VERBROKEN BANDEN.
HOOFDSTUK V.
DE ZWARTE SCHOENMAKER
.- bc
i
Voor de Huiskamer
lasteraar»
hebben, alg ge
(Wurdt vervolg:!).
blij-
(Vervolg).
dapper begon te
n Rudolfs oogen
ij tijds tot u komen, om u
!e van verzekerd zijn,
cber in de laatste dapen moest verdragen,
bad hem geen enkele zooveel smart veroor-
waarmee
men zijn zoontje bejegende. Zijn gemoed
misschien den eerlijken grijsaard den baan
derheer Kolta, gelukt tijdens het voorloopig
onderzoek, den raadsheer tot de overtuiging
te brengen, dat Fidel Zurlauben door den
zouthandel ten opzichte van de gemeente
- - - - - - - 1—J
der
VERHAAL UIT HET ZWITSERSCHE VOLKSLEVEN.
WS4J5
w
„Ik wil er
ipleiding niet geschikt was
eestes. Hoeveel beter zon
rg op zijne plaats geweest zijn! Maar
deed, had hij drie jaren nutteloos te
en had hij zijn vader tennaastenbij dui-
wikkeld, en zij stond zeer vast op dit punt.
„Het geld is thans niemands geld, zeide zij.
geen penning van aanraken.*'
Niettegenstaande voor haar aan het huis treurige herinne*
rngen verbonden waren, en de haar zoo welbekende vertrek
ken eene treurige verlatenheid te aanschouwen gaven, nu de
geëerbiedigde gestalte haars weldoeners zich daar niet ver
toonde, en zijne stem nooit weder de daar heerschende som
bere stilte kon afbreken, was het Laurc bij nader inzien toch
beter voorgekomen; in de oude woning te blijven, die zoo lang
haar thuis geweest was, dan ergens ancers intrek te nemen. Ook
aan de levenlooze voorwerpen, onder welke zij zoolang ver
keerd had, was haar hart gehecht. Zij zou zich niet thuis ge
voeld hebben in de woning eens vreemden. Spookte al de geest
des overledenen in de kamers om, 't was een vriendelijke geest,
die haar met liefderijke oogen gade sloeg. Zij had nooit haar
pleegvader verdriet aangedaan, of de verschuldigde achting
voor hem uit het oog verloren. Hare droefheid was met met
ging vermengd. Zij dacht aan den overledene met de diep-
Iroefheid, maar zonder kwelling.
De predikant was cr op gesteld, dat Miss Malcolm iemand
tot
vloert die geen eigen thuis hadi r
viel aan te merken en van fatsoenlijke familie die zonder
twijfel gaarne als onbezoldigde juffer van gezelschap bij haar
zouden willen wonen, om een aangenaam thuis te hebben. Maar
aan zulk eene juf-
(Vervolg.)
De „zwarte schoenmaker” heeft om
*aa zjjn haat en wraakzucht te voldoen
„van een vlieg een olifant gemaakt”, zeiden
de gegoede burgers onder elkander. „Baron
iidei heeft geen half dozijn kisten mee ge
nomen. gelijk men vóór de raadszitting on
are het volk uitstrooide, om stemmen ta>
werven tegen de „Linden”. Het was slechts
één. één enkele koffer. Er moeten kleeren
cn toiletbenoodigdheden in geweest zijn. En
dokter Hess heeft hem dringend aangespoord
zich zoolang te yerwyderen, om geen erger
nis te hebben van dat proces. Ja. het is zeer
wel mogclijk, dat de zwarte echoenmaker
hem met zijn aanklacht den doodsteek heeft
willen toebrengen. Zoo'n dootrapte schelm
van een advocaat en rechtsverdraaier kan
een man van eer met zijne giftige taal even
goed vermoorden als een sluipmoordenaar
met het mee. Men moest Schumacher en
öchieker in den Kaibentoren opsluiten en
zonder vorm van proces die bazen een kop
kleiner maken!” r
„Zoo sprak men in „De Os” en in „De
en in meer herbergen waar de „Lin
den onder een glas wijn politiseerden ter
wijl omgekeerd in „De Kroon” en in De
Kam.' waar de „Harten" elkander wonden,
de raadsheer Schumacher tot in da wolken
geprezen werd. Maar in de stad hielden de
aanzienlijken het nog met de „Linden.” De
voorname geslachten hadden toch van ha-
telkvD j*re bela“8fi)ke sommen
gelds bekomen en hoewel zjj niet zonder ja
loezie bemerkten, dat Zurlauben het leeu
wendeel voor zich eischte, en dit alvast van
het bedrag afhield, wilden zij toch Hever een
mager „brikje ontvangen dan dat ze hee-
‘»maal van de pensioens verstoken bleven,
uok was het den heeren raadsleden minder
aangenaam dat de gemeene man tengevol
ge der aanklacht tegen den barqn, vernam,
reXt^ J^ der „Linden” sedert anno 1715
Thans vreesden zij niet
zonder reden dat de gemeente deze gelden
mocht op vorderen en in 25 jaren waren
ook de minst beteekenende pensioens tot een
aardig kapitaaltje aangegroeid. Men wist het
met. waaraan zich te houden; dit wae ch-
ter duidelijk, dat de tjjden voor de bezitters
der pensioen» niet beter zotsden worden, als
de -Herten” ,an bet roer kwamen.
unaelyk was men ook niet erg gerust om
trent die zoutgeschiedenia. Vele raadsleden
hadden de ducateu, welke baron Fide] hen
nu en dan in de hand stopte, woor een lan
ger verlof tot het drijven van handel in Bour.
gondieeh zout, destijds gaarne aangenomen;
maar thans wonuchten velen nooit zulke
geldstukken gezien te hebben. Men kon het
beschouwen ak een diefstal, als een heling
uitleggen; en dan kon zeer goed een veroor
deling uitgesproken worden zoowel over de
niet strikt rechtvaardige vertegenwoordi
ger. der burgerij van Zug als over den ba
ron. En dat alles om die ber.aanklacht
Jiaker"” onrTiM3deIÜken «Zwarte Schoen-
Vandaar de haat tegen dien spelbederver.
„Ja. men ging zoover, elkander in het ge
heim toe te fluisteren. dat de „Zwarte" door
zyne moeder, die .Jieks", met den duivel
in verbjndiug stond en dat deze hem de
hoogste eer en grootste rijkdommen beloofd
had. als hij hem wilde helpen, tweedracht
onder de burgers te stichten. Men moest hem
als een echten heksenmeester in den Kai-
bentoten werpen en op de pijnbank folteren,
tot hy zou bekenen.” riep een «potboef in
„De J-eeuw”, na duchtig de kruik aangesto
ken te liebben. „Dan zouden we nog aardige
geschiedenissen vernemen. Misschien nog
wel. dat hij de katholieke huizen en ons
heilig geloof aan de Zwinglianen verraden
had! Nu wy aan de Philistynen overgele-
verd z(jn. indfen w(j niet met hart en ziel
voor Frankryks koning en diens belangen
hloed en leven wagen, kan hy ons zeer veel
schade toebrengen!”
En half en half geloofde de menigte dezen
spreker, al mocht de waard ook verklaren
dat hij dergelyke praatjes in zjjn herberg
niet verlangde.
Dit alles vernam Schumacher, die overal
ryne vrienden bad en zjjn gemoed werd ver
bitterd.
Vrouw en kinderen weenden.
Jk wou, dat ge nooit tegen baron Zur-
lauben een aanklacht mgediend had, klaag
de Marianne. „Tegenwoordig zien de aan
zienlijke burgers ons met den nek aan en
Ik zou beo de oogeo het hoofd widen
krabben!
„*t Is schande! Ik durf mij niet langer
op de markt te laten zien en heb er een
hekel aan, naar de kerk te gaan. Wat hadt
ge er ook mee noodig, over dien zouthan-
del te spreken! Ge weet evengoed en nog
beter dan ik, dat alle voorname bewoner»
der stad er voordeel van hebben! En al»
bet goed gaat, zullen zij het nog zoover
weten te brengen, dat gij ongelijk krijgt!
Want ik heb vandaag gehoord dat baron
Fidel morgen terugkom', en hjj zal zich wel
zoo weten te verdedigen, dat alle schande
en spot op uw*hoofd meerkomt! En erger
nog! Ik zie het oogenblik komen, dat men
ons ils ellendige bedriegers en lasteraars
uit de stat bant!”
Schumacher boorde deze woonden waaruit
toorn on- angst, nijd en jaloezie sprak, kalm
aan en antwoordde bedaard:
„Wacht af, goor ge u zoo vertoornd maakt
en voor ge op de Zugerfamilita afgunstig
wondt Wacht tot morgen, den een-en-twin-
tigs ten. Dan zal het u duidelijk worden, wie
wmt en wie verliest!”
Hij troostte Seppcll, die bleek en met
roodgekreten oogen door het huis dwaalde,
met de aanstaande triumf der „goede zaak"
zooals hij de aanklacht tegen Fidel Zurlauben
geliefde te noemen.
„Ach. vader! Niet alleen wjj, maar ook
heer Heinrich Zurlauben wordt van alle kan-
ten gehaat en verafschuwd,” klaagde het
meisje. „En hij schijnt toch zulk en goed
hartig mensch te wezen! En moeder meen-
„Wat meende moeder? Waarom wordt ge
zoo rood? Toch niet, dat ik dezen lichtzin-
nigen man tot echtgenoote mijner dochter
begeerde?”
„Heeft moeder dan nooit daarover met
vader gesproken?” stotterde Seppeji en
•eboof verlegen haar werkschot weer recht.
„Dt meende dat het uw beider verlangen
was.”
„Dat is m|jn verlangen, dat mijn lieve
'Josephs gelukkig wordt. En daarvoor schijnt
heer Heinrich Znrlauben niet de begeerde
persoon. Hij heeft het zichzelf te wijten, dat
men hem veracht. Overigens heeft uwe moe
der, die het goed met u meent, in dit geval
meer het oog op het kasteel „Zurlauben"
gericht, dan op het welzijn harer dochter.
Het is echter nog lang niet zeker, dat het
kasteel het eigendom van den burgemeester
van Walchwjjl wordt. Seppeli. wees verstan
dig en schenk uw hart niet aan den eersten
den besten klant met een aardig, vriendelijk
gelaat en aardige manieren."
Voor nog een antwoord had gegeven kun
nen worden, werd de deur geopend en kwam
de kleine Rudolf met bebloed hoofd en een
verbrijzelde lei onder de arm met zyne moe
der in de kamer.
„Daar! Zie eens!" riep de verbitterde
vrouw, hoe de jongens van ridder Branden
berg en raadsheer Landtwing dat anne kind
toegetakeld hebben! En dat alle» om dat ver
wen sohte geharrewar met baron Fidel!"
„Ja,” sprak de knaap, „ze zeiden dat ik
het zoontje van een duivelachtigen twee-
draohtstiehter wm, en men zou mij en mjjn
vader, den zwarten, nit de stad jagen
dat zeiden ze. En toen heb ik mij verweerd
en toenzijn ze met hun vieren over my
heengevallen en ze hebben mij zoo geweldig
in de goot geworpen, dat ik een groot gat
in het hoofd kreeg en de nieuwe lei gebro
ken is. Ik kan het niet helpen, dat de W
stuk is, vader. Maar ik ga niet meer naar
school. Ze slaan mij dood!”
„Dat behoeft ge voorloopig ook niet meer.
Ik zal u wel onderricht geven,” zei Schu
macher en voegde er toornig by. terwijl zijne
oogen onheilspellend fonkelden: „Die kna
pen hebben slechts herhaald, wat ze in huis
vernamen. Zoo de ouden zongen, piepen de
jongen! Nu, wjj zullen binnenkort volgen»
recht en plicht weten te handelen!"
Toen streek de vader den kiemen knaap
door het krulhaar en zeide: „Ziezoo, ventje,
ga met uwe moeder mee! Zy zal uw hoofd
wel verbinden en als pleister een groote snee
koek op uw mondje leggen. En Seppeli mag
ook een stuk hehben-” voegde hij erbij, toen
de kleine meid intnsechen met de pop aan
den arm binnen gekomen,
schreien, nu zij traantje» in
«M-
„Ja,” zeide de kleine, „en de pop ooit",
en volgde toen zoete moetje aan de schort
naar de keuken.
Van ai de beieedign^an, weke 8cfam»>
naakt. als de boon en bespo'
men zijn zoontje bejegende,
verbitterde meer en meer; ander» ware het
misschien den eerlijken
derheer Kolta, gelukt 1
te brengen, dat Fidel Zurlauben door den
zouthandel ten opzichte van de gemeente
niet nobel, niet ridderlijk, maar toch evenmin
oneerlijk handelde, en dat door geen der
an-iere raadsleden ooit de „vereenng" van
ducaten, duidelijker de aanbieding, als een
poging tot omkooping beschouwd werd.
Maar neen! Schumacher wilde in die handel
wijze iets verkeerds zien, wilde niet onder
scheid maken tusschen minder nobel en
slecht en zeide met de tanden op elkander
geklemd; „Ik zal bewijzen, niet, hoe bet ge
drag van den baron beschouwd kan worden,
maar wat het inderdaad is en de rechters
mogen dan oordeelen, of Fldel Znrlauben
nog den naam van een eerlyk man verdient!"
Zoo naderde de vas'gestelde dlA der
rechtszitting, de 21e April
Al vroeg en met een talrijk geleide van
partijgenooten waren de raadsheeren der ge
meenten buiten de s'ad te Zug aangekomen.
De straten wemelden van opgewonden lie
den, waarvan vele dreigende blikken wier
pen naar de ramen van de huizen, waar de
leden der tegenpartij woonden.
Kolin had op schriftelijk verzoek van Fidel
Zurlauben dt jongelingschap opgeroepen met
.de wapens voor het raadhuis to verschijnen,
onder voorgeven, dat daardoor het gerecht
in volle vrijheid en ongestoord zitting zou
kunnen nemen. Men begrijpt, dat op die wjjze
de persoonlijke zekerheid van den aange
klaagde en zijne vrienden bedoeld werd. En
ook alleen onder die voorwaarde had baron
Fidel beloofd voor het gerecht te zullen ver
schijnen.
Klokslag S uur trok de militaire macht
met trommelslag door de torenpoort naar het
raadhuis. Het hoofdporiaal werd bezet ,en
ook de hallen voor de groote raadszaal. Het
volk werd door de militairen een voet of
wat achteruit gedrongen; de kettingen wer
den gehaald en voor de toegangen getrokken
om zoo het raadhuis en de naaste omgeving
vrü te honden. Teven» werd bekend gemaakt
dat namen» het bestuur der stad eenieder
had te zorgen, dat orde en rust niet ver
stoord werden en dat degene, die eeh ‘op
roer trachtte te verwekken, gestrengelijk zou
gestraft worden.
Doch -het gemeen lachte om deze dreige
menten.
Tegen negen uur kwamen de raadsleden
hetzy alleen, of wel in groepe;
of boden vergezeld enkele
voor de wraak van het ge]
afdeeling soldaten omringd,
waaraan het g<
herkende. Zoodr
zelschap van een troep militairen bemerkte,
werd een luid geschreeuw en gefluit aange
heven en hoorde men roepen: „Daar bren
gen ze weer een van de Ducatenheeren!”
Einddyk verscheen baron Fidel met een
stoet van vrienden en verwanten, Rurge
meester Lettor. de raadsheeren Landtwing
en Brandenberg en vele andere aanzienlijke
burgers vergezelden hem. Boven zijn ambts
gewaad droeg hy een zwaren gouden ketting
en de ridderorde van den H. Lode wijk; maar
hij stapte niet meer zoo zeker en kalm langs
de straat, hoewel zijn oog nog altijd met
verachting on het gepeupel blikte. Toen bet
volk echter het militaire escorte dreigde te
doorbreken en met woest geweld den dood
der bedrieger» eischto. verbleekte hij en
leunde op den krachtigen arm van den raads
heer Brandenberg, die hem haastig met zich
in het portaal van het raadhui» trok.
De behandeling van de zaak geschiedde ir
de groote raadszaal. Van de 81 raadsheeren
waren slecht» enkele niet verschenen. Op
verzoek van den advocaat Schicker werden
vele neven en vrienden van den aangeklaag
dt als niet stemgerechtigd verklaard
in, door loopers
zelf» uit vrees
ipeupel, door
iringd. Dat was het ook,
remeen dadelijk de vijanden
ra men een raadsheer in ge-
ijverig!" riep
Laura uit.
„En zijn er onder ons, die ijverig mogen baats-l," antwoord
de Mr. Clare met eene zucht. „Ik wenschte wel, dat mijn zoon
een weinig meer ijver mocht gaan betoenen. Ik hoop het har
telijk, maar soms bekruipt mij de vrees, of hij wel ooit zich
zal aangrijpen."
„Hij is vlug, en niet van kunstzin ontbloot," merkte Laura op.
„Hij is zoo vlug, dat hij de hoogeschool zonder graad heeft
moeten verlaten, en zijn kunstzin zal hem nooit in staat stellen,
in zijn eigen onderhoud te voorzien," antwoordde de predi
kant op bitteren toon.
Deze eenige zoon was een doorn op zijn pad. Edward Clare
stond bij ieder in de gunst, en was niemands vijand dan zijn
eigen. Zoo werd er in het dorp over bem gesproken. Hij had
een goed uiterlijk voorkomen, was vlug aardig in den omgang,
maar het ontbrak hem aan degelijkheid Hij was als de vederen.
die bij elke windvlaag gevaar loopen van den weg geblazen te
worden. Hij scheen nooit de taak te hebben kunnen ontdekken,
om welke te verrichten hij in de wereld gezonden was, maar
spoedig had hij het werk ontdekt, voor *t welk hij niet geschikt
was. Aan de Hoogeschool kwam hij tot de ontdekking, dat de
gang van een Engelsche klassieke oj
voor den bizonderen aanleg zijns geestes
hij te Bonn of te Heidelberj
toen hij deze ontdekking
Oxford door?ebracht,
zend pond gekost.
De pred-kant wilde gaarne, dat zijn eenige zoon voor de kerk
„-„rd m met dit doel voor oogen had Edward zijn
opvoeding ontvangen, maar nadat het hem mislukt was, een
eraaa meester te worden, was Edward tot de ontdekking ge
komen, dat hij gewetensbezwaren had tegen eene kerkelijae
betrekking; zijne gevoelens waren te liberaal,
„Iemand, die Ernest Renan zoo vurig bewondert als ik, mist
het recht om predikant te worden," zeide Edward met eene
beminnelijke openhartigheid; en zoo had de arme Mr. Clare
moeten afzien van zijn vurigsten wensch, omdat zijn zoon
Renan bewonderde.
Nadat zijne ziel op dit punt gerust gesteld was, bleef Edward
thuis, waar hij met vluchtige oppervlakkigheid veel las, een
weinig schreef, als het mooi weer was een weinig teekende,
▼lachte, op de jacht ging en zijn leasen op de prettigste maz^se
Een teleurgesteld minnaar.
Laura Malcolm bleef op het Manor House. Mr. Clare, de pre
dikant, had haar overreed, het plan, om kamers te huren in het
dorp, te laten varen, 't Zou jammer zijn zoo beweerde bij, het
goede oude huis aan zijn lot over te laten. Een huis, overgela-
ten aan de zorg van dienstboden, moest altijd eenigsztns in ver
val komen; en deze woning was vol kunstschatten, belangrijke
kostbare voorwerpen, waarover tot nu toe Laura een wakend
oog had gehouden. Waarom zou zij niet blijven in de woning, die
van hare jeugd af haar thuis geweest was. totdat het beslist zou
zijn, of zij daar als meesteresse zou heerschen, dan wel 'net huis
voor altijd verlaten?
„De omstandigheid, dat gc hier blijft zal de vrijheid uwer keu
ze niet belemmeren," sprak Mr. Claré op minzamen toon, „in
dien ge voor het einde des jaars bevindt, dat ge er niet toe be
sluiten kunt, John Treverton tot man te nemen."
,,’i Is ook mogelijk, dat hij niet eens aanzoek om me doet,"
merkte Laura met een wonderlijken glLJach op.
„O, dat zal hij zeker doen. Hij zal bl
zijn hart en hand te bieden, daar kunt gt eaaa ▼«-sa.vnvsu
beste Laura. Voor geen jong man kan het een groot bezwaar
opleveren, verliefd te worden op een meisje als gij zijt en het
komt me voor, dat deze John Treverton wel waard is, dat eene
vrouw acht op hem slaat. Ik zie niet in waarom uw huwelijk
van weerszijden niet een huwelijk uit liefde zou kunnen wor
den, in weerwil van de vreemde bepalingen in den uitersten wil
mijns overleden vriends."
„Ik vrees, dat het dat nooit zal kunnen worden," antwoordde
Laura, met eene zucht; ,,Mr. Treverton zal nooit over mij kun
nen denken, zooals hij dat over andere, vrouwen zou kunnen
doen. Hij zal mij altijd moeten beschouwen als een hinderpaal,
die aan zijn vrijheid en zijn geluk in den wtg staat. Hij moet
een van beiden of liefde voor mij aanwenden, of afstand doen
van een schitterend fortuin. Is hij geldzuchtig, dan zal hij niet
aarzelen. Hij zal het fortuin en mij nemen, en ik zal hem ver
achten, omdat hij zich zoo bereid toont eene vrouw te nemen,
die een ander voor hem gekozen heeft. Neen, waarde Mr. Clare,
er bestaat geen kans op geluk voor John Treverton en mij."
„Kindlief als gij er van overtuigd zijt dat dit huwelijk u geen
geluk kan aanbrengen, dan behoudt gij uwerzijds de vrijheid
om zijn aanzoek van de hand te wijzen. zeide de predikant.
Een donkere blos bedekte Laura s bleek gelaat.
„Daardoor zou ik hem tot armoede doemen, en den wensch
van zijn neef verijdelen," antwoordde zij stamelend. „Ik zou me
zelve haten, als ik zoo zelfzuchtig kon zijn."
„Dan, lief meisje, zal er u geen andere keuze otarblijven dan
om hem tot man t« nemen; en; mocht at gij en John Treverton
niet zoo hartstoehtelijk op elkander verliefd zijn als jongelui, die
zich aan den wil hunner ouders niét storen en wegloopen naar
Gretna Green, om zich daar te laten trouwen of niet zoo
verliefd als ik in mijn jeugdigen tijd was wellicht zal toch
een kalm soort van geluk uw deel zijn, en zult gij evengoed met
alkander overweg kunnen, als de vorsten en vorstinnen, wier
huwelijken tot stand gebracht worden door ministers en bui-
tenlandsche regeeringen."
„Is u iets bekend aangaande Mr. Treverton?" vroeg Laura,
op peinzenden toon.
„Zeer weinig. Hij is een eenige zoon een eenig kind, ge
loof ik; zijn vader en moeder zijn overleden, toen hij nog een
jongen was, en hij is toen pupil van de Kanselarij geworden-
Toen hij meerderjarig werd, was hij in 't bezit van een aardig
klein vermogen, en hij heeft dat doorgebracht, zooals dat te
verwachten is van jongelui, die niets te doen hebben, en die
geen bloedverwanten of vrienden hebben om hen te raden en
te leiden. Hij is zijne loopbaan begonnen als officier bij het
leger, maar heeft zijn officiersplaata verkocht, nadat hij zijn
geld had opgemaakt. Wat hij na dien tijd uitgevoerd heeft, dat
is me ten eenenmale onbekend; hij zal het leven van een
chevallier d'industrie geleid hebben, vrees ik!"
Zoo werd het bepaald, dat Laura he* Manor House zou blij
ven bewonen, met zoovelen van de oude dienstboden, als noo
dig waren om alles goed in orde te houden; de dienstboden
zouden ten laste van de nalatenschap komen, terwijl Laura
leven zou. van hare eigen bescheiden inkomen. De zucht naar
onafhanke^jk>aid waa b$ daa» inode dame zeer krachtig oot-
.Dat is mijn verlangen, dat mijn lieve
heer Heinrich Znrlauben niet de begeerde
hem veracht. Overigen» heeft uwe moe-
het oog op het kasteel „Zurlauben"
lang niet zeker, dat het
wroet
ste droefheid, maar zonder kwelling.
:^teld,
gezelschap bij zich zou netaer
d, die geen eigen thuis hadatpi
en. Er waren dames in over-
tn vrouwen, waarop niets
twijfel gaarne als onbezoldigde juffer
zouden willen wonen, om een aangenaam thti
Laura verklaarde, dat zij geen behoefte had
fer van gezelschap.
„Ge moet geen hooge gedachten van me hebben, als ge
meent, dat het leven mij ondrageiijk zou wezen, als ik niet eena
jonge dame van mijn leeftijd tegenover me had zitten, om ma
wat naar den mond te praten, of om met me uit wandelen
te gaan en mij het landschap te helpen bewonderen, of om mij
aan te raden, wat ik voor het middagmaal moet laten gereed
maken," sprak zij. „Neen, beste Mr. Clare, ik heb geen be
hoefte aan eene juffer van gezelschap, behalve Celia nu en dan.
Gij zult haar wel veroorloven, heel dikwijls hier heen te gaan,
niet waar?"
„Zoo dikwijls het je behaagt, of zoo dikwijls hare bezigheden
het haar vergunnen," antwoordde de predikant.
„O, gij allen daar in de pastorie zijt ook zoo