des schouwburg,
in 't Fransch tot zijne
gingen zij uiteen, de leegloopers, om er hun pleizier
(Wordt vervolgd).
vrouw
(en uit
een bedrijf, dat
het Kanaal."
ig, maar
,d; blijk-
maar hoe
toch nog een gentle-
geld.
kun*
weinig, als hij de huur toch niet be-
Huurders? Neen, sir. Er woont maar één heer op mijne twee-
de verdieping. Ik heb nooit kamers willen verhuren aan lui met
kinderen. Kinderen zijn zulke ondeugende apen, en loopen ge
durig te trappen op. en af, of hangen mei levensgevaar uit het
raam, of laten de voordeur open staan. En dan. wat hebben de
meubels er onder te lijden! Neen, daar kan niemand zich een
denkbeeld van maken, tenzij men van die ellende getuige ge
weest is. Neen, sir, gedurende de laatste zes
en ging voort met o|
engagement op den
„Ik zal me zelve gaan begraven, als ik me naar dat akelige
Londen begeef," riep zij uit, „maar alles is beter dan te moeten
li&nsen voor een publiek van idioten."
gedurende de laatste drie jaar hoe langer zoo hartstochtelijker
geworden was, werd er niet beter op, ntt de fortuin haar den
rug begon toe te keeren. Gewoonlijk was zij duivelachtig gehu
meurd, als zij uit den schouwburg thuis kwam, na voor ledige
banken en zich vervelende toeschouwers gedanst te hebben, en
met hem harrewarren over een strootje, over niets.
Zij schold op de studenten, die uit den schouwburg wegble
ven, met de hardste bewoordingen. Zij was nog vee! boozer op
degenen, die er wel kwamen en haar niet toejuichten. Zij wierp
Jack de tierigste verwijtingen naar het hoofd, omdat hij er
niets aan doen kon. Wie had ooit meer g ;hoord van zulk een
echtgenoot?
Hij was niet in staat hare belangen ook maar in de geringste
mate te bevorderen. Had zij een ander tqf man gekregen, een
dier heeren, die voor de nieuwsbladen schreven bijvoorbeeld,
zij zou al lang aan eet der schouwburgen van de Boulevards ge
ëngageerd zijn geweest Zij zou dan nu de hoofden van de aan-
zienlijkste Parijzenaars op hol kunnen brengen. Zij zou dui
zenden verdienen. Dcch haar man had geen invloed op schouw
burgdirecties of nieuwspapieren, niet eens genoeg om eene re
clame geplaatst te krijgen in het geringste der kleine dagbla
den. 't Was om er radeloos onder U worden.
Deze verwijtingen bleven niet zonder uitwerking
Chicot. Hij was goedhartig van aard, en L.t',u u<«.,
moeite. Bij al hun geharrewar was het zijne vrouw, die
leiding toe gat. Wanneer de kopjes en schoteltjes en de ledige
Champagneflesschen door de kamer vlogen, dan was zij de
Jupiter, die deze bliksemflitsen slingerde. Jack was te goed om
eene vrouw te slaan, te fier, om zich te vernederen, zooals zijne
vrouw dat deed. Hij leed en zwee;
zeer hij zich in haar verigst had.
„Londen is alles behalve akelig," antwoordde Jack Chicot op
zijn gewonen lusteloozen toon, die deed denken aan een man, die
al lang het leven moede was, en die den prikkel van sterken
drank noodig had, om in wat opgewekter toestand te komen.
„Londen is een onmetelijk groote overbevolkte stad, waar men
zich zelf verliest. De lui kennen er elkaar niet. Iemand kan er
langs de straten loopen, zonder te gevoelen, dat men hem met
de vingers nawijst, t Is voor de groove menigte onverschillig,
of een persoor. zooeven een tuchthuis, dan wel een paleis ver
laten heeft. Niemand bekommert zich er om."
De Chicots staken net Kanaal over, en huurden kamers in
eene straat in de omtrek van Leicester Square, in welks nabij-
'heid, gelijk ieder weet, het Prince Frederick Theatre gelegen
is. 't Was eene morsige straat, die niets aantrekkelijks had voor
een vreemde; maar t was eene straat, die van de dagen van
Garrick en Woffington af in dé gunst gestaan had bij acteurs
en actrices, en Mr. Smolendo had den Chicots aanbevolen, daar
eene woning te zoeken. Hij gaf hun de namen op van drie of vier
eigenaars van huizen, die kamers verhuurden aan „lui van 't
vak," en uit deze deed Madame Chicot eene keuze.
De kamers, die haar het best bevielen, waren twee ruime
vertrekken op de eerste verdieping, met een ietwat opgeschikt
ameublement, dat aar. een beschaafd oog een weerzin zou heb
ben ingeboezemd, en dat een alleronaangenaamsten indruk
maakte op Jack s artistieken smaak Het goedkoope fluweel,
waarmee de stoelen bekleed waren, de veelkleurige gordijnen,
de van allen glans beroofde gegalvaniseerd koperen pendule en
kandelabers vielen wel in den smaak van La Chicot. Het deed
waarlijk aan Parijs denken, zeide zij tegen haar man.
De salon en de slaapkamer waren door eene pprte-brisée, van
elkander gescheiden. Er was nog een klein derde vertrekje
een hokje, meer niet met een raam op het Noorden, dat Jack
als atelier kon gebruiken. Dit laatste verzoende Jack eeniger-
mate met den kalen opschik der woonkamer, de twijfelachtige
zindelijkheid der slaapkamer, het treurige voorkomen van de
straat, met haar half dozijn morsige winkels, die daar tusschen
de particuliere huizen verspreid stonden.
„Wat is het afschuwelijk, dat Londen!" riep La Chicot uit.
„Ziet de geheele stad er zoo uit als deze straat?"
„Neen,” antwoordde Jack, met zijn onverstoorbare bedaard
heid. „Er zijn straten, die er veel mooier uitzien, waar de fat
soenlijke lui wonen."
„Wat noemt ge de fatsoenlijke lui?"
„De lui, die inkomsten-belasting betaJen naar een inkomen
van twee of drie duizend pond 's jaars."
Jack informeerde zich naar de andere bewoners van het huis,
't Was altijd goed, te weten, wat soort van buren zij zouden
hebben.
„Ik ben niet erg kieskeurig,” zeide Ja al
vrouw; „maar ik zou hét toen minder aangenaam vinden, een in
breker tot mijn naasten buurman te hebben."
„Of een spion," zeide Zaire.
„We hebben geen spionnen in Londen. Dat is een L^iLiji,
nooit ingang gevonden heeft aan deze zijde van het Kanaal."
De eigenares van het huis was eene magere weduwe met
dunne vW^he krullen aan weerszijden van het voorhoofd, met
eene muts op, waarop eene menigte nagemaakte bloemen op
dunne ijzerdraadjes stonden te trillen. De top van haar langen
neus was vuurrood, en haar oogen fonkelden met een glazigen
gloed, die aan sterken drank deed denken.
„Ik heb maar ééne dame in de beneden-voorkamers," deelde
zij mede, „en dat is een heel knappe dame, en voornaam spul
ook; 't is Mrs. Rawber, die de hoofdrollen vervult in het Shaks-
pere-Theatre. Ge hebt zeker wel eens van haar gehoord. Zij is
eene beroemde vrouw."
Mr. Chicot moest tot zijn leedwezen betuigen, dat hij haar
nooit had hooren noemen Hij had zoolang te Parijs gewoond,
dat de naam van Mrs Rawber hem nooit ter oore was gekofnen.
„O," riep de eigenares van het huis uit, „ge hebt veel gemist,
als ge haar nooit hebt zien spelen Haar Lady Macbeth is even
voortreffelijk als die van Mrs. Siddons."
„Hebt ge Mrs. Siddons wel eens zien spelen?”
„Neen, maar ik heb mijne moeder veel over haaf hooren spre
ken. Zij kan echter onmogelijk grooter tooneelspeelster gewbeest
zijn dan Mrs. Rawber is. Ge moet deze eens gaan zien op een
avond."
„En zij is zeker een heel ordentelijke vrouw van gevorderden
leeftijd?" vroeg Jack Chicot.
„Zoo geregeld als een uurwerk. Zij gaat eiken Zondag 's mor
gens en s avonds te 1-erk. Nooit warme soepees. Een stuk brood
met kaas en een glas overgeschoten ale staat op hare tafel klaar
tegen dat zij thuis komt zij heeft een sleutel en hoeft dus niet
binnengelaten te worden niemand hoeft om haar te blijven
opzitten. Tegen twee uur een koteletje en een pint ale, als er
geen repetitie is, en als er wel repetitie is op den middag, dan
een heel eenvoudig maal, dat op het fornuis warm gehouden
kan worden. Zij is een toonbeeld van eene kommensale. Geen
fooien, maar zij betaalt zeer geregeld des Zaterdags haar huur,
en gedraagt zich altijd als eene fatsoenlijke dame.'
„Zoo," zeide Jack, „dat laat niets te wenschen over. En hoe
is het boven gesteld? Op uwe tweede verdieping wonen zeker
ook nog fatsoenlijke lui?"
De eigenares van het huis kuchte even, alsof de ademhaling
haar plotseling benauwd werd, en haar oogen wendden zich naar
het venster, alsof zij de grauwe Octoberlucht om raad wilde
vragen.
„Wie zijn de huurders van uwe kamers op de tweede verdie-
jaar is er geen kind
bij mij over den drempel geweest"
<,Ik begeerde niet te weten, hoe gij over kinderen dacht," her
nam Mr. Chicot; „ik vroeg naar den huurder van uwe kamers op
de tweede verdieping."
,,'t Is een ongehuwd heer, sir."
„Is het een jong man?”
„Neen, sir; 't is iemand van middelbaren leeftijd."
„Is 't een tooneelspeler?"
„Neen, sir, hij heeft niets met de schouwburg uit te staan."
„Wat is het dan voor een man?"
„Wel, sir, het is een fatsoenlijk heer dat kan ieder hem
wel aanzien maar het is een heer die zijn boeltje heeft
opgemaakt. Aan zijne manieren zou ik zeggen, dat hij een
rijk man moet geweest zijn, en dat hi; het grootste gedeelte
van zijn goed heeft opgemaakt. Hij betaalt zijn huur niet zoo
geregeld als ik het wel wenschen zou maar hij betaalt
toch, en ik heb bitter weinig last van hem. want hij is
dikwijls een week achtereen van huis terwijl de kamer toch
op denzelfden voet doorgaat."
„Dat zegt voor hem
taalt." merkte Chicof op.
„0 maar hij betaalt de huur wel. sir Hij laat me er wel
eens wat lang op wachten, maar ik kn>g toch altijd mijn geld.
Een arme weduwe, zooals ik ben. zou zich niet staande
nen houden, als zij de huur voor haie kamers niet binnen
kreeg."
„Hoe heet die heer?"
„Mt. Desrolles."
„Die naam heeft een buitenlandschen klank."
,,'t Is mogelijk, sir, maar die heer is toch een Engelschman.
Ik heb bijna nooit buitenlanders onder mijn huurders gehad."
zeide de eigenares van het huis, terwijl zij een blik op La
Chicot wierp, „ofschoon er in deze buurt vrij wat buitenlan
ders wonen."
De kamers werden gehuurd, en voor Jack Chicot en zijne
vrouw ving te Londen een nieuw tijdperk van hun leven aan.
Zij misten hier veel wat hun leven te Parijs dragelijk gemaakt
had de zorgelooze vrooTijkheid. de heldere lucht, de genie
tingen van het Parijsche Bohemer leven en Jack Chicot was
zich te moede, alsof een donkere gordijn neergedaald was ach
ter zijne jeugd en al haar illusies, en s'.sof hij nu daarbuiten
stond in eene koude, alledaagsche wereld, als een afgeleefd
teleurgesteld man, die oud was vóór zijn tijd.
Hij miste de vroolijke. luchthartige kameraden, die hem ge
holpen nadden zijn leed te vergeten Hi’ miste de toertjes ia het
lommerrijke bosch, de uitstapjes naar in den omtrek der stad
gelegen restauraties, de losbandige soepeetjes na middernacht,
al de vroolijke uitspattingen van zijn Parijsch leven. De genie
tingen. die Londen opleverde, waren saai en vervelend. Bij de
soepees te Londen was het alleen maar om eten en drinken te
doen, al te veel oesters en al te veel wijn.
Mr. Smolendo» verwachtingen werden ten volle verwezen
lijkt. La Chicot maakte een verbazenden opgang in het Prince
Frederick's Theatre. Die in 't oogvallende biljetten onder eiken
spoorwegboog en op elk aanplakbord in Lenden waren niet
vAgeefsch geweest. De schouwburg was eiken avond over
vol. en aan La Chicot viel gedurig een applaudissement zonder
einde ten deel. Zij ademde nu weder m den bedwelmenden
dampkring van het succes en zij werd met den dag onbeschaam
der en zorgeloozer. verspilde meer ge'd dronk meer Cham
pagne. en werd meer verslaafd aan uitspattingen, vleierij en
kostbare toiletten Haar echtgenoot zag dit aan met een som
ber gelaat. Zij waren niet meer het jeugdige paar menschen,
die elkander hadden aangebeden, gearmd, glimlachend en ge
lukkig uit de Marie gekomen waren, om hun bruiloftsmaal te
declen met de uitverkoren vrienden van 't oogenblik. De vrouw
was tegenwoordig nog maar eens hartelijk bij buien doch het
gelaat van den man had onveranderlijk eene troostelooze uit
drukking. welke zich alleen door wijn liet verdrijven, en die,
evenals de zeven andere booze geesten terug keerde met
grooter macht, na eene tijdelijke verbanning De vrouw be
minde den man nog juist genoeg, «m wanhopig jaloers^h te
zijn, zoodra hij maar de geringste beleefdheid aan een andere
vrouw bewees. De man had lang opgehouden jaloersch te zijn,
behalve wat zijn eigen eer betrof.
Onder de bezoekers van het Priace Frederick Theatre was
er een, die zich daar in dezen tijd bijm* eiken avond liet zien,
't Was een man van omstreeks vijf en twintig jaar, rijzig van
gestalte, breed geschouderd, met sprekende gelaatstrekken en
het oog van een valk, een man. wiens kleederen wel versleten
waren, en die er over 't geheel wel wat slordig uitzaT
die desniettemin het voorkomen van een gentleman ha<
baar was hij veronachtzaamd, mogelijk doodarm,
diep hij ook gezonken mocht zijn, hij was
man.
‘t Was een student in de medicijnen, en wel een van de
ijverigste studenten aan het St. Thomas hospitaal een man,
die zijn vak gekozen had, omdat hij er liefde voor gevoelde,
en wiens liefde voor het vak toenam, naarmate hij er zich op
toelegde. Zij, die het best met hem bekend waren, noemden
hem een man, die bestemd was, om zijn stempel te drukken
op de eeuw, waarin hij leefde. Maar hi' was niet een man, om
spoedig succes te behalen, of zich door een gelukkig toeval te
onderscheiden. Hij ging langzaam te werk peilde den bodem van
iedere bron, wijdde zich aan elk onderwerp met dezelfde ern
stige vastberadenheid als wanneer 't het onderwerp gold, waar
aan hij zijne speciale studie wijdde; hij vatte elke wetenschap
pelijke kwestie aan met den koortsigen ijver van een min
naar, maar arbeidde toch met de volhaiding en de zelfverloo
chening van een Griekschen athleet Om al de gewone genietin
gen des levens, om wijn of spel, om wedrennen, of om welke
uitspattingen ook gaf deze,jeugdige beoefenaar der geneeskunde
hoegenaamd niets. Hij was zoo weinig ren druk bezoeker van
schouwburgen, dat diegenen zijner medestudenten, die hem den
eenen ivond voor en den andere na in het Prince Frederick
Theatre zagen, zich er zeer over verbaasden, dat hij daar zoo
herhaaldelijk kwam.
„Wat is Gerard overkomen?" vroeg Joe Latimer van het
Guy's Hospitaal aan Harry Brown van Let St. Thomas’ Hospi
taal. „Ik meende, dat hij de balletten verfoeide. Toch is dit de
derde maal, dat ik hem heb zien kijken naar dezen nonsens^
met even groote aandacht, als waarmee hij Paget het ontleed
mes ziet hanteeren!"
„Kunt ge niet raden, wat dit alles beteekent?" riep Brown
uit; „Gérard is verliefd."
„Verliefd!"
„Ja, hij is tot over de oo-en verliefd op La Chicot ik heb
nooit zulk een sprekend geval waargenomen al de symp
tomen zijn prachtig cntwikkeld hij zit op een van de voor
ste banken van 't parterre en gedurende al den tijd dat zij op
het tooneel is, wendt hij geen oog van haar af hij verkon
digt met opgewondenheid haar lof, als hij onder ons, zijne ka
meraden, is hij zegt, dat het de bekoorlijkste vrouw is, die
er ooit geleefd heeft" na dat onbekende jonge persoontje, dat
tot model gediend heeft voor de Venus, die in een grot op het
eiland Milo is opgedolven. Verbeeld j» eens, dat je die jonge
vr„uw gekend had. en je arm om haar middel nad mogen
slaan! De een of anoer heeft dat gedaan, daar sta ik je voor
in. Ja, George Gerard is verloren vernietigd, 't Is waarachtig
al te aandoénlijk."
„En Mademoisell# Chicot is eene getrouwde vrouw, naar ik
hoor," hernam Latimer.
„Zeer zeker is zij getrouwd. Haar man geleidt haar altijd- Hij
wacht haar elkên avond op bij de deur van den schouwburg,
of hij staat tusschen de coulisses, terwijl zij danst. La Chicot is
een zeer nauwgezet persoontje, al zou men t haar hauwlijks
aanzien. 0, daar komt Gerard aanloopen. Wel, oude jongen,
heeft de ziekte haar crisis bereikt?"
„Wat voor ziekte?” vroeg Gerard kortaf.
„De koorts, die liefde heet.”
„Meent ge, dat ik verliefd ben op de nieuwe danseres, omdat
ik vrij vaak hier kom om haar te zien?
„Ik zie geen ajider motief voor je tegenwoordigheid te dezer
plaatse. Ge komt anders nooit in een schouwburg."
„Ik bom om La Chicot te zien, alleen omdat zij, wat gelaat
en gestalte betreft, de schoonste vrouw is, die ik me ooit her
inner gezien te hebben. Ik kom hier, evenals een schilder, om
volmaakt menschelijke schoonheid te aanschouwen, of als een
anatoom, om de volkomenheid van Gods werk te bewonderen,
een schepsel, dat zonder eenig gebrek uit Gods werkplaats te
voorschijn gekomen is.”
„Hebt ge ooit meer1 zoo n vent gehoord? riep Latimer uit.
„Hij komt hier, om eene balletdanseres te zien, en hij spreekt
er over alsof het een soort van godsdienst ware!”
„De aanbidding van het schoon# is de godsdienst der kunst,"
antwoordde Gerard co ernstigen toon. Ik koester aangaande
haar geen enkele onwaardige gedachte
Latimer wees met twee vingers naar zijn voorhoofd en zag
zijn vriend Brown aan.
„Hij is verloren!" zeide Latimer.
„Verloren zoo erg als het maar kan" antwoordde Brown.
„Kom, Gerard, laat ons gaan proeven ho^ de oesters sma
ken, en laten we er verder een prettigen avond van maken,"
hernam nu Latimer, op overredenden toon.
„Dank je; ik moet naar huis, naar mijn hokje, om te studee-
ren."
En zoo gingen zij uiteen, de leegloopers, om er hun pleizier
van te nemen, de blokkende student de man, die zijne studie
lief had om haars zelfs wil naar zijne boeken.
op Jack
hield niet van veel
s er aan-
de ledig<
te goed
:g. Hij had reeds ontdekt, hoe-
De begoocheling had kort ge
duurd, een langdurig berouw was er op gevolgd. Hij wist, dat nij
zich verbonden had aan een onbeschaafde furie uit de heffe des
volks. Hij wist, dat zijn eenige kans, om niet tot zelfmoord over
te gaan, deze was, dat hij de oogen sloot voor zijne omgeving, en
zich zijn zoo weinig eervol bestaan zoo aangenaam mogelijk
maakte. De verwijtingen zijner vrouw prikkelden hem tot ijve
rige werkzaamheid. Hij schreef een half dozijn brieven aan
oude vrienden in Londen, mannen, die min of meer in betrek
king stonden tot de dagbladpers, of tot de schouwburgen
waarin hij hun verzocht aan La Chicot een engagement te be
zorgen. In deze brieven maakte hij van haar slechts gewag, als
van eene in hare kunst bedreven vrouw in wier garrière hij
belangstelde, maar hij deinsde er voor terug haar als zkr
te erkennen. Hi; sloot in die brieven uitgeknipte versl^
de Parijsche dagbladen, waarin de schoonheid, de aanvalligheid,
het talent en de oorspronkelijkheid der danseres weaden gepre
zen. Het gevolg van zijne bemoeiing was een bezoek van Mr.
Smolendo. de ondernemende eigenaar van het Prince Frederick
Theatre, die een reis naar Parijs had ondernomen, om wat
nieuws op te sporen, en het engagement van Mademoiselle Chi
cot voor dien schouwburg. Mr. Smolendo had in den laatsten
tijd veel werk gemaakt van het ballet. Zijne decoraties, zijn
tooneelmachinerieën, zijn kalklicht en zijne costumes behoorden
onder de beste, welke men in Londen te zien kreeg. Ieder ging
naar het Prince Frederick Theatre, 't Was eerst een concert
zaal geweest, maar de eigenaar had later een patent als schouw-
burgondernemer genomen. Er was een geitje van Bohemia-
r.ismei aan den schouwburg, maar dat maakre juist de uitspan-
ningsp\aats aantrekkelijk. Alles wat maar succes behaald had te
Parijs, drama s met schitterende decoraties, tooverballetten en
kAnische operetten, werd door Mr. Smolendo in het Prince
Frederick Theatre ten tooneele gevoerd. Hij wist, waar de
bevalligste actrices, de beste danseressen, de frischste stemmen
te vinden waren. Zijn koor en zijn ballet waren de uitnemendste
in Londen. Om kort te gaan, Mr. Smolendo had het geheim van
het dramatisch succes ontdekt. Hij was tot het inzicht gekomen,
dat het leveren van iets uitnemends altijd goede rente af
werpt.
La Chicot's schoonheid was indrukwekkend en onbetwistbaar.
Er kon dienaangaande geen verschil van gevoelen bestaan. Als
danseres was zij excentriek en bedreven. Mr. Smolendo had
veel beter zien dansen door danseressen, die eene betere oplei
ding hadden ontvangen, maar wat aan La Chicot in dit opzicht
ontbrak, dat vergoedde zij door levendigheid en losse zwierig
heid.
„Zij zal 't niet vele seizoenen volhouden. Zij is als een van die
paarden, die hard van stal gaan, maar zich in een paar jaar kapot
loopen,sprak Mr. Smolendo bij zich zelven; maar zij zal Lon
den stormenderhand innemen, en zij zal in haar eerste drie sei
zoenen meer publiek trekken dan een der sterren van de eerste
grootte, die op mijn tooneel geschilderd hebben, zoolang ik
schouwburg-directeur fcen geweest."
La Chicot was zeer in haar schik, dat zij geëngageerd werd
door een Londenschen directeur, die haar een beter salaris aan
bood, dan zij in den studenten-schouwburg ontving. Zij zag niet
hoog bij Londen op, dat zij zich voorsteld^ als eene stad, waar
mist en longtering heerschten, maar het deed haar zeer veel ge
noegen, dat zij het tooneel kon verlaten, waar zij gevoelde, dat
hare lauweren begonnen te verwelken. Zij betuigde haar echt
genoot op geenerlei wijze haar dank voor zijne tusschenkomst
ip hem te schimpen, omdat hij haar niet een
Boulevard bezorgd had.
9
4