De Zwarte Schoenmaker ZESDE JAARGANG 192? VERHAAL UIT HET ZWIT8ER8CHE VOLKSLEVEN VOOR DE HUISKAMER L IN DEN HOF. den zwarten schoenmakei aanrijding bad' pli zich zag hij nog t‘ ingenium en lijfje met ik moeit «r komen, zoo vlug jonge leven in vliegende ien. eikens noeg id, zeg je dat je getrouwd bent, alleen nog maar bent ver* ken wenkbrauwen en een spotachtigen glimlach gelezen. „Mijn bijzonderen vriend I" herhaalde hij. „Hm I De baron schijnt te begrijpen, dat men onder zekere omstandigheden ook den „zwarten schoenmaker", dien men an ders nauwelijks een blik, een achtte, gaarne tot vriend o 'a willen zien," mom. FIJN. „Aannemen, een paar eieren me ham, maar versche eieren hoor „Zeker, meneer," zei de kellner, di» den volgenden dag toch wegging, „we zullen eerst de ham bakken en dan d» kip de eieren er op lat«- >«ggen." ZOO NIET BEDOELD. Het is verschrikkelijk glad op straat want het beeft geijzeld. Vader schrijft een brief aan het hoofd der school, waarin hij opmerkt: „wegens de glad beid zal mijn zoon de school niet bezoeken." Het hoofd eest den brief en roep! uit: „glad, wat praten ze van glad, de jongen is zoo dom als een ezel!" bezweren, welke over ons hoofd dreigt los gen welke hij dezen morgen aan de leden te breken, naar gij vreest.” van den raad en aan vele politieke vrienden „Fn dat zou de schuld zijn van neet gezonden had, was ook eene, aan den „ge- Hendrik, wegens zijn lichtzinnigheid 1 Ik strengen, wijzen, verstandigen - Hendrik niet aan edelmoedigheid. Dat cher, mijn bizonderen vriend," gericht en VAN KWAAD TOT ERGER. Bij de eerste opvoering van een nieuw tooneelstuk uitte een der toe schouwers, een dame, haar teleurstel ling aan haar buurman „Die dame met de hoofdrol speek afschuwelijk slecht." „Dat is mijn vrouw,” merkte d» ander kalmpjes op. Eenige oogenblikken keek de cn- tische mevrouw stil voor zich met een hoofd zoo rood als een pioen. „Ik ben met mijn oordeel wel eet beetje te ver gegaan," begon zij toen weer. „Ik zie nu wel, dat de speelstei goed, ja heel goed is, maar het stuit is voor haar niet geschikt. Het werk is ook erg minnetjes, er zit totaal niets in. De schrijver er van moet wel een echte prul zijn 1” „Ik ben de schrijver I" kwam het Jroogjes van haar buurman. DE PIJN. „Jansen z’n houten been deed h’n isteravond verschrikkelijk pijn.” „Hoe kwam dat?" „Z’n vrouw sloeg 'm er mee C DE SCHEDEL VAN JAAP. Jan en Jaap zitten in hun stam kroeg, Jaap leest z’n krant en valt ovei het woord „phrenoloog” Jan zeg' hem, dat een phrenoloog iemand is die uit den schedelvorm kan op maken, wat voor een karakter iemant heeft. „Dat interesseert me,’ zegt d< ander, en hij noteert het adres. Na drie dagen ontmoeten de twe< vrienden elkaar weer in „De Groot» Slok” „En ben e al bij der ohrenolooi- geweest „Ja I” „wat heeft-ie gezegd?" „Niks 1" „Wat Heelemaal mets „Nee 1 Eerst zei hij me, dat ik een pop moest betalen. Dan aaide hij me over mijn kalen kop. Toen hoestte hij. Hij haalde z’n schouders op, gaf me den gulden terug en liet me netjes uit, zonder één kik te geven. En toen ik er uit was, hoorde ik, dat-ie het nachtslot op de deur deed.” tige daagjes m'a doodnuchter leven tje daar opnieuw begint. Mijn werk, waarin ik 'n dagelijkgchen plicht ver vul en m'n kalme rust daarna in ons eenvoudig pension, dat m'n thuis is geworden, dat geeft mij voldoening en tevredenheid!" „Kind, ik benijd jel”, zuchtte Noor, maar d'r bewegelijk-guitig gezicht kon niet lang in ernstig-atrakke trekken gespannen blijven. „Daar, daar heb je de koninklijke auto!", sprong ze in eens van d'r stoel op en 't was plots, of de blijde zon weer uit d'r oogen straalde, „dat moeten we zien. Ze staat juist stil. Betaal jij vlug, zegl" „Garcon!" Onderwijl stond ze al op 't trottoir, wilde vast vooruit hollen. Dat mocht ze niet missen! In de verte zag ze al do sympathieke figuur van Koning Albert, die vriendelijk z’n volk toe wuifde. „Kom toch, Lien, kom toch!", riep 'r nog ongeduldig toe. „Ach, hoe jammer, daar gaan ze al!” Maar nog wilde ze oversteken, toen in 'r wilde vaart d'r voet struikelde en ze met 'n plof neersloeg, juist, als ‘n lange rij auto's kwam aangesnord De chauffeur, met behendige vlugheid, wist aanstonds te remmen, maar kon niet meer verhinderen, dat z’n wagen nog enkele meters vooruitschoof en met 'n akeligen gil, 'n angstkreet van de omstanders, wist 'n ieder al, dat het ongeluk gebeurd was. 't Was alles 't werk van *n paar minuten: Verkeer stop. De wagenbe stuurder ontsteld uit z'n auto, bereid willige handen, die 't slachtoffer. Neek-blauw, kermend onder don wa gen uithaalden en voorzichtig er in droegen, 't hartverscheurend geschrei van Lien, die voor 'r oogen 't vreese- lijke had zien aankomen, hun wegrij den naar 't dichtstbij-gelegen hospi taal en op den broeden boulevard suisde en ronkte 't weer van vlie gende taxi's, luxe wagens on trams of er fa tijden niets bijzonders meer was voorgevallen. Maar in den gelen, grooten Cadillac lag het levenslustige kind, nu roerloos op de zacht-zijden kussens, met de oogen gesloten en 'n gapende wonde, waaruit 't bloed hel-rood sijpelde op 't blanke voorhoofd. En bevend nog van angst en schrik was Lien schreiend neergeknield voor do stille gestalte, wilde 'r .helpen, maar kon niet, tracht te te bidden, doch 'r lippen prevelden slechts woorden: „Mijn God! Help haar, ach, help haar toch!" En aan het stuur zat bleek-ontdaan de jonge man, eigenaar van den wa gen, waarmee buiten z'n schuld de aanrijding had' plaats gehad en voor zich zag hij nog steeds, als 'n visioen, dat fijn-besneden gezichtje, marmer wit, waarin de donkere oogen in doo- delijken angst hem even hadden aan gestaard, als wilden ze hem om hulp smeeken. Ja, hulp als mogelijk was, om dit jongt nog te kunnen redden en in vli vaart ijlden ze voort in de richting van bet hospitaal.... SNUGGER! „Wat zou dat toch praktisch zijn als iemand van te voren wist waar en wanneer hij zou sterven." „Praktisch? Waarom?" „Wel, dan zou ik wel zorgen dat ik tegen dien tijd daar uit de buurt zou blijven." EEN SLIMMERD. Jaap had nog net een stuiver, en dorst dat hij had! Een glas bier kostte twintig cent „Hoe kom ik aan zoo'n glas, zuchtte hij. Het toeval bracht raad. Aan een tafeltje vóór een kroeg zat zijn vriend Branie. „Wel kerel," lachte Jaap, „drink je zoo geheel alleen, of wacht je op een vriend?" ,,'k Wacht op niemand,” bromde de drinker. „Om een stuiver wedden, dat ik p mes demo iaeüea! toexwaatde mot z'n hoed. Lien mompelde iets Hollandsch- Frsnsch, wist zelf niet, wat ze zei. Nora, minder bedeesd, grootte resoluut: „Au rWvoir, monsieur, merci!" „Pas op, zog, je bent hier niet in je Hollandscho provinciestadje, straks word je nog in je verbouwereerdheid door 'n taxi aangereden!", hield ze nog d'r vriendin terug, die in alle drukte niet direct wist, waar zo 't eerst moest kijken, em zonder gevaar over te steken. „Wet 'n moed heb jij, Noor", lachte Lien terug, toon zo eindelijk na enkele bokkesprongen veilig óp 't groote midden-trottoir stond, „maar zwets niet ie hard, je kent Brussel ook pas drie dagen. Wie weet, wat jou nog overkomt!" „Zeg, voel jij je ook zoo opleven in dat geroezemoes en beweeg van 'a gezellige, groote stad?” „Kind, 't is me 'n openbaring en nog meer geniet ik, nu we zoo samen eens uit zijn, zelf moeten zoeken en onzen weg vinden." Zoo stapten ze knus gearmd over den broeden boulevard, stonden tel kens in verrukking voor de schitte rende étalages van do luxueus inge- richte magazijnen en de kleinere, chique speciaalzaken, vermaakten zich om 't drukke, levendige gedoe dier wandelende, winkelende menschen, zoo heel verschillend ook met de stijve bedaardheid van do moer nuchtere, stille deftigheid in 'n net Hollandsch provinciestadje. Ze schuifelden mee met 'n menschen- massa, die dp groote „Baser Anspach" bestormden, koken 'r oogen uit in die wriemelende warreling, maar 't zoe mend gegons, de benauwde atmosfeer, 't drukke gedrang maakten 'r ton laat ste wee en duizelig en toen zo einde lijk weer buiten stonden, was 't een weldaad, do frissche lucht eens lekker op te snuivèn. „Noor, weet je wat we zullen doen?" opperde Lien 'n voorstel, „daar even uitrusten in die geel-rieten stoeltjes, voor dat groote restaurant, 't Ziet er zoo gezellig uitl" „Best!", beaamde Noor, „ik verlang naar een zitje en van daar uit hebben we *n leuken kijk op den boulevard." 'n Gemakkelijke stoel, 'n groot glas koffie, deed alle vermoeidheid wijken en het was Noor weer, die d'r humor uiten moest in allerlei opmerkingen en kwinkslagen, bij alles wat ‘r vroolijke lachoogen te zien kregen. Saampjes ge noten ze van al 't nieuwe en vreemde om 'r heen, maar toch, Noor, de gees tige grappenmaakster, scheen nog niet heelemaal voldaan. Met 'n lichten zucht strekte zij zich even behagelijk lui in d'r krakenden leunstoel en met verlangenden blik bekeek ze ‘t stukje blauwe lucht, ondoorgrondelijk-strak gespannen boven de zonbeplekte da ken der hooge huizen en heel diep uit 't hart welde 't in eens op: „Lien, weet je wat ik nu zou willen Iets be leven, iets, ja, ik kan niet zeggen hoe, wat, maar iets, dat me heelemaal uit die gewone, dagelijksche sleur zou rukken. Als onze heerlijke vacantie- daagjes bij Oom en. Tante afgeloopen zijn en we daar weer in ons klein Limburgsch stadje van voor af aan kunnen beginnen, eiken dag opnieuw naar kantoor, om, als 'n machine regel matig, netjes-rustig, ons werk te doen, brrr! dan voel ik nu al 'n koude ril ling over me komen. Dat bevredigt me niet, nee, dat houd ik geloof 'k niet meer vol, al hadden we 't samen nog zoo goed in het stil, net pensionnetje 'n Leven vol emoties, dat lijkt me. niet zoo afgepast-keurig geregeld, zonder 'n enkele variatie. Voel jij dat niet zoo Lien, dat je vingers soms er van jeuken en je zoudt kunnen opvlie gen, om die vreeselijke eentonigheid van je af te schudden? Ik snak naar kleur, naar afwisseling in m'n leven!" Lien keek 'r aan, kwam even onder den invloed ven de vurige geestdrift, welke er afstraalde van t mooi-jeug- dig gezichtje en 'r grijs-blauwe oogen lichtten vriendelijk, als ze antwoordde: „Ik begrijp best je verlangens, Noor, en die grootsteedsche drukte en bedrij vigheid hier heeft je nog meer afschrik gegeven van ons stil bestaan, zooals we het steeds gekend hebben. Maar ach, ik voor mij, ik heb misschien niet zooveel behoefte, zeker, hier ge niet ik volop van de gezelligheid, van het uitgaan in do stad, van het weel derig leventje bij je rijke Oom en Tante, maar toch, ik weet nu al be slist, dat ik ook weer even gelukkig tevreden zal zijn, als na die pret- bodoet nog 'a ander, 'n vreemde. Misschien heb ik gedroomd, maar ik hoorde 'n bijzondere, zacht-klinkende stem en ik zag heel dicht bij 'n paar wondermooie oogen, die vol meegevoel me aanstaarden en 't scheen me toe, of ze mij iets wilden vragen. Ik voelde 't, diep in m'n binnenste, maar geen geluid wilde over m'n lippen komen en do pijn deed me dan weer wegzinken la ‘n benauwde, akelige eenzaamheid!" „'n Droom was 't niet, Noor, maar als je heel rustig blijft liggen, zal ik je 't raadsel oplossen. Luister! In de auto, waarmee 't ongeluk gebeurd is, ben je naar 't hospitaal vervoerd. De eigenaar van den wagen, toevallig ook 'n Hollander, was erg ontdaan door 't voorgevallene. Hij was 't, die je 't eerst ter hulp kwam, die je zelf hier binnen bracht en alles er voor deed, dat je zoo vlug en goed mogelijl^tou verzorgd worden. Aan hem heb je veel te danken, Noor. De schrik had mij, geloof ik, ver lamd, maar hij trachtte mil te kal- meeren, bleef bij me tot de dokter je onderzocht en behandeld had. Toen wisten ze, dat 't wel ernstig, maar Goddank niet levensgevaarlijk was en hij bracht mij thuis, bij ie Oom en Tante en voorzichtig deelde hij hun 't treurig nieuws mede, stelde de goeie luidjes gerust, dat ze geen groo ten angst behoefden te hebben. Met de belofte den anderen morgen terug te komen, om ons in z'n wagen naat 't hospitaal te brengen, is hij vertrok ken. En sinds dien morgen, is hij eiken dag weer bij je geweest en z'n eerste vraag was altijd: „Is de koorts wat 'geminderd en 't bewustzijn nog niet teruggekeerd?" Dan stond ie lang stil voor je bed en als ie eindelijk wegging, las ik den angst en teleur stelling op z'n gezicht. Dat was om jou, Noortje! Ik heb veel met hem gesproken dezer dagen en nog verwijt hij zich, dat 't ongeluk voor 'n deel ook zijn schuld is. Maar daarin ver gist hij zich toch. Door zijn moedig optreden heeft hij je leven misschiet nog gered! Wat zal hij gelukkig zijn, Noor, als hij je straks zoo terugziet en je hem zelf vertellen kunt van je beterschap. Maar ik waarschuw je van te voren, kijk niet te lang in z'n mooie, donkere oogen! Ze schijnen je nu al in je slaap betooverd te heb ben!" lachte Lien ondeugend. Maar Nora scheen niets van 'r ge plaag te bemerken. Droomerig staarde 'r blik in de wije verte door 't open venster, waar sappig voorjaarsgroen te baden stond in ‘n zee van zonne licht en fluister-zacht klonk 'r stem nu: „Lien, ik moest wel zuchten en smeeken om 'n verandering in m'n leven, herinner jij je nog. M'n wen- schen zijn vervuld! Dit is 'n avontuur dat me zeker lang heugen zal. 't Begin is 'n straf voor m'n klagen en morren, maar.... en plots twin kelde er weer vroolijk licht in d'r vriendelijke oogen en speelde er 'n glimlach om 'r kleine mond „wie weet, hoe 't slot misschien nog 'c groot geluk voor me worden zal!"... MIA VAN MAASLAND Toch dachten de twee meisjes op het dat zij met den kleinen sgierigen naar de fontein liepen, jnaamd niet aan de appelhistorie. wij elkander daar- Zij babbelden met het kind, t ior.den het de waterstralen als fijne met het stijve corset en een Josephine is uw belegsel van spitsen en de pofmouwen en manchetten; terwijl aan den anderen mij thuis, dat kant het kleed der freule, met belegsels antwoordde het gegarneerd, De lucht was vol zonnegoud, 't Straalde en 't spette op de teer-witte wolkjes, 't sprankelde vol tintelend leven op de pleinen en straten, 't bundelde in dansende strepen door de open vensters van de kleine zie kenkamer en tooverde gulden lichte- loovertjes op het witte beddelaken. la 'r oogen lachte de weerschijn, als Nora stilpeinzend 't zonnegespeel gadesloeg en ze de stekende scheu ten in 'r gewond hoofd, de hinder lijke pijn van d'r gebroken been voor 'n oogenblik vergeten kon. Dan, heel voorzichtig, wendde ze 't wit-verbon- den hoofdje even opzij en zachtjes klonk 't door de geluidlooze stilte „Lien, praat eens wat!" „St! Noortje!", fluisterde de andere terug, die rustig naast 't ziekbed zat, „do dokter heeft immers veel spreken nog verboden!" „Ja, dat was gisteren. Nu voel ik me heusch veel beter. Heel lang kon ik het niet, was 't zoo vreemd-dui- zolig in m'n hoofd en dan die Pijn. Lien, ach, die pijn! Maar nu is 't te dragen en lijkt alles lichter om me h—pr* „Kind, wat ben ik blij! Nu zal je weer gauw beter worden, Noor! Maa.- houd je kalmpjes en doe precies, wat do dokter je zegt, zal je?” „Ja, maar dan moet je mij nog één ding vertellen. Is er iemand bij me geweest, Lien? Oom en Tante herin ner ik me gezien te hebben, maar ik eigen glas bier 't ziet?" vroeg „Zou ik wel pelde Branie. „Nou, daar heb je gelegenheid voor," zei Jaap. Meteen nam hij het'glas en dronk het uit. „Je hebt verloren!" riep Branie. „Nu ja," zuchtte Jaap, en gaf zijn vriend een stuiver, ,,’k Heb nooit ge luk met wedden genad." VERKEERD BEGREPEN. Een heer, die Zondags in een kleit dorpje ging visschen, had zijn daar voor bestemde kleeren bij een boertje hangen, waar hij zich altijd verkleed de. Op een Maandag miste hij zijn sigarenpijpje en omdat het een kost baar pijpje was, wilde hij zoo spoedig mogelijk zekerheid hebben of hij he’ verloren had of niet. Hij telegrafeerde daarom naar het boertj, 't volgende: „Zit in broek pijp." En het betaalde antwoord luidde. „Zitten twee pijpen in." ZOU HET? De voorstelling in de bioscoop was luist afgeloopen en er ontstond het gebruikelijke gedrang naar den uit gang. „Dat gedrang is toch lastig," sprak een dame, terwijl ze op een stoel ging zitten, naast een heer beiden wach ten, tot het gedrang voorbij was. „Ja," gaf de heer tot antwoord, „als iedereen nu zoo verstandig was als ik, om te blijven zitten tot net gedrang over is, dan zou er nooit gedrang zijn. EEN SPEURDERS-GENIE. „Waarom sta je tegen me te liegen?" sprak de detectieve, terwijl hij den jongeman doordringend aanzag. „Waarom zeg j terwijl je loofd r „Hoe.... hoe weet u dat?” sta melde de ander, rood wordend. „Omdat, jongeman,” antwoordde de scherpzinnige detectieve, „omdat al de sigaren, die we in je binnenzak hebben gevonden, gebroken zijn F 'at gedrang is toch lastig," sprak zitten, naast een heer beiden wach- l'On UI 11 lig» LIL fevva lUv u' deze affaire als een cavalier gedragen dat Hendrik geen dolleman is. geen riea, I-- 1L- laar viooltjes bij er veel van. Mot, aan zitten. Ja, 't is wel schoon in den tuin 1 moet alles groot en prachtig zijn. Zie, van Frauen- :t waardig liever, niet tot vijand zou hebben I Nous verrons, zoo- nógmaaïs'verzoek ïk mede had de raadsheer de uitnoodiging bezoek voorloopig ad acta gelegd. Toen nu Atlante Zurlauben haren vader zeide, dat het haar vroegere speelgenoote, Josephine Schumacher was, die met haar klein zusje het pad van Frauenstein af, volgde, sprak de baron vriendelijk „Ah, '«Ij LICU, M.UIU IVVUI ongeduldig toe. „Ach, hoe laar gaan ze Maar nog wilde ze i ze laten in het bassin - - - - kinderen gaarne zien!" ken om de frissche, lieve mond legden 'l een getuigenis sf, dat hare ziel nog niet door minachting sprak. Overigens den vergiftigen adem, welke uit Frankrijk de hof voor de kinderen van overwoei, aangeraakt waa. Even M- mederaadslid steeds schuldig blikten de oogen van het bur- I IS t - 4 maar t nooit gebruik maakt Ik diger, vooral dan, een L.".J_ u wellicht ronde meestal een weinig rood wangen twee allerliefste vormden. De donkere haren strak over het voorhoofd ge en in twee dikke „staarten" en welke over den rug hingen en Ook het jongste kind van den gestrengen adsheer Schumacher, een meisje van een Vergeet niet, tegen den ouden George te jaar of drie, had op zekeren dag dat won- zeggen, dat hij den boom eiken avond met cL A.' J, atroomatten toedekt. Ik weet niet, maar ik op de armen der oude dienstmaagd door de r Josepha, nu hun weg langs pastoor Mooi zaliger, de rijpe vruchten genieten. den tuin voerde, geen rust zij trok haar verstand van Aldus sprak Baron Fidel en een wee- bij de jurk naar het poortje. „Da, da 1 m< manm- hij op den Spaanschen stok met gouden leli u wijzen I' j,-- ZUJter verkeerde in de mee rling, dat er niemand van het kasteel in is noemt men rDuitsch,"' „Al weer aaa onaangename zaken den- den tuin aanwezig was, anders zou zij de meisje lachend. „Dat klinkt ook goed. Ik verrtht on ze gemoedelijke taal volstrekt niet, hoe- ais da stof aanbelangde, kortom, nieuwe Paris had ook moeite der Zur- gedaan, welke greep en lachten met haar om schuwe diertjes, die langzaam, igzaam naderden, om dan weer pijl snel naar beneden te duiken of weg te zwemmen. Hoe heerlijk, zulke gouden en zilveren waterbewoners te bezitten! wanneer zij aan de opper- zwommen en door het zonnelicht ..„I—. Het meisje kon de oogen niet van de dieren afwenden. Ze Maar het hielp niet. De kleine drukte wilde ze meenemen om er thuis mee t» haar kopje tegen haar oudere zuster spelen. bevreesd voor het zware Toen Seppeli Schumacher en Atlante 2- van den vreem- Zurlauben eindelijk het kind sao wtia lielinft waaruit de commandotoon van hadden gemaakt, dat het begreep, dat de 1 nje| me, 2ilzilleli ia bat „Eh bien wij zijn in schalkschar, veritan- wanneer een schert- klein send woord de roode lippen krulde »n "op de i antwoord schoone gekleurde >ok goed. Denkelijk kuiltjes i en waren toestemming inhou- streken t on- gevlochtt- Ier! Ik bijna tot de voeten reikten. Hare ge lid stalte was kleiner dan die van Atlante, „virum purae et inte- maar voller en leniger. Zij droeg de „vindicem libertatis welgekleede. oude Zugerdracht, zooals men ze thans nog op de groote boer derijen ten westen van het meer vindt; i een weinig vermaakt: het korte een zilveren keten over den jp niet waarom uw vader germeisje, zoodanig In plaats van naar Frankrijk te trekken, en, gelijk als zijne neven, onder Het was in de Paaschweek van het jaar het vaandel van den allerchristelijksten 1729. koning eer en rijkdom u bevechten, heeft De lente hield haren intocht in het Zu- hij het er on toegelegd om eigenaar te> gerland met zoele lucht en gouden zon- worden van net aandeel Zurlauben ce Beschijn. fripon IA Ik zou hem niet willen aanzien Op den Rigikulm en de rotsachtige rug- als hij niet dank zij het vertrouwen dal gen, welke langs den Noordkant voor den ik geniet in het bezit geraakt was van „Koningsberg' steil naar de „Zugerzee’ enkele geschriften, welke, in de hand van gekeerd zijn, lag nog de sneeuw. Ook nop onze politieke vijanden, niet alleen voor op de Pilatus- en Unterwaldener bergen mij, maar voor geheel de partij een ge- De gletschers van het Berner Oberland vaarlijk wapen zouden zijn. Zou hij ze schitterden in hun voorname, koude win- werkelijk aan den zwarten schoenmakei oog be- uitleenen, gelijk hij voorgeeft, dan zouden gedurig voor ons moeilijke dagen aanbreken. Ik _it lieve vertrouw op de gelegenheid en den invloed - -langs de liefelijke boorden van het meer en ae en altoos niet zijn eigen familie in de oogen van den willen maken Neen, neen Gij hebt ge- moeilijke dagen aanbreken. Ik uwer zuster, die Hendrik misschien tot reden brengt. Ma foiDe man zal toch terpracht en sloegen met een koel c* daard ’t lichtzinnig, levendig, onge drijven der jonge lente gade, van dat kind, dat weder om het stadje Zug, luwe berghellingen het oude weer jonge spel met blad cn bloemen en geheele stad en hare omgeving verachtelij k vroolijk gekwinkeleer begonnen was. willen maken? Neen, neen Gij hebt ge- Zoo warm, zoo verhittend scheen de lijk Ik wil dezen avond niet meer aan der- zon, dat zelfs baron Fidel Zurlauben zich gelijke dwaasheden denken Dus naar de liet verleiden den hof te bezoeken, om, bloembedden en laten wij een mooien rui- ondersteund door zijn dochter Atlante, de ker voor de groote vaas uit Sèvres plukken zwellende bloeiknoppen der vruchtboo- welke de hertog De Choiseul mij onlangs men in oogenschpuw te nemen. ten geschenke gaf. In het midden deze „Kijk eens, vader,” zeide het slanke trotsche keizerskroon, dan een krans tul- meisje, terwijl hare oogen vroolijk rond- pen en hyacinthen neen, laat de hya- zweefden, „kijk eens 1 Hoe schoon, hoe cinthen weg, ze {geuren al te sterk binnen frisch alles groeit en bloeit I Nog acht da- —narcissen kan ik beter verdragen en gen zulk warm weer en zonneschijn en aurikels dat is een kleurenpracht welke lange den heelen muur staan de leiboomen mij bekoort 1 Mijnentwege kunnen er nog in vollen bloei. Ook deze nieuwe soort een paar viooltjes bij princes Adelaide peer welke gij te Versaille geënt hebt, is hield er veel van. Moi, ik heb nog nooit vol knoppen. Ik yrees zelfs, dat er al te veel veel om dat kleine tuig gegeven bij jnij We mogen hopen op een overvloediger! - wie komt daar langs het pad oogst I” stein aangeloopen r” Bien, trés bien 1 Zeker, de boom heeft De bloembedden lagen in de nabijheid zich boven verwachting goed gezet. Als van een tuinpoortje, waarvan de kunstig eenmaal de vruchten rijp zijn, zult ge ver- gesmeedde deur het wapen der Zurlauben wonderd opzien I Door elkander is elke droeg, twee staande leeuwen met een lin- peer wel een pond zwaar en zij zijn zoo detak tusschen de klauwen. Door de ijze- zoet en sappig, dat ze, als het ware, op ren spijlen kon men in den tuin zien en de tong smelten. A la Reine heet men dat dikwijls drukten de kinderen hun hoofdje soort op het hof. Als een bijzondere gunst tegen de staven, terwijl zij een begeerigen kreeg ik een entloot uit den koninklijken blik naar het waterspel van den spring- tuin wegens diensten welke onze familie bron wierpen. - den Franschen troon bewees. Als we nu Ook het jongste kind van den gestrengen b*’ch0“w a*s maar geen vorstige nachten meer krijgen raadsheer Schumacher, een meisje van een van “en r*a° - iL, 1..J d-l «rae mentis en derwerk met aandacht beschouwd, toen zij Per Helvetian zooalf ik kort geleden een mijner vrienden schreef. Gij ver- he^^'idw'^of^/dM'wftba^nsu- S’kïe’k,7n‘ d^'om'to riHha^ha^ «iaat immers latijn; ik herinner mij dat slacht, welijks mag zien bloeien, laat staan van oudere zuster Josepha, nu hun weg langs paafoor Mooi zaliger, uw i - de rijpe vruchten genieten. den tuin voerde, geen rust zij trok haar veratand van de oude tales met ge- gestikten borstrok vaatgeanoerd, stond - - - wiit te roemen. Wordt maar met haar uitstekend, oneindig mooier dan loedige trek kwam om de lippen van dat stamelde de kleine en wees met het vin- rood, ofschoon die kleur uw wangen Atlante lannelijk schoon gelaat. Vermoeid leunde gertje naar het poortje, „kom, kom Ti-ti- heel goed staat. Josephine is uw _ij op den Spaanschen stok met gouden leli u wijzen naam?" knop, terwijl een diepen zucht zijne lippen De oudere zuster verkeerde in de mee- .Seppeli ontsnapte. ning, dat er niemand van het kasteel in is Zuger i ken Kom, jaag die gedachte toch uit uw groote, blauwe oogen smeekend op den Fidel Zurlauben den strengen vader niet we| je voorkeur geef aan het een nieuwe Paris had ook baron. „Gij weet toch vader, «lat dr Hess aangenaam wm, wist het verstandige Fransch. Alle roem en rijkdom der Zur- gedaan, welk» der beide jonkvrouwen gezegd heeft, dat niets voor ijiw gezond- meisje zeer goed. Schumacher en Zurlau- |auben stamt uit Frankrijk. Ik zou wen- den beroemden appel te schenken, heid slechter is dan de melancholie, zooals ben waren politieke vijanden bovendien scj,en nw Vader de groote voor- hij zich uitdrukte. Weg daarmee I Zie eens bestond van grootvaders tijden af eene heelen welke het katholieke Zwitser- oogenblik. hoe lustig de vinken slaan 1 Kom mee naat de vermogende burger wilde in geen enkel aen'iet’ beter' on priV wist te s’tëiien* hoegenaam' de bloembedden. Wij willen samen een opzicht van den voornamen aristocraat, die Enfin ik hoop da* wij .l'.—.J.. ----Zij „v. -...„ -— ruiker plukken voor het avondmaal, waar- rich beroemde op zijn ouden adel en zijne pintr<:nt binnenkort beter leeren begrij- de goudvischjes in het marmeren bek- opwij Kathanna verwachten. En wellicht betrekkingen tot het hof van Versalles Nu Jeen woord meer over de zich ken, waarin de waterstralen als fijne brengt zij haar beide jongens mee. In elk afhankelijk zijn. Thans zou baron Fidel - ™,1 L aaa „„L. 1. I. Vlr\^lz Ion Iirolnocnr-S-S Irton •■a/'L-if orval o 1 traantjes van die lieve engel ook kun- visschen nen drogen. Kom maar eens mee klei- de ne schat! Kijk eens, wat een'mooi gou- [an| Hendrik, wegens zijn lichtzinnigheid Ik strengen, wijzen, verstandigen en voor- h.t’goudeÏVorhge" uit ïen zak en lamme vrouw met haar tandje uit de zigen, waarin hij den raadsheer verzocht 8 ni.t van d. brandende hut redde 1" -hem met zijne geëerde gemalin, de acht- baar werd.f JNu, hij zou geen echte Zurlauben zijn bare Marianne Rauchin van Diessenhofen I.- -- als hij dat niet gedaan had sprak de ba- de eer te willen aandoen, om op aanstaan- haar kopje tegen haar oudere zuster spelen. ron driftig. „Ik geef toe dat hij zich b’ Jen Donderdag aan een vroolijken, vriend- aan; zij was bevreesd voor het zware Z- deze affaire als een cavalier gedragen chappelijken maaltijd in zijn nieuwen geluid, de harde stem van den vreem- Zurlauben eindelijk het kind z«o t heeft. Maar darmee is nog niet gezegd uinzaal deel te nemen." deling, waaruit de commandotoon van hadden gemaakt, det het begreep, dat J™vau- Schumacher had deze geheel onver- den ouden officier der garde sprak. foudvisschen lL. In stad en laad kent men hem als wachte uitnoodiging met hoog opgetrok- „Eh bien wij zijn in ongenade ge- zand of on den bouten vloer konden vallen bij onze kleine prinses Schuma cher," lachtte de baron, ietwat geër gerd, terwijl hij het horloge weder in den zak stak. ,Wij zullen ons terugtrek ken. Atlante, beproef gij eens, dat kleine ding gelukkig te maken .Bloemen en bonbons staan ten uwen dienste. Aangenaam, juffrouw Schumacher, en - Ij u beleefd, uwen va als de heer baron gewoonlijk zegt Daar- der te melden. Miezeer hij mij met zijn mede had de raadsheer de uitnoodiging bezock natuurlijk in gezelschap van voorloopig ad acta jelegd. de geachte vrouw Schumacher ver plicht." Hiermede boog de baron Fidel even het hoofd en liep dan door een taxie* laan op zijn woning aan. die brengt ons stellig de tijding, dat de Nadat de groote man met de b*ede raadsheer aan de uitnoodiging gevolg stem zich verwijderd had, waa de kleine geeft 1 Natuurlijk I Al speelt men anders Caecilia spoedig gekalmeerd. Met een ook nog zoo hardnekkig den Cato Fugien- eenigszins schreiend gezichtje keek zij sis, dan kan men de eer eener uitnoodiging nu eens naar haar zuster,, die haar met op het kasteel Zurlauben toch niet afslaan, goedige woorden berispte, om haar Ma chère, Atlante, ouvrez la grille vreesachtigheid jegens den heer baron, Atlante opende het poortje, juist toen de en dan weer naar freule Atlante. En daat beide wandelaarsters de deur genaderd zij in haar milde trekken en vriendelijke waren. Vefschrikt gaf de kleine een gil, oogen dadelijk goedheid en liefde las toen zij plotseling den baron met zijn groo- een klein kind heeft daaromtrent een te pruik zag aankomen en verborg zich aangeboren, instinctieve menscheaken- weenend achter de japon harer zuster, nis liet zij haar „Seppeli" los. Vol Ook Josephina was door deze onverwachte Jfftrouwen greep zij Atlanta's hand en ontmoeting min of meer verlegen, maar liep met de freule rechtaan op de fon- herstelde zich spoedig en onderwijl zij tein toe. Het wai een verrukkelijk beeld haastig met de vingertoppen de japon dat kind mot het engelenkopje tusschen vastgreep maakte zij eene deftige buiging de beide jonge dames. Atlante, slank, voor den heer van het kasteel en bad om met fijngevormde trekken, bet lieve verontschuldiging, dat zij zich door haar bleeke gelaat naar de toenmalige kleine zusje had laten verleiden, de poort Fransche mode, door blonde lokken om- te naderen, om een blik op de bloemperken ijj.t, had een goed figuur gemaakt in de en de fontein te werpen. rococozaal van het hof; maar hot reine „Welnu, wij laten den tuin en do voorhoofd, de onschuldige blik uit de goudvieschen in het bassin zulke groote blauwe oogen. de goedige trek- nette, lieve kinderen gaarne zien!" ken om de frissche, lieve mond legden zei de baron op een toon, waaruit een getuigenis af, dat hare ziel nog niet door zekere minachting sprak. Overigens den vergiftigen adem, welke uit Frankrijk staat de hof voor de kinderen van overwoei, aangeraakt was. Even on mijn gewaardeerd open. Ik begrij, van dit verlof heb hem dezen morgen tot feestje uitgenoodigd; gaf hij opdracht voor eenig juffer? Nief? Hm! O, zal het antwoord morgen komen naar ik hoop een t den. Niet aannemen zou mij hoogst welkom zijn. Meld dit uwen vad< beschouw hem als een voornaam van grae overwoei, aangeraakt brandende hut redde - „Nu, hij zou geen echte Zurlauben zijn bare Marianne Rauchin van Diessenhofen als hij dat niet gedaan had sprak de ba- de eer te willen aandoen, om op aanstaan- j was ^chappelijken maaltijd in zijn nieuwen geluid, de harde stem uinzaal deel te nemen." -- -1- Schuniacher had deze geheel onver- den ouden officier der garde «prak. e --•---Eh hjen zijn in ongen-.de ge- zand of 2, een beteren indruk maakte dan de min of meer grove wollen rok kleine Zizilleli stellig niet gevolgd zijn; npat klinkt ook goed. Ik verrtht on- van het burgermeisje, zoowel wat den hoofd I" sprak Atlante en vestigde hare want dat een ontmoeting met den baron ze"gemoedelijke taal volstrekt niet, hoe- vorm i groote, blauwe oogen smeekend op den Fidel Zurlauben den strengen vader niet we] jk de voorkeur geef aan het een baron. „Gij weet toch vader,-dat dr Hess aangenaam wm, wist het verstandige Fransch Alle roem en rijkdom gezegd heeft, dat niets voor Uw gezond- meisje zeer goéd, f heid slechter is dan de melancholie, zooals ben waren politieke vijanden bovendien scben dat vader de groote voor- hóe vroolijk het zonnetje schijnt. Hoor oude veete tusschen de beide famihën en Xd'van"den* allerchristelijksten koning r.ieuwi I -w --- Veil LI '-j1 H de bloembedden. Wij willen samen een opzicht van den voornamen aristocraat, die gnfin ik h dat mIssVIsam Ua* «mzxazIvm^-sl ur^^r. •ve/'lt korzsotv,/4s> «tsn nurian am aresMA op' w.) 'Katharina'vttwachten. En wellicht betrekkingen toi het hof van'Verstalles *<e«'wöord'meer ovw de rich kin,’ brengt zij haar beide jongens mee. In elk afhankehjk zijn. Thans zou baron Fidel „IkeBS afdwiMende politiek. In plaats droppeltjes nedervielen. hielden het vast - geval :al't haar geluk Endoor hare kloek- den welbespraakten_rechtsgeleerdegaarne d willen wij beproeven of we de bij het kleedje, toen het juichend naar de heid en kalmeerende woorden de storm te tot vriend hebben. Onder de uitnoodigin- di„ eBiei 00' - drogen. Kom maar eens mee klei- de ggende. nam de ba-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 7