De Zwarte Schoenmaker
ZESDE JAARGANG 192?
VERHAAL UIT HET ZWIT8ER8CHE VOLKSLEVEN
VOOR DE HUISKAMER
L IN DEN HOF.
den zwarten schoenmakei
aanrijding bad' pli
zich zag hij nog t‘
ingenium en lijfje met
ik
moeit «r komen, zoo vlug
jonge leven
in vliegende
ien.
eikens
noeg
id,
zeg je dat je getrouwd bent,
alleen nog maar bent ver*
ken wenkbrauwen en een spotachtigen
glimlach gelezen.
„Mijn bijzonderen vriend I" herhaalde
hij. „Hm I De baron schijnt te begrijpen,
dat men onder zekere omstandigheden ook
den „zwarten schoenmaker", dien men an
ders nauwelijks een blik, een
achtte, gaarne tot vriend o
'a willen zien," mom.
FIJN.
„Aannemen, een paar eieren me
ham, maar versche eieren hoor
„Zeker, meneer," zei de kellner, di»
den volgenden dag toch wegging, „we
zullen eerst de ham bakken en dan d»
kip de eieren er op lat«- >«ggen."
ZOO NIET BEDOELD.
Het is verschrikkelijk glad op straat
want het beeft geijzeld. Vader schrijft
een brief aan het hoofd der school,
waarin hij opmerkt: „wegens de glad
beid zal mijn zoon de school niet
bezoeken."
Het hoofd eest den brief en roep!
uit: „glad, wat praten ze van glad,
de jongen is zoo dom als een ezel!"
bezweren, welke over ons hoofd dreigt los gen welke hij dezen morgen aan de leden
te breken, naar gij vreest.” van den raad en aan vele politieke vrienden
„Fn dat zou de schuld zijn van neet gezonden had, was ook eene, aan den „ge-
Hendrik, wegens zijn lichtzinnigheid 1 Ik strengen, wijzen, verstandigen -
Hendrik niet aan edelmoedigheid. Dat cher, mijn bizonderen vriend," gericht en
VAN KWAAD TOT ERGER.
Bij de eerste opvoering van een
nieuw tooneelstuk uitte een der toe
schouwers, een dame, haar teleurstel
ling aan haar buurman
„Die dame met de hoofdrol speek
afschuwelijk slecht."
„Dat is mijn vrouw,” merkte d»
ander kalmpjes op.
Eenige oogenblikken keek de cn-
tische mevrouw stil voor zich met een
hoofd zoo rood als een pioen.
„Ik ben met mijn oordeel wel eet
beetje te ver gegaan," begon zij toen
weer. „Ik zie nu wel, dat de speelstei
goed, ja heel goed is, maar het stuit
is voor haar niet geschikt. Het werk
is ook erg minnetjes, er zit totaal niets
in. De schrijver er van moet wel een
echte prul zijn 1”
„Ik ben de schrijver I" kwam het
Jroogjes van haar buurman.
DE PIJN.
„Jansen z’n houten been deed h’n
isteravond verschrikkelijk pijn.”
„Hoe kwam dat?"
„Z’n vrouw sloeg 'm er mee C
DE SCHEDEL VAN JAAP.
Jan en Jaap zitten in hun stam
kroeg, Jaap leest z’n krant en valt ovei
het woord „phrenoloog” Jan zeg'
hem, dat een phrenoloog iemand is
die uit den schedelvorm kan op
maken, wat voor een karakter iemant
heeft.
„Dat interesseert me,’ zegt d<
ander, en hij noteert het adres.
Na drie dagen ontmoeten de twe<
vrienden elkaar weer in „De Groot»
Slok”
„En ben e al bij der ohrenolooi-
geweest
„Ja I”
„wat heeft-ie gezegd?"
„Niks 1"
„Wat Heelemaal mets
„Nee 1 Eerst zei hij me, dat ik een
pop moest betalen. Dan aaide hij me
over mijn kalen kop. Toen hoestte
hij. Hij haalde z’n schouders op, gaf
me den gulden terug en liet me netjes
uit, zonder één kik te geven. En toen
ik er uit was, hoorde ik, dat-ie het
nachtslot op de deur deed.”
tige daagjes m'a doodnuchter leven
tje daar opnieuw begint. Mijn werk,
waarin ik 'n dagelijkgchen plicht ver
vul en m'n kalme rust daarna in ons
eenvoudig pension, dat m'n thuis is
geworden, dat geeft mij voldoening
en tevredenheid!"
„Kind, ik benijd jel”, zuchtte Noor,
maar d'r bewegelijk-guitig gezicht kon
niet lang in ernstig-atrakke trekken
gespannen blijven. „Daar, daar heb
je de koninklijke auto!", sprong ze
in eens van d'r stoel op en 't was plots,
of de blijde zon weer uit d'r oogen
straalde, „dat moeten we zien. Ze
staat juist stil. Betaal jij vlug, zegl"
„Garcon!"
Onderwijl stond ze al op 't trottoir,
wilde vast vooruit hollen. Dat mocht
ze niet missen! In de verte zag ze al
do sympathieke figuur van Koning
Albert, die vriendelijk z’n volk toe
wuifde.
„Kom toch, Lien, kom toch!", riep
'r nog ongeduldig toe. „Ach, hoe
jammer, daar gaan ze al!”
Maar nog wilde ze oversteken, toen
in 'r wilde vaart d'r voet struikelde
en ze met 'n plof neersloeg, juist, als
‘n lange rij auto's kwam aangesnord
De chauffeur, met behendige vlugheid,
wist aanstonds te remmen, maar kon
niet meer verhinderen, dat z’n wagen
nog enkele meters vooruitschoof en
met 'n akeligen gil, 'n angstkreet van
de omstanders, wist 'n ieder al, dat
het ongeluk gebeurd was.
't Was alles 't werk van *n paar
minuten: Verkeer stop. De wagenbe
stuurder ontsteld uit z'n auto, bereid
willige handen, die 't slachtoffer.
Neek-blauw, kermend onder don wa
gen uithaalden en voorzichtig er in
droegen, 't hartverscheurend geschrei
van Lien, die voor 'r oogen 't vreese-
lijke had zien aankomen, hun wegrij
den naar 't dichtstbij-gelegen hospi
taal en op den broeden boulevard
suisde en ronkte 't weer van vlie
gende taxi's, luxe wagens on trams
of er fa tijden niets bijzonders meer
was voorgevallen.
Maar in den gelen, grooten Cadillac
lag het levenslustige kind, nu roerloos
op de zacht-zijden kussens, met de
oogen gesloten en 'n gapende wonde,
waaruit 't bloed hel-rood sijpelde op
't blanke voorhoofd. En bevend nog
van angst en schrik was Lien schreiend
neergeknield voor do stille gestalte,
wilde 'r .helpen, maar kon niet, tracht
te te bidden, doch 'r lippen prevelden
slechts woorden: „Mijn God! Help
haar, ach, help haar toch!"
En aan het stuur zat bleek-ontdaan
de jonge man, eigenaar van den wa
gen, waarmee buiten z'n schuld de
aanrijding had' plaats gehad en voor
zich zag hij nog steeds, als 'n visioen,
dat fijn-besneden gezichtje, marmer
wit, waarin de donkere oogen in doo-
delijken angst hem even hadden aan
gestaard, als wilden ze hem om hulp
smeeken.
Ja, hulp
als mogelijk was, om dit jongt
nog te kunnen redden en in vli
vaart ijlden ze voort in de richting
van bet hospitaal....
SNUGGER!
„Wat zou dat toch praktisch zijn als
iemand van te voren wist waar en
wanneer hij zou sterven."
„Praktisch? Waarom?"
„Wel, dan zou ik wel zorgen dat ik
tegen dien tijd daar uit de buurt zou
blijven."
EEN SLIMMERD.
Jaap had nog net een stuiver, en
dorst dat hij had!
Een glas bier kostte twintig cent
„Hoe kom ik aan zoo'n glas,
zuchtte hij.
Het toeval bracht raad. Aan een
tafeltje vóór een kroeg zat zijn vriend
Branie.
„Wel kerel," lachte Jaap, „drink je
zoo geheel alleen, of wacht je op een
vriend?"
,,'k Wacht op niemand,” bromde
de drinker.
„Om een stuiver wedden, dat ik p
mes demo iaeüea! toexwaatde mot z'n
hoed.
Lien mompelde iets Hollandsch-
Frsnsch, wist zelf niet, wat ze zei.
Nora, minder bedeesd, grootte resoluut:
„Au rWvoir, monsieur, merci!"
„Pas op, zog, je bent hier niet in je
Hollandscho provinciestadje, straks
word je nog in je verbouwereerdheid
door 'n taxi aangereden!", hield ze nog
d'r vriendin terug, die in alle drukte
niet direct wist, waar zo 't eerst moest
kijken, em zonder gevaar over te
steken.
„Wet 'n moed heb jij, Noor", lachte
Lien terug, toon zo eindelijk na enkele
bokkesprongen veilig óp 't groote
midden-trottoir stond, „maar zwets
niet ie hard, je kent Brussel ook pas
drie dagen. Wie weet, wat jou nog
overkomt!"
„Zeg, voel jij je ook zoo opleven in
dat geroezemoes en beweeg van 'a
gezellige, groote stad?”
„Kind, 't is me 'n openbaring en nog
meer geniet ik, nu we zoo samen eens
uit zijn, zelf moeten zoeken en onzen
weg vinden."
Zoo stapten ze knus gearmd over
den broeden boulevard, stonden tel
kens in verrukking voor de schitte
rende étalages van do luxueus inge-
richte magazijnen en de kleinere,
chique speciaalzaken, vermaakten zich
om 't drukke, levendige gedoe dier
wandelende, winkelende menschen,
zoo heel verschillend ook met de stijve
bedaardheid van do moer nuchtere,
stille deftigheid in 'n net Hollandsch
provinciestadje.
Ze schuifelden mee met 'n menschen-
massa, die dp groote „Baser Anspach"
bestormden, koken 'r oogen uit in die
wriemelende warreling, maar 't zoe
mend gegons, de benauwde atmosfeer,
't drukke gedrang maakten 'r ton laat
ste wee en duizelig en toen zo einde
lijk weer buiten stonden, was 't een
weldaad, do frissche lucht eens lekker
op te snuivèn.
„Noor, weet je wat we zullen doen?"
opperde Lien 'n voorstel, „daar even
uitrusten in die geel-rieten stoeltjes,
voor dat groote restaurant, 't Ziet er
zoo gezellig uitl"
„Best!", beaamde Noor, „ik verlang
naar een zitje en van daar uit hebben
we *n leuken kijk op den boulevard."
'n Gemakkelijke stoel, 'n groot glas
koffie, deed alle vermoeidheid wijken
en het was Noor weer, die d'r humor
uiten moest in allerlei opmerkingen en
kwinkslagen, bij alles wat ‘r vroolijke
lachoogen te zien kregen. Saampjes ge
noten ze van al 't nieuwe en vreemde
om 'r heen, maar toch, Noor, de gees
tige grappenmaakster, scheen nog niet
heelemaal voldaan. Met 'n lichten
zucht strekte zij zich even behagelijk
lui in d'r krakenden leunstoel en met
verlangenden blik bekeek ze ‘t stukje
blauwe lucht, ondoorgrondelijk-strak
gespannen boven de zonbeplekte da
ken der hooge huizen en heel diep uit
't hart welde 't in eens op: „Lien, weet
je wat ik nu zou willen Iets be
leven, iets, ja, ik kan niet zeggen hoe,
wat, maar iets, dat me heelemaal uit
die gewone, dagelijksche sleur zou
rukken. Als onze heerlijke vacantie-
daagjes bij Oom en. Tante afgeloopen
zijn en we daar weer in ons klein
Limburgsch stadje van voor af aan
kunnen beginnen, eiken dag opnieuw
naar kantoor, om, als 'n machine regel
matig, netjes-rustig, ons werk te doen,
brrr! dan voel ik nu al 'n koude ril
ling over me komen. Dat bevredigt me
niet, nee, dat houd ik geloof 'k niet
meer vol, al hadden we 't samen nog
zoo goed in het stil, net pensionnetje
'n Leven vol emoties, dat lijkt me.
niet zoo afgepast-keurig geregeld,
zonder 'n enkele variatie. Voel jij dat
niet zoo Lien, dat je vingers soms er
van jeuken en je zoudt kunnen opvlie
gen, om die vreeselijke eentonigheid
van je af te schudden? Ik snak naar
kleur, naar afwisseling in m'n leven!"
Lien keek 'r aan, kwam even onder
den invloed ven de vurige geestdrift,
welke er afstraalde van t mooi-jeug-
dig gezichtje en 'r grijs-blauwe oogen
lichtten vriendelijk, als ze antwoordde:
„Ik begrijp best je verlangens, Noor, en
die grootsteedsche drukte en bedrij
vigheid hier heeft je nog meer afschrik
gegeven van ons stil bestaan, zooals
we het steeds gekend hebben. Maar
ach, ik voor mij, ik heb misschien
niet zooveel behoefte, zeker, hier ge
niet ik volop van de gezelligheid, van
het uitgaan in do stad, van het weel
derig leventje bij je rijke Oom en
Tante, maar toch, ik weet nu al be
slist, dat ik ook weer even gelukkig
tevreden zal zijn, als na die pret-
bodoet nog 'a ander, 'n vreemde.
Misschien heb ik gedroomd, maar ik
hoorde 'n bijzondere, zacht-klinkende
stem en ik zag heel dicht bij 'n paar
wondermooie oogen, die vol meegevoel
me aanstaarden en 't scheen me toe,
of ze mij iets wilden vragen. Ik voelde
't, diep in m'n binnenste, maar geen
geluid wilde over m'n lippen komen en
do pijn deed me dan weer wegzinken
la ‘n benauwde, akelige eenzaamheid!"
„'n Droom was 't niet, Noor, maar
als je heel rustig blijft liggen, zal ik
je 't raadsel oplossen. Luister! In de
auto, waarmee 't ongeluk gebeurd is,
ben je naar 't hospitaal vervoerd. De
eigenaar van den wagen, toevallig ook
'n Hollander, was erg ontdaan door
't voorgevallene. Hij was 't, die je 't
eerst ter hulp kwam, die je zelf hier
binnen bracht en alles er voor deed,
dat je zoo vlug en goed mogelijl^tou
verzorgd worden. Aan hem heb je
veel te danken, Noor.
De schrik had mij, geloof ik, ver
lamd, maar hij trachtte mil te kal-
meeren, bleef bij me tot de dokter
je onderzocht en behandeld had. Toen
wisten ze, dat 't wel ernstig, maar
Goddank niet levensgevaarlijk was en
hij bracht mij thuis, bij ie Oom en
Tante en voorzichtig deelde hij hun
't treurig nieuws mede, stelde de
goeie luidjes gerust, dat ze geen groo
ten angst behoefden te hebben. Met
de belofte den anderen morgen terug
te komen, om ons in z'n wagen naat
't hospitaal te brengen, is hij vertrok
ken. En sinds dien morgen, is hij eiken
dag weer bij je geweest en z'n eerste
vraag was altijd: „Is de koorts wat
'geminderd en 't bewustzijn nog niet
teruggekeerd?" Dan stond ie lang
stil voor je bed en als ie eindelijk
wegging, las ik den angst en teleur
stelling op z'n gezicht. Dat was om
jou, Noortje! Ik heb veel met hem
gesproken dezer dagen en nog verwijt
hij zich, dat 't ongeluk voor 'n deel
ook zijn schuld is. Maar daarin ver
gist hij zich toch. Door zijn moedig
optreden heeft hij je leven misschiet
nog gered! Wat zal hij gelukkig zijn,
Noor, als hij je straks zoo terugziet
en je hem zelf vertellen kunt van
je beterschap. Maar ik waarschuw je
van te voren, kijk niet te lang in z'n
mooie, donkere oogen! Ze schijnen je
nu al in je slaap betooverd te heb
ben!" lachte Lien ondeugend.
Maar Nora scheen niets van 'r ge
plaag te bemerken. Droomerig staarde
'r blik in de wije verte door 't open
venster, waar sappig voorjaarsgroen
te baden stond in ‘n zee van zonne
licht en fluister-zacht klonk 'r stem
nu: „Lien, ik moest wel zuchten en
smeeken om 'n verandering in m'n
leven, herinner jij je nog. M'n wen-
schen zijn vervuld! Dit is 'n avontuur
dat me zeker lang heugen zal.
't Begin is 'n straf voor m'n klagen
en morren, maar.... en plots twin
kelde er weer vroolijk licht in d'r
vriendelijke oogen en speelde er 'n
glimlach om 'r kleine mond „wie
weet, hoe 't slot misschien nog 'c
groot geluk voor me worden zal!"...
MIA VAN MAASLAND
Toch dachten de twee meisjes op het
dat zij met den kleinen
sgierigen naar de fontein liepen,
jnaamd niet aan de appelhistorie.
wij elkander daar- Zij babbelden met het kind, t ior.den het
de waterstralen als fijne
met het stijve corset en een
Josephine is uw belegsel van spitsen en de pofmouwen en
manchetten; terwijl aan den anderen
mij thuis, dat kant het kleed der freule, met belegsels
antwoordde het gegarneerd,
De lucht was vol zonnegoud, 't
Straalde en 't spette op de teer-witte
wolkjes, 't sprankelde vol tintelend
leven op de pleinen en straten, 't
bundelde in dansende strepen door
de open vensters van de kleine zie
kenkamer en tooverde gulden lichte-
loovertjes op het witte beddelaken.
la 'r oogen lachte de weerschijn, als
Nora stilpeinzend 't zonnegespeel
gadesloeg en ze de stekende scheu
ten in 'r gewond hoofd, de hinder
lijke pijn van d'r gebroken been voor
'n oogenblik vergeten kon. Dan, heel
voorzichtig, wendde ze 't wit-verbon-
den hoofdje even opzij en zachtjes
klonk 't door de geluidlooze stilte
„Lien, praat eens wat!"
„St! Noortje!", fluisterde de andere
terug, die rustig naast 't ziekbed zat,
„do dokter heeft immers veel spreken
nog verboden!"
„Ja, dat was gisteren. Nu voel ik
me heusch veel beter. Heel lang kon
ik het niet, was 't zoo vreemd-dui-
zolig in m'n hoofd en dan die Pijn.
Lien, ach, die pijn! Maar nu is 't te
dragen en lijkt alles lichter om me
h—pr*
„Kind, wat ben ik blij! Nu zal je
weer gauw beter worden, Noor! Maa.-
houd je kalmpjes en doe precies, wat
do dokter je zegt, zal je?”
„Ja, maar dan moet je mij nog één
ding vertellen. Is er iemand bij me
geweest, Lien? Oom en Tante herin
ner ik me gezien te hebben, maar ik
eigen glas bier
't ziet?" vroeg
„Zou ik wel
pelde Branie.
„Nou, daar heb je gelegenheid voor,"
zei Jaap. Meteen nam hij het'glas en
dronk het uit.
„Je hebt verloren!" riep Branie.
„Nu ja," zuchtte Jaap, en gaf zijn
vriend een stuiver, ,,’k Heb nooit ge
luk met wedden genad."
VERKEERD BEGREPEN.
Een heer, die Zondags in een kleit
dorpje ging visschen, had zijn daar
voor bestemde kleeren bij een boertje
hangen, waar hij zich altijd verkleed
de. Op een Maandag miste hij zijn
sigarenpijpje en omdat het een kost
baar pijpje was, wilde hij zoo spoedig
mogelijk zekerheid hebben of hij he’
verloren had of niet. Hij telegrafeerde
daarom naar het boertj, 't volgende:
„Zit in broek pijp."
En het betaalde antwoord luidde.
„Zitten twee pijpen in."
ZOU HET?
De voorstelling in de bioscoop was
luist afgeloopen en er ontstond het
gebruikelijke gedrang naar den uit
gang.
„Dat gedrang is toch lastig," sprak
een dame, terwijl ze op een stoel ging
zitten, naast een heer beiden wach
ten, tot het gedrang voorbij was.
„Ja," gaf de heer tot antwoord, „als
iedereen nu zoo verstandig was als ik,
om te blijven zitten tot net gedrang
over is, dan zou er nooit gedrang zijn.
EEN SPEURDERS-GENIE.
„Waarom sta je tegen me te liegen?"
sprak de detectieve, terwijl hij den
jongeman doordringend aanzag.
„Waarom zeg j
terwijl je
loofd r
„Hoe.... hoe weet u dat?” sta
melde de ander, rood wordend.
„Omdat, jongeman,” antwoordde
de scherpzinnige detectieve, „omdat
al de sigaren, die we in je binnenzak
hebben gevonden, gebroken zijn F
'at gedrang is toch lastig," sprak
zitten, naast een heer beiden wach-
l'On UI 11 lig» LIL fevva lUv u'
deze affaire als een cavalier gedragen
dat Hendrik geen dolleman is. geen
riea, I-- 1L-
laar viooltjes bij
er veel van. Mot,
aan zitten. Ja, 't is wel schoon in den tuin 1 moet alles groot en prachtig zijn. Zie,
van Frauen-
:t waardig
liever, niet
tot vijand zou hebben I Nous verrons, zoo- nógmaaïs'verzoek ïk
mede had de raadsheer de uitnoodiging bezoek
voorloopig ad acta gelegd.
Toen nu Atlante Zurlauben haren vader
zeide, dat het haar vroegere speelgenoote,
Josephine Schumacher was, die met haar
klein zusje het pad van Frauenstein af,
volgde, sprak de baron vriendelijk „Ah,
'«Ij LICU, M.UIU IVVUI
ongeduldig toe. „Ach, hoe
laar gaan ze
Maar nog wilde ze i
ze
laten
in het bassin - - - -
kinderen gaarne zien!" ken om de frissche, lieve mond legden
'l een getuigenis sf, dat hare ziel nog niet door
minachting sprak. Overigens den vergiftigen adem, welke uit Frankrijk
de hof voor de kinderen van overwoei, aangeraakt waa. Even M-
mederaadslid steeds schuldig blikten de oogen van het bur-
I IS t - 4
maar t
nooit gebruik maakt Ik diger, vooral dan,
een L.".J_
u wellicht
ronde meestal een weinig rood
wangen twee allerliefste
vormden. De donkere haren
strak over het voorhoofd ge
en in twee dikke „staarten"
en welke over den rug hingen en
Ook het jongste kind van den gestrengen
adsheer Schumacher, een meisje van een
Vergeet niet, tegen den ouden George te jaar of drie, had op zekeren dag dat won-
zeggen, dat hij den boom eiken avond met cL A.' J,
atroomatten toedekt. Ik weet niet, maar ik op de armen der oude dienstmaagd door de
r Josepha, nu hun weg langs pastoor Mooi zaliger,
de rijpe vruchten genieten. den tuin voerde, geen rust zij trok haar verstand van
Aldus sprak Baron Fidel en een wee- bij de jurk naar het poortje. „Da, da 1
m<
manm-
hij op den Spaanschen stok met gouden leli u wijzen I'
j,-- ZUJter verkeerde in de mee
rling, dat er niemand van het kasteel in is
noemt men
rDuitsch,"'
„Al weer aaa onaangename zaken den- den tuin aanwezig was, anders zou zij de meisje lachend.
„Dat klinkt ook goed. Ik verrtht on
ze gemoedelijke taal volstrekt niet, hoe-
ais da stof aanbelangde, kortom,
nieuwe Paris had ook moeite
der Zur- gedaan, welke
greep en lachten met haar om
schuwe diertjes, die langzaam,
igzaam naderden, om dan weer pijl
snel naar beneden te duiken of weg te
zwemmen. Hoe heerlijk, zulke gouden
en zilveren waterbewoners te bezitten!
wanneer zij aan de opper-
zwommen en door het zonnelicht
..„I—. Het meisje kon de
oogen niet van de dieren afwenden. Ze
Maar het hielp niet. De kleine drukte wilde ze meenemen om er thuis mee t»
haar kopje tegen haar oudere zuster spelen.
bevreesd voor het zware Toen Seppeli Schumacher en Atlante
2- van den vreem- Zurlauben eindelijk het kind sao wtia
lielinft waaruit de commandotoon van hadden gemaakt, dat het begreep, dat de
1 nje| me, 2ilzilleli ia bat
„Eh bien wij zijn in
schalkschar, veritan-
wanneer een schert-
klein send woord de roode lippen krulde »n
"op de i
antwoord schoone gekleurde
>ok goed. Denkelijk kuiltjes
i en waren
toestemming inhou- streken
t on- gevlochtt-
Ier! Ik bijna tot de voeten reikten. Hare ge
lid stalte was kleiner dan die van Atlante,
„virum purae et inte- maar voller en leniger. Zij droeg de
„vindicem libertatis welgekleede. oude Zugerdracht, zooals
men ze thans nog op de groote boer
derijen ten westen van het meer vindt;
i een weinig vermaakt: het korte
een zilveren keten over den
jp niet waarom uw vader germeisje,
zoodanig In plaats van naar Frankrijk te
trekken, en, gelijk als zijne neven, onder
Het was in de Paaschweek van het jaar het vaandel van den allerchristelijksten
1729. koning eer en rijkdom u bevechten, heeft
De lente hield haren intocht in het Zu- hij het er on toegelegd om eigenaar te>
gerland met zoele lucht en gouden zon- worden van net aandeel Zurlauben ce
Beschijn. fripon IA Ik zou hem niet willen aanzien
Op den Rigikulm en de rotsachtige rug- als hij niet dank zij het vertrouwen dal
gen, welke langs den Noordkant voor den ik geniet in het bezit geraakt was van
„Koningsberg' steil naar de „Zugerzee’ enkele geschriften, welke, in de hand van
gekeerd zijn, lag nog de sneeuw. Ook nop onze politieke vijanden, niet alleen voor
op de Pilatus- en Unterwaldener bergen mij, maar voor geheel de partij een ge-
De gletschers van het Berner Oberland vaarlijk wapen zouden zijn. Zou hij ze
schitterden in hun voorname, koude win- werkelijk aan den zwarten schoenmakei
oog be- uitleenen, gelijk hij voorgeeft, dan zouden
gedurig voor ons moeilijke dagen aanbreken. Ik
_it lieve vertrouw op de gelegenheid en den invloed
- -langs
de liefelijke boorden van het meer en ae
en altoos niet zijn eigen familie in de oogen van den
willen maken Neen, neen Gij hebt ge-
moeilijke dagen aanbreken. Ik
uwer zuster, die Hendrik misschien tot
reden brengt. Ma foiDe man zal toch
terpracht en sloegen met een koel c*
daard ’t lichtzinnig, levendig, onge
drijven der jonge lente gade, van dat
kind, dat weder om het stadje Zug,
luwe berghellingen het oude
weer jonge spel met blad cn bloemen en geheele stad en hare omgeving verachtelij k
vroolijk gekwinkeleer begonnen was. willen maken? Neen, neen Gij hebt ge-
Zoo warm, zoo verhittend scheen de lijk Ik wil dezen avond niet meer aan der-
zon, dat zelfs baron Fidel Zurlauben zich gelijke dwaasheden denken Dus naar de
liet verleiden den hof te bezoeken, om, bloembedden en laten wij een mooien rui-
ondersteund door zijn dochter Atlante, de ker voor de groote vaas uit Sèvres plukken
zwellende bloeiknoppen der vruchtboo- welke de hertog De Choiseul mij onlangs
men in oogenschpuw te nemen. ten geschenke gaf. In het midden deze
„Kijk eens, vader,” zeide het slanke trotsche keizerskroon, dan een krans tul-
meisje, terwijl hare oogen vroolijk rond- pen en hyacinthen neen, laat de hya-
zweefden, „kijk eens 1 Hoe schoon, hoe cinthen weg, ze {geuren al te sterk binnen
frisch alles groeit en bloeit I Nog acht da- —narcissen kan ik beter verdragen en
gen zulk warm weer en zonneschijn en aurikels dat is een kleurenpracht welke
lange den heelen muur staan de leiboomen mij bekoort 1 Mijnentwege kunnen er nog
in vollen bloei. Ook deze nieuwe soort een paar viooltjes bij princes Adelaide
peer welke gij te Versaille geënt hebt, is hield er veel van. Moi, ik heb nog nooit
vol knoppen. Ik yrees zelfs, dat er al te veel veel om dat kleine tuig gegeven bij jnij
We mogen hopen op een overvloediger! - wie komt daar langs het pad
oogst I” stein aangeloopen r”
Bien, trés bien 1 Zeker, de boom heeft De bloembedden lagen in de nabijheid
zich boven verwachting goed gezet. Als van een tuinpoortje, waarvan de kunstig
eenmaal de vruchten rijp zijn, zult ge ver- gesmeedde deur het wapen der Zurlauben
wonderd opzien I Door elkander is elke droeg, twee staande leeuwen met een lin-
peer wel een pond zwaar en zij zijn zoo detak tusschen de klauwen. Door de ijze-
zoet en sappig, dat ze, als het ware, op ren spijlen kon men in den tuin zien en
de tong smelten. A la Reine heet men dat dikwijls drukten de kinderen hun hoofdje
soort op het hof. Als een bijzondere gunst tegen de staven, terwijl zij een begeerigen
kreeg ik een entloot uit den koninklijken blik naar het waterspel van den spring-
tuin wegens diensten welke onze familie bron wierpen. -
den Franschen troon bewees. Als we nu Ook het jongste kind van den gestrengen b*’ch0“w a*s
maar geen vorstige nachten meer krijgen raadsheer Schumacher, een meisje van een van “en r*a°
- iL, 1..J d-l «rae mentis en
derwerk met aandacht beschouwd, toen zij Per Helvetian zooalf ik kort geleden
een mijner vrienden schreef. Gij ver-
he^^'idw'^of^/dM'wftba^nsu- S’kïe’k,7n‘ d^'om'to riHha^ha^ «iaat immers latijn; ik herinner mij dat slacht,
welijks mag zien bloeien, laat staan van oudere zuster Josepha, nu hun weg langs paafoor Mooi zaliger, uw i -
de rijpe vruchten genieten. den tuin voerde, geen rust zij trok haar veratand van de oude tales met ge- gestikten borstrok vaatgeanoerd, stond
- - - wiit te roemen. Wordt maar met haar uitstekend, oneindig mooier dan
loedige trek kwam om de lippen van dat stamelde de kleine en wees met het vin- rood, ofschoon die kleur uw wangen Atlante
lannelijk schoon gelaat. Vermoeid leunde gertje naar het poortje, „kom, kom Ti-ti- heel goed staat. Josephine is uw
_ij op den Spaanschen stok met gouden leli u wijzen naam?"
knop, terwijl een diepen zucht zijne lippen De oudere zuster verkeerde in de mee- .Seppeli
ontsnapte. ning, dat er niemand van het kasteel in is Zuger
i
ken Kom, jaag die gedachte toch uit uw
groote, blauwe oogen smeekend op den Fidel Zurlauben den strengen vader niet we| je voorkeur geef aan het een nieuwe Paris had ook
baron. „Gij weet toch vader, «lat dr Hess aangenaam wm, wist het verstandige Fransch. Alle roem en rijkdom der Zur- gedaan, welk» der beide jonkvrouwen
gezegd heeft, dat niets voor ijiw gezond- meisje zeer goed. Schumacher en Zurlau- |auben stamt uit Frankrijk. Ik zou wen- den beroemden appel te schenken,
heid slechter is dan de melancholie, zooals ben waren politieke vijanden bovendien scj,en nw Vader de groote voor-
hij zich uitdrukte. Weg daarmee I Zie eens bestond van grootvaders tijden af eene heelen welke het katholieke Zwitser- oogenblik.
hoe lustig de vinken slaan 1 Kom mee naat de vermogende burger wilde in geen enkel aen'iet’ beter' on priV wist te s’tëiien* hoegenaam'
de bloembedden. Wij willen samen een opzicht van den voornamen aristocraat, die Enfin ik hoop da* wij .l'.—.J.. ----Zij „v. -...„ -—
ruiker plukken voor het avondmaal, waar- rich beroemde op zijn ouden adel en zijne pintr<:nt binnenkort beter leeren begrij- de goudvischjes in het marmeren bek-
opwij Kathanna verwachten. En wellicht betrekkingen tot het hof van Versalles Nu Jeen woord meer over de zich ken, waarin de waterstralen als fijne
brengt zij haar beide jongens mee. In elk afhankelijk zijn. Thans zou baron Fidel
- ™,1 L aaa „„L. 1. I. Vlr\^lz Ion Iirolnocnr-S-S Irton •■a/'L-if orval o 1
traantjes van die lieve engel ook kun- visschen
nen drogen. Kom maar eens mee klei- de
ne schat! Kijk eens, wat een'mooi gou- [an|
Hendrik, wegens zijn lichtzinnigheid Ik strengen, wijzen, verstandigen en voor- h.t’goudeÏVorhge" uit ïen zak en
lamme vrouw met haar tandje uit de zigen, waarin hij den raadsheer verzocht 8 ni.t van d.
brandende hut redde 1" -hem met zijne geëerde gemalin, de acht- baar werd.f
JNu, hij zou geen echte Zurlauben zijn bare Marianne Rauchin van Diessenhofen I.- --
als hij dat niet gedaan had sprak de ba- de eer te willen aandoen, om op aanstaan- haar kopje tegen haar oudere zuster spelen.
ron driftig. „Ik geef toe dat hij zich b’ Jen Donderdag aan een vroolijken, vriend- aan; zij was bevreesd voor het zware Z-
deze affaire als een cavalier gedragen chappelijken maaltijd in zijn nieuwen geluid, de harde stem van den vreem- Zurlauben eindelijk het kind z«o t
heeft. Maar darmee is nog niet gezegd uinzaal deel te nemen." deling, waaruit de commandotoon van hadden gemaakt, det het begreep, dat
J™vau- Schumacher had deze geheel onver- den ouden officier der garde sprak. foudvisschen lL.
In stad en laad kent men hem als wachte uitnoodiging met hoog opgetrok- „Eh bien wij zijn in ongenade ge- zand of on den bouten vloer konden
vallen bij onze kleine prinses Schuma
cher," lachtte de baron, ietwat geër
gerd, terwijl hij het horloge weder in
den zak stak. ,Wij zullen ons terugtrek
ken. Atlante, beproef gij eens, dat
kleine ding gelukkig te maken .Bloemen
en bonbons staan ten uwen dienste.
Aangenaam, juffrouw Schumacher, en
- Ij u beleefd, uwen va
als de heer baron gewoonlijk zegt Daar- der te melden. Miezeer hij mij met zijn
mede had de raadsheer de uitnoodiging bezock natuurlijk in gezelschap van
voorloopig ad acta jelegd. de geachte vrouw Schumacher ver
plicht."
Hiermede boog de baron Fidel even
het hoofd en liep dan door een taxie*
laan op zijn woning aan.
die brengt ons stellig de tijding, dat de Nadat de groote man met de b*ede
raadsheer aan de uitnoodiging gevolg stem zich verwijderd had, waa de kleine
geeft 1 Natuurlijk I Al speelt men anders Caecilia spoedig gekalmeerd. Met een
ook nog zoo hardnekkig den Cato Fugien- eenigszins schreiend gezichtje keek zij
sis, dan kan men de eer eener uitnoodiging nu eens naar haar zuster,, die haar met
op het kasteel Zurlauben toch niet afslaan, goedige woorden berispte, om haar
Ma chère, Atlante, ouvrez la grille vreesachtigheid jegens den heer baron,
Atlante opende het poortje, juist toen de en dan weer naar freule Atlante. En daat
beide wandelaarsters de deur genaderd zij in haar milde trekken en vriendelijke
waren. Vefschrikt gaf de kleine een gil, oogen dadelijk goedheid en liefde las
toen zij plotseling den baron met zijn groo- een klein kind heeft daaromtrent een
te pruik zag aankomen en verborg zich aangeboren, instinctieve menscheaken-
weenend achter de japon harer zuster, nis liet zij haar „Seppeli" los. Vol
Ook Josephina was door deze onverwachte Jfftrouwen greep zij Atlanta's hand en
ontmoeting min of meer verlegen, maar liep met de freule rechtaan op de fon-
herstelde zich spoedig en onderwijl zij tein toe. Het wai een verrukkelijk beeld
haastig met de vingertoppen de japon dat kind mot het engelenkopje tusschen
vastgreep maakte zij eene deftige buiging de beide jonge dames. Atlante, slank,
voor den heer van het kasteel en bad om met fijngevormde trekken, bet lieve
verontschuldiging, dat zij zich door haar bleeke gelaat naar de toenmalige
kleine zusje had laten verleiden, de poort Fransche mode, door blonde lokken om-
te naderen, om een blik op de bloemperken ijj.t, had een goed figuur gemaakt in de
en de fontein te werpen. rococozaal van het hof; maar hot reine
„Welnu, wij laten den tuin en do voorhoofd, de onschuldige blik uit de
goudvieschen in het bassin zulke groote blauwe oogen. de goedige trek-
nette, lieve kinderen gaarne zien!" ken om de frissche, lieve mond legden
zei de baron op een toon, waaruit een getuigenis af, dat hare ziel nog niet door
zekere minachting sprak. Overigens den vergiftigen adem, welke uit Frankrijk
staat de hof voor de kinderen van overwoei, aangeraakt was. Even on
mijn gewaardeerd
open. Ik begrij,
van dit verlof
heb hem dezen morgen tot
feestje uitgenoodigd; gaf hij
opdracht voor eenig
juffer? Nief? Hm! O,
zal het antwoord morgen komen
naar ik hoop een t
den. Niet aannemen zou mij hoogst
welkom zijn. Meld dit uwen vad<
beschouw hem als een voornaam
van
grae
overwoei, aangeraakt
brandende hut redde -
„Nu, hij zou geen echte Zurlauben zijn bare Marianne Rauchin van Diessenhofen
als hij dat niet gedaan had sprak de ba- de eer te willen aandoen, om op aanstaan-
j was
^chappelijken maaltijd in zijn nieuwen geluid, de harde stem
uinzaal deel te nemen." -- -1-
Schuniacher had deze geheel onver- den ouden officier der garde «prak. e
--•---Eh hjen zijn in ongen-.de ge- zand of
2, een beteren indruk maakte
dan de min of meer grove wollen rok
kleine Zizilleli stellig niet gevolgd zijn; npat klinkt ook goed. Ik verrtht on- van het burgermeisje, zoowel wat den
hoofd I" sprak Atlante en vestigde hare want dat een ontmoeting met den baron ze"gemoedelijke taal volstrekt niet, hoe- vorm i
groote, blauwe oogen smeekend op den Fidel Zurlauben den strengen vader niet we] jk de voorkeur geef aan het een
baron. „Gij weet toch vader,-dat dr Hess aangenaam wm, wist het verstandige Fransch Alle roem en rijkdom
gezegd heeft, dat niets voor Uw gezond- meisje zeer goéd, f
heid slechter is dan de melancholie, zooals ben waren politieke vijanden bovendien scben dat vader de groote voor-
hóe vroolijk het zonnetje schijnt. Hoor oude veete tusschen de beide famihën en Xd'van"den* allerchristelijksten koning r.ieuwi
I -w --- Veil LI '-j1 H
de bloembedden. Wij willen samen een opzicht van den voornamen aristocraat, die gnfin ik h dat
mIssVIsam Ua* «mzxazIvm^-sl ur^^r. •ve/'lt korzsotv,/4s> «tsn nurian am aresMA
op' w.) 'Katharina'vttwachten. En wellicht betrekkingen toi het hof van'Verstalles *<e«'wöord'meer ovw de rich kin,’
brengt zij haar beide jongens mee. In elk afhankehjk zijn. Thans zou baron Fidel „IkeBS afdwiMende politiek. In plaats droppeltjes nedervielen. hielden het vast
- geval :al't haar geluk Endoor hare kloek- den welbespraakten_rechtsgeleerdegaarne d willen wij beproeven of we de bij het kleedje, toen het juichend naar de
heid en kalmeerende woorden de storm te tot vriend hebben. Onder de uitnoodigin- di„ eBiei 00' -
drogen. Kom maar eens mee klei- de
ggende. nam de ba-