(Wordt vervolgd). ten eenenmale hopeloos te zullen vinden?’ Hnö, die vreemd scheen b een zoo d. Laura Malcolm zag hem aan met denzelfden vorschenden blik, waarmede zij hem had aangezien, daar hij haar hetzelfde reeds had te kennen gegeven, toen zij n eenige ‘ige onderwerpen, zij met de meest mcgelijke kalmte, hij blijkbaar verlegen; en toen, na een j aan: „O ja, t ia waar ook, miss Malcolm, er is iets, waarop ik verplicht acht uw i der gewicht, als waarvoor ik het meende te moeten houden, 1 men niet te voorzichtig zijn. Ik liep gisteravond no; mijn eentje, onder 't rook en van een sigaar, te wan*. John Treverton stond versteld. Wie kon deze man zijn, dien miss Malcolm zoo ter sluipt in hare tegenwoordigheid toeliet? Wat anders kon het zijn dan een heimelijke minnaar, iemand, die haar het hof maakte, maar van wien zij wist, dat hij harer niet waardig was, en wiens bezoeken zij moest ontvangen op deze weinig eervolle wijze? De ontdekking deed John Treverton on* uitsprekelijk pijnlijk aan; maar hij kon geen andere verklaring vinden voor het voorval, waarvan hij zoo juist getuige was ge weest. Hij stak een andere sigaar aan. nadat hi) zich vast voor genomen had. in de laan te blijven wachten, totdat de man weder uit den tuin kwam. Hij liep daar gedurende omstreeks twintig minuten op en neer, en toen werd de tuindeur weder geopend; de geheimzinnige onbekende kwam weer te voorschijn, en ver wijderde zich met haastige schreden, terwijl John Treverton hem op een eerbiedigen afstand volgde. Hij begaf zich naar een op geringen afstand van het Manor-House gelegen herberg, waar een sjees op hem stond te wachten, met een man, die slaperig over de teugels zat te knikkebollen. Hij wipte vlug in het rijtuig, nam de teugels in handen en reed op vluggen draf weg, tot groo- te teleurstelling van Mr. Treverton, die niet in de gelegenheid geweest was het gelaat van den onbekende te zien, en onmo gelijk zijn spoor verder volgen kon. Wel liep hij de kleine her berg binnen en bestelde een glas sodawater met brandewijn, ten einde zich in de gelegenheid te stellen om te vragen, wie de beer was, die even te voren was weggereden; maar de herbergier wist er niets meer van te zeggen, dan dat,de sjees een half-uur of zoo voor zijne deur gestaan, en dat het’paard een mand vol hooi gehad had. „De voerman van de sjees is binnengekomen om een glas brandewijn voor een vreemden heer te halen," zeide hij, „doch ik heb het gezicht van den heer niet gezien." John Treverton keerde nu naar „De Laurieren" terug, en gevoelde zich alles behalve op zijn gemak. Hij nam zich voor, den volgenden morgen vóór zijn vertrek aan miss Malcolm nog een bezoek te brengen, met het doel om zoo mogelijk iets te we ten te komen betreffende deze geheimzinnige ontvangst van dien onbekenden persoon met de wijde overjas. Hij besloot daarom met 'n middagtrein naar Londen te vertrekken, en meldde zich ten één ure op het Manor-House aan. Miss Malcolm was thuis, en hij werd nogmaals binnengelaten D de studeerkamer, waar hij haar het eerst had aangetronen. het ervaren oor harer landgenooten verried zich haar afkomst uit de provincie. De voortreffelijke en vrome provincie Bretagne mocht er zich op beroemen, La Chicot’s geboorteplaats zijn. Haar onschuldige jeugd had zij doorgebracht onder de vijgeboo- men en de heilige altaren van Auray. Niet voor haar negentien de jaar had zij de onmefelijke, oogverblindende boulevards te zien gekregen, met hun ontelbare lantarens en schitterende kiosken alles oneindig grootscher en schooner dan het Du- guesclin-plein te Dinan met zijn tien duizend lampions bij ge legenheid eener feestelijke illuminatie. Hier te rarijs scheen het leven een eindeloos feest te zijn. Parijs is een veelvermogend onderwijzer voor het ietwat be krompen verstand van de lui, die uit de provinciën daar komen. Parijs leerde La Chicot beseffen, dat zij schoon was. Parijs leerde La Chicot dat het veel prettiger was rond te dwarrelen en te springen, te midden van een gedrang van andere Chicots in het tooverballet „De schoone slaapster? of Jjet „Hert met het gou den Halssnoer," uitgedost in een zeer armoedig toilet, maar schitterend van gouden loovertjens, met woest golvende hairen als die der Maenaden, en met satijnen laarsjes aan de voeten van twee Napoleons het paar, dan hard te werken te midden van de waschvrouwen op de kade. La Chicot was te Parijs geko men om er den kost te verdienen, en dat was haar heel aardig gelukt als lid van het corps de ballet, een nul in het groote cijfer van die schitterende tooverballetten, maér een nul, wier prachtige oogen’en weelderige lokken, wier bewonderenswaar- dig figuur en jeugdige frischheid niet in gebreken bleven, de aandacht van dezen en genen te trekken. Het duurde niet lang, of zij was bekend als de belle van het ballet, en spoedig ook werd zij een ergernis voor de voor naamste danseressen, die haar hare meerdere bekoorlijkheid als een onbeschaamdheid verweten, en elke gelegenheid te baat namen om haar hatelijkheden te zeggen. Maar was haar eigen sekse alles behalve welwillend tegenover haar, de sterke sekse toonde zich zeer ingenomen met la belle Chicot. De balletmees- ter leerde haar passen, welke hij aan geen ander lid van de onder zijn hoede staande zusterschap leerde; hij stelde haar nu en dan in de gelegenheid, als solo-danseres op te treden; hij stuwde haar vooruit, en op zijn raad ging zij van den grooten schouwburg, waar zij niets te beteekenen had, over naar een kleineren schouwburg in het studenten-kwartier, een bekend lokaaltje op den linkeroever van dB^Srine, staande in een dool hof van smalle.straten en hooge huizen, tusschen de geneeskun dige school én de Sorbonne, waar zij weldra nummer één werd. „C'était le plus gentil de mes rats," riep de balletmeester op spijtigen toon uit, toen La Chicot naar elders was vertrokken. „Cette petite ira toin", zeide de directeur van den schouwburg, die boos was op zich zelven, omdat hij zijne mooiste koryfee door de vingers had laten glippen, „ella a du chien." Terwijl zij werkzaam was in dien Studenten-Schouwburg, ge beurde iets, dat een machtigen invloed uitoefende op het levens lot van La Chicot; daar was het namelijk, dat haar echtgenoot haar voor 't eerst zag. Hij was een Engelschman, die een tame lijk wild leven leidde in dit Parijsche studenten-kwartier, waar hij met moeite in zijn onderhoud voorzag. Hij was zeer arm, zeer bekwaam, en had zeer weinig aanleg om zijn eigen kost te verdienen. Hij was begaafd met die ongestadige talenten, die zelden met kracht aan 't licht treden of iets van belang voor den dag brengen. Hij schilderde, hij etste, hij zong, hij bespeelde drie of vier instrumenten met smaak en gevoel, maar met weinig technische vaardigheid, hij schreef voor de humoristische tijd schriften, maar de humoristische tijdschriften namen gewoonlijk zijne bijdragen niet op. Had hij een nieuw soort ^an lucifers uitgevonden, of eene verbetering aan de naaimachine tot stand gebracht, hij zou zich een weg tot fortuin gebaand hebben; maar het salon-werk, waarmede hij zich bezig hield, leverde nauwe lijks genoeg op, om hem voor den hongerdood te vrijwaren. Dat was, zal men al licht denken, juist niet een bizonder geschikt minnaar voor eene jonge dame uit de provincie, die eene groote vertooning in het leveu wenschte te maken; maar hij zag er knap uit, had eene beschaafde opvoeding genoten, en bezat dat on miskenbare voorkomen van eene voorname afkomst, 't welk nodh armoede, noch een los leven kan vernietigen, en in 't oog van La Chicot was hij de meest betooverende manspersoon, dien zij ooit gezien had. Om kort te gaan, hij bewonderde de bekoor lijke baflet-danseres, en de ballet-danseres aanbad hem. 't Was eene dwaasheid van weerszijde zijn eerste vurige liefde, en ook de hare. Beiden hadden een onwankelbaar geloof in hun eigen talenten, en in de toekomst; beiden geloofden stellig, dat zij maar behoefden te leven, om zich den weg tot rijkdom en roem gebaand te zien, 't Lag niet in La Chicot's aard alles goed te berekenen. Zij was dol op geld, maar alleen om het zoo spoe dig mogelijk te verkwisten; zij wilde gaarne gej^j hebben voor prachtige toiletten, voor fijne dinees, voor schuimenden en tin telenden wijn, en om dikwijls te kunnen rijden in het Bois de Boulogne. Om geld voor de toekomst, voor ziekte, voor den ouden dag, voor de tallooze benoodigdheden des levens, dacht zij nooit. Zonder ooit Horathis gelezen te hebben, misschien wel zonder ooit van 't bestaan diens dichters gehoord te hebben, was zij door en door Horatiaansch in hare nlozofie. Vandaag zoo veel mogelijk genieten, en den dag van morgen voor zich zelf te laten zorgen, dat was het begin en het einde harer wijsheid. John Treverton bracht den volgenden dag door op de tilbury met Mr. Sampson, die hem in de gelegenheid stelde, nog meer pachthoeven in oogenschouw te nemen, waardoor hij zich een juister denkbeeld kan vormen van de uitgestrektheid en den aard van de rondom Hazlehurst gelegen bezittingen van wijlen Jasper Treverton. Hij gaf aan zijn gastheer te kennen, dat hij noodzakelijk den volgenden morgen met een vroegen trein naar Landen moest terugkeeren Na den maaltijd dien avond moest Mr. Sampson nog een uurtje op zijn kantoor doorbren gen, om een belangrijken arbeid te voltooien, en John Tre verton. die niet bijzonder veel prijs stelde óp het voorrecht van een verlengd téte-é-téte met de schoone Eliza, zette zijn hoed op en ging naar buiten, om in de dorpsstraat een sigaar te rook en. Een of andere gril. hij kon nauwelijks zeggen, wat het was deed hem zijne schreden richten naar het Manor-house; misschien wel omdat de laan, die langs den hoogen tuinmuur bezsden het huis liep, eene rustige plaats was, om al mijmerend een sigaartje te rooken. In deze eenzame laan wandelde hij ten tijdlaag heen en weder, en twee of driemaal kwam hij alzoo bij het ijs eren hek. waar hij gelegenheid had, een blik te werpen qp het parksgewijze aangelegde terrein vóór het huis, welks goed gesloten vensters geen spoor van licht vertoonden, „Zou ik? zoo vroeg hij zich zelven af, „een gelukkig man kunnen zijn, als heer e» meester van dit huis, met eene schoone vrouw en een groot fortuin? Er is een tijd geweest, dat ik me verbeeldde, dat ik slechts bestaan kon te midden van de drukte en het rumoer van 't leven in Londen, maar misschien zou ik met dat al geen slecht figuur maken als een land-edelman, indien ik gelukkig was.” Toen hij. na nog eens eenige oogenblikken aldus te hebben staan mijmeren bij het ijzeren hek, weder naar de laan wilde terugkeeren, ontdekte John Treverton tot zijne bevreemding, dat hij daar niet meer alleen was. Een rijzig manspersoon, ge huld in een wijde overjas, en met het onderste gedeelte van zijn gezicht verborgen in de plooien van een wollen boefante, wan delde daar langzaam op en neer voor een smal houten deur tje in den tuinmuur. In dat onzekere licht, en daar een aanmer kelijk gedeelte van zijn gelaat verborgen was onder den rand van zijn hoed en tusschen de plooien zijner boefante, was het onmo gelijk te zeggen, wat voor een man het was, maar John Trever ton sloeg hem niet zonder argwaan gade, terwijl hij hem dicht hij het tuindeurtje voorbij liep, en zijne wandeling naar het an dere einde van den weg vervolgde. Toen hij terugkwam op de-' zelfde plaats, ontdekte hij met bevreemding, dat het deurtje ge opend was, en dat Je man op den drempel stond te praten met iemand, die daar binnen was. Hij keerde terstond terug, met het doel om zoo mogelijk gewaar te worden, wie die persoon was, en, toen hij vlak bij de tuindeur gekomen was. hoorde hij eene stem, die hem zeer goed bekend was de stem van Laura Malcolm. „Ge behoeft niet te vree zen, dat men ons storen zal,” sprak zij; „ik wil liever ir. den tuin met u spreken." De man scheen een weinig te aarzelen, mompelde iets van de dienstboden, en ging toen naar binnen, waarna de tuindeur on- middeflijk John Ti toen bij was begonnen te spreken over het voorgevallene van den vorigen avond. „Wanneer de geschikte tijd daarvoor komt,'zult ge mij be reid vinden te handelen in overeenstemming met de wenschen mijns weldoeners", antwoordde zij op kalmen toon. „Ik geloof niet, dat de bepalingen van zijn uitersten wil geschikt zijn, om ons beiden een gelukkig leven te verzekeren; maar ik heb hem te innig liefgehad mijn eerbied voor zijne nagedachtenis is te oprecht, dan dat ik me tegen zijn verlangen zou willen ver zetten." „Waarom zou ons geluk niet verzekerd zijn door dien uiter sten wil, Laura?" vroeg John Treverton, met eene plotseling opwellende teederheid. „Mag ik dan niet hopen, dat gij mij ooit zult beminnen?" Een uitdrukking var. droefheid vertoonde zich op haar gelaat, en zij schudde het noofd. „Liefde ontspruit zeer zelden uit eene positie als de onze, Mr. Treverton? „Wij zouden aan de wereld eene gelukkige uitzondering op den algemeenen regel te aanschouwen.kunnen geven. Maar ik heb gezegd, dat ik thans niet over dit onderwerp zou spreken. Alleen zult ge. hoop ik, gelooven, dat ik niet iemand ben. die me geheel en al door geldzucht laat drijven, dat ik liever af stand zou willen doen van dit fortuin, dan u een hatelijke echt verbintenis opdringen. Miss Malcolm antwoordde niet op deze verzekering, en na nog een minuut of wat over onverschillige zaken gepraat te heb ben, wenschte John Treverton haar vaarwel. „Zij zou mijn aanzoek niet van de hand wijzen? sprak hij bij zich zelven, terwijl hij het huis verliet. „Hare woorden schenen dat te bedoelen; het overige wordt aan mij overgelaten. Het ijs is in allen gevalle gebroken. Maar wie kan toch die man zijn, en waarom kwam hij haar op zulk een heimelijke, verdachte wijze bezoeken? Indien de omstandigheden anders waren, in dien ik haar beminde, zou ik op eene meer voldoende ophelde ring aandringen." Hij keerde naar De Laurieren terug, om van zijne vrienden, de Sampsons, afscheid te nemen. De notaris toonde zich bereid hem met de tibury naar 't station te brengen, en deed hem be loven, dat hij zoo spoedig hij kon weder te Hazlehurst zou ko men. en dan. en bij alle volgende gelegenheden, De Laurieren als zijn hoofdkwartier zou beschouwen. „Ge zult het vrij wat druk hebben met de vrijerij tusschen vandaag en hef einde des jaars," zeide Mr. Sampson ondeugend. Hij was bizonder goed gemutst, daar hij dien morgen op uiterst voordeelige voorwaarden geld voorgeschoten had, en hij stelde persoonlijk wel belang in de vrijerij en het huwelijk van dezen heer. Omstreeks dezen tijd vertoonde zich te midden van de menig vuldige aanplakbiljetten, waarmede de blinde muren en aan plakborden en spoorwegbogen van Londen prijkten één geheim zinnig woord van twee lettergrepen, dat men overal zag. Chicot. In reusacntige gele hoofdletters op een zwarten grond. Het zwakste oog mo^st het zien; bij de onverschilligsten zelf moest de vraag oprijzen, wat to$h de beteekeris kon zijn van dit woord. Chicot? Ja, beteekende dal? Was het een naam van een persoon, of een voorwerp? ’.ets om te eten, of iets om te dragen? Een kwakzalvers-medicijn tegen een of ander men- schelijke kwaal, of een zalf om zwerende paardenhoeven te genezen? Was het een nieuw rijtuig, een patent dab, bestemd om de wereldberoemden hansom te overtreffen, of een nieuwe machine om knollen en mangelwortels te snijden? Was het de naam van een nieuw tijdschrift? Chicot! Er was iets aantrekke lijks in dat woord. Twee korte, welluidende lettergrepen, die vlug en gemakkelijk over de tong gaan. Chicotl De Londensche straat-arabieren brulden het woord uit als een woesten kreet, zonder te weten, of er zich om te bekommeren, wat het betee kende. Maar voordat deze reusachtige aanplakbiljetten hun eer ste frischheid verloren hadden^ wist het meerendeel van de le venslustige Londensche jongelingschap, de studenten in de me dicijnen en de surnumerairs, de dappere heeren van het Departe ment van Oorlog, de wat eenvoudiger jongelingen van Somerset House, de dandys uit de City met hunne glinsterende hoeden, die westwaarts togen als de zon zich te ruste begaf, alles betreffen de Chicot. "Chicot was Mademoiselle Chicot, eerste danseuse aan het Royal Prince Frederick Theatre, en zij was, naar de een parige getuigenis van de hoogste autoriteiten van de Effecten Beurs en het Departement van Oorlog, ontegenzeggelijk de schoonste vrouw in Londen. Haar dansen onderscheidden zich meer door losheid dan wel door hooge kunst. Zij was geen volgeling van de Taglioni-school. De bevalligheid, het hoog be schaafde. de reine schoonheid van dat tijdperk waren haar on bekend. Zij zou „den spot met u gedreven hebben,” zoo ge, met haar sprekende, gewaagd hadt van de poëzie van ‘t dansen. Maar in vlugge sprongen over 't tooneel in wilde pirouettes op de teenen in het meest ongegeneerde gebruik van de bekoor- lijkste armen der schepping in het stoutmoedig achterover buigen van een gevulden blanken hals, die prachtiger was dan hetgeen ooit een beeldhouwer aan eene bachante van marmer had afgebeeld, was La Chicot ongeëvenaard. Zij was door en door eene Francaise. Daaraan viel niet te twijfelen. Zij was geen spruit van de Engelsche geslachten Brown Jones,'of Robinson, geboren en opgevoed in eene Londensche achterbuurt, en eenvoudig Sarah of Mary gedoopt, om later als eene Celestine of Mariette aangekondigd te worden. Een vol maakt type eener Parisienne noemde La Chicot zich zelve; maar haar akcent en tal van uitdrukkingen weerspraken dit, en voor Hij zeide baar, dat hij van plan was te vertrekken eene mededeeKng, die haar bezwaarlijk bijzonder bevreemden kon, elkander op het weiland hadden ontmoet. Zij spraken oogenblikken over onverschillige meest megehjke kalmte, hij blijkb; ietwat pijnlijke pauze, ving hij aan: me aandacht te vestigen. *t Is misschien van min maar in een eenzame gelegen landelijke woning als deze kan og vrij laat in delen, en zoo kwam ik ook door de laan, die langs het terrein van het Manor- House loopt" k Hij zweeg een ©ogenblik. Laure Malcolm ontstelde merkbaar, en hij verbeeldde zich, dat zij bleeker zag dan het geval was voordat hij deze zaak ter sprake had gebracht; maar zij bleef hem aanzien met een vorschenden blik, dien zij geen oogenblik van hem afwendde, toen hij vervolgde: „Ik zag een rijzig mannelijk persoon, dicht ingemoffeld in een overjas en boufante, zoodat zijn gelaat werkelijk geheel on zichtbaar was, op en neer loopen voor het deurtje in den tuin muur, en vijf minuten later zag ik met bevreemding de deur ope nen en den man toelaten in den tuin. De geheimzinnige wijze, waarop dit plaats had, was wel van dien aard, dat ieder die be lang stelt in de bewoners van het huis, zich er over verontrusten moest. Ik vermoeddi natuurlijk, dat het een der dienstmaagden moest zijn, die op deze geheimzinnige wijze toegang verleende aan een vrijer." Hij kon. terwijl hij dit zeide, Laura Malcolm niet blijven aan zien, maar zij bleef hem steeds met denzelfden vorschenden blik aanstaren. „Een vrijer", herhaalde miss Malcolm. „Weet ge dus, dat de persoon, die dezen onbekende in den tuin binnenliet, een vrouw was?” „Ja," antwoordde hij, en hij verbaasde zich niet in geringe mate over hare aelfbeheersching. „Ik heb de stem eener vrouw gehoord. Ik heb me de moeite gegeven, den man te volgen, toen hij weder uit den tuin kwam, en ik heb ontdekt, dat hij hier vreemd was een omstandigheid, die, het spreekt vanzelf, de zaak nog meer verdacht maakt, ‘t Is me wel bekend, dat diefstal gewoonlijk plaats heeft met medewerking van dienstboden, en ik begrijp dat dit huis zeer veel aantrekkelijks moet hebben voor inbrekers van beroep. Daarom heb ik het mijn plicht geacht, u mede te deelen, wat ik gezien heb." „Ge zijt zeer vriefadelijk, maar ik kan gelukkig u gerust stellen wat betreft het zilver en andere zaken van waarde in dit huis. De man, dien gij gisterenavond gezien hebt, is geen inbreker, en ik ben 't geweest, die hem in den tuin heb binnengelaten." „Werkelijk?" „Ja. Hij is een bloedverwant van me, die me wenschte te spre ken, zonder dat zijn komst alhier het onderwerp der praatjes van het Hazlehurstsche publiek werd. Hij had me in een brief ge meld, dat hij op reis zijnde Hazlehurst dacht aan te doen, en mij verzocht, hem een persoonlijk onderhoud toe te staan Het liefst wilde hij in donker hier komen, om ongemerkt zich weer te kunnen verwijderen." „Ge zult, hoop ik. mij niet van onbetamelijkheid beschuldigen, miss Malcolm, omdat ik deze zaak ter sprake heb gebracht?" „0 neen, volstrekt niet. Uwe belangstelling in hetgeen dit huis betreft is niet meer dan natuurlijk." „En evenzoo mijne belangstelling in uw welzijn. Ge zult, hoop ik, wel willen gelooven, dat dit laatste mij meer gedreven heeft, dan wel eene baatzuchtige ongerustheid over het nier aanwezige oude zilver en de schilderijen. En mag ik, nu ik op het punt sta Hazlehurst te verlaten, vragen, welke uw plannen voor de toe komst zijn?" „Het mogen haast geen plannen heeten. Ik heb me voorgeno men, dit huis te verlaten, en de kamers te betrekken, waarover ik laatst gesproken heb dat is alles.” „Zoudt ge niet denken, dat ge 't alléén leven erg vervelend zult vinden? Zou het niet beter voor u zijn, eene betrekking aan eene school te zoeken, of ergens te gaan wonen, waar ge gezel schap zult vinden?" „Ik heb daarover wel gedacht, maar ik verbeeld me, dat de eentonige routine eener school niet bizonder in mijn smaak zou vallen. Ik stel me wel voor, dat het leven mij niet heel veel genot zal opleveren, waar ik me ook bevind, maar ik ben zeer gehecht aan deze plaats, en ik ben hier ook niet geheel zonder vrienden? „Dat kan ik me wel voorstellen. Ge moet vele vrienden te Hazlehurst hebben? „Neen, vele vrienden heb ik niet. Ik mis den aanleg om gemakkelijk vriendschap aan te knoopen. Er zijn maar twee of drie menschen in de wereld, van wier hoogschatting ik verzekerd ben, of die me schijnen te begrijpen." „Ik hoop, dat uw hart niet ten eenenmale ontoegankelijk zal zijn voor nieuwe genegenheden Er is een onderwerp, dat ik thans nog niet ter sprake durf brengen, waarmee het wreed zou zijn u te kwellen, nu ik weet, dat uw hart nog geheel gevuld is van smart over het gemis van den overledene; maar wanneer de daarvoor geschikte tijd komt, vertrouw ik mijn geval niet Ii- iin.ai Hij sprak met een aarzel’ ervaren man van de wereld. ««B gesloten werd. l

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 8