(Wordt vervolgd).
ten eenenmale hopeloos te zullen vinden?’
Hnö, die vreemd scheen b een zoo
d. Laura Malcolm zag hem aan met
denzelfden vorschenden blik, waarmede zij hem had aangezien,
daar hij haar hetzelfde reeds had te kennen gegeven, toen zij
n eenige
‘ige onderwerpen, zij met de
meest mcgelijke kalmte, hij blijkbaar verlegen; en toen, na een
j aan:
„O ja, t ia waar ook, miss Malcolm, er is iets, waarop ik
verplicht acht uw i
der gewicht, als waarvoor ik het meende te moeten houden,
1
men niet te voorzichtig zijn. Ik liep gisteravond no;
mijn eentje, onder 't rook en van een sigaar, te wan*.
John Treverton stond versteld. Wie kon deze man zijn, dien
miss Malcolm zoo ter sluipt in hare tegenwoordigheid toeliet?
Wat anders kon het zijn dan een heimelijke minnaar, iemand, die
haar het hof maakte, maar van wien zij wist, dat hij harer niet
waardig was, en wiens bezoeken zij moest ontvangen op deze
weinig eervolle wijze? De ontdekking deed John Treverton on*
uitsprekelijk pijnlijk aan; maar hij kon geen andere verklaring
vinden voor het voorval, waarvan hij zoo juist getuige was ge
weest. Hij stak een andere sigaar aan. nadat hi) zich vast voor
genomen had. in de laan te blijven wachten, totdat de man weder
uit den tuin kwam. Hij liep daar gedurende omstreeks twintig
minuten op en neer, en toen werd de tuindeur weder geopend;
de geheimzinnige onbekende kwam weer te voorschijn, en ver
wijderde zich met haastige schreden, terwijl John Treverton hem
op een eerbiedigen afstand volgde. Hij begaf zich naar een op
geringen afstand van het Manor-House gelegen herberg, waar
een sjees op hem stond te wachten, met een man, die slaperig
over de teugels zat te knikkebollen. Hij wipte vlug in het rijtuig,
nam de teugels in handen en reed op vluggen draf weg, tot groo-
te teleurstelling van Mr. Treverton, die niet in de gelegenheid
geweest was het gelaat van den onbekende te zien, en onmo
gelijk zijn spoor verder volgen kon. Wel liep hij de kleine her
berg binnen en bestelde een glas sodawater met brandewijn, ten
einde zich in de gelegenheid te stellen om te vragen, wie de beer
was, die even te voren was weggereden; maar de herbergier wist
er niets meer van te zeggen, dan dat,de sjees een half-uur of
zoo voor zijne deur gestaan, en dat het’paard een mand vol hooi
gehad had.
„De voerman van de sjees is binnengekomen om een glas
brandewijn voor een vreemden heer te halen," zeide hij, „doch
ik heb het gezicht van den heer niet gezien."
John Treverton keerde nu naar „De Laurieren" terug, en
gevoelde zich alles behalve op zijn gemak. Hij nam zich voor,
den volgenden morgen vóór zijn vertrek aan miss Malcolm nog
een bezoek te brengen, met het doel om zoo mogelijk iets te we
ten te komen betreffende deze geheimzinnige ontvangst van dien
onbekenden persoon met de wijde overjas. Hij besloot daarom
met 'n middagtrein naar Londen te vertrekken, en meldde zich
ten één ure op het Manor-House aan.
Miss Malcolm was thuis, en hij werd nogmaals binnengelaten
D de studeerkamer, waar hij haar het eerst had aangetronen.
het ervaren oor harer landgenooten verried zich haar afkomst
uit de provincie. De voortreffelijke en vrome provincie Bretagne
mocht er zich op beroemen, La Chicot’s geboorteplaats zijn.
Haar onschuldige jeugd had zij doorgebracht onder de vijgeboo-
men en de heilige altaren van Auray. Niet voor haar negentien
de jaar had zij de onmefelijke, oogverblindende boulevards te
zien gekregen, met hun ontelbare lantarens en schitterende
kiosken alles oneindig grootscher en schooner dan het Du-
guesclin-plein te Dinan met zijn tien duizend lampions bij ge
legenheid eener feestelijke illuminatie. Hier te rarijs scheen
het leven een eindeloos feest te zijn.
Parijs is een veelvermogend onderwijzer voor het ietwat be
krompen verstand van de lui, die uit de provinciën daar komen.
Parijs leerde La Chicot beseffen, dat zij schoon was. Parijs leerde
La Chicot dat het veel prettiger was rond te dwarrelen en te
springen, te midden van een gedrang van andere Chicots in het
tooverballet „De schoone slaapster? of Jjet „Hert met het gou
den Halssnoer," uitgedost in een zeer armoedig toilet, maar
schitterend van gouden loovertjens, met woest golvende hairen
als die der Maenaden, en met satijnen laarsjes aan de voeten
van twee Napoleons het paar, dan hard te werken te midden
van de waschvrouwen op de kade. La Chicot was te Parijs geko
men om er den kost te verdienen, en dat was haar heel aardig
gelukt als lid van het corps de ballet, een nul in het groote
cijfer van die schitterende tooverballetten, maér een nul, wier
prachtige oogen’en weelderige lokken, wier bewonderenswaar-
dig figuur en jeugdige frischheid niet in gebreken bleven, de
aandacht van dezen en genen te trekken.
Het duurde niet lang, of zij was bekend als de belle van
het ballet, en spoedig ook werd zij een ergernis voor de voor
naamste danseressen, die haar hare meerdere bekoorlijkheid
als een onbeschaamdheid verweten, en elke gelegenheid te baat
namen om haar hatelijkheden te zeggen. Maar was haar eigen
sekse alles behalve welwillend tegenover haar, de sterke sekse
toonde zich zeer ingenomen met la belle Chicot. De balletmees-
ter leerde haar passen, welke hij aan geen ander lid van de
onder zijn hoede staande zusterschap leerde; hij stelde haar nu
en dan in de gelegenheid, als solo-danseres op te treden; hij
stuwde haar vooruit, en op zijn raad ging zij van den grooten
schouwburg, waar zij niets te beteekenen had, over naar een
kleineren schouwburg in het studenten-kwartier, een bekend
lokaaltje op den linkeroever van dB^Srine, staande in een dool
hof van smalle.straten en hooge huizen, tusschen de geneeskun
dige school én de Sorbonne, waar zij weldra nummer één werd.
„C'était le plus gentil de mes rats," riep de balletmeester op
spijtigen toon uit, toen La Chicot naar elders was vertrokken.
„Cette petite ira toin", zeide de directeur van den schouwburg,
die boos was op zich zelven, omdat hij zijne mooiste koryfee
door de vingers had laten glippen, „ella a du chien."
Terwijl zij werkzaam was in dien Studenten-Schouwburg, ge
beurde iets, dat een machtigen invloed uitoefende op het levens
lot van La Chicot; daar was het namelijk, dat haar echtgenoot
haar voor 't eerst zag. Hij was een Engelschman, die een tame
lijk wild leven leidde in dit Parijsche studenten-kwartier, waar
hij met moeite in zijn onderhoud voorzag. Hij was zeer arm,
zeer bekwaam, en had zeer weinig aanleg om zijn eigen kost
te verdienen. Hij was begaafd met die ongestadige talenten, die
zelden met kracht aan 't licht treden of iets van belang voor
den dag brengen. Hij schilderde, hij etste, hij zong, hij bespeelde
drie of vier instrumenten met smaak en gevoel, maar met weinig
technische vaardigheid, hij schreef voor de humoristische tijd
schriften, maar de humoristische tijdschriften namen gewoonlijk
zijne bijdragen niet op. Had hij een nieuw soort ^an lucifers
uitgevonden, of eene verbetering aan de naaimachine tot stand
gebracht, hij zou zich een weg tot fortuin gebaand hebben; maar
het salon-werk, waarmede hij zich bezig hield, leverde nauwe
lijks genoeg op, om hem voor den hongerdood te vrijwaren. Dat
was, zal men al licht denken, juist niet een bizonder geschikt
minnaar voor eene jonge dame uit de provincie, die eene groote
vertooning in het leveu wenschte te maken; maar hij zag er knap
uit, had eene beschaafde opvoeding genoten, en bezat dat on
miskenbare voorkomen van eene voorname afkomst, 't welk
nodh armoede, noch een los leven kan vernietigen, en in 't oog
van La Chicot was hij de meest betooverende manspersoon, dien
zij ooit gezien had. Om kort te gaan, hij bewonderde de bekoor
lijke baflet-danseres, en de ballet-danseres aanbad hem. 't Was
eene dwaasheid van weerszijde zijn eerste vurige liefde, en
ook de hare. Beiden hadden een onwankelbaar geloof in hun
eigen talenten, en in de toekomst; beiden geloofden stellig, dat
zij maar behoefden te leven, om zich den weg tot rijkdom en
roem gebaand te zien, 't Lag niet in La Chicot's aard alles goed
te berekenen. Zij was dol op geld, maar alleen om het zoo spoe
dig mogelijk te verkwisten; zij wilde gaarne gej^j hebben voor
prachtige toiletten, voor fijne dinees, voor schuimenden en tin
telenden wijn, en om dikwijls te kunnen rijden in het Bois de
Boulogne. Om geld voor de toekomst, voor ziekte, voor den
ouden dag, voor de tallooze benoodigdheden des levens, dacht zij
nooit. Zonder ooit Horathis gelezen te hebben, misschien wel
zonder ooit van 't bestaan diens dichters gehoord te hebben, was
zij door en door Horatiaansch in hare nlozofie. Vandaag zoo
veel mogelijk genieten, en den dag van morgen voor zich zelf
te laten zorgen, dat was het begin en het einde harer wijsheid.
John Treverton bracht den volgenden dag door op de tilbury
met Mr. Sampson, die hem in de gelegenheid stelde, nog meer
pachthoeven in oogenschouw te nemen, waardoor hij zich een
juister denkbeeld kan vormen van de uitgestrektheid en den
aard van de rondom Hazlehurst gelegen bezittingen van wijlen
Jasper Treverton. Hij gaf aan zijn gastheer te kennen, dat hij
noodzakelijk den volgenden morgen met een vroegen trein
naar Landen moest terugkeeren Na den maaltijd dien avond
moest Mr. Sampson nog een uurtje op zijn kantoor doorbren
gen, om een belangrijken arbeid te voltooien, en John Tre
verton. die niet bijzonder veel prijs stelde óp het voorrecht van
een verlengd téte-é-téte met de schoone Eliza, zette zijn hoed
op en ging naar buiten, om in de dorpsstraat een sigaar te
rook en.
Een of andere gril. hij kon nauwelijks zeggen, wat het
was deed hem zijne schreden richten naar het Manor-house;
misschien wel omdat de laan, die langs den hoogen tuinmuur
bezsden het huis liep, eene rustige plaats was, om al mijmerend
een sigaartje te rooken. In deze eenzame laan wandelde hij
ten tijdlaag heen en weder, en twee of driemaal kwam hij alzoo
bij het ijs eren hek. waar hij gelegenheid had, een blik te werpen
qp het parksgewijze aangelegde terrein vóór het huis, welks
goed gesloten vensters geen spoor van licht vertoonden,
„Zou ik? zoo vroeg hij zich zelven af, „een gelukkig man
kunnen zijn, als heer e» meester van dit huis, met eene schoone
vrouw en een groot fortuin? Er is een tijd geweest, dat ik me
verbeeldde, dat ik slechts bestaan kon te midden van de drukte
en het rumoer van 't leven in Londen, maar misschien zou ik met
dat al geen slecht figuur maken als een land-edelman, indien ik
gelukkig was.”
Toen hij. na nog eens eenige oogenblikken aldus te hebben
staan mijmeren bij het ijzeren hek, weder naar de laan wilde
terugkeeren, ontdekte John Treverton tot zijne bevreemding,
dat hij daar niet meer alleen was. Een rijzig manspersoon, ge
huld in een wijde overjas, en met het onderste gedeelte van zijn
gezicht verborgen in de plooien van een wollen boefante, wan
delde daar langzaam op en neer voor een smal houten deur
tje in den tuinmuur. In dat onzekere licht, en daar een aanmer
kelijk gedeelte van zijn gelaat verborgen was onder den rand van
zijn hoed en tusschen de plooien zijner boefante, was het onmo
gelijk te zeggen, wat voor een man het was, maar John Trever
ton sloeg hem niet zonder argwaan gade, terwijl hij hem dicht
hij het tuindeurtje voorbij liep, en zijne wandeling naar het an
dere einde van den weg vervolgde. Toen hij terugkwam op de-'
zelfde plaats, ontdekte hij met bevreemding, dat het deurtje ge
opend was, en dat Je man op den drempel stond te praten met
iemand, die daar binnen was. Hij keerde terstond terug, met
het doel om zoo mogelijk gewaar te worden, wie die persoon
was, en, toen hij vlak bij de tuindeur gekomen was. hoorde hij
eene stem, die hem zeer goed bekend was de stem van Laura
Malcolm.
„Ge behoeft niet te vree zen, dat men ons storen zal,” sprak
zij; „ik wil liever ir. den tuin met u spreken."
De man scheen een weinig te aarzelen, mompelde iets van de
dienstboden, en ging toen naar binnen, waarna de tuindeur on-
middeflijk
John Ti
toen bij was begonnen te spreken over het voorgevallene van
den vorigen avond.
„Wanneer de geschikte tijd daarvoor komt,'zult ge mij be
reid vinden te handelen in overeenstemming met de wenschen
mijns weldoeners", antwoordde zij op kalmen toon. „Ik geloof
niet, dat de bepalingen van zijn uitersten wil geschikt zijn, om
ons beiden een gelukkig leven te verzekeren; maar ik heb hem
te innig liefgehad mijn eerbied voor zijne nagedachtenis is
te oprecht, dan dat ik me tegen zijn verlangen zou willen ver
zetten."
„Waarom zou ons geluk niet verzekerd zijn door dien uiter
sten wil, Laura?" vroeg John Treverton, met eene plotseling
opwellende teederheid. „Mag ik dan niet hopen, dat gij mij ooit
zult beminnen?"
Een uitdrukking var. droefheid vertoonde zich op haar gelaat,
en zij schudde het noofd.
„Liefde ontspruit zeer zelden uit eene positie als de onze,
Mr. Treverton?
„Wij zouden aan de wereld eene gelukkige uitzondering op
den algemeenen regel te aanschouwen.kunnen geven. Maar ik
heb gezegd, dat ik thans niet over dit onderwerp zou spreken.
Alleen zult ge. hoop ik, gelooven, dat ik niet iemand ben. die
me geheel en al door geldzucht laat drijven, dat ik liever af
stand zou willen doen van dit fortuin, dan u een hatelijke echt
verbintenis opdringen.
Miss Malcolm antwoordde niet op deze verzekering, en na
nog een minuut of wat over onverschillige zaken gepraat te heb
ben, wenschte John Treverton haar vaarwel.
„Zij zou mijn aanzoek niet van de hand wijzen? sprak hij bij
zich zelven, terwijl hij het huis verliet. „Hare woorden schenen
dat te bedoelen; het overige wordt aan mij overgelaten. Het ijs
is in allen gevalle gebroken. Maar wie kan toch die man zijn,
en waarom kwam hij haar op zulk een heimelijke, verdachte
wijze bezoeken? Indien de omstandigheden anders waren, in
dien ik haar beminde, zou ik op eene meer voldoende ophelde
ring aandringen."
Hij keerde naar De Laurieren terug, om van zijne vrienden,
de Sampsons, afscheid te nemen. De notaris toonde zich bereid
hem met de tibury naar 't station te brengen, en deed hem be
loven, dat hij zoo spoedig hij kon weder te Hazlehurst zou ko
men. en dan. en bij alle volgende gelegenheden, De Laurieren
als zijn hoofdkwartier zou beschouwen.
„Ge zult het vrij wat druk hebben met de vrijerij tusschen
vandaag en hef einde des jaars," zeide Mr. Sampson ondeugend.
Hij was bizonder goed gemutst, daar hij dien morgen op
uiterst voordeelige voorwaarden geld voorgeschoten had, en hij
stelde persoonlijk wel belang in de vrijerij en het huwelijk van
dezen heer.
Omstreeks dezen tijd vertoonde zich te midden van de menig
vuldige aanplakbiljetten, waarmede de blinde muren en aan
plakborden en spoorwegbogen van Londen prijkten één geheim
zinnig woord van twee lettergrepen, dat men overal zag.
Chicot. In reusacntige gele hoofdletters op een zwarten grond.
Het zwakste oog mo^st het zien; bij de onverschilligsten zelf
moest de vraag oprijzen, wat to$h de beteekeris kon zijn van dit
woord. Chicot? Ja, beteekende dal? Was het een naam van
een persoon, of een voorwerp? ’.ets om te eten, of iets om te
dragen? Een kwakzalvers-medicijn tegen een of ander men-
schelijke kwaal, of een zalf om zwerende paardenhoeven te
genezen? Was het een nieuw rijtuig, een patent dab, bestemd
om de wereldberoemden hansom te overtreffen, of een nieuwe
machine om knollen en mangelwortels te snijden? Was het de
naam van een nieuw tijdschrift? Chicot! Er was iets aantrekke
lijks in dat woord. Twee korte, welluidende lettergrepen, die
vlug en gemakkelijk over de tong gaan. Chicotl De Londensche
straat-arabieren brulden het woord uit als een woesten kreet,
zonder te weten, of er zich om te bekommeren, wat het betee
kende. Maar voordat deze reusachtige aanplakbiljetten hun eer
ste frischheid verloren hadden^ wist het meerendeel van de le
venslustige Londensche jongelingschap, de studenten in de me
dicijnen en de surnumerairs, de dappere heeren van het Departe
ment van Oorlog, de wat eenvoudiger jongelingen van Somerset
House, de dandys uit de City met hunne glinsterende hoeden, die
westwaarts togen als de zon zich te ruste begaf, alles betreffen
de Chicot. "Chicot was Mademoiselle Chicot, eerste danseuse
aan het Royal Prince Frederick Theatre, en zij was, naar de een
parige getuigenis van de hoogste autoriteiten van de Effecten
Beurs en het Departement van Oorlog, ontegenzeggelijk de
schoonste vrouw in Londen. Haar dansen onderscheidden zich
meer door losheid dan wel door hooge kunst. Zij was geen
volgeling van de Taglioni-school. De bevalligheid, het hoog be
schaafde. de reine schoonheid van dat tijdperk waren haar on
bekend. Zij zou „den spot met u gedreven hebben,” zoo ge, met
haar sprekende, gewaagd hadt van de poëzie van ‘t dansen. Maar
in vlugge sprongen over 't tooneel in wilde pirouettes op de
teenen in het meest ongegeneerde gebruik van de bekoor-
lijkste armen der schepping in het stoutmoedig achterover
buigen van een gevulden blanken hals, die prachtiger was dan
hetgeen ooit een beeldhouwer aan eene bachante van marmer
had afgebeeld, was La Chicot ongeëvenaard.
Zij was door en door eene Francaise. Daaraan viel niet te
twijfelen. Zij was geen spruit van de Engelsche geslachten Brown
Jones,'of Robinson, geboren en opgevoed in eene Londensche
achterbuurt, en eenvoudig Sarah of Mary gedoopt, om later als
eene Celestine of Mariette aangekondigd te worden. Een vol
maakt type eener Parisienne noemde La Chicot zich zelve; maar
haar akcent en tal van uitdrukkingen weerspraken dit, en voor
Hij zeide baar, dat hij van plan was te vertrekken eene
mededeeKng, die haar bezwaarlijk bijzonder bevreemden kon,
elkander op het weiland hadden ontmoet. Zij spraken
oogenblikken over onverschillige
meest megehjke kalmte, hij blijkb;
ietwat pijnlijke pauze, ving hij aan:
me
aandacht te vestigen. *t Is misschien van min
maar in een eenzame gelegen landelijke woning als deze kan
og vrij laat in
delen, en zoo
kwam ik ook door de laan, die langs het terrein van het Manor-
House loopt" k
Hij zweeg een ©ogenblik. Laure Malcolm ontstelde merkbaar,
en hij verbeeldde zich, dat zij bleeker zag dan het geval was
voordat hij deze zaak ter sprake had gebracht; maar zij bleef
hem aanzien met een vorschenden blik, dien zij geen oogenblik
van hem afwendde, toen hij vervolgde:
„Ik zag een rijzig mannelijk persoon, dicht ingemoffeld in een
overjas en boufante, zoodat zijn gelaat werkelijk geheel on
zichtbaar was, op en neer loopen voor het deurtje in den tuin
muur, en vijf minuten later zag ik met bevreemding de deur ope
nen en den man toelaten in den tuin. De geheimzinnige wijze,
waarop dit plaats had, was wel van dien aard, dat ieder die be
lang stelt in de bewoners van het huis, zich er over verontrusten
moest. Ik vermoeddi natuurlijk, dat het een der dienstmaagden
moest zijn, die op deze geheimzinnige wijze toegang verleende
aan een vrijer."
Hij kon. terwijl hij dit zeide, Laura Malcolm niet blijven aan
zien, maar zij bleef hem steeds met denzelfden vorschenden blik
aanstaren.
„Een vrijer", herhaalde miss Malcolm. „Weet ge dus, dat de
persoon, die dezen onbekende in den tuin binnenliet, een vrouw
was?”
„Ja," antwoordde hij, en hij verbaasde zich niet in geringe
mate over hare aelfbeheersching. „Ik heb de stem eener vrouw
gehoord. Ik heb me de moeite gegeven, den man te volgen, toen
hij weder uit den tuin kwam, en ik heb ontdekt, dat hij hier
vreemd was een omstandigheid, die, het spreekt vanzelf, de
zaak nog meer verdacht maakt, ‘t Is me wel bekend, dat diefstal
gewoonlijk plaats heeft met medewerking van dienstboden, en
ik begrijp dat dit huis zeer veel aantrekkelijks moet hebben voor
inbrekers van beroep. Daarom heb ik het mijn plicht geacht, u
mede te deelen, wat ik gezien heb."
„Ge zijt zeer vriefadelijk, maar ik kan gelukkig u gerust stellen
wat betreft het zilver en andere zaken van waarde in dit huis.
De man, dien gij gisterenavond gezien hebt, is geen inbreker, en
ik ben 't geweest, die hem in den tuin heb binnengelaten."
„Werkelijk?"
„Ja. Hij is een bloedverwant van me, die me wenschte te spre
ken, zonder dat zijn komst alhier het onderwerp der praatjes
van het Hazlehurstsche publiek werd. Hij had me in een brief ge
meld, dat hij op reis zijnde Hazlehurst dacht aan te doen, en mij
verzocht, hem een persoonlijk onderhoud toe te staan Het liefst
wilde hij in donker hier komen, om ongemerkt zich weer te
kunnen verwijderen."
„Ge zult, hoop ik. mij niet van onbetamelijkheid beschuldigen,
miss Malcolm, omdat ik deze zaak ter sprake heb gebracht?"
„0 neen, volstrekt niet. Uwe belangstelling in hetgeen dit huis
betreft is niet meer dan natuurlijk."
„En evenzoo mijne belangstelling in uw welzijn. Ge zult, hoop
ik, wel willen gelooven, dat dit laatste mij meer gedreven heeft,
dan wel eene baatzuchtige ongerustheid over het nier aanwezige
oude zilver en de schilderijen. En mag ik, nu ik op het punt sta
Hazlehurst te verlaten, vragen, welke uw plannen voor de toe
komst zijn?"
„Het mogen haast geen plannen heeten. Ik heb me voorgeno
men, dit huis te verlaten, en de kamers te betrekken, waarover
ik laatst gesproken heb dat is alles.”
„Zoudt ge niet denken, dat ge 't alléén leven erg vervelend
zult vinden? Zou het niet beter voor u zijn, eene betrekking aan
eene school te zoeken, of ergens te gaan wonen, waar ge gezel
schap zult vinden?"
„Ik heb daarover wel gedacht, maar ik verbeeld me, dat de
eentonige routine eener school niet bizonder in mijn smaak zou
vallen. Ik stel me wel voor, dat het leven mij niet heel veel
genot zal opleveren, waar ik me ook bevind, maar ik ben zeer
gehecht aan deze plaats, en ik ben hier ook niet geheel zonder
vrienden?
„Dat kan ik me wel voorstellen. Ge moet vele vrienden te
Hazlehurst hebben?
„Neen, vele vrienden heb ik niet. Ik mis den aanleg om
gemakkelijk vriendschap aan te knoopen. Er zijn maar twee of
drie menschen in de wereld, van wier hoogschatting ik verzekerd
ben, of die me schijnen te begrijpen."
„Ik hoop, dat uw hart niet ten eenenmale ontoegankelijk zal
zijn voor nieuwe genegenheden Er is een onderwerp, dat ik
thans nog niet ter sprake durf brengen, waarmee het wreed
zou zijn u te kwellen, nu ik weet, dat uw hart nog geheel gevuld
is van smart over het gemis van den overledene; maar wanneer
de daarvoor geschikte tijd komt, vertrouw ik mijn geval niet
Ii- iin.ai
Hij sprak met een aarzel’
ervaren man van de wereld.
««B
gesloten werd.
l