HOOFDSTUK VIII
t
vak hebben, dat
„Is het Mr. Mivart?"
de gunstige zijde, nr.**
de Voorzienigheid, sir. 't Is
met een ern-
die;
jong
de n<
ternauwernood aan
het i
was.
mensch
:en m zijn
anu en goede behandeling en zorg-
i u gelukkig rekenen, dat ge Mrs
- tir zijde te staan; ik kan baar niet genoeg
openhartig, of gij denkt, dat mijne vrouw weder her-
nu Chicot en hij richtte thans deze vraag op
t sir John Pelham, als hij haar in den
afgelegen nacht tot George Gerard gericht had.
„Waarde sir, ik wil er het beste van hopen; maar 't is een
zeer erpgtig geval."
„Dat wil zeggen, dat haar toestand hopeloos is," dacht Chicot,
maar hij boog slechts even het hoofd en volgde den heelmeester
naar de deur, wa*r hij poogde hem het loon voor zijne visite in
handen te laten glippen.
„Neen, neen, mijn waarde heer. Mr. Smolendo zal dit zaakje
wel in orde brengen, zeide de heelmeester, het geld afwijzend:
„en dat is ook heel eigenaardig, daar uwe vrouw in zijne dienst
<’at ongeval opgedaan heeft."
„Ik zou anders liever zelf hare schulden betaald hebben."
antwoordde Chicot, „ofschoon de Hemel moge weten, hoe
lang ik dat had kunnen doen. We zijn nooit heel ruim bij kas.
0 ja, wat ik u nog vragen wilde: wat dunkt u van dien jon
gen man, die daar boven bij de patiënt is, Mr. Gerard? Keurt
ge zijne behandeling van het geval goed?"
„Volkomen; hij is een merkwaardig bekwaam joi
een man, die zonder twijfel spoedig naam zal tr
vak."
Van nu af aan Het Jack Chicot Mr. Gerards over zijne vrouw
praktizeeren, met het volste vertrouwen in de bekwaamheid
sprak dan zijn
verandering in
opgegeven heb 't
aat erken ik om
„Laura, De oemtn u om üwt zeQswfl en u natee aneen. Zoo
waarachtig als ik leef, dat is de waarheid. Kom morgen tot
me zonder eenig geld, en zeg me, dat Jasper Treverton's testa
ment een vervalscht stuk was. Kom tot me en zeg; „ik ben
arm evenals gij zelf, John, maar ik ben de uwe," en ge zult
zien, hoe verheugd en hartelijk ik u welkom zal heeten. Liefste
mijne, ik bemin u in alle oprechtheid, hartstochtelijkheid, 't Is
uw bekoorlijke gelaat, uwe lieve stem, uzelve, wat ik begeer."
Hij sloeg zijn arm om haar heen, en drukte haar, zonder
eenig tegenstreven harerzijds, aan zijn hart, en kuste haar; 't
was de eerste kus eens minnaars, die ooit haar wang had doen
blozen.
„Ik wil u gelooven," sprak zij met zachte stem, en zij voel
de zich zalig in rijn armen.
Zoo scheidden zij.
van nu ai aan net Jaca utucot Mr. Lxerards over zijne vrouw
van dien jongen man. Sir John Pelham kwam eenmaal 's weeks,
gevoelen uit, en maakte somtijds eene kleine
de behandeling, 't Was eene langdurige, afmat,
tends ziekte eene moeilijke taak voor de ziekenverpleeg
ster. eene moeilijke taak ook voor dengene, die bij haar waak,
te. De echtgenoot des lijders had zelf de taak op zich geso
men. om haar des nachts op te passen. Eiken nacht waakt»
hij bij de zieke en bediende hij haar, terwijl Mrs. Manos zkh
met vier of vijf uur slapens verkwikte. Mr. Smolendo had be
weerd, dat er eigenlijk twee ziekenverpleegsters moesten zijn
Hij toonde zich bereid te betalen voor allee wat den toestand
der lijderes kon verbeteren, ofschoon het ongeval van La CM-
cot bijna geheel zijn seizoen bedorven had. *t Was niet gemak
kelijk geweest, zich iets nieuws te verschaffen, uitstekend ge
noeg, om in hare plaats te treden.
flfordt vervolgd).
zag toen met eenige be
veel liefde voor uw
u zoo bezorgd kunt maken over de vrouw van een ander,"
merkte hij op.
was gedurende de laatste week voortdurend een overvloedige
voorraad van Champagne aanwezig geweest in La Chicot's
kleedkamer, dank zij de mildheid van een anoniemen bewon
deraar, 8ie een kist met drie dozijn flesschen Roederer gezonden
had prachtige fleschjes met gouden doppen, die er even
onschuldig uitzagen als bloemen en vlinders. La Chicot was van
het denkbeeld, dat 'n halve flesch Champagne voor niemand
kwaad kon. Aangaande een heele flesch oordeelde zij, even
als de befaamde gulzigheid oordeelde over een gans, dat het
te veel was voor één, en niet genoeg voor twee.
Zij vermoedde natuurlijk, dat de anonieme Champagne haar
gezonden was door den onbekenden gever van den armband,
maar dat bewoog haar niet de kist ongeopend te laten. 't Was
heel prettig een bewondei*aar te hebben, die zoo mild was mot
zijn geschenken, en niets vroeg. Die arme vent; 't Zou tijds
genoeg zijn, hem af te snauwen, wanneer hij lastig werd. Intus-
schen nam zij zijne geschenken .onder bedenken aan, even als
zij de gaven der boven alle beschrijving milde natuur aannam
de zon, die haar koesterde, de westewind. die haar wang
afkoelde, de muurbloemen en de sleutelbloemen op de hoeken
der straten, die haar verkondigden, dat het daar buiten op het
land lente was.
Toch was zij >ene vrouw, en derhalve was zij nieuwsgierig
ten aanzien van haar onbekenden bewonderaar. Zij liet hare
fonkelende oogen gaan over de gezichten der toeschouwers,
inzonderheid onder de jeunesse dorée, in de loges, totdat zij
zich vestigden op een gelaat, at haar
stige aandacht, die zij op geen ander gelaat *.iad waargenomen,
ofschoon aller gelaat haar met aandacht gadesloeg een zie
kelijk gelaat, van eene Joodsche type, met donkere oogen,
doodsbleek, met een mond, waarvan de lippen, te dik waren,
om schoon te kunnen heeten, met zwart, glinsterend haar.
„Dat is de man." sprak La Chicot bij ach zelve; „en hij ziet
er buitengewoon rijk uit."
Zij wierp van nu af dikwijls an
en zag altijd dezelfde uitdrukking op het bleeke
gelaat,
eenig ander
,,C'est un
était guerrier, il aurait vaincu
uur weer hier ben."
„Tegen zes uur! Gij staat dan wel vroeg op."
„Ik werk ijverig, 't Een is ónmogelijk zonder het ander. Goe
den nacht, Mr. Chicot; ik wensch u geluk, dat ge zooveel zelf-
beheersching bezit, en u onder zulk eene ramp zoo goed houden
kunt. Er is geen beter bewijs voor het bezit van een krachtig
zenuwgestel."
Jack verbeeldde zich, dat er achter dit laatste kompliment
een soort van hatelijkheid verborgen was, doch het maakte
weinig indruk op hem. De toestand van verslagenheid waarin
hij verkeerde, had genoeg bij hem de bovenhand, om elke andere
gedachte uit te sluiten.
„Gij zult het best doen met naar bed te gaan, Mrs. Mason,
zeide hij tot de ziekenverpleegster. „Ik zal bij mijne vrouw op
blijven zitten."
„Vergeef me, sir, maar ik z>u rekenen, dat ik in mijne ver
plichtingen tekort schoot, als ik nezelve ve ^unde naar bed te
gaan, terwi, de patiënt in een zoo bedenkelijken toestand ver
keert; later zal ik er dankbaar voor zijn, als ik een uurtje rust
mag nem-n."
„Gelooft ge, dat Madame Chicot weder herstellen zal?"
De ziekenverpleegster tuurde op haar wit voorvehoot. zuchtte
even, en schudde zachtkens het hoofd.
„We bezien altijd gaarne de zaken van
antwoordde zij.
„Maar is er in dit geval jtg eene gunstige zijde?”
„Dat staat ter beschikking van de Voorzienigheid, sir. 't Is
een zeer ernstig geval."
„Nu," zeide Jack Chicot, „we moeten geduldig afwachten."
Hij ging j den stoel bij het -dikant zitten en bleef daar den
geheelen nacht, zonder ook-maar een oogenblik te slapen, ter
nauwernood van houding veranderende, en verzonken in een
diepen afgrond van gedachten.
Eindelijk werd het dag en al spoedig na bet aanbreken van
den dag kwam George Gerard, die geen veranderingen ten
goede, noch ten vwade bij zijne patiënte opmerkte, en gelastte
met dezelfde wijze van behandeling voort te gaan.
..Sir John Pelham zal tegen elf uur bier komen," zeide hij.
„Ik zal zorgen, dat ik dan ook hier ben, om met hem te kunnen
spreken."
De groote heelkundige kwam, stelde zijn onderzoek in en
zeide dat alles gced ging.
„We zullen haar been weer gezond maken," zei hij, „daarover
maak ik me geen ogenblik oijeiust; ik wen chte wel. dat we
evenveel zekerhei1 adden ten aanzien van de hersenen."
„Gelooft ge, dat de hersenen ernstig beschadigd zijn?" vroeg
Chicot
„Dat laat zich moeilijk met zekerheid zeggen, het ijzer heett
haar hoofd .eraakt onder het vallen. Er is geen schedelbreuk,
maar er is iets niet ia orde ik ces iets zeer ernstigs; zonder
twijfel zal er veel afhangen van en
yuldige verp 'ging. Ge
Mason hebt, om
prijzen."
„Zeg me
stellen zal,” sprak
even ernstigen toon tot
„Ik heb mijn vak lief en andere liefde ken ik niet, en ik
begeer geen andere."
„Welnu, gij moogt alles doen wat ge kunt om haar aan de
klauwen des doods te ontrukken," sprak Jack Chicot. „Laat
haar kans hebben, de arme ziel; dat is niet meer dan billijk.
Anne vlinder! Gisterenavond nog het schitterend gesternte
eener overvolle schouwburgzaal, het brandpunt van aller oogen;
en thans daar zoo te liggen, als een roerloos blok hout, levend
en toch dood! 't Is bardi
Hij liep zachtkens de kamer op en neer, in gepeins verdiept
„Ge moet weten," zeide hij, „dat ik haar dringend verzocht
heb, zich niet aan 't gevaar van die omhoog stijging, bloot te
stellen Ik had er *n voorgevoel van, dat het verkeerd zou af-
loopen."
„Ge hadt het haar moeten verbieden,” sprak de heelmees
ter, met zijn vingers aan den pols der lijderes.
„Verbieden! Gij kent mijne vrouw niet"
„Indien ik eene vrouw had. zou zij mij moeten gehoorzamen."
„0, dat is eene gewone illusie van ongehuwde mannen. Wacht
tot dat ge eene vrouw hebt, en ge zult er anders over spreken."
„Zij zal den nacht wel doorkomen," zeide Gerard, zijn hoed
opzettend, maar een oogenblik toevend, om nog een langen
onderzoekenden blik te werpen op het bleeke, wezenlooss
gelaat daar op het kussen. „Mrs. Mason weet alles wat zij
hoeft te doen; ik zal zorgen, dat ik morgenochtend tegen zes
vrees, dat baar hersens beleedigd zijn. Ik was fa den schouw
burg, toen het ongeval plaats had. Ik stel bijzonder veel belang
i ®t geval. Ik heb onlangs met succes mijn examen afgelegd,
en heb daardoor het recht gekregen om te praktizeeren. 't Zal
me genoegen doen als ge me rilt veroorloven, over uwe vrouw
te praktizeeren onder Pelham, natuurlijk. Van belooning is
geen sprake,” haastte de jonge man zich er op te laten volgen.
,Jk word alleen gedreven door wetenschappelijke belangstel
ling ia Madame Chicots herstel."
„Ik heb er niets tegen, dat gij uw edelmoedige zorg aan mijne
vrouw wijdt, op voorwaarde altijd, dat Sir John Pelham uwe
behandeling goedkeurt.” antwoordde Chicot, op kalmer toon
dan George Gerard verwacht had van een man, die zoo pas
thuis gekomen was, na een afwezigheid van eene week, om
zijne vrouw in doodsgevaar te vinden. „Denkt ge, dat zij het te
boven zal komen?"
Deze vraag werd gedaan met bedaard overleg en op zeer
ernstigen toon. Gerard zag aan de op hem gerichte oogen, dat
de vrager in gespannen verwachting het antwoord te gemoet
zag, ongeveer als iemand, die verwacht het vonnis des doods
over zich te zullen hooren uitspreken.
Die blik wekte bevreemding bij den heelmeester ten aanzien
van de verhouding, waarin deze man en vrouw tot elkander
stonden. Eene minuut geleden had hij zich verbaasd over
Chicot's koelheid eene bedaardheid, die naar onverschillig
heid zweemde. Nu was de man, naar het scheen, vol belang
stelling. Wat beduidde die verandering?
„Wih ge dat ik u de waarheid zeg?" vroeg Gerard.
„Zeer zeker."
„Ge moet wel bedenken, dat u alleen kan zeggen, hoe ik
er over denk, ‘t Is eene duistere zaak. De kwestie of de her
senen beleedigd zijn, is niet gemakkelijk uit te maken."
„Ik zal in het oog houden, dat het slechts uw gevoelen is,
dat ge mij hebt medegedeeld. Wees om Gods wi] oprecht!"
„Dan moet ik u zeggen, dat naar mijn gevoelen de kans op
haar herstel gering ia."
Jack Chicot haalde diep adem en huiverde; 't was eene won
derlijke verzuchting, die de heelmeester, hoe knap hij anders
was, niet wist te verklaren.
„Arm schepsel!” sprak de echtgenoot, na een oogenblik zwij-
gens. terwijl hij op het bleeke, wezenlooze gelaat staarde; „en
drie jaar geleden kwamen zij en ik zoo innig gelukkig uit de
Mairie, en wat hadden we elkander toen innig lief! Cast dom-
mage que c'est si passager, qa."
Deze laatste woorden werden met zoo zachte stem gesproken,
dat Gerard ze niet verstaan kon. 't Was eene korte jammer
klacht over eene liefde, die dood was.
„Vertel me wat van het ongeval," hernam Jack Chicot, plaats
nemend m den stoel, dien Gerard ontruimd had. „Gij waart in
den schouwburg tegenwoordig, naar zeidet. Gij hebt dus alles
gezien, niet waar?7'
„Ja, en ik ben het geweest, die aan uwe vrouw de eerste
hulp heb trachten te verleenen. Ik was daartoe spoedig ge
noeg op het tooneel. Zij, die daar om haar heen stonaen. waren
zoo doodelijk ontsteld, dat zij haar niet dorsten aanraken."
Gerard deed getrouw verslag van al wat er gebeurd was.
Jack Chicot luisterde met een onverstoorbaar gelaat. Met het
ergste, dat men hem kon mededeelen, was hij bekend. De bi-
zonderheden konden weinig verschil maken.
„Ik zeide zooeven, dat de kans op het herstel uwer vrouw
gering was,” vervolgde Gerard op ernstigen toon; „maar ik heb
niet gezegd, dat het geval hopeloos was. Indien ik er zoo over
dacht, zou ik er niet zoo op gesteld zijn, over uwe vrouw te
praktizeeren. Ik verzoek u, haar aan mijne zorg toe te vertrou
wen, omdat ik de hoop nog niet geheel
is op ‘t oogenblik wel een flauwe hoop,
haar te genezen."
Jack Chicot ontstelde even, en
vreemding den spreker in 't gelaat.
„Ge moet verbazend
Een afgesloten tijdperk.
Ontsteltenis en ontroering openbaarden zich in Cibberstreet,
Leicester Square, dien dramatischen, muzikalen terpsichorci-
schen hoek in het uitgestrekte woud van London. La Chicot was
den dood ontsnapt Op het oogenblik, dat
ongeval had plaats gehad, had men gezegd, dat zij half dood
l Werkelijk dood dat was te wachten iedere ure van
den nacht en van den dag, die op noodlottige gebeurtenis volg-
Tnet wat de bewoners van Cibberstreet
:n elkander zeiden, en zij waren naar het scheen allen zoo
bekend met alle bizonderheden, zij wisten van den toestand
te geven, dat het was. alsof
den. Ten minste dit was het wat de bewoners van Cibberstreet
tegei
bekt
zoo nauwkeurige beschrijvingen
zij allen even te voren bij La Chicot s bed hadden gestaan.
„Zij heeft zich geen enkele maal verroerd, sedert men haar
in haar bed heeft gelegd,” zeide de schoenmakersvrouw, uit
den morsigen winkel van dames-laarsjes, twee deuren van de
woning der Chicots; „zij ligt daar onbewegelijk als een marme
ren beeld, het arme schaap, en om de vijf minuten maken ze
haar de lippen vochtig met een in de brandewijn gedoopt veer
tje, en soms zegt zij dan: „meer, meer!" met een allerakeligst
zwakke stem!"
„Dat reu je toch doen denken, dat ze wel bij haar verstand
is." antwoordde de buurvrouw van het goede mensch, die ka
mers verhuurde aan het einde van de straat.
„Ik houd het er niet voor, dat zij bij haar verstand is, Mrs.
Bitters; ik geloof, dat het alleen maar een inwendige prikkel
is, dien rij voelt. Zij voelt zich flauw in haar binnenste, en
nu wekt de brandewijn haar wat op."
„Hebben ze haar been al gezet?"
„Ach, lieve Hemel, Mrs. Bitters, ‘t is een samengestelde
breuk, en 't been is nog erg opgezwollen. Ze hebben er eene
ziekenverpleegster uit een der hospitalen bij gehaald, en deze
legt onophoudelijk nacht en dag verkoelende kompressen op
het gewonde been, om ontsteking te keeren. De dokter heeft
bet huis niet verlaten, nadat het ongeval heeft plaats gehad."
„0 Heer, neen; 't is een vreemde, een jong mensch, dat
zoo juist zijn leertijd aan het hospitaal ten einde heeft gebracht,
maar hij moet erg knap zijn. Hij was in het Prince rrederik
Theatre, toen het ongeval plaats vond, en hij is van alles ge
tuige geweest; en hij heeft haar naar huis helpen vervoeren,
en al ware zij een hertogin geweest, hij had niet meer zorg
voor haar kunnen hebben."
„Waar is haar man?" vroeg Mrs. Bitters.
„Die is -twezig, ergens buiten, niemand weet waar, en zij
k niet genoeg bij haar ventind, om het hun te zeggen, het
arme schaap. Maar, naar 't geen ik van Mrs. Evitt gehoord
heb, is het nooit een gelukkig huwelijk geweest."
„Och ja,” zuchtte Mrs. Bitters, met een gezicht, dat moest
te kennen geven, hoe zij maar al te goed wist, wat er in de
ereld omging; „danseressen en zulk soort van lui moesten
eigenlijk niet trouwen. Er wordt van haar zooveel werk ge
maakt door allerlei heeren, dat zij het wel zonder man kunnen
redden. En dan eiken avond uit, evenals de katten. Hoe kan
er zoo van huiselijk geluk sprake zijn?"
„Ik moet zeggen, men kon het Mr. Chicot wel aanzien, dat hij
geen gelukkig man was," bevestigde de schoenmakersvrouw.
„Hij loopt altijd zoo met neergeslagen oogen en met de handen
in zijn zakken, alsof hij volstrekt geen belang meer stelt in
bef leven."
Zoo en op verschillende andere wijzen, werd het noodlottig
ongeval van La Chicot besproken in Cibber-Street en de om
liggende buurten, leder stelde belang in haar toestand. Ware
tij een persoon geweest, die zich voor haar huisgezin afsloof
de, eene trouwe gade en moeder, de belangstelling zou, ver
geleken bij thans, gering geweest zijn, en de geheele zaak zou
beschouwd zijn geworden als een alledaagsch en weinig be
langwekkend geval. Maar La Chicot wier naam op de mu
ren te lezen stond in drie voet groote letters, wier vrijpostig,
schitterend schoon gelaat op straat voor ieder voorbijganger
een glimlachje ten beste had La Chicot was een persoon van
gewicht, en of zij uit de geheimzinnige urn van het Noodlot
^eveo of dood zou trekken, 't was eene zaak van publiek be
lang.
't Was gebeurd, zooals de tooneelknecht niet zonder scherp
zinnigheid geprofeteerd had. Zij was dronken geweest, en de
tnoneel-machinist was dronken geweest, en van die omstan
digheid was het noodlottig ongeval het gevolg geweest. Er
terzijde een blik op hem.
Israëlitische
eene belangstellende aandacht, die zij nog nooit op
gelaat gezien had.
homme a parvenir sprak rij bij zich zelve; „ri $a
1i nn tonde, comme Napoléon."
Het gelaat maakte wel eenige indruk op haar, of tenmisute
het deed haar aan den man denken. Zij dronk thans zijne
Champagne met meer smaak, en op den avond na haar ont
dekking het weer was zeldzaam zoel voor het seizoen
dronk zij onder het toiletmaken twee halve flesschen m plaats
van één. Toen zij zich naar het tooneel begaf, glinsterend van
bladzilver, gedost in een wolk van sneeuwwit gaas, kon zij
nauwlijks op haar beenen staan, maar dansen was haar eene
tweede natuur geworden, en zonder schande bracht zij hare
solo's ten uitvoer. Haar optreden dezen avond onderscheidde
zich door eene zekere wildheid, door eene meer dan gewone
vrijpostigheid, door eene wat al te groote mate van de eigen
aardigheid, waaraan de Engelschen den naam van „go" geven
en die de Franschen „chicnoemen; maar het publiek tn het
Prince Frederick's Theatre hield wel van wat overdrevens en
applaudiseerde haar tot in 't eindelooze.
„Bij Jupiter, zij is eene bewonderenswaartfige vrouw," riep
Mr. Smolendo, die zich in het hokje van den soefleur bevond
en haar van daar gadesloeg. „Voor de eerstvolgende drie sei
zoenen behoef ik naar niets anders om te zien.”
Tien minuten daarna was het omhoog stijgen tusschen de
koraalrotsen aan de beurt. Het ijzerwerk van het toestel kraak
te, knarste, trilde en stortte ineen. De danseres liet een vree-
selijken gil hooren, de mannen die tusschen de schermen ston
den, schreeuwden het uit van schrik, en La Chicot lag. daar
midden op het tooneel, als een verwarde hoop verfrommeld
gaas en bladzilver, stil en bewusteloos, terwijl bet groene gor
dijn zoo spoedig mogelijk neergelaten werd.
‘t Was laat in den nacht, nadat het ongeval had plaats ge
had, toen Jack Chicot thuis kwam. Hij vond zijne vrouw liggen
in een toestand van bewusteloosheid en verstijving, zooals de
buurvrouwen het beschreven hadden, terwijl de vlam des
levens brandende werd gehouden door het herhaaldelijk toe
dienen van brandewijn. De vrouw was op zoo weinig na dood,
als zij maar wezen kon, voordat zij in haar kist lag. Een wel
bekende zat bij haar bed, toen Jack de kamer binnenkwam, een
jong man met een ernst op zijn gelaat en in zijne manieren, die
aan iemand van meer gevorderden leeftijd deed denken. De
ziekenoppaster was aan de andere zijde van het ledikant, en
legde een kouden natten doek op haar brandend voorhoofd. Het
been was dien middag met goed gevolg gezet door een der be
kwaamste heelmeesters van Londen, en lag nu gespalkt onder
de luchtige sprei.
Jack liep naar het ledikant en boog zich over de roerlooze
gestalte heen, en staarde op het beweginglooze witte gelaat.
„Mijn arme Zaire, dat staat er slecht voor," mompelde hfj,
en toen wendde hij zich tot den onbekende, die w«s opgestaan
en nu naast hem stond. „Gij zijt zeker de dokter, niet waar?"
„Ik ben de wachthond, als ge 't zoo noemen wilt. Mr. Smo
lendo wilde aan mijn geringe ervaring eene zoo gewichtige
operatie als het zetten van het gebroken been niet toe vertrou
wen 't Was een vreeselijke beent uik, en de grootste bekwaam-
i.eid werd voor dit geval vereischt. Hij heeft Sir John Pelham
laten komen, en alles heeft goed en met goed gevolg plaats
gehad. Maar hij heeft me wel willen vergunnen, bij de patiënt
te blijven, om als deskundige een wakend oog over haar te
laten gaan. De toestand uwer vrouw is uiterst gevaarlijk Ik