VERBROKEN BANDEN. HOOFDSTUK V. DE ZWARTE SCHOENMAKER .- bc i Voor de Huiskamer lasteraar» hebben, alg ge (Wurdt vervolg:!). blij- (Vervolg). dapper begon te n Rudolfs oogen ij tijds tot u komen, om u !e van verzekerd zijn, cber in de laatste dapen moest verdragen, bad hem geen enkele zooveel smart veroor- waarmee men zijn zoontje bejegende. Zijn gemoed misschien den eerlijken grijsaard den baan derheer Kolta, gelukt tijdens het voorloopig onderzoek, den raadsheer tot de overtuiging te brengen, dat Fidel Zurlauben door den zouthandel ten opzichte van de gemeente - - - - - - - 1—J der VERHAAL UIT HET ZWITSERSCHE VOLKSLEVEN. WS4J5 w „Ik wil er ipleiding niet geschikt was eestes. Hoeveel beter zon rg op zijne plaats geweest zijn! Maar deed, had hij drie jaren nutteloos te en had hij zijn vader tennaastenbij dui- wikkeld, en zij stond zeer vast op dit punt. „Het geld is thans niemands geld, zeide zij. geen penning van aanraken.*' Niettegenstaande voor haar aan het huis treurige herinne* rngen verbonden waren, en de haar zoo welbekende vertrek ken eene treurige verlatenheid te aanschouwen gaven, nu de geëerbiedigde gestalte haars weldoeners zich daar niet ver toonde, en zijne stem nooit weder de daar heerschende som bere stilte kon afbreken, was het Laurc bij nader inzien toch beter voorgekomen; in de oude woning te blijven, die zoo lang haar thuis geweest was, dan ergens ancers intrek te nemen. Ook aan de levenlooze voorwerpen, onder welke zij zoolang ver keerd had, was haar hart gehecht. Zij zou zich niet thuis ge voeld hebben in de woning eens vreemden. Spookte al de geest des overledenen in de kamers om, 't was een vriendelijke geest, die haar met liefderijke oogen gade sloeg. Zij had nooit haar pleegvader verdriet aangedaan, of de verschuldigde achting voor hem uit het oog verloren. Hare droefheid was met met ging vermengd. Zij dacht aan den overledene met de diep- Iroefheid, maar zonder kwelling. De predikant was cr op gesteld, dat Miss Malcolm iemand tot vloert die geen eigen thuis hadi r viel aan te merken en van fatsoenlijke familie die zonder twijfel gaarne als onbezoldigde juffer van gezelschap bij haar zouden willen wonen, om een aangenaam thuis te hebben. Maar aan zulk eene juf- (Vervolg.) De „zwarte schoenmaker” heeft om *aa zjjn haat en wraakzucht te voldoen „van een vlieg een olifant gemaakt”, zeiden de gegoede burgers onder elkander. „Baron iidei heeft geen half dozijn kisten mee ge nomen. gelijk men vóór de raadszitting on are het volk uitstrooide, om stemmen ta> werven tegen de „Linden”. Het was slechts één. één enkele koffer. Er moeten kleeren cn toiletbenoodigdheden in geweest zijn. En dokter Hess heeft hem dringend aangespoord zich zoolang te yerwyderen, om geen erger nis te hebben van dat proces. Ja. het is zeer wel mogclijk, dat de zwarte echoenmaker hem met zijn aanklacht den doodsteek heeft willen toebrengen. Zoo'n dootrapte schelm van een advocaat en rechtsverdraaier kan een man van eer met zijne giftige taal even goed vermoorden als een sluipmoordenaar met het mee. Men moest Schumacher en öchieker in den Kaibentoren opsluiten en zonder vorm van proces die bazen een kop kleiner maken!” r „Zoo sprak men in „De Os” en in „De en in meer herbergen waar de „Lin den onder een glas wijn politiseerden ter wijl omgekeerd in „De Kroon” en in De Kam.' waar de „Harten" elkander wonden, de raadsheer Schumacher tot in da wolken geprezen werd. Maar in de stad hielden de aanzienlijken het nog met de „Linden.” De voorname geslachten hadden toch van ha- telkvD j*re bela“8fi)ke sommen gelds bekomen en hoewel zjj niet zonder ja loezie bemerkten, dat Zurlauben het leeu wendeel voor zich eischte, en dit alvast van het bedrag afhield, wilden zij toch Hever een mager „brikje ontvangen dan dat ze hee- ‘»maal van de pensioens verstoken bleven, uok was het den heeren raadsleden minder aangenaam dat de gemeene man tengevol ge der aanklacht tegen den barqn, vernam, reXt^ J^ der „Linden” sedert anno 1715 Thans vreesden zij niet zonder reden dat de gemeente deze gelden mocht op vorderen en in 25 jaren waren ook de minst beteekenende pensioens tot een aardig kapitaaltje aangegroeid. Men wist het met. waaraan zich te houden; dit wae ch- ter duidelijk, dat de tjjden voor de bezitters der pensioen» niet beter zotsden worden, als de -Herten” ,an bet roer kwamen. unaelyk was men ook niet erg gerust om trent die zoutgeschiedenia. Vele raadsleden hadden de ducateu, welke baron Fide] hen nu en dan in de hand stopte, woor een lan ger verlof tot het drijven van handel in Bour. gondieeh zout, destijds gaarne aangenomen; maar thans wonuchten velen nooit zulke geldstukken gezien te hebben. Men kon het beschouwen ak een diefstal, als een heling uitleggen; en dan kon zeer goed een veroor deling uitgesproken worden zoowel over de niet strikt rechtvaardige vertegenwoordi ger. der burgerij van Zug als over den ba ron. En dat alles om die ber.aanklacht Jiaker"” onrTiM3deIÜken «Zwarte Schoen- Vandaar de haat tegen dien spelbederver. „Ja. men ging zoover, elkander in het ge heim toe te fluisteren. dat de „Zwarte" door zyne moeder, die .Jieks", met den duivel in verbjndiug stond en dat deze hem de hoogste eer en grootste rijkdommen beloofd had. als hij hem wilde helpen, tweedracht onder de burgers te stichten. Men moest hem als een echten heksenmeester in den Kai- bentoten werpen en op de pijnbank folteren, tot hy zou bekenen.” riep een «potboef in „De J-eeuw”, na duchtig de kruik aangesto ken te liebben. „Dan zouden we nog aardige geschiedenissen vernemen. Misschien nog wel. dat hij de katholieke huizen en ons heilig geloof aan de Zwinglianen verraden had! Nu wy aan de Philistynen overgele- verd z(jn. indfen w(j niet met hart en ziel voor Frankryks koning en diens belangen hloed en leven wagen, kan hy ons zeer veel schade toebrengen!” En half en half geloofde de menigte dezen spreker, al mocht de waard ook verklaren dat hij dergelyke praatjes in zjjn herberg niet verlangde. Dit alles vernam Schumacher, die overal ryne vrienden bad en zjjn gemoed werd ver bitterd. Vrouw en kinderen weenden. Jk wou, dat ge nooit tegen baron Zur- lauben een aanklacht mgediend had, klaag de Marianne. „Tegenwoordig zien de aan zienlijke burgers ons met den nek aan en Ik zou beo de oogeo het hoofd widen krabben! „*t Is schande! Ik durf mij niet langer op de markt te laten zien en heb er een hekel aan, naar de kerk te gaan. Wat hadt ge er ook mee noodig, over dien zouthan- del te spreken! Ge weet evengoed en nog beter dan ik, dat alle voorname bewoner» der stad er voordeel van hebben! En al» bet goed gaat, zullen zij het nog zoover weten te brengen, dat gij ongelijk krijgt! Want ik heb vandaag gehoord dat baron Fidel morgen terugkom', en hjj zal zich wel zoo weten te verdedigen, dat alle schande en spot op uw*hoofd meerkomt! En erger nog! Ik zie het oogenblik komen, dat men ons ils ellendige bedriegers en lasteraars uit de stat bant!” Schumacher boorde deze woonden waaruit toorn on- angst, nijd en jaloezie sprak, kalm aan en antwoordde bedaard: „Wacht af, goor ge u zoo vertoornd maakt en voor ge op de Zugerfamilita afgunstig wondt Wacht tot morgen, den een-en-twin- tigs ten. Dan zal het u duidelijk worden, wie wmt en wie verliest!” Hij troostte Seppcll, die bleek en met roodgekreten oogen door het huis dwaalde, met de aanstaande triumf der „goede zaak" zooals hij de aanklacht tegen Fidel Zurlauben geliefde te noemen. „Ach. vader! Niet alleen wjj, maar ook heer Heinrich Zurlauben wordt van alle kan- ten gehaat en verafschuwd,” klaagde het meisje. „En hij schijnt toch zulk en goed hartig mensch te wezen! En moeder meen- „Wat meende moeder? Waarom wordt ge zoo rood? Toch niet, dat ik dezen lichtzin- nigen man tot echtgenoote mijner dochter begeerde?” „Heeft moeder dan nooit daarover met vader gesproken?” stotterde Seppeji en •eboof verlegen haar werkschot weer recht. „Dt meende dat het uw beider verlangen was.” „Dat is m|jn verlangen, dat mijn lieve 'Josephs gelukkig wordt. En daarvoor schijnt heer Heinrich Znrlauben niet de begeerde persoon. Hij heeft het zichzelf te wijten, dat men hem veracht. Overigens heeft uwe moe der, die het goed met u meent, in dit geval meer het oog op het kasteel „Zurlauben" gericht, dan op het welzijn harer dochter. Het is echter nog lang niet zeker, dat het kasteel het eigendom van den burgemeester van Walchwjjl wordt. Seppeli. wees verstan dig en schenk uw hart niet aan den eersten den besten klant met een aardig, vriendelijk gelaat en aardige manieren." Voor nog een antwoord had gegeven kun nen worden, werd de deur geopend en kwam de kleine Rudolf met bebloed hoofd en een verbrijzelde lei onder de arm met zyne moe der in de kamer. „Daar! Zie eens!" riep de verbitterde vrouw, hoe de jongens van ridder Branden berg en raadsheer Landtwing dat anne kind toegetakeld hebben! En dat alle» om dat ver wen sohte geharrewar met baron Fidel!" „Ja,” sprak de knaap, „ze zeiden dat ik het zoontje van een duivelachtigen twee- draohtstiehter wm, en men zou mij en mjjn vader, den zwarten, nit de stad jagen dat zeiden ze. En toen heb ik mij verweerd en toenzijn ze met hun vieren over my heengevallen en ze hebben mij zoo geweldig in de goot geworpen, dat ik een groot gat in het hoofd kreeg en de nieuwe lei gebro ken is. Ik kan het niet helpen, dat de W stuk is, vader. Maar ik ga niet meer naar school. Ze slaan mij dood!” „Dat behoeft ge voorloopig ook niet meer. Ik zal u wel onderricht geven,” zei Schu macher en voegde er toornig by. terwijl zijne oogen onheilspellend fonkelden: „Die kna pen hebben slechts herhaald, wat ze in huis vernamen. Zoo de ouden zongen, piepen de jongen! Nu, wjj zullen binnenkort volgen» recht en plicht weten te handelen!" Toen streek de vader den kiemen knaap door het krulhaar en zeide: „Ziezoo, ventje, ga met uwe moeder mee! Zy zal uw hoofd wel verbinden en als pleister een groote snee koek op uw mondje leggen. En Seppeli mag ook een stuk hehben-” voegde hij erbij, toen de kleine meid intnsechen met de pop aan den arm binnen gekomen, schreien, nu zij traantje» in «M- „Ja,” zeide de kleine, „en de pop ooit", en volgde toen zoete moetje aan de schort naar de keuken. Van ai de beieedign^an, weke 8cfam»> naakt. als de boon en bespo' men zijn zoontje bejegende, verbitterde meer en meer; ander» ware het misschien den eerlijken derheer Kolta, gelukt 1 te brengen, dat Fidel Zurlauben door den zouthandel ten opzichte van de gemeente niet nobel, niet ridderlijk, maar toch evenmin oneerlijk handelde, en dat door geen der an-iere raadsleden ooit de „vereenng" van ducaten, duidelijker de aanbieding, als een poging tot omkooping beschouwd werd. Maar neen! Schumacher wilde in die handel wijze iets verkeerds zien, wilde niet onder scheid maken tusschen minder nobel en slecht en zeide met de tanden op elkander geklemd; „Ik zal bewijzen, niet, hoe bet ge drag van den baron beschouwd kan worden, maar wat het inderdaad is en de rechters mogen dan oordeelen, of Fldel Znrlauben nog den naam van een eerlyk man verdient!" Zoo naderde de vas'gestelde dlA der rechtszitting, de 21e April Al vroeg en met een talrijk geleide van partijgenooten waren de raadsheeren der ge meenten buiten de s'ad te Zug aangekomen. De straten wemelden van opgewonden lie den, waarvan vele dreigende blikken wier pen naar de ramen van de huizen, waar de leden der tegenpartij woonden. Kolin had op schriftelijk verzoek van Fidel Zurlauben dt jongelingschap opgeroepen met .de wapens voor het raadhuis to verschijnen, onder voorgeven, dat daardoor het gerecht in volle vrijheid en ongestoord zitting zou kunnen nemen. Men begrijpt, dat op die wjjze de persoonlijke zekerheid van den aange klaagde en zijne vrienden bedoeld werd. En ook alleen onder die voorwaarde had baron Fidel beloofd voor het gerecht te zullen ver schijnen. Klokslag S uur trok de militaire macht met trommelslag door de torenpoort naar het raadhuis. Het hoofdporiaal werd bezet ,en ook de hallen voor de groote raadszaal. Het volk werd door de militairen een voet of wat achteruit gedrongen; de kettingen wer den gehaald en voor de toegangen getrokken om zoo het raadhuis en de naaste omgeving vrü te honden. Teven» werd bekend gemaakt dat namen» het bestuur der stad eenieder had te zorgen, dat orde en rust niet ver stoord werden en dat degene, die eeh ‘op roer trachtte te verwekken, gestrengelijk zou gestraft worden. Doch -het gemeen lachte om deze dreige menten. Tegen negen uur kwamen de raadsleden hetzy alleen, of wel in groepe; of boden vergezeld enkele voor de wraak van het ge] afdeeling soldaten omringd, waaraan het g< herkende. Zoodr zelschap van een troep militairen bemerkte, werd een luid geschreeuw en gefluit aange heven en hoorde men roepen: „Daar bren gen ze weer een van de Ducatenheeren!” Einddyk verscheen baron Fidel met een stoet van vrienden en verwanten, Rurge meester Lettor. de raadsheeren Landtwing en Brandenberg en vele andere aanzienlijke burgers vergezelden hem. Boven zijn ambts gewaad droeg hy een zwaren gouden ketting en de ridderorde van den H. Lode wijk; maar hij stapte niet meer zoo zeker en kalm langs de straat, hoewel zijn oog nog altijd met verachting on het gepeupel blikte. Toen bet volk echter het militaire escorte dreigde te doorbreken en met woest geweld den dood der bedrieger» eischto. verbleekte hij en leunde op den krachtigen arm van den raads heer Brandenberg, die hem haastig met zich in het portaal van het raadhui» trok. De behandeling van de zaak geschiedde ir de groote raadszaal. Van de 81 raadsheeren waren slecht» enkele niet verschenen. Op verzoek van den advocaat Schicker werden vele neven en vrienden van den aangeklaag dt als niet stemgerechtigd verklaard in, door loopers zelf» uit vrees ipeupel, door iringd. Dat was het ook, remeen dadelijk de vijanden ra men een raadsheer in ge- ijverig!" riep Laura uit. „En zijn er onder ons, die ijverig mogen baats-l," antwoord de Mr. Clare met eene zucht. „Ik wenschte wel, dat mijn zoon een weinig meer ijver mocht gaan betoenen. Ik hoop het har telijk, maar soms bekruipt mij de vrees, of hij wel ooit zich zal aangrijpen." „Hij is vlug, en niet van kunstzin ontbloot," merkte Laura op. „Hij is zoo vlug, dat hij de hoogeschool zonder graad heeft moeten verlaten, en zijn kunstzin zal hem nooit in staat stellen, in zijn eigen onderhoud te voorzien," antwoordde de predi kant op bitteren toon. Deze eenige zoon was een doorn op zijn pad. Edward Clare stond bij ieder in de gunst, en was niemands vijand dan zijn eigen. Zoo werd er in het dorp over bem gesproken. Hij had een goed uiterlijk voorkomen, was vlug aardig in den omgang, maar het ontbrak hem aan degelijkheid Hij was als de vederen. die bij elke windvlaag gevaar loopen van den weg geblazen te worden. Hij scheen nooit de taak te hebben kunnen ontdekken, om welke te verrichten hij in de wereld gezonden was, maar spoedig had hij het werk ontdekt, voor *t welk hij niet geschikt was. Aan de Hoogeschool kwam hij tot de ontdekking, dat de gang van een Engelsche klassieke oj voor den bizonderen aanleg zijns geestes hij te Bonn of te Heidelberj toen hij deze ontdekking Oxford door?ebracht, zend pond gekost. De pred-kant wilde gaarne, dat zijn eenige zoon voor de kerk „-„rd m met dit doel voor oogen had Edward zijn opvoeding ontvangen, maar nadat het hem mislukt was, een eraaa meester te worden, was Edward tot de ontdekking ge komen, dat hij gewetensbezwaren had tegen eene kerkelijae betrekking; zijne gevoelens waren te liberaal, „Iemand, die Ernest Renan zoo vurig bewondert als ik, mist het recht om predikant te worden," zeide Edward met eene beminnelijke openhartigheid; en zoo had de arme Mr. Clare moeten afzien van zijn vurigsten wensch, omdat zijn zoon Renan bewonderde. Nadat zijne ziel op dit punt gerust gesteld was, bleef Edward thuis, waar hij met vluchtige oppervlakkigheid veel las, een weinig schreef, als het mooi weer was een weinig teekende, ▼lachte, op de jacht ging en zijn leasen op de prettigste maz^se Een teleurgesteld minnaar. Laura Malcolm bleef op het Manor House. Mr. Clare, de pre dikant, had haar overreed, het plan, om kamers te huren in het dorp, te laten varen, 't Zou jammer zijn zoo beweerde bij, het goede oude huis aan zijn lot over te laten. Een huis, overgela- ten aan de zorg van dienstboden, moest altijd eenigsztns in ver val komen; en deze woning was vol kunstschatten, belangrijke kostbare voorwerpen, waarover tot nu toe Laura een wakend oog had gehouden. Waarom zou zij niet blijven in de woning, die van hare jeugd af haar thuis geweest was. totdat het beslist zou zijn, of zij daar als meesteresse zou heerschen, dan wel 'net huis voor altijd verlaten? „De omstandigheid, dat gc hier blijft zal de vrijheid uwer keu ze niet belemmeren," sprak Mr. Claré op minzamen toon, „in dien ge voor het einde des jaars bevindt, dat ge er niet toe be sluiten kunt, John Treverton tot man te nemen." ,,’i Is ook mogelijk, dat hij niet eens aanzoek om me doet," merkte Laura met een wonderlijken glLJach op. „O, dat zal hij zeker doen. Hij zal bl zijn hart en hand te bieden, daar kunt gt eaaa ▼«-sa.vnvsu beste Laura. Voor geen jong man kan het een groot bezwaar opleveren, verliefd te worden op een meisje als gij zijt en het komt me voor, dat deze John Treverton wel waard is, dat eene vrouw acht op hem slaat. Ik zie niet in waarom uw huwelijk van weerszijden niet een huwelijk uit liefde zou kunnen wor den, in weerwil van de vreemde bepalingen in den uitersten wil mijns overleden vriends." „Ik vrees, dat het dat nooit zal kunnen worden," antwoordde Laura, met eene zucht; ,,Mr. Treverton zal nooit over mij kun nen denken, zooals hij dat over andere, vrouwen zou kunnen doen. Hij zal mij altijd moeten beschouwen als een hinderpaal, die aan zijn vrijheid en zijn geluk in den wtg staat. Hij moet een van beiden of liefde voor mij aanwenden, of afstand doen van een schitterend fortuin. Is hij geldzuchtig, dan zal hij niet aarzelen. Hij zal het fortuin en mij nemen, en ik zal hem ver achten, omdat hij zich zoo bereid toont eene vrouw te nemen, die een ander voor hem gekozen heeft. Neen, waarde Mr. Clare, er bestaat geen kans op geluk voor John Treverton en mij." „Kindlief als gij er van overtuigd zijt dat dit huwelijk u geen geluk kan aanbrengen, dan behoudt gij uwerzijds de vrijheid om zijn aanzoek van de hand te wijzen. zeide de predikant. Een donkere blos bedekte Laura s bleek gelaat. „Daardoor zou ik hem tot armoede doemen, en den wensch van zijn neef verijdelen," antwoordde zij stamelend. „Ik zou me zelve haten, als ik zoo zelfzuchtig kon zijn." „Dan, lief meisje, zal er u geen andere keuze otarblijven dan om hem tot man t« nemen; en; mocht at gij en John Treverton niet zoo hartstoehtelijk op elkander verliefd zijn als jongelui, die zich aan den wil hunner ouders niét storen en wegloopen naar Gretna Green, om zich daar te laten trouwen of niet zoo verliefd als ik in mijn jeugdigen tijd was wellicht zal toch een kalm soort van geluk uw deel zijn, en zult gij evengoed met alkander overweg kunnen, als de vorsten en vorstinnen, wier huwelijken tot stand gebracht worden door ministers en bui- tenlandsche regeeringen." „Is u iets bekend aangaande Mr. Treverton?" vroeg Laura, op peinzenden toon. „Zeer weinig. Hij is een eenige zoon een eenig kind, ge loof ik; zijn vader en moeder zijn overleden, toen hij nog een jongen was, en hij is toen pupil van de Kanselarij geworden- Toen hij meerderjarig werd, was hij in 't bezit van een aardig klein vermogen, en hij heeft dat doorgebracht, zooals dat te verwachten is van jongelui, die niets te doen hebben, en die geen bloedverwanten of vrienden hebben om hen te raden en te leiden. Hij is zijne loopbaan begonnen als officier bij het leger, maar heeft zijn officiersplaata verkocht, nadat hij zijn geld had opgemaakt. Wat hij na dien tijd uitgevoerd heeft, dat is me ten eenenmale onbekend; hij zal het leven van een chevallier d'industrie geleid hebben, vrees ik!" Zoo werd het bepaald, dat Laura he* Manor House zou blij ven bewonen, met zoovelen van de oude dienstboden, als noo dig waren om alles goed in orde te houden; de dienstboden zouden ten laste van de nalatenschap komen, terwijl Laura leven zou. van hare eigen bescheiden inkomen. De zucht naar onafhanke^jk>aid waa b$ daa» inode dame zeer krachtig oot- .Dat is mijn verlangen, dat mijn lieve heer Heinrich Znrlauben niet de begeerde hem veracht. Overigen» heeft uwe moe- het oog op het kasteel „Zurlauben" lang niet zeker, dat het wroet ste droefheid, maar zonder kwelling. :^teld, gezelschap bij zich zou netaer d, die geen eigen thuis hadatpi en. Er waren dames in over- tn vrouwen, waarop niets twijfel gaarne als onbezoldigde juffer zouden willen wonen, om een aangenaam thti Laura verklaarde, dat zij geen behoefte had fer van gezelschap. „Ge moet geen hooge gedachten van me hebben, als ge meent, dat het leven mij ondrageiijk zou wezen, als ik niet eena jonge dame van mijn leeftijd tegenover me had zitten, om ma wat naar den mond te praten, of om met me uit wandelen te gaan en mij het landschap te helpen bewonderen, of om mij aan te raden, wat ik voor het middagmaal moet laten gereed maken," sprak zij. „Neen, beste Mr. Clare, ik heb geen be hoefte aan eene juffer van gezelschap, behalve Celia nu en dan. Gij zult haar wel veroorloven, heel dikwijls hier heen te gaan, niet waar?" „Zoo dikwijls het je behaagt, of zoo dikwijls hare bezigheden het haar vergunnen," antwoordde de predikant. „O, gij allen daar in de pastorie zijt ook zoo

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 9