VERBROKEN BANDEN.
-
f
DE ZWARTE SCHOENMAKER
4
W»1
zich geheel
of
mits Malcjlm
gerechtigheid. dat
(U’urdt vervolgd.)
***rde gedurende bet nog overige gedeelte van den tocht het
stilzwijgen. Zijne stemming werd echten wat beter, of scheen
bron versuipen!"
o
gemakkelijk volks-
Voor de Huiskamer
VERHAAL UIT HET ZWITSEBSÊHE VOLKSLEVEN.
(Vervolg).
„De aangeboden oorvjjg zal ik ad notam
nemen," antwoordde Schumacher en vestig
de zjjne donkere oogen op den ridder, „Maar
wat staan wjj hier te praten! De ganscbe
stad zal binnen een uur een rijmpje op Fi
del's tiachtelyke vaart samenflansen. Ook
al wenechte ik het niet, de zaak moet thans
in den raad t^r sprake komen. Daar ben ik
verlangend uwe verdediging van het gedrag
des barons te booren."
Schumacher boog even met het hoofd en
liet toen den ridder staan.
De advocaat had goed geraden. In minder
dan geen tjjd had Griet Speek het groote
nieuws aan een dozijn vriendinnen en buur
vrouwen natuurlijk in het geheim
medegedeeld, en dezen’'mprgden eveneens
dat nieuwe vriendinnen en buurvrouwen op
de hoogte werden gesteld. En ook vrouw A.
50.000 gulden verstaan, vrouw B. meende,
dit bedrag te moeten vermenigvuldigen,
zoodat een paar uur later reeds het praatje
ging, dat Zurlauben in een aak met tien
koffers, welke meer dan een millioen gulden
bevatten, den tocht over het meer gewaagd
had.
Op den terugweg naar huw zag de Raads
heer voor de pastorie, voor de herberg „De
Pauw’’ en „Het Zwaard’’ eu eindeljjk op het
plein onder de linden vele nieuwsgierigen
druk met elkahder in gesprek.
„Heer Schumacher!" „Heer Scumacher!”
riepen sommigen hem toe.
„Hebt u het al geboord?’’ „Fidel Zur
lauben!’’ „Met de noorderzon verdwe
nen!’’
„En twee groote" „Neen, drie of
vier!” „Wel neen, een stuk of tien, vol
goud en zilver en zakken geld!" „Ja, het
schip, de groote aak, was we zwaar beladen
dat zjj veel akns had te zinken!"
Zoo riepen verscheidene stemmen en het
eenige wat Schumacher doen kon, wa® den
lieden zeggen, dat het zoo erg wel niet zou
zjjn geweest. Overigens wilde hij zorg dra
gen, dat de raad ook tegenover zulke groote
heeren naar recht en plicht zouden weten
op te treden.
Thuis gekomen, was Schumacher aller
eerst verplicht de nieuwsgierigheid ijjper
echtgenoote te bevredigen. Hjj verspilde ech
ter niet veel woorden en verzocht haar hem
verder niet te hinderen, daar hjj verplicht
was. na te denken over hetgeen hjj aanstonds
bjj de raadszitting moret zeggen. Ook Sep-
peli ontving nauwelijks een groet en toch,
zjj zou haren vader zoo gaarne gewaar
schuwd hebben, nu zjj dat vuur van den
hartstocht in zjjne oogen zag schitteren. Hij
liep haastig voorbjj en gaf de kleine Zizil-
leli zoo verstrooid een kruis op het voor
hoofd, dat het kjnd haren vader met groote
oogen aanzag en sprak: „Zoo, niet, Dkttli!
'Met wijwater, «ooals Tl-ti-leli aan Titihabe-
11.”
Maar de vader was dezen morgen niet
in eene stemming om met geduld naar het
gebabbel der kleine te luisteren. Met haast
schoof hjj het weenende kind en de oudere
zuster uit de kamer en haalde de papieren
te voorschijn, waarop hjj enkele aan teek e-
ningen over den zouthandel en de pensions
gemaakt had.
Het duurde echter niet lang of een luid ge
tier op straat maakte hem de verdere studie
onmogeljjk. Het plein van het raadhuis, van
de bron tot den toren, werd langzamerhand
zwart van menechen. Allee stroomde bjjeen;
want het gold de vernedering van een rijk,
adelijk man! Uit alle werkplaatsen en win-
Skels drong werkvolk naar het portaal voor
het raadhuis. Smeden en slotenmakers met
gezichten, zwart van roet en naakte ge
spierde armen; slager» met bebloede schor
ten; koperslager» met de hamer in de'vuist;
en kastenmakers, wien het zaagmeel nog
aan de kleeren hing; witte bakkers en mul-
dersknechts; snijders en schoenmakers; kaas-
koope», kramers, schippers en visschers en
daartusschen marktwjjven en burgervrou
wen en de lieve schooljeugd, allen schreeuw
den en riepen wild door elkander terwjjl en
kele malen uit dat geharrewar van die vele
stemmen een gemeenschappelijk geschreeuw
weerkionk, als de een of ander, door het
volk bijzonder bemind of gehaat, het plein
passeerde.
„Dat belooft iets goeds te worden," sprak
Schumacher bij zichzelf, en zag met welge
vallen naar het plein. „Ophitsing van het
volk tegen den voortvluchtigen baron en
zijne politieke vrienden blijft alvast onnoo-
dig. Integendeel, geheel overeenkomstig den
Toen hfj het deurtje geelotee had, riep 1
„Marianne!!"
De vrouw kwast, trok den kraag en de,
oien van den mamtel recht eu stede, aar-
I harp oogen straalden vaa geluk:
x „De gansrhe gtad vertelt, dat gü vandaag
het trotsche geslacht der Zurlauben» zult
verpletteren en de voornaamste man van de
gemeente wordt. Ik ben trotsch opS, beste
man!"
„Och kom, gh vrouwen! Ge denkt tleehu
aan die Here Ijdelheid.” antwoordde de
raadsheer en wiep een vertoornden blik op
Marianne. „Bid liever, dat de goede God
zich vervaardig», door mjj recht of gerech
tigheid te laten beoefenen! Zeg den beer
Heinrich Zurlauben, dat hjj mjj naar bet
raadhui» v ergezelle.”
Enkele oogenblikken daarna verlieten de
beiden mannen de woning. Met gejubel wer
den zij door de menigte op het plein begroet.
Maar Schumacher bleef koel bjj al dat ge
roep en geschreeuw. „Gaat naar uw werk,
goede lieden! Gjj verliest weer een hal ren
daghuur!” riep hjj hen toe.
„Dat komt weer terecht en misschiea wel
tiendubbel, als wjj u helpen het kasteel Zur
lauben ten bate der stad te verkoopen! Dan
verdoelen wjj den buit," schreeuwde de
roode Ludi. ..Wjj verlaten het plein niet,
vóór wjj vernomen hebben, dat men de ge
vangenneming van den baron eischt."
„Ja. ja, ja,! Weg met hem! Hij zal
betalen en men moot hem het hoofd af
slaan!”. antwoordde het gepeupel.
De raadszitting was verre van kalm. Vet*
vrienden en neven van Fidel Zurlauben wa
ren niet opgekomen, uit vrees voor de op
roerige menigte. Zjj hadden zich laten ver
ontschuldigen, hetzjj wegens ziekte of eene
tjjdeljjke afwezigheid uit de stad en Heten
aldus den ongelukkigen baron in zekeren
zin aan zijn lot over. Schumacher zag het
en glimlachte spottend.
Toon het jongste Md, volgens oud gebruik,
het gebed luide voorgebeden ha<£ vroeg
Schumacher het woord. Fidel Zurlauben
diende eigenlijk ak „president” voorzitter te
zjjn; wegen» zjjne afwezigheid moest het
oudste lid 'n geval de baanderheer
Kolin de vergadering leiden. FHj gaf
Schumacher het woord met het verzoek itch
daarvan met eene wijze gematigdheid te be
dienen.
De raadsheer beloofde, zoo kort mogeljjk
te zjjn. Toen sprak hij met enkele woorden
over het opvallend vertrek van baron Fidel:
dat men moeilijk anders dan eene vlucht
kon noemen. Mocht de voorzitter het ver
langen. dan kon de visscher Schnuz bexe».
tigvn. dat de baron >ene buitengewoon zwa
re kist bjj nacht en ontjj over het meer had
laten brengen Daarmede had de baron be
wezen. dat hjj niet vrij van echuld wis;
want alleen de vree- voor een gerechteljjk
onderzoek had den zieken baron naar
deze had laten berichten tót zulk een ver.
twijfelenden stap kunnen verleiden. Waar
om? Ik ben in de gelegenheid, daarotntren»
eenig licht te verschaffen. Sedert gisteren
wist hjj, dat ik uittreksels uit zjjn journaal
onder mijn berusting heb en die wetenschap
deed hem besluiten, zoo overhaast te ver
trekken. Want eergisteren nog durfde hij mjj
het voorstel te doen, dat ik zou z*ijg*n.
waarvoor mjj dan een hoog Fransch pension
uitbetaald zou worden. Bah! En nu is hij
op rei»! Volgens tujjne berekening heeft de
baron de gemeente voor meer dau L.
benadeeld ik wij niet zeggen bedrogen of
bestolen dat moet het onderzoek uitwa
zen. hetwelk ik hiermede plechtig en naar
bebooren aanvraag."
Schumacher besloot zijn rede met de spot
tende bemerking, dat hjj voornemens ge
weest was. \olgens gewoonte de uitsluiting
der vrienden en verwanten van den aange
klaagde bjj deze behandeling te verzoeken.
Doch de heeren bkddi-n hem deze moeite
bespaard, wjjl zij in de stellig.- overtui
ging, dat de lieve neef niet meer te helpen
was, alvast door afwezigheid schitteren. Al
leen de heeren Landt wing en Brandenberg
waren verschenen en uit dankbaarheid, dat
zij zich zoo moedig getoond hadden, de ver
gadering met hunne tegenwoordigheid te
verteren, wilde hjj van hunne uitsluiting af
zien.
•ene plaats als daze hebben ze, naar het schijnt, niets anders te
doen.
John Treverton had met meer belangstelling deelgenomen
aan dit gesprek, dan hij zich in staat geacht had te gevoelen
ten aanzien van iets, dat op Laura Malcolm betrekking bad.
Wat was zij voor hem, dat hij zulk een naijverigen toorn bij
zich kon voelen opkomen tegen dezen onbekenden Edward
Clare? Pleitte niet alles bij hem ten haren nadeele? Moest
hij niet een onuitsprekelijk en afkeer van haar gevoelen, tenge
volge van die dwaze bepalingen in den uitersten wil zijns over
leden bloed verwants?
„Die man heeft iets, dat hem kwelt. Eliza,” sprak Mr. Samp
son, terwijl hij gedurende een paar minuten zien op het haard
kleed voor het vuur stond te warmen, nadat zijn gast zich
naar bed had begeven. „Let op mijne woorden, Elua; John
Treverton heeft iets, dat hem kwelt"
„Wat doet je dat vermoeden. Tom?”
„Omdat hij in 't minst niet opgewonden is over de rijke er
fenis. die hem ten nadeele gevallen ia, of die hem binnen een
jaar tijds ten deele vallen zal. En 't is in strijd met 's menschen
natuur, in 't bezit te komen van een jaarlijksch inkomen van
veertien duizend pond, welke hij nooit verwacht had te zullen
erven, en het zoo koel op te nemen, als deze man het doet”
„Wat bedoelt ge met dat binnen een jaar tijds, Tom? Is hij
dan nu nog niet in het bezit van de nalatenschap gekomen?"
„Neen, Eliza; daar zit het hem.” En Mr. Sampson deelde nu
aan zijne zuster mede, welke bepalingen er voorkwamen in
Jasper Treverton's uitersten wil, naar ernstig waarschuwende,
dat zij niets van I geen zij thans te weten kwam aan eenig
sterveling zou medcdeelen, op straf van zijn altoosdurende on
tevredenheid.
Thomas Sampson had het den volgenden dag al te druk, om
aan zijn gast te kunnen wijden; daarom ging John
Treverton er op uit, om eene groote wandeling te doen, met
eene kaart van het landgoed Treverton Manor in zijn zak. Zijsie
wandeling voerde hem langs menig uitgestrekt stuk bouwland ea
weiland, en hij bleef staan kijken voor de hekken van menige
pachthoeve, welker groote schuren en hooischelven met bet
vadsige vee, dat daar tot over de knieën in den modder op het
heem stond, zijn aandacht trokken, terwijl hij zich afvroeg, of
hij ooit heer en meester van dit alles zou worden. Hij deed
eene groote wandeling, en het was reeda schemeravond, toes hr
met langzame schreden en in gepeins verdiept huiswaarts keer
de
Op ongeveer een mijl afstand» van Hazlehurst kwam hij uit
eene smalle laan op een stuk weiland, over 't welk eea pad
liep, dat naar net dorp voerde. Uit genoemde laan komende,
zag hij de gestalte van eene dame in den rouw op geringen af
stand voor hem uit. Er was iets in de houding van haar hoofd
dat hem bekend voorkwam; hij verhaastte zijne schreden om
de dame in te halen, en weinige ©ogenblikken daarna liep hij
naast Laura Malcolm.
„Ge zijt nog laat buiten, miss Malcolm." zeide hij, eigenlijk
niet goed wetende wat hij zeggen zou.
„De duisternis valt zoo spoedig in dezen tijd van "t jaar. Ik
heb een bezoek afgelegd te Tborly, ongeveer anderhalve mijl
van hier."
„Ge brengt zeker vele bezoeken aan de armen, niet waar?
„Ja. ik ben altijd gewoon geweest, twee of drie dagen 'sjrsefri
te besteden aan het bezoeken van armen. Ik ben vnj goed
onder hen bekend geraakt, zij hebben mij leeren begrijpen, en
hoeveel klachten sommigen ook plegen te doen booren over
de armen, ik heb ze dankbaar en hartelijk bevonden.
John Treverton sloeg mijmerend de oogen naar haar op-
Hare wangen waren dezen avond levendig gekleurd een
rooskleurige tint, bij welke hare donkere oogen ghnsterden
met eene gloed, dien hij daarin voor de eerste maal waarnam.
Hij bleef naast haar loopen tot aan Hazlehurst toe, en nadat
zij eerst gesproken hadden over de armen, die zij bezocht
had, kwam het gesprek vervolgens op haar pleegvader, whe»
verlies zij zeer smartelijk scheen te gevoelen, nare manieren
waren dezen avond volkomen openhartig en natuurlijk, en toen
John Treverton afscheid van haar nam bij het hek van Manor
house, had zich de overtuiging in hem gevestigd, dit zij met
minder bekoorlijk dan schoon was.
En toch slaakte hij een ongeduldige zucht, tow>
wijderde van het groote ijzeren hek, om zijne wandeling naar
Mr. Sampson's woning te vervolgen, en kostte het hem inspan
ning om zich wat vroolijk voor te doen gedurende den langen
avond, In 't gezelschap van de twee Sampsons en een
houwen beerenboer met een rood gezicht, die daar te dineereo
was gevraagd, en om later een gezelligen robber whist mede
te kunnen spelen.
I v
wensch van pastoor Wiekart, sal ik enkel»
woorden tot bet volt spreken, om het tet
kalmte te brengen en toch bereik ik op
die fraaier, het doel, waarnaar ik streef: de
overwinning onzer partij. En dat tonder
strjjd, naar het mjj toeschijnt! De zekere «n
smaadvolle val vaa den aanvoeder der
„Linden" zal een paniek in hunne rijen ver
oorzaken!”
Nogmaals keek hjj door het raam naar de
volksmenigte, die van oogenhlik tot oogen-
blik meer en meer opgewonden werd. „Het
zon weinig moeite kosten, hen tot eet aan
val op de heerschende, partij aan te sporen!
Maar neen, laat on» den wettigen weg kie
zen!" Deze brengt ons langzamer maar ze
kerder tot bet doel. Recht en gerechtigheid
in alle»! Zie. daar komt de raadsheer -
landtwing aan laat een» zien, hoe bet
volk hem ontvangt”
In een stramme, militaire houding kwam
de voormalige Franeche kapitein, met den
raadsheerlijken mantel emhangen en den de
gen op zjj, door de torenpoort/ „Ruimte,
goede liên!” riep hjj op een commandotoon.
„Wat moet dat dringen en dat tumult bier
bjj het raadhuis? Hier...,
Maar gehuil, gefluit, geschreeuw en ge
tier verdoofden zijne woorden
„Ook een van de „Linden"!"
„Wil die ook met gestolen geld van de
burger» bjj nacht en ontij over het meer?”
,Men moest dien dapperen Baar in de
Deze en nog meer scheldwoorden hoorde
Schumacher op zijne studeerkamer.
„Dat gaat te ver," dacht hij en opende
haastig het venster. Met zijn schelle stem
vermaande hij de burgers, rustig te zijn en
zich ordelijk te gedragen. Zij waren verplicht
elk lid van den raad de hem toekomende
eer te bewijzen. Hij, Schumacher, zou zorg
dragen, dat elke bcleedigirrg streng gestraft
werd, maar gaf tevens te kennen, dat de
schuldige raadsheeren evenmin ongestraft
zouden blijven.
Zoodra Schumacher zich aan het raam
vertoonde, zweeg de menigte en luisterde
naar zijne woorden. Men hier een luid
„hoera!” aan, toen hij geëindigd had^ en
maakte vrjj baan voor den raadsheer Landt-
•wing. Bleek van toorn keek deze naar het
raam en riep Schumacher een spottenden
groet toe. „Men is nog verplicht dankbaar
te zjjn,” bromde de kapitein, „maar men ziet
hieruit duidelijk, wien het gepeupel als ȆU
aanvoerder beschouwt!”
Toen liep hij tusschen het vulk door naar
het raadshuis.
Voor en na kwamen de andere raadshee
ren. die door de menigte Ietwat kalmer,
doch met stekelige opmerkingen begroet
werden, als zij tot de partij der „Linden"
behoorden. Alleen bjj de komst van ridder
Brandenberg vernam men andermaal e«n
noest gestier, gehuil en gefluit. Schumacher
overlegde reeds hij zich zelf of hij dien
raadsheer ook te hulp moest,komen, trots de
oorvijg, hem pas een uur geleden aangebo
den. „Landtwings dank is wel niet byster
uitlokkend," zeide hjj, „maar de raad eischt
het!” En wederom zou de raadsheer het ven
ster openen.
Maar Brandenberg hielp zichzelf. De
groote, sterke man greep den eersten den
besten schreeuwer bij de schouwer, hief hem
in de hoogte en wierp hem over de hoofden
der naastbhzijndcn te midden van bet volk.
Dat maakfy-indruk. Enkelen lachten, an
deren werden verschrikt, terwjjl sommigen
riepen: „Bravo! Dat is een pootige kerel!"
En de menigte liet den „Linde" ongehinderd
gaan.
„Het i» toch een gemeen volkje, dat ge
peupel!" dacht Schumacher en wierp een
verachteljjken blik op de zee van menschen
voor het raadhuis. „Volstrekt niet te ver
trouwen! Zjj zijn veranderlijk als een kame
leon. Zjj zjjn mannen van hst oogeoblik!
Volksgunst wordt zoo gemakkelijk volks
haat! Denk daaraan, Fchumacher! Maar ik
wil niet om de gunst dier menigte bedelen!
Volstrekt niet! Recht en t
ia hot wat ik verlang."
Hjj haalde uit eene kast mantel en kraag,
hoed en degen te voorschijn en maakte zich
gereed om de vergadering bij te wonen. To»n
hij in het ambtsgewaad gekleed was, opende
hjj het verborgen deurtje en beschouwde en
kele oogenblikken het smartvolle gelaat der
ongelukkige grootmoeder. Zijne trekken wa
ren hard en andermaal sprak hjj de woor
den: „Niet wraak maar strenge recht
vaardigheid!"
(Vervolg).
John Treverton gaf geen antwoord op deze opmerking, en be
waarde gedurende bet nog overige gedeelte van den tocht het
stilzwijgen. Zijne stemming werd echte» wat beter, of scheen
tenminste een weinig beter te worden onder het middagmaal,
en hij deed zijn best, om zich aangenaam te maken bij zijn gast
heer en bij zijne gastvrouw. Miss Sampson vond hem den aardig-
»ten man, dien zij ooit had aangetroHen, vooral toen hij goed
vond, na afloop van den maaltijd eene partij schaak met haar
te «pelen, en baar, tengevolge van zijne lusteloosheid en afge
trokkenheid. dne partijen winnen liet.
„Wat dunkt u van miss Malcolm, Mr. Treverton?" vroeg zij
wat later, terwijl zij bezig was met thee schenken.
„Ge moet het Mr. Treverton niet lastig maken met vragen
over dit onderwerp, Elize," sprak haar broeder lachead.
„Waarom niet?
„Om eene reden, welke het mij niet vrij staat te doemen.”
„O zoo! zeide miss Sampson, en zij beet zich op de dunne
lippen. „Dat denkbeeld was niet bij me opgekomen tenmin
ste ik meende dat Laura Malcolm zoo goed als eene vreemde
voor Mr. Treverton was."
„En uw vermoeden was zeer juist, miss Sampson.” antwoordde
John Treverton, „en er bestaat ook geen enkele reden, waarom
het onderwerp niet besproken zou mogen worden. Ik vind miss
Malcolm een heel mooi meisje, dat zien op eene zeer aanvallige
en tevens waardige wijze voordoet en dat is het eenige oor
deel, dat ik voor het tegenwoordige over haar kan uitbrengen,
want we zijn, gelijk gij zeer juist opgemerkt hebt, elkander zoo
goed als vreemd. Voor zoover ik er over oordeelen kan, komt
het me voor, dat zij innig gehecht was aan mijn neef Jaeper."
Eliza Sampson schudde minachtend het hoofd.
.„Zij had alle reden om veel van hem tchouden," sprak zij. ,,'t
Is u natuurlijk wel bekend, dat zij doodarm was, toen hij haar
thuis haalde, en hare familie stond, geloof ik, alles behllve ter
goeder naam en faam bekend."
„Ik denk, dat ge verkeerd onderricht zijt, miss Saippson," ant
woordde John Trevertoe, niet zonder warmte; „mijn neef Jas
per heeft me medegedeeld, dat Stephen Malcolm zij» vriend en
medestudent geweest was aan de Hoogeschool. 't Is mogelijk, dat
hij arm gestorven is, maar ik heb niets gehoord, waaruit men
zou moeten opmaken, dat hij tot eerlooze handelingen zou ver
vallen zijn."
„O zeker,” hernam miss Sampson, „gij weet het natuurlijk het
best, en wat uw neef u heeft medegedeeld, is natuurlijk geheel
overeenkomstig de waarheid. Maar, zoo ik de waarheid zal zeg
gen. miss Malcolm is nooit een lieveling van m« geweest Zij
heeft iets achterhoudends over zich, waar ik me nooit overheen
heb kunnen zetten. Ik weet wel. dat de heeren haar zeer be
wonderen, maar ik zou n:et denken, dat zij zich ooit veel vrou
welijke vrienden verwerven zal. En wat is van meer belang voor
een jong meisje dan juist eene vriendin?' besloot de dame op
ernstigen toon.
„Bewonderen de heeren haar werkelijk zeer?" vroeg John
Treverton. „Zij zal dan, vermoed ik, reeds herhaaldelijk in de ge
legenheid geweest zijn, om een huwelijk aan te gaan."
„Dienaangaande is mij niets bekend, maar wel ken ik één
persoon, die tot over de ooren op haar verliefd is.
„Zou het uwerzijds eene schending van vertrouwen zijn, als
gij den naam van dien heer noemdet?
„Och neen! Ik kan u verzekeren, dat ik zelve achter het ge
heim gekomen ben. Miss Malcolm heeft zich nooit verwaardigd,
mij iets aangaande hare zaken mede te deelen 't Is Edward Cla
re, de zoon van den predikant, en ik heb ze dikwijls bij elkander
gezien. Hij placht altijd een ol andere aanleiding te bedenken,
om een bezoek or Manor House te kunnen afleggen, bij voor
beeld, dat bij Mr Treverton spreken moest over oude boeken en
papier voor het Oudheidkundig Genootschap en zoo voort, maar
ieder kon wei merken, dat het ter wille van
was, dat hij daar zooveel tijd zoek bracht."
„Gelooft ge, dat zij liefde voor hem gevoelde?”
,,De hemel weet het. Men kar er onmogelijk achter komen,
hoe rij over iemand denkt. Ik heb het haar eens gevraagd, maar
zij maakte er zich op hare koele, hooghartige manier van af,
en zeide, dat rij vriendschap voor Mr. Clare gevoelde, en der
gelijke dingen meer."
Thomas Sampson had met een zeer ontevreden gezicht naar
dit gesprek zitten luisteren.
„Ue moet geen acht slaan op die dwaze praatjes mijner zus
ter. Treverton," zeide hij; „overal schijnt het nog wat moeite
te te hebben, de vrouwen het lasteren te verittaderen, meer op
woorden, Eliza; John