VERBROKEN BANDEN. - f DE ZWARTE SCHOENMAKER 4 W»1 zich geheel of mits Malcjlm gerechtigheid. dat (U’urdt vervolgd.) ***rde gedurende bet nog overige gedeelte van den tocht het stilzwijgen. Zijne stemming werd echten wat beter, of scheen bron versuipen!" o gemakkelijk volks- Voor de Huiskamer VERHAAL UIT HET ZWITSEBSÊHE VOLKSLEVEN. (Vervolg). „De aangeboden oorvjjg zal ik ad notam nemen," antwoordde Schumacher en vestig de zjjne donkere oogen op den ridder, „Maar wat staan wjj hier te praten! De ganscbe stad zal binnen een uur een rijmpje op Fi del's tiachtelyke vaart samenflansen. Ook al wenechte ik het niet, de zaak moet thans in den raad t^r sprake komen. Daar ben ik verlangend uwe verdediging van het gedrag des barons te booren." Schumacher boog even met het hoofd en liet toen den ridder staan. De advocaat had goed geraden. In minder dan geen tjjd had Griet Speek het groote nieuws aan een dozijn vriendinnen en buur vrouwen natuurlijk in het geheim medegedeeld, en dezen’'mprgden eveneens dat nieuwe vriendinnen en buurvrouwen op de hoogte werden gesteld. En ook vrouw A. 50.000 gulden verstaan, vrouw B. meende, dit bedrag te moeten vermenigvuldigen, zoodat een paar uur later reeds het praatje ging, dat Zurlauben in een aak met tien koffers, welke meer dan een millioen gulden bevatten, den tocht over het meer gewaagd had. Op den terugweg naar huw zag de Raads heer voor de pastorie, voor de herberg „De Pauw’’ en „Het Zwaard’’ eu eindeljjk op het plein onder de linden vele nieuwsgierigen druk met elkahder in gesprek. „Heer Schumacher!" „Heer Scumacher!” riepen sommigen hem toe. „Hebt u het al geboord?’’ „Fidel Zur lauben!’’ „Met de noorderzon verdwe nen!’’ „En twee groote" „Neen, drie of vier!” „Wel neen, een stuk of tien, vol goud en zilver en zakken geld!" „Ja, het schip, de groote aak, was we zwaar beladen dat zjj veel akns had te zinken!" Zoo riepen verscheidene stemmen en het eenige wat Schumacher doen kon, wa® den lieden zeggen, dat het zoo erg wel niet zou zjjn geweest. Overigens wilde hij zorg dra gen, dat de raad ook tegenover zulke groote heeren naar recht en plicht zouden weten op te treden. Thuis gekomen, was Schumacher aller eerst verplicht de nieuwsgierigheid ijjper echtgenoote te bevredigen. Hjj verspilde ech ter niet veel woorden en verzocht haar hem verder niet te hinderen, daar hjj verplicht was. na te denken over hetgeen hjj aanstonds bjj de raadszitting moret zeggen. Ook Sep- peli ontving nauwelijks een groet en toch, zjj zou haren vader zoo gaarne gewaar schuwd hebben, nu zjj dat vuur van den hartstocht in zjjne oogen zag schitteren. Hij liep haastig voorbjj en gaf de kleine Zizil- leli zoo verstrooid een kruis op het voor hoofd, dat het kjnd haren vader met groote oogen aanzag en sprak: „Zoo, niet, Dkttli! 'Met wijwater, «ooals Tl-ti-leli aan Titihabe- 11.” Maar de vader was dezen morgen niet in eene stemming om met geduld naar het gebabbel der kleine te luisteren. Met haast schoof hjj het weenende kind en de oudere zuster uit de kamer en haalde de papieren te voorschijn, waarop hjj enkele aan teek e- ningen over den zouthandel en de pensions gemaakt had. Het duurde echter niet lang of een luid ge tier op straat maakte hem de verdere studie onmogeljjk. Het plein van het raadhuis, van de bron tot den toren, werd langzamerhand zwart van menechen. Allee stroomde bjjeen; want het gold de vernedering van een rijk, adelijk man! Uit alle werkplaatsen en win- Skels drong werkvolk naar het portaal voor het raadhuis. Smeden en slotenmakers met gezichten, zwart van roet en naakte ge spierde armen; slager» met bebloede schor ten; koperslager» met de hamer in de'vuist; en kastenmakers, wien het zaagmeel nog aan de kleeren hing; witte bakkers en mul- dersknechts; snijders en schoenmakers; kaas- koope», kramers, schippers en visschers en daartusschen marktwjjven en burgervrou wen en de lieve schooljeugd, allen schreeuw den en riepen wild door elkander terwjjl en kele malen uit dat geharrewar van die vele stemmen een gemeenschappelijk geschreeuw weerkionk, als de een of ander, door het volk bijzonder bemind of gehaat, het plein passeerde. „Dat belooft iets goeds te worden," sprak Schumacher bij zichzelf, en zag met welge vallen naar het plein. „Ophitsing van het volk tegen den voortvluchtigen baron en zijne politieke vrienden blijft alvast onnoo- dig. Integendeel, geheel overeenkomstig den Toen hfj het deurtje geelotee had, riep 1 „Marianne!!" De vrouw kwast, trok den kraag en de, oien van den mamtel recht eu stede, aar- I harp oogen straalden vaa geluk: x „De gansrhe gtad vertelt, dat gü vandaag het trotsche geslacht der Zurlauben» zult verpletteren en de voornaamste man van de gemeente wordt. Ik ben trotsch opS, beste man!" „Och kom, gh vrouwen! Ge denkt tleehu aan die Here Ijdelheid.” antwoordde de raadsheer en wiep een vertoornden blik op Marianne. „Bid liever, dat de goede God zich vervaardig», door mjj recht of gerech tigheid te laten beoefenen! Zeg den beer Heinrich Zurlauben, dat hjj mjj naar bet raadhui» v ergezelle.” Enkele oogenblikken daarna verlieten de beiden mannen de woning. Met gejubel wer den zij door de menigte op het plein begroet. Maar Schumacher bleef koel bjj al dat ge roep en geschreeuw. „Gaat naar uw werk, goede lieden! Gjj verliest weer een hal ren daghuur!” riep hjj hen toe. „Dat komt weer terecht en misschiea wel tiendubbel, als wjj u helpen het kasteel Zur lauben ten bate der stad te verkoopen! Dan verdoelen wjj den buit," schreeuwde de roode Ludi. ..Wjj verlaten het plein niet, vóór wjj vernomen hebben, dat men de ge vangenneming van den baron eischt." „Ja. ja, ja,! Weg met hem! Hij zal betalen en men moot hem het hoofd af slaan!”. antwoordde het gepeupel. De raadszitting was verre van kalm. Vet* vrienden en neven van Fidel Zurlauben wa ren niet opgekomen, uit vrees voor de op roerige menigte. Zjj hadden zich laten ver ontschuldigen, hetzjj wegens ziekte of eene tjjdeljjke afwezigheid uit de stad en Heten aldus den ongelukkigen baron in zekeren zin aan zijn lot over. Schumacher zag het en glimlachte spottend. Toon het jongste Md, volgens oud gebruik, het gebed luide voorgebeden ha<£ vroeg Schumacher het woord. Fidel Zurlauben diende eigenlijk ak „president” voorzitter te zjjn; wegen» zjjne afwezigheid moest het oudste lid 'n geval de baanderheer Kolin de vergadering leiden. FHj gaf Schumacher het woord met het verzoek itch daarvan met eene wijze gematigdheid te be dienen. De raadsheer beloofde, zoo kort mogeljjk te zjjn. Toen sprak hij met enkele woorden over het opvallend vertrek van baron Fidel: dat men moeilijk anders dan eene vlucht kon noemen. Mocht de voorzitter het ver langen. dan kon de visscher Schnuz bexe». tigvn. dat de baron >ene buitengewoon zwa re kist bjj nacht en ontjj over het meer had laten brengen Daarmede had de baron be wezen. dat hjj niet vrij van echuld wis; want alleen de vree- voor een gerechteljjk onderzoek had den zieken baron naar deze had laten berichten tót zulk een ver. twijfelenden stap kunnen verleiden. Waar om? Ik ben in de gelegenheid, daarotntren» eenig licht te verschaffen. Sedert gisteren wist hjj, dat ik uittreksels uit zjjn journaal onder mijn berusting heb en die wetenschap deed hem besluiten, zoo overhaast te ver trekken. Want eergisteren nog durfde hij mjj het voorstel te doen, dat ik zou z*ijg*n. waarvoor mjj dan een hoog Fransch pension uitbetaald zou worden. Bah! En nu is hij op rei»! Volgens tujjne berekening heeft de baron de gemeente voor meer dau L. benadeeld ik wij niet zeggen bedrogen of bestolen dat moet het onderzoek uitwa zen. hetwelk ik hiermede plechtig en naar bebooren aanvraag." Schumacher besloot zijn rede met de spot tende bemerking, dat hjj voornemens ge weest was. \olgens gewoonte de uitsluiting der vrienden en verwanten van den aange klaagde bjj deze behandeling te verzoeken. Doch de heeren bkddi-n hem deze moeite bespaard, wjjl zij in de stellig.- overtui ging, dat de lieve neef niet meer te helpen was, alvast door afwezigheid schitteren. Al leen de heeren Landt wing en Brandenberg waren verschenen en uit dankbaarheid, dat zij zich zoo moedig getoond hadden, de ver gadering met hunne tegenwoordigheid te verteren, wilde hjj van hunne uitsluiting af zien. •ene plaats als daze hebben ze, naar het schijnt, niets anders te doen. John Treverton had met meer belangstelling deelgenomen aan dit gesprek, dan hij zich in staat geacht had te gevoelen ten aanzien van iets, dat op Laura Malcolm betrekking bad. Wat was zij voor hem, dat hij zulk een naijverigen toorn bij zich kon voelen opkomen tegen dezen onbekenden Edward Clare? Pleitte niet alles bij hem ten haren nadeele? Moest hij niet een onuitsprekelijk en afkeer van haar gevoelen, tenge volge van die dwaze bepalingen in den uitersten wil zijns over leden bloed verwants? „Die man heeft iets, dat hem kwelt. Eliza,” sprak Mr. Samp son, terwijl hij gedurende een paar minuten zien op het haard kleed voor het vuur stond te warmen, nadat zijn gast zich naar bed had begeven. „Let op mijne woorden, Elua; John Treverton heeft iets, dat hem kwelt" „Wat doet je dat vermoeden. Tom?” „Omdat hij in 't minst niet opgewonden is over de rijke er fenis. die hem ten nadeele gevallen ia, of die hem binnen een jaar tijds ten deele vallen zal. En 't is in strijd met 's menschen natuur, in 't bezit te komen van een jaarlijksch inkomen van veertien duizend pond, welke hij nooit verwacht had te zullen erven, en het zoo koel op te nemen, als deze man het doet” „Wat bedoelt ge met dat binnen een jaar tijds, Tom? Is hij dan nu nog niet in het bezit van de nalatenschap gekomen?" „Neen, Eliza; daar zit het hem.” En Mr. Sampson deelde nu aan zijne zuster mede, welke bepalingen er voorkwamen in Jasper Treverton's uitersten wil, naar ernstig waarschuwende, dat zij niets van I geen zij thans te weten kwam aan eenig sterveling zou medcdeelen, op straf van zijn altoosdurende on tevredenheid. Thomas Sampson had het den volgenden dag al te druk, om aan zijn gast te kunnen wijden; daarom ging John Treverton er op uit, om eene groote wandeling te doen, met eene kaart van het landgoed Treverton Manor in zijn zak. Zijsie wandeling voerde hem langs menig uitgestrekt stuk bouwland ea weiland, en hij bleef staan kijken voor de hekken van menige pachthoeve, welker groote schuren en hooischelven met bet vadsige vee, dat daar tot over de knieën in den modder op het heem stond, zijn aandacht trokken, terwijl hij zich afvroeg, of hij ooit heer en meester van dit alles zou worden. Hij deed eene groote wandeling, en het was reeda schemeravond, toes hr met langzame schreden en in gepeins verdiept huiswaarts keer de Op ongeveer een mijl afstand» van Hazlehurst kwam hij uit eene smalle laan op een stuk weiland, over 't welk eea pad liep, dat naar net dorp voerde. Uit genoemde laan komende, zag hij de gestalte van eene dame in den rouw op geringen af stand voor hem uit. Er was iets in de houding van haar hoofd dat hem bekend voorkwam; hij verhaastte zijne schreden om de dame in te halen, en weinige ©ogenblikken daarna liep hij naast Laura Malcolm. „Ge zijt nog laat buiten, miss Malcolm." zeide hij, eigenlijk niet goed wetende wat hij zeggen zou. „De duisternis valt zoo spoedig in dezen tijd van "t jaar. Ik heb een bezoek afgelegd te Tborly, ongeveer anderhalve mijl van hier." „Ge brengt zeker vele bezoeken aan de armen, niet waar? „Ja. ik ben altijd gewoon geweest, twee of drie dagen 'sjrsefri te besteden aan het bezoeken van armen. Ik ben vnj goed onder hen bekend geraakt, zij hebben mij leeren begrijpen, en hoeveel klachten sommigen ook plegen te doen booren over de armen, ik heb ze dankbaar en hartelijk bevonden. John Treverton sloeg mijmerend de oogen naar haar op- Hare wangen waren dezen avond levendig gekleurd een rooskleurige tint, bij welke hare donkere oogen ghnsterden met eene gloed, dien hij daarin voor de eerste maal waarnam. Hij bleef naast haar loopen tot aan Hazlehurst toe, en nadat zij eerst gesproken hadden over de armen, die zij bezocht had, kwam het gesprek vervolgens op haar pleegvader, whe» verlies zij zeer smartelijk scheen te gevoelen, nare manieren waren dezen avond volkomen openhartig en natuurlijk, en toen John Treverton afscheid van haar nam bij het hek van Manor house, had zich de overtuiging in hem gevestigd, dit zij met minder bekoorlijk dan schoon was. En toch slaakte hij een ongeduldige zucht, tow> wijderde van het groote ijzeren hek, om zijne wandeling naar Mr. Sampson's woning te vervolgen, en kostte het hem inspan ning om zich wat vroolijk voor te doen gedurende den langen avond, In 't gezelschap van de twee Sampsons en een houwen beerenboer met een rood gezicht, die daar te dineereo was gevraagd, en om later een gezelligen robber whist mede te kunnen spelen. I v wensch van pastoor Wiekart, sal ik enkel» woorden tot bet volt spreken, om het tet kalmte te brengen en toch bereik ik op die fraaier, het doel, waarnaar ik streef: de overwinning onzer partij. En dat tonder strjjd, naar het mjj toeschijnt! De zekere «n smaadvolle val vaa den aanvoeder der „Linden" zal een paniek in hunne rijen ver oorzaken!” Nogmaals keek hjj door het raam naar de volksmenigte, die van oogenhlik tot oogen- blik meer en meer opgewonden werd. „Het zon weinig moeite kosten, hen tot eet aan val op de heerschende, partij aan te sporen! Maar neen, laat on» den wettigen weg kie zen!" Deze brengt ons langzamer maar ze kerder tot bet doel. Recht en gerechtigheid in alle»! Zie. daar komt de raadsheer - landtwing aan laat een» zien, hoe bet volk hem ontvangt” In een stramme, militaire houding kwam de voormalige Franeche kapitein, met den raadsheerlijken mantel emhangen en den de gen op zjj, door de torenpoort/ „Ruimte, goede liên!” riep hjj op een commandotoon. „Wat moet dat dringen en dat tumult bier bjj het raadhuis? Hier..., Maar gehuil, gefluit, geschreeuw en ge tier verdoofden zijne woorden „Ook een van de „Linden"!" „Wil die ook met gestolen geld van de burger» bjj nacht en ontij over het meer?” ,Men moest dien dapperen Baar in de Deze en nog meer scheldwoorden hoorde Schumacher op zijne studeerkamer. „Dat gaat te ver," dacht hij en opende haastig het venster. Met zijn schelle stem vermaande hij de burgers, rustig te zijn en zich ordelijk te gedragen. Zij waren verplicht elk lid van den raad de hem toekomende eer te bewijzen. Hij, Schumacher, zou zorg dragen, dat elke bcleedigirrg streng gestraft werd, maar gaf tevens te kennen, dat de schuldige raadsheeren evenmin ongestraft zouden blijven. Zoodra Schumacher zich aan het raam vertoonde, zweeg de menigte en luisterde naar zijne woorden. Men hier een luid „hoera!” aan, toen hij geëindigd had^ en maakte vrjj baan voor den raadsheer Landt- •wing. Bleek van toorn keek deze naar het raam en riep Schumacher een spottenden groet toe. „Men is nog verplicht dankbaar te zjjn,” bromde de kapitein, „maar men ziet hieruit duidelijk, wien het gepeupel als »ÜU aanvoerder beschouwt!” Toen liep hij tusschen het vulk door naar het raadshuis. Voor en na kwamen de andere raadshee ren. die door de menigte Ietwat kalmer, doch met stekelige opmerkingen begroet werden, als zij tot de partij der „Linden" behoorden. Alleen bjj de komst van ridder Brandenberg vernam men andermaal e«n noest gestier, gehuil en gefluit. Schumacher overlegde reeds hij zich zelf of hij dien raadsheer ook te hulp moest,komen, trots de oorvijg, hem pas een uur geleden aangebo den. „Landtwings dank is wel niet byster uitlokkend," zeide hjj, „maar de raad eischt het!” En wederom zou de raadsheer het ven ster openen. Maar Brandenberg hielp zichzelf. De groote, sterke man greep den eersten den besten schreeuwer bij de schouwer, hief hem in de hoogte en wierp hem over de hoofden der naastbhzijndcn te midden van bet volk. Dat maakfy-indruk. Enkelen lachten, an deren werden verschrikt, terwjjl sommigen riepen: „Bravo! Dat is een pootige kerel!" En de menigte liet den „Linde" ongehinderd gaan. „Het i» toch een gemeen volkje, dat ge peupel!" dacht Schumacher en wierp een verachteljjken blik op de zee van menschen voor het raadhuis. „Volstrekt niet te ver trouwen! Zjj zijn veranderlijk als een kame leon. Zjj zjjn mannen van hst oogeoblik! Volksgunst wordt zoo gemakkelijk volks haat! Denk daaraan, Fchumacher! Maar ik wil niet om de gunst dier menigte bedelen! Volstrekt niet! Recht en t ia hot wat ik verlang." Hjj haalde uit eene kast mantel en kraag, hoed en degen te voorschijn en maakte zich gereed om de vergadering bij te wonen. To»n hij in het ambtsgewaad gekleed was, opende hjj het verborgen deurtje en beschouwde en kele oogenblikken het smartvolle gelaat der ongelukkige grootmoeder. Zijne trekken wa ren hard en andermaal sprak hjj de woor den: „Niet wraak maar strenge recht vaardigheid!" (Vervolg). John Treverton gaf geen antwoord op deze opmerking, en be waarde gedurende bet nog overige gedeelte van den tocht het stilzwijgen. Zijne stemming werd echte» wat beter, of scheen tenminste een weinig beter te worden onder het middagmaal, en hij deed zijn best, om zich aangenaam te maken bij zijn gast heer en bij zijne gastvrouw. Miss Sampson vond hem den aardig- »ten man, dien zij ooit had aangetroHen, vooral toen hij goed vond, na afloop van den maaltijd eene partij schaak met haar te «pelen, en baar, tengevolge van zijne lusteloosheid en afge trokkenheid. dne partijen winnen liet. „Wat dunkt u van miss Malcolm, Mr. Treverton?" vroeg zij wat later, terwijl zij bezig was met thee schenken. „Ge moet het Mr. Treverton niet lastig maken met vragen over dit onderwerp, Elize," sprak haar broeder lachead. „Waarom niet? „Om eene reden, welke het mij niet vrij staat te doemen.” „O zoo! zeide miss Sampson, en zij beet zich op de dunne lippen. „Dat denkbeeld was niet bij me opgekomen tenmin ste ik meende dat Laura Malcolm zoo goed als eene vreemde voor Mr. Treverton was." „En uw vermoeden was zeer juist, miss Sampson.” antwoordde John Treverton, „en er bestaat ook geen enkele reden, waarom het onderwerp niet besproken zou mogen worden. Ik vind miss Malcolm een heel mooi meisje, dat zien op eene zeer aanvallige en tevens waardige wijze voordoet en dat is het eenige oor deel, dat ik voor het tegenwoordige over haar kan uitbrengen, want we zijn, gelijk gij zeer juist opgemerkt hebt, elkander zoo goed als vreemd. Voor zoover ik er over oordeelen kan, komt het me voor, dat zij innig gehecht was aan mijn neef Jaeper." Eliza Sampson schudde minachtend het hoofd. .„Zij had alle reden om veel van hem tchouden," sprak zij. ,,'t Is u natuurlijk wel bekend, dat zij doodarm was, toen hij haar thuis haalde, en hare familie stond, geloof ik, alles behllve ter goeder naam en faam bekend." „Ik denk, dat ge verkeerd onderricht zijt, miss Saippson," ant woordde John Trevertoe, niet zonder warmte; „mijn neef Jas per heeft me medegedeeld, dat Stephen Malcolm zij» vriend en medestudent geweest was aan de Hoogeschool. 't Is mogelijk, dat hij arm gestorven is, maar ik heb niets gehoord, waaruit men zou moeten opmaken, dat hij tot eerlooze handelingen zou ver vallen zijn." „O zeker,” hernam miss Sampson, „gij weet het natuurlijk het best, en wat uw neef u heeft medegedeeld, is natuurlijk geheel overeenkomstig de waarheid. Maar, zoo ik de waarheid zal zeg gen. miss Malcolm is nooit een lieveling van m« geweest Zij heeft iets achterhoudends over zich, waar ik me nooit overheen heb kunnen zetten. Ik weet wel. dat de heeren haar zeer be wonderen, maar ik zou n:et denken, dat zij zich ooit veel vrou welijke vrienden verwerven zal. En wat is van meer belang voor een jong meisje dan juist eene vriendin?' besloot de dame op ernstigen toon. „Bewonderen de heeren haar werkelijk zeer?" vroeg John Treverton. „Zij zal dan, vermoed ik, reeds herhaaldelijk in de ge legenheid geweest zijn, om een huwelijk aan te gaan." „Dienaangaande is mij niets bekend, maar wel ken ik één persoon, die tot over de ooren op haar verliefd is. „Zou het uwerzijds eene schending van vertrouwen zijn, als gij den naam van dien heer noemdet? „Och neen! Ik kan u verzekeren, dat ik zelve achter het ge heim gekomen ben. Miss Malcolm heeft zich nooit verwaardigd, mij iets aangaande hare zaken mede te deelen 't Is Edward Cla re, de zoon van den predikant, en ik heb ze dikwijls bij elkander gezien. Hij placht altijd een ol andere aanleiding te bedenken, om een bezoek or Manor House te kunnen afleggen, bij voor beeld, dat bij Mr Treverton spreken moest over oude boeken en papier voor het Oudheidkundig Genootschap en zoo voort, maar ieder kon wei merken, dat het ter wille van was, dat hij daar zooveel tijd zoek bracht." „Gelooft ge, dat zij liefde voor hem gevoelde?” ,,De hemel weet het. Men kar er onmogelijk achter komen, hoe rij over iemand denkt. Ik heb het haar eens gevraagd, maar zij maakte er zich op hare koele, hooghartige manier van af, en zeide, dat rij vriendschap voor Mr. Clare gevoelde, en der gelijke dingen meer." Thomas Sampson had met een zeer ontevreden gezicht naar dit gesprek zitten luisteren. „Ue moet geen acht slaan op die dwaze praatjes mijner zus ter. Treverton," zeide hij; „overal schijnt het nog wat moeite te te hebben, de vrouwen het lasteren te verittaderen, meer op woorden, Eliza; John

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 7