lucht „Ik zou niet in zijn buurt komen jongen; zijne toe te laten. Ruw en grof als zij waren had hij is gek bezeten! misschien door aanst de vreeselijke gebeurtenis hen diep ge- den duivel!" troffen en zaten ze stil en fluisterend bij „Dat kan mij niet gehelen!" nep To- niet veel buit maken,' elkaar. maso in uiterste wanhoop uit. „Hij moet De witte draagstoel schemerde als een niet zoo heenrijden hij heeft zijn wa- lichtplekje in het duister en de soldaten penrusting niet aan het zal zijn dood kropen sidderend ineen bij de gedachte wezen! Neen! hij zal zoo met heengaan! aan hem, die zich daar alleen bevond in mijn heer! mijn arme heer!” Hij vloog een andere stem, ,^en menschenhand er w*fd aan de deur gerammeld. reeds opgestegen. Zich aan den stijg- anders mets, een mooi gevormde hand.' -uit: Niet nu edele heer 1 wacht tot mor- halen daar heb ik een afschuw van,” memand bewoog zicL „Den knaap hij zat er alleen te gij zijt ongewapend 1” Langzaam voortkruipend betastte de hertog uit„en niemand om Z ”__k T F* daar niet graag de wacht houden toe, tot haar hoofd op zijn schouder lag, „Hier zal ik zien binnen te komen,” - J n en 1' - --•.■-••-i.— Tomaso néér. :nd, en het gordijn dat ervoor Lana, ik beveel u wist het God of de duivel had het hem „Isotta Hij zeide het zoo zacht zij dated elkander aan. Doch Mastino trad zaam stapte het paard met den dubbelen woog zich evenmin ais Visconti hij nader, greep den dichtsbij staande bij de last voort, door den ingang, waar geen borst, en schudde hem als een hond heen wacht stond, totaan een stoep welke naar ,^■1] >s iuu».uisu luw «cuv cu weel under ücn umuep „Waar is tino tot zich zelf en opende de witte gor- zij Wat hebt gij met haar gedaan Heb .dijnen. i' Daar lag zij op de zijden kussens.Waar is zij „Isotta liefste!” zijn stem beefde. l Lag zij in onmacht? Haar hoofd was van nat, erbarmelijk om aan te zien. „O, edele i hem afgewend. Toen hij zich over haar heer 1 ik zal u naar haar toeb heen boog zag hij door hare lange krullen Ga met mij mee, edele heer kom 1” J pjjj snj]5te Mastino liet de hand zafc- eene hand ken en bleef staan. aan haar keel de hand welke zijn trouw- „De edele vrouw ligt nog in haar draag- schijnsel op het schoone, doode gelaat, worpen was, heerschte er een half duis- stoel zeide een der soldaten. H"* ‘2’ 2. *7. -,'*1** J-7 „Buiten? in den regen? schurk! zachte regen, doch deze hield ook aan- paar doffe kaarsen aan den muur en den “^2* cfrxnric «p bxch-t gloed van buiten. Niemand antwoordde Wederom vielen de gordijnen toe, doch uit, en spoedde zich weg, gevolgd door plekje onder eenige struiken, waar hij met Visconti. Zonder een woord te spreken krompen de Tomaso. Snikkend nep deze uit „Ik aandoenlijke teederheid Isotta neerlegde betastten de soldaten hunne wonden. Hij kan het niet aanzien! H<‘ J‘ J de dood. Mijn heer, mijn arme heer I” laat trok. „Ik kom De soldaten volgden Mastino met de hij haar toe met een oogen. 772 “72 *7~ 2 Z-'.l „Kijk! Hij heeft haar eruit genomen!" geen wapenrusting Verschrikt drongen ze elkaar terug toen hoofd. Doch daar c Mastino met een slanke witte geda: in zijn armen naar zijn paard toetrad, en ken o haar zacht en teeder over den zadel neer- Er kwam een soldaat de stoep af stonden als vastgenageld. Het was vree- hing. Zijn witte paard hinnikte hem toe. doch voor hij eenig geluid kon gei “t“‘‘-- „Jezus bescherm ons 1” klonk 't in de vloog Mastino hem aan, wurgde hem, en „Houdt hem tegen! houd hem tegenl' Toen luisterde hij hoorde daar bin- angstig uitkijkend, Ide Tomaso naaf hen toe hollend. „Hij nen een lach en eene stem het was Er klonk iets op

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 7