VERBROKEN BANDEN.
HOOFDSTUK X.
DE ZWARTE SCHOENMAKER
4’1
Voor de Huiskamer
K
Geëngageerd.
Malcolm's gezel*
haard zaten, naast
(Vervolg).
In de vakken van het buffet, met prachtig
enywerk ingelegd, stond menig godsdienstig
tafereel. Deze stukken waren door verschil
lende kloosters aan den burgemeester ten
geschenke aangeboden. Zoo prijkte o. a. een
groot stuk, het Agnue Dei, door den Paus ge
zegend, in het middelste vak.
Met aandacht beschouwde Caecilia dit
kunstwerk; zij zelve een onschuldig, lam, bad
tot den zoeten Jezus, dat Hij haar en Seppeli
en moeder en vader in Zijne kudde zou op
nemen.
Ook was er een eigenaardig beeld der H.
•Drievuldigheid. Stond men er vlak voor dan
bemerkte men een zilveren duif in gouden
Btralen, op eene blauwe volkenmassa; ging
men naar rechts of links, dan vertoonde zich
het beeld des Hemelschen Vaders niet den
wereldbol of de Heiland met het kruis. Lood
recht op de achterzijde tegenover het beeld
des H. Geesten wayn namelijk op gelijke af
standen vele strooken, latten geplaatst en
zoo beschilderd, dat de teekening van den
eenen kant beschouwd God den Vader, van
de andere zijde God den Zoon voorstelde.
„Een beeld en toch drie beelden!” had Sep
peli tot haar zueje gezegd, en met een heili
ge vrees beschouwde. Zizelleli deze vreemde
voorstelling van het voornaamste geheim der
katholieke geloofsleer. Het liefste echter zag
zij naar een kristallen flesch, waarin een
oude, vrome broeder Capucijn „het Ijjden
Christi” had samengesteld. Kruis, ladder en
speer, geeeelroeden, nagels en dobbelsteenen,
had hjj stuk voor stuk door den nauwen
hals geschoven en met bewonderenewaardig
geduld in de flesch tot een groep vereenigd.
Het kind hield dat maaksel voor een soort
wonder en kon uren aan een stuk de martel
tuigen beschouwen, terwijl het, bij de gedach
te aan elk voorwerp om de bittere smarten,
door den Goddelijken Verlosser geleden,
voor haren vader bad. Het was of de Engel
bewaarder het onschuldige kinderhart ver
lichtte en tot bidden aanspoorde.
Voorwaar, Schumacher had in die dagen
van spanning wel bovennatuurlijke hulp noo-
dig, om niet geheel en al door den hartstocht
verblind te worden. Er verliep geen dag,
zonder dat hem een of ander hatelijk ge
schrift meestal naamloos gezonden
werd. Aanzienlijke personen uit Schweiz,
Luzem en de overige katholieke kantons he
kelden zijn gedrag en wierpen hem voor de
voeten, dat door zijn hardvochtig bewind de
godsdienst en de vrijheid, niet alleen in het
kanton Zug maar in al de streken, waar ka
tholieken woonden, gevaar liepen, zoo hij
tegen een verbond njet Frankrijk bleef strij
den. Ja. op de groote vergadering te Baden
sloten de afgevaardigden van alle andere ka-
tholieke kantons een overeenkomst, waarbij
zij bepaalden, dat den burgemeester van Zug
een schrijven zou gezonden worden, behel
zende het verzoek, het verlangen, beter nog
den eisch, dat Schumacher zich diende te
matigen en verplicht was het eenmaal gezwo
ren verbond met Frankrijk getrouw te blij-
•ven.
Was het wonder, dat de politieke vijand
schap in 's burgemeesters ziele tot persoon
lijke vijandschap dreigde over te gaan en
dat hü dag in, dag uit, met aanvechtingen
van gloeienden haat te kampen had?
Zoo vaak hij een Onze Vader bad en
hjj vervulde zijne kerkelijke plichten thans
evengoed als vroeger met ernst en goeden
wil - bracht hij de bede: „Vergeef one onze
schulden, gelijk wy vergeven onze schulde
naren," slechts met moeite over zijne lip
pen.
„Er moet een einde aan komen! Zoo houd
Ik het niet langer uit! Zoo spoedig het eenigs-
zlns doenlijk is. wfl ik de goede zaak de zege
helpen bevechten en dan ambt en waardig
heid neerleggen voor altoos!” Dat was het
vaste voornemen van den burgmeester en
toen h|j den eisch van de afgevaardigden uit
Bazel ontving, riep hij de burgers der.stad
en het ambt op om samen te vergaderen ten
einde de belangen der gemeente te bespra
ken. Het volk mocht derhalve beslissen, of
hot met zijn bestuur tevreden was of niet Zoo
ja, dan verlangde hij een onbeperkte vol
macht tot handelen; danlwilde hü den strjjd
tegen de landverraders spoedig tot een be-
sliseend einde brengen.
De Aergten, de schoons bergweide, boven
bet nonnenklooster, waar, in de nabijheid der
heerlijke bronnen, een hoog, houten kruis
sU>4t en waar men oen schoon uitzicht op de
VERHAAL UIT HET ZWITSERSCHE VOLKSLEVEN.
stad, het meer, den helder groenen oever en
de troteche bergen heeft werd tot vergader
plaat» der uitgenoodigde burgers gekozen.
Op de eerste vergadering reeds, gehou
den op het feest van St. Mïchaël 1731, ver
klaarden de meesten zich voor Schumacher;
op de volgende vergaderingen verzocht men
den burgemeester dringend, de Franschge-
zinde party uit alle betrekkingen vervallen
te verklaren en achtte het noodzakelük dat
de verraders uit de stad gebannen werden.
Verder nog vroeg men Schumacher, namens
de burgers van Zug het schrijven van de af
gevaardigden te Bazel te willen beantwoor
den, welk geschrift op stadskosten gedrukt
zou worden.
Toen werd een bestuur met onbeperkte
volmacht gekozen en aan het hoofd van
dit tueschenbestuur Joseph Anton Schuma
cher. En de groote meerderheid der verga
derden juichte en jubelde, nu de raadsheer-
president als dictator bijna alleen de macht
in handen had. Meer nog: op dezelfde verga
dering werden de dictator en de andere be
windvoerders onschendbaar verklaard: de
geheele gemeente zou hen tegen eiken aan
val op „eer en eigendom” beschermen.
Thans stond Schumacher op het toppunt
züner macht. En „spoedig” wilde hij die
macht gebruiken „tot een volledige overwin
ning van de goede zaak.”
Allereerst zou het proces tegen de beide-
gevangen oud-burgemeesterz rijn loop heb
ben en dien heeren door gepaste middelen de
inhoud van de geheime overeenkomst met
Frankrük afgeperst worden; want „het was
niet voldoende, dat de toenmalige regeerin-
gen der kantons daarmee in kennis gesteld
werden. Ook het volk had recht, te weten,
waartoe men zich verbonden had.”
Het gelukte Weber uit de gevangenis te
ontsnappen. De gryze Andermatt werd nu
aan een ü^eren keten vastgeklonken en op
een dakkamertje in het hospitaal onder
streng toezicht bewaard. En spijs en drank
werd den ziekelijken man nog slechts spaar
zaam toegediend. Maar de grijsaard liet zich
geen enkel woord omtrent het vermeende ge
heim ontvallen; ook niet, toen men beslag
op zyn vermogen legde, teneinde daaruit de
gemeente schadeloos te stellen voor de niet
uitbetaalde bondsgelïen. welke markies de
Bonnac, vooral op het aandringen van An
dermatt, achterwege hield.
„Hü zal het wel moede worden,” meende
Schumacher.
Daarop gebood de dictator, dat de meest
invloedrijke tegenstanders verantwoording
moesten afleggen voor ’t nieuwe bestuur van
hunne hofhouding bij de vergadering op de
Aergerten, over brieven en berichten aan
staatslieden uit andere kantons, waarin „de
Zuger tyran” gehekeld werd; over smaad
schriften en karikaturen, welke men van
huis tot huis ten verkoop aanbood of om
y niet presenteerde. Enkele personen versche
nen en werden streng gestraft: anderen
duchtten voor hun leven en namen de vlucht.
Het gevolg was, dat het bestuur het besluit
nam hen in contumaciam ter dood te ver-
oordeelen. Schumacher liet hunne» namen op
<*n blikken schild zetten. De beul moest de
zen tegen den galg spijkeren tot een af
schrikwekkend voorbeeld voor anderen, die
eveneens lust hadden, zonder permissie de
stad te verlaten." Wie een veroordeelde
„dood of levend” op het raadhuis bracht, zou
een belooning van 100 ducaten ontvangen!
Op den avond, welke de uitvoering van
dit onteerde besluit voorafging, waardoor de
aanzienlükste fauniliën van het kanton Zug
getroffen werden, verscheen de echtgenoote
van den raadsheer Brandenberg, alsook de
vrouw van zyn ambtgnoot Landtwing voor
den dictator. Zij waren in het zwart gekleed
en hadden enkelen harer kinderen aan de
hand. Tranen van schaakte en nauw be
dwongen spüt schitterden in de oogen, toen
zij de gehate vrouw Schumacher om au
diëntie by haren man verzochten. Die werd
verleend, maar bewerkte geen vermindering
van straf, hoewel beide vrouwen, aan de voe
ten van den dictator neergeknield, smeekten,
de namen hunner echtgenooten niet aan den
beul te overhandigen en niettegenstaande
Seppeli, door medelüden bewogen, het ver
zoek dier smeekende vrouwen ondersteunde.
„Uw ongeluk doet my waarlük leed, sprak
de dictator. „Maar er moet een voorbeeld
gesteld worden! Uwe mannen hebben vrij
willig het vaderland verlaten en zün naar
den Franschen ambassadeur getrokken. Die
heeft hen als vrienden van den koning van
Frankryk ontvangen en als prinsen geher-
r ge boos
om zijn testament, en gij hebt toen
was zooveel gezegd alsdat ge er mede
zouden voldoen aan den wensch van
John Treverton bleef op het Manor-house, tot het reeds don
ker geworden was, alleen met zijne verloofde, en gevoelde zich
gelukkiger, dan hij zich ooit te voren gevoeld had; ja, gelukkig,
ofschoon het een wanhopig geluk was, als dat van een kind, dat
wilde bloemen pinkt op den zonnigen rand van een afgrond. Hij
moest minder of meer dan een mensch geweest, zijn, indien hij
zich heden niet gelukkig gevoeld had in Laura
schap, zooals zij daar in de schemering bij den
elkander, haar hoofd leunende tegen zijn schouder, zijn arm
om haar middel geslagen, terwijl hare donkere oogen, verborgen
onder neergeslagen oogleden, mijmerend staarden op de smeo*
lende houtblokken. De kamer was flauw verlicht door den gloed
van het haardvuur, en vreemd ormde schaduwen verschenen
en verdwenen op den muur achter hen, als verschijningen van
goede of booze geesten, die daar in hunne nabijheid zweefden,
terwijl zij daar van aangezicht tot aangezicht tegenover hel
bergd. Trett met uwe Kinderen eveneens der
waarts. Brandenberg en Landtwing hebben
zich als landverraders gebrandmerkt. Gy
hebt bet hun, met my te danken, dat hunne
namen morgen door den beul aan de galg
vastgespykerd worden!”
Toen sprong mevrouw Brandenberg op er
met geen mogclükheid haren toom langer
kunnende bedwingen, riep zij terwy’l zij een
vlammenden blik op den dictator wierp:
„Komt mee, kinderen! Knielt niet langer voor
dien.Moge God u volgen* de maat uwer
hardvochtigheid vergelden!”
Terwijl de vrouwen het spreekkamertje
verlieten, ijlde Caecilia haar achterna, wierp
zich bij de trap op de knieën voor de woe
dende bezoeksters en bad met tranen in de
oogen: „0. mijnen goeden vader niet ver
vloeken! Vergeeft vader, opdat de goede
God ons vergeve!”
Verontwaardigd over de hardvochtigheid
van den dictator, wilde mevrouw Branden
berg Zirilleli barsch opzjj schuiven. Toen
zij de kleine echter aanzag. trok zij haar
lief de vol* tot zich en sprak: „Gy zyt een
bract, kind! Ik hoop, dat de goede God de
zonden uws vaders niet op u wreke!"
Nu verliet zij ijling-s de woning. Buiten
gekomen, zeide zij tot de nu n’ 'te, die daar
buiten met verlangen den uitslag verbeidde:
„Bet heeft niet mogen haten! De zwarte
schoenmaker is onverbiddelijk! Ik wilde, dat
God hem straffe.indien hjj niet zulke
goede kinders had!”
„Eerst de overwinning,” zpide hij, „en dan
zachtmoedigheid en matiging. Spoedig hoop
ik het vaderland van het Fransche juk te
bevrüden. Dan kan er aan amnestie en ver
geving gedacht worden. Dan wil ik met
blüdechap de waardigheid en den last van
het ambt neerleggen om met moeder en u
als eenvoudig burgerman op ons landgoed
SL Kari te gaan wonen. Lafheid zou het
thans genoemd kunnen worden, in deze da
gen, midden in den-strijd, terug te trekken.
Ik zet door, wat ik begonnen heb, al moest
ik mijn leven daardoor ook op het spel zet
ten!”
Schumacher bleef by rijn eene genomen
besluit. Den volgenden morgen las hü zelf op
het balkon voor het raadhuis de bepalingen,
welke het strenge, hardvochtige besluit be
vatte, voor. Het was marktdag en schouder
aan schouder voor het raadhuis «taande,
luisterden boer en burger naar hetgeen Schu
macher gekend maakte. Na de lezing reikte
de dictator den beul de schilden over, welke
door den gevreesden man, die in een rooden
mantel gehuld was. in ontvangst genomen
werden. De trom roffelde, een compagnie
miliciens voorzien van geladen geweer, nam
beul en gerechtsdienaar in hun midden en
begeleidde hen naar het gerechtshof. Met ge
lach. gejuich en gejoel volgden honderden
..'Harten” den stoet, terwijl de „Linden” den
burgemeester grimmige blikken toewierpen
en van woede op de tanden knarsten.
Zoo duurde de partijtwist voort en werd
met verbittering gestreden gedurende de ja-
ren 1731 en 1732. In het voorjaar van 1733
eindelyk was Schumacher zeker van de over
winning.
Nu riep hij tegen den 15en Mei andermaal
alle burgers op om op den Aegerten tdhrer-
gaderen. Ieder stemgerechtigde burger was
op strenge boete verplicht te verschijnen en
met groote plechtigheid werd defr beslis
sende vergadering gehouden. De voornaam
ste gerechtsdienaar gekleed in witte en
blauwe zijde, droeg het groote vaandel. Acht
tien geharnaste, krachtig gespierde mannen,
vier gewapend met het tweehandige
zwaard, veertien anderen voorzien van helle
baarden liepen aan Weerszijden van - het
vaandel. Met ontbloot hoofd en onder, het
maken van eene diepe buiging begroette het
volk het hooggeschatte dundoek. Tallooze
burgers stroomden naar de bergweide.
Toen men op de plek aangekomen was
waar de groote vergadering gehouden werd,
ging Schumacher onder het groote kruis
staan en opende de vergadering na eeret met
luider etem een gebed uitgesrpoken te heb
ben. Daarna liet hij den ouden bondsbrief
voorlezen. Na de lezing verklaarde Schuma
cher zin voor zin den inhoud en eindigde met
eene geeetdriftvolle' oproeping, den eed
trouw te blüyen, gezworen door de oude
eedgenoten en de vermaning zich niet te
mengen in de aangelegenheden van buiten-
landsche potentaten, noch volgens den
raad van broeder Klaue-zaHger een ver
bond met hen te «luiten, integendeel stand
vastig en trouw de vrijheid, door het bloed
der voorvaderen gekocht, te handhaven.
(Wordt vervolgd).
(Vervolg).
Ja dat waarlijk zoo? En desniettemin zift ge zoolang weg
gebleven! Dat heeft er toch ontzaggelijk veel van, dat gij het
huis en zijn bewoonster vergeten hebt."
„Neen, dat is niet het geval geweest. Maar er hebben redenen
voor bestaan redenen, die ik niet noemen kan."
„En bestaan die redenen nu niet meer?"
„Neen, antwoordde hij met eene diepe verzuchting, „er
is nu een einde aan gekomen."
„Ge zijt misschien ziek geweest," giste Laura, en zij zag hem
aan met eene bezorgdheid, welke het h,aar onmogelijk was te
verheelen.
„Ik ben verre van wel geweest. Ik heb harder gewerkt dan
jjewoonlijk. Ik moet met werken den kost verdienen, weet ge,
„Oefent ge tegenwoordig eenig bedrijf uitf nu ge niet meer
officier zijt?'' vroeg Laura.
„Ik heb al zes jaar geleden de militaire dienst verlaten. Ik
heb sedert dien tijd door eigen arbeid getracht in mijd onder
houd te voorzien. Het is me niet meegeloopen in het leven. Ik
heb geleefd gedeeltelijk van de kunst, gedeeltelijk van letter
kundigen arbeid, en noch in het eene, noch in het andere vak is
het me mogen gelukken naam te maken. Dat klinkt niet schit
terend, vindt ge wel? De eenige verdienste, die mijne mededee-
ling heeft, is, dat zij waar is. Ik ben een nietsbeteekenend per
soon. Uwe edelmoedigheid en die van mijn neef Jaspey zal mij
eenige beteekenis doen verkrijgen. Gij hebt mijn lot geheel in
handen."
Dit mocht nauwelijks de taal eens minnaars heeten. 't Was
eene taal, welke Laura's hooghartigheid zeker niet goed zou
hebben opgenomen, had zij niet in hare ziel geloofd, dat John
Treverton haar beminde. Er is in de liefde een onzichtbare
kracht, die zich meer openbaart in stilzwijgen dan in al de wel
sprekendheid der liefde Een hand,'die trilt, wanneer zij een an
dere hand aanraakt, een vluchtige blik van een minnend oog,
eene zucht, een klank zullen meer zeggen dan eene toespraak.
John Treverton was de minst spraakzame aller minaars, maar
toch hinderde zijn achterhoudendheid Laura niet.
Zij begaven zich samen naar het deftige oude huis en gebruik
ten daar het luncheon, tête-d-tête, bediend door Trimmer, den
ouden hofmeester, die gedurende meer dan dertig laar bij Jas
per Treverton in dienst geweest was, en die Laura uit het rij
tuig getild had, toen zijn heer haar met zich medegenomen had
naar Hazlehurst Manor, als een zwak kind, dat met wijdgeopen
de oogen al de voor haar vreemde voorwerpen aandachtig ga
degeslagen had.
„Zij zaten daar precies als man en vrouw,” merkte Trimmer
op, toen hij weder in zijn povisiekamer was teruggekomen; „en
ik hoop, dat het spoedig wezentlijk alzoo zijn moge, 't Zal een
knap paar zijn, en ik houd mij er van verzekerd, dat zij nu reeds
smoorlijk verliefd op elkander zijn."
„Miss Laura is er geen jonge dame naar, om met een man te
gaan trouwen, van wien zij niet innig veel houdt; zij zou dat niet
doen voor al het geld van de Christenwereld,” antwoordde Mrs.
Trimmer, die bijna evenlang keukenmeid en huishoudster, als
haar man hofmeester geweest was.
„Nu, als ik 'n jong vrouwspersoon was, zou ik met bijna ieder
een liever trouwen, dan zulk een prachtig huis als Hazlehurst
Manor te moeten missen," hernam Trimmer. „Ik ben geen dui
tendief. maar eene goede woning is ook geen gekheid. Én als zij
niet met elkaar trouwen, en de nalatenschap van Mr. Jasper
Treverton besteed moet worden aan de oprichting van een
hospitaal, wat zal er dan worden van u en mij? Sommige lui in
onze’positie zouden vurig verlangen, om een koffiehuis of zoo
iets op te zetten, ten einde zoodoende fortuin te maken, maar
ik heb op die manier meer geld zien verliezen dan winnen, en
ik weet wel, wanneer ik goed af ben. Een goed loon, dat me
geregeld op zijn tijd uitbetaald wordt en een goede behandeling,
dat is alles wat ik verlang.”
Na afloop van het luncheon gingen Laura en John een wan
deling doen op het landgoed Beiden voelden zij zich getrokken
naar het heesterplantsoen. waar zij op dien Aprilavond afscheid
genomen hadden De kronkelende laan, met hare prachtige oude
boomen, leverde een aangename wandeling op zelfs in dit sei
zoen, waar geen groen blad was over gebleven, en de ruwe
kraaiennesten zich tusschen de fraaie lijnen van de hoogste
takken vertoonden. De lucht was nog zachter dan 's morgens, 't
Had wel een middag in 't begin van October kunnen zijn. John
Tr*w~»ton bleef stils*-*»» voor den ru^en «tam van den groeten
kastanjeboom, onder welken Laura en hij hadden afscheid ge
nomen. De jonge bladeren hadden op dien avond een looverdak
gevormd, onder t welk alles in dichte schaduw was; nu verre
zen de dikke takken daar donker en kaal, gevlekt door het
daarop groeiende mos en het weder. Het gras aan den voet van
den boom was bezaaid met groene doppen, en afgebroken tak
ken, met doode bladeren en glimmende kastanjes.
„Ik geloof, dat dit de plaats is, waar we afscheid van elkan
der genomen hebben,” sprak John. „Herinnert ge 't u nog?"
„Ik meen me flauw te herinneren, dat het zoo wat op deze
hoogte moet geweest zijn," antwoordde Laura, op onverschilli
gen toon.
Zij wist de plaats op een duim, maar verkoos hem niet te er
kennen.
Hij vatte haar hand en stak die zachtkens door zijn arm, ter
wijl zij hunne wandeling vervolgden; daarop drukte hij een kus
op de fijne bloote hand een lief, fijn handje, dat alleen aan
eene dame kon toebehooren, een hand, die op zich zelf reeds
voor een minnaar een voorwerp was om te aanbidden,
„Lieve, wanneer zullen we trouwen?vroeg hij met zachte
stem, bijna fluisterend, alsof een onuitsprekelijke beschroomd
heid zich op dat critieke oogenblik meester van hem had ge
maakt.
„Wat een vraag!" riep Laura uit, met voorgewende verbazing,
„Wie heeft ooit van trouwen gesproken? Gij hebt mij niet ten
huwelijk gevraagd."
„Heb ik dat niet gedaan? Maar ik heb u gevraagd, of
waart op uw pleegvader,
„neen" geantwoord. Dat
tevreden waart, dat we
den goeden ouden man. En dat kunnen wij alleen doen door man
en vrouw te worden. Laura, ik heb u inniger lief, dan ik zeggen
kan, en u aldus beminnende, ofschoon ik mij van talrijke tekort
komingen bewust ben ja, ofschoon ik mij in veel opzichten
niet waardig reken tiw echtgenoot te warden ik een arm man
een man, wien het tegengelocpen is in de wereld een man
zonder naam of faam minder dan niets kniel ik, liefste
mijne, hier aan uwe voeten neder, ik, die nooit tevoren voor eene
vrouw en maar al te zelden voor mijn God geknield heb, en die
u om uw hand vraag in forma pauperis. Wellicht leeft er in ge
heel Engeland geen man, die minder verdient uw echtgenoot te
worden, tenzij door de eenige verdienste, dat hij u bemint
met geheel zijn hart en geheel zijne ziel."
Hij knielde voor haar neder, blootshoofd, aan den voet van
den ouden kastanjeboom, temidden van de ruige wortels, die in
het gras hier en daar zichtbaar waren. Laura boog zich over hem
heen en raakte zijn voorhoofd met hare lippen aan. 't Mocht
nauwelijks een kus heeten. Hare bekoorlijke lippen zweefden
een obgenblik over zijn voorhoofd heen, en waren dadelijk we
der weg. Geen vleugel van een vlinder was ooit lichter,
„Ik zal u tot man nemen, lieve,” sprak zij op vriendelijken
toon, „met al uwe gebreken, hoe groot hun aantal ook wezen
moge. ïk heb eén voorgevoel dat ik u vertrouwen kan temeer
misschien, omdat ge uzelven niet prijst. We willen pogen on
zen plicht te vervullen jegens elkander en jegens onzen overle
den weldoener, en we willen ons best doen om een edel gebruik
van zijn rijkdom te maken, is het niet, John?"
„Gij zult er een edel gebruik van maken, liefste mijne; gij
kunt niets doen, dat niet edel is," antwoordde hij op ernstigen
toon.
Hij zag doodsbleek, en op zijn gelaat was geen vreugde te le
zen, ofschoon men 't hem kon aanzien, hoe innig hij haar liefhad.