1 VERBROKEN BANDEN. DE ZWARTE SCHOENMAKER Voor de Huiskamer (Vervolg). JOU f t WirtUt v< 499 '^awi.ymn ■«BS En wjjl ickart zeer goed begreep, dat een jeu van dec ziel: ige partijtwist in enblik; verlaat me, opdat ik alléén mijne worite- i b-ea^ 'i k »M strijd. Laura, de vreaseliikate, betoek meldde. Schumacher had sedert h* oogenblik, dat de pastoor hem tevergeefs tot zachtzinnigheid en vredelievendheid aan- spoorde tuet meer alleen met den priester gesproken en het altijd zoo weven in te rich ten. dat hij in het bijzijn van derden met den verstandigen herder convereerde. pastoor Wi tweede bezoek bq den strengen, hardvocbti- gen rechtsgeleerde, eerder aanleiding geven tot nog grootor gestrengheid dan dat aan zjjne wenschee gehoor zou gegeven wor den. vermeed hij de woning de» burgemees ters. Toch kon Schumacher zonder veel moeite in de wel iswaar vriéndelijke, maar toch ernstige oogen van dec zielzorger le zen. dat de onzalige partijtwist m rijne pa rochie hem veel kommer veroorzaakte. Er ger nog, hjj meende op te merken, .lat de priester hem door zijne blikken wilde zeg- gen: «Gij. Schumacher, draagt grootendeeL de verantwoording van al het kwaad, in de ze dagen geschied.’’ Voor ‘t overige gaf burgemeester Schu macher door zijn vljjtig kerkbezoek, welda digheid jegens de armen en nauweurige ver vulling van alle godsdienstige plichten, aan de gemeente «een navolgenswaardig voor beeld. Deken Wickart trad den bezoeker met alle teekenen van hoogachting tegemoet en voer de hem in de groote ontvangkamer, die iet wat beter gemeubeld was dan het kleine stu deervertrek, waar hjj zooeven zijn brevier las. Met de toenmaals streng gevorderde bui gingen noodigde hjj den burgemeester uit, op een der stijve leuningstoelen plaats te ne men. Schumacher ging zitten en na eene zeer omslachtige inleiding, maakte hjj den pastoo' eindeljjk de reden van zijn bezoek bekend. Het was rijn doel, zoover het met het oog op de gerechtigheid mogeljjk zou zijn, nu gisteren de goede zaak eene volkomen over winning had behaald, en de vernietiging var, het verbond met Frankrijk een fait accom pli was. eene betere verstandhouding met de leden der andere partij tot nog toe tegen standen. maar die zich zoo langzamerhand de oude liefde de eendracht onder de bur gers te herstellen. Het was „weinig zaaks in vele woorden", wat de burgemeester daar zeide: maar de pas toor verheugde zich in het aanhooren van die rede, waaruit, hij al ware het dan ook van heel uit de verte het vredesk fokje meende de hooren klinken. Ja, hjj hoorde het maar heel uit de verte! Het verdere verloop van het gesprak toonde heth em maar al te zeer! De dictator was er niet toe bewegen, een enkel der vele streng- oordeelen in te trekken. Dat kon hjj ook niet, zelfs dan niet, als hjj het gaarne zou willen, want de raad zou in gee® geval de bannelingen terngroepen. iets, wat de j*s- toor verlangde. De namen der ..Franschge- zinden" moeten dus voorloopig althans aan den galg gespijkerd blyvea en de hon derd dukaten bloedgeld zou men evenmin willen intrekken. .J'og veel minder kan ik toestaan, dat de aanvoerders der „Linden' de stad mogen binnengaan", sprak de burge meester. Jjq zouden immers dadelijk den strijd tegen mjjn persoon, erger, tegen de goede zaak weer beginnen en met inspan ning van al hunne krachten pogen te bewer ken. dat opnieuw betrekkingen met het hof te Versailles aangeknoopt worden. En ik voorzie het. dat zjj ten laatste met mij en mjjne politieke vrienden even zoo zouden handelen, als wjj met hen. Neen eerwaarde heer deken, u zult wel begrijpen, dat wij on mogeljjk die aanstokers in Zug kunnen dul den!” „Maar hoe is dan in waarheid eene eer lijke vrede mogeljjk. zoolang de namen van de voornaamste geslachten aan de galg han gen en de vaderen van zoovele aanzienlijk- familiën in den vreemde rondzwerven, onze ker. of men hen niet hier of daar overval; en gevangen naar Zug voert? Dan is «r toch geen sprake van vrede!" meende de zielzor ger. .Ach, hoe schrikkelijk ontkiemde en wiés h<, zaad der tweedracht, waarvan ik voor ongeveer vier jaren sprak.” VERHAAL UIT HET ZW1TSERSCHE VOLKSLEVEN. „Ja, lieve vader!” sprak Seppeö. „Ea mag ik thans een brief naar Rome zenden?” ivl-ARARAHTHT34ék3 é328 426aa ij ij ..Als men vrouwen een vinger geeft.... Neen kind! Ik heb liever, dat ge hem niet schrijft!" „Maar ik mag Alan te toch wel verzoeken Heinrich mjjne groeten over te brengen?” ,Jk denk dat dit niet voor de eerste maal zal gebeuren! Ge behoeft mij niets te ver tellen. Ik begrijp heel goed wat er ge beurd is. Ga thane naar uw kamer en tracht te slapen. Om mij moogt ge u in den droom met zeker iemand uit Rome be zig houden!” J- - - - - - slaapkamertje” niet opgezocht Haar r den slaap niet c.i l zullen oogen opzetten!” zei het lieve kind bjj de gedachte aan de voorgenomen verdeeling der liefdegaven. Zij zette het mandje met de brokken koek bjj h^r bedje. De kleine wel doenster sliep spoedig in en meende in den droom den engelbewaarder te zien, die het werkmandje met de koek in de hand droeg. Hjj wenkte haar; samen verlieten zjj de wo ning en liepen niet naar het huis van de familie Brandenberg maar naar de non nen en de engel voerde Zizilleli tot een heer lijk versierd beeld van het kindje Jezus dat in een glazen wieg sluimerde. En toen de engel met den vinger tegen den wieg kopte ontwaakte het kindje Jezus, opende de lieve blauwe oogjes, hief het hoofdje een weinig in de hoogte en lachte het meisje vriendelijk toe. En langzaam, heel langzaam wies het kind; het groeide, het werd grooter. En zie, nu was het niet meer een wassen beeld; neen het ware kindje Jezus, een mensch, van vleesch en bloed zoo schoon en zoo lieve lijk en vol hemeleche goedheid en liefde! Het verliet de wieg en reikte Zizilleli de hand: daarna sprong het lachend op een der kerke- banken en zoo naar haar toe en ging naast het meisje zitten. En de engelliewaarder knielde vol eerbied tegenover het Zoete Kindje op «en knielbank en hield nog altijd het mandje met de brokken koek in bewa ring. En daaruit reikte hjj afwisselend een stnk aan het Kindje Jezus, voor wien hjj zich telkens eerbiedig boog, en aan de kleine Zi- zilleii. En wijl de zoete Jezus het hem ver oorloofde, nam hjj zelf ook af en toe een brok. En de koek was vol hemelsche zoetig heid en zoo lekker, zoo buitengewoon sma kelijk gebakken, dat Zizilleli haar leven lang zoo iets niet geproefd had. Zoo zaten die drie bij elkaar in de kerke banken bjj de nonnen en aten den ga neck en nacht koek van bakker Stocker, tot de non nen in het koor kwamen en met heldere stemmen, als zoovele lieve vogeltjes, de Met ten zongen. En bjj den eersten toon van de voorzange- ree l*g het Kindje Jezus wederom in zjjn glazen wiegje en weder in een wassen beeld veranderd en de oogen gesloten. En de en gelbewaarder verdween. Zizilleli keerde zich om met het doel, om naar de beiden te zien en.... ontwaakte in haar bedje. Het was reed» helder dag; in plaats van de nonnen hoorde zjj een roodborstje zingen, terwjjl zjj in den mond nog oen zoeten smaak proefde. Seppeli stond voor het bed van het kleine zusje en vroeg: „Wat hebt gij gedroomd, zus- jelief? Gjj waart zoo druk bezig en ik hoor de u lachen. En toen ik hi*r kwam zag ik wel aan uw gezichtje dat ge met een vrooljj- ken droom bezig waart en uw hoofdje was rood als bloed. Zeker van het lachen!” ..0 ja ik heb een moeien droom gehad! 0 zoo mooi. Maar Seppeli. och toe, kijk toch eens even naar mjjn korfje! Ik droomde, dat ik onder het slapen van de koek gegeten heb!" Het korfje stond nog op dezelfde plaats waar Zizileü het den vorigen avond had neergezet en de inhoud was niet verminderd. „Goddank!" zeide het meisje. „Dan was het dat kan den kinderen van Brandenburg nog wat geven!" Den volgenden dazr ging Schumacher wer kelijk naar pastoor Wickart. De oude dienstmeid vertrouwde hare oogen niet, toen zjj den gevreesden man voor zich zag, en riep verbaasd uit: „Lieve Heer! De Zwarte.... mjjnheer Schumacher, wou ik zeggen! Zeker! Zeker! Mijnheer de deken te thuis. Gij zult hem toch niet naar ik hoop in den spitte! opsluiten, net aio oud-bur- gemeester Andermatt?” Ook de eerwaarde pastoor was niet weinig verwonderd. toen de maid hem heu vreemde Zoo verheugd had Josepha in tqden haar slaapkamertje niet opgezocht. Haar hart klopte zoo hevig, dat zjj in de eerste uren den slaap niet kon vatten. Ook de kleine Caepillia was blijde. „Die gedachte aan de voorgenomen verdeeling (Vervolg). „Dat weet ge wel beter, dwaas meisje. Mijn huwelijk ral niet de minste verandering in mijne gevoelens te weeg brengen." „O, maar dat gaat altijd zoo." hernam Celia, op den toon van iemand, die veel bij ondervinding wist. „Wanneer een man trouwt, dan worden zijne vrienden uit zijn ongehuwde jaren aan kant gezet; ieder weet dat; en met een meisje is 't van hetzelfde laken een pak. Ik verwacht, dat ik in uw oog niets meer te beteekenen zal hebben.” i.L*ura verzekerde, dat zij altijd eene getrouwe vriendin zou blijven, en zoo scheidden zij, waarna Celia naar haar ouderlijke woning liep met al haar bruidsjuffers-opschik onder haar re genmantel, De regen had thans opgehouden, en de roode gloed der ondergaande winterzon vertoonde zich in het Westen. Het dichtslaan van de voordeur weerklonk te midden van de in het huis heerschende stilte, en Laura keerde langzaam terug naar den salon, en het wekte een ietwat vreemde ge waarwording bij haar op. dat zij op haar trouwdag daar zoo alleen was in de avondschemering, 't Was alles zoo geheel anders dan wat men zich gewoonlijk van een trouwdag voor stelt dit late vertrek, deze onaangename tusschentijd tus- schen bet bruiloftsmaal en den aanvang der huwelijks reis! Zij vond den salon ledig. Zij had John Treverton daar met Mr Sampson achtergelaten een half uur geleden, toen zij naar boven was gegaan, om Celia haar regenmantel te helpen inpak ken, en na waren zij geen van beiden meer daar. Het ruime vertrek, schitterend met ouderwetsche pracht, werd alleen door het wegstervend vuur op den haard verlicht. De wit ge verfde wanden en antieke spiegels maakten eene spookachtige vertooning; niet zonder huivering wierp men een blik op de donkere hoeken der kamer. „Misschien zal hij in de studeerkamer zijn,” sprak Laura bij zich zelve. ,,'t Is de tijd voor een middagdutje." Zij lachte zachtkens bij zich zelve. Hoe ongewoon, hoe vreemd zou het zijn, „téte-i-tête" te zitten aan de ovale theetafel, als man en vrouw, die voor goed hun huishouding opgezet hadden, en voor wie geen twijfel meer mogeljjk was ten aanzien van elkander of van hun lot, daar dat overeenkomst aangegaan, de band gesloten was, welke alleen door den dood zou kunnen verbroken worden. Zij begaf zich met langzame schreden temidden van de in het huis heerschende stilte naar het vertrek aan het einde van den corridor, de kleine boekenkamer, die het uitzicht had op den bloemtuin. Zij opende zachtkens de deur, van plan daar stille- kens binnen te gaan ea haar echtgenoot temidden van een of andere aangename „rêverie” te verrassen; maar op den drem pel bleef zij verschrikt, sprakeloos staan. Hij zat daar blijkbaar, ten prooi aan de diepste neerslacht'g- heid, het voorhoofd rustende op zijn over elkander geslagen armen, zoodat zijn gelaat onzichtbaar was Snikken, zooa’s die maar zelden oprijzen uit het fel geteisterd hart van een krachtig man, rezen op uit de ziel *van John Treverton Hij had zich naar ziel en lichaam prijs gegeven aan den har’rtoch’ «ener onverwinnelijke radeloosheid. Laura liep naar hem toe, boog zich over hem heen, sloeg met vriendelijke teederheid haar arm om zijn hals. „Lieve John, wat scheelt er aan?” vroeg zfj'op teederen toon, met trillende lippen. „Zoo bedroefd, en dat op een dag als dsael Er moet iets vreeselijks hebbed plaats gegrepen. 0 zeg het me. wat er gebeurd is!” „Ik kan je niets mededeelen," antwoordde hij met heesche stem, en hij duwde haar arm weg, terwijl hij dit zeide. „Verlaat me, Laura! Zoo ge medelijden met me hebt, laat me dan mijn strijd alleen strijden 't Is de eenige welwillendheid, die ge me bewijzen kunt.” „Je verlaten, en dat terwijl ge zoo bedroefd zift! Neen. John, ik heb het recht om in je droefheid te deelen Ik wil niet heen gaan, voordat ge mij je vertrouwen geschonken hebt. Schenk me je vertrouwen, lieve John, schenk me je vertrouwen! Wien zoudt ge je vertrouwen kunnen schenken, zoo niet aan je vrouw?’ „Ge weet het niet," snikte hij, bijna boos. „Er is eene smart, waarin gjj niet kunt deelen een afgrond van folterende ellen de dien gij niet peilen kunt. God verhoede, dat uwe reine jeug dige ziel ooit afdale in dien zwarten afgrond! Laura, indien ge mij lief hebt, indien ge medelijden met me hebt en inderdaad liefste mijne, ik heb behoefte aan je deernis verlaat me dan voor een ling tea Na eenig bedenken en nadat U5 nog een paar heele kleine „kruimeltjes van den koek afgebroken had, alleen maar om te „proeven," beheerschte Rudolf zich ook eu voegde zjjn offer bij dat van zusjalief. Met een jwaren zucht bood hjj zijn gedeelte ter verdeeling aan Natuurlijk volgden moeder en Seppeli dit goede voorbeeld, zooi V Ze- tilleli haar mandje heelemaal vol koek kwg. j M?r. zat nog ruim een uur over d«n tqa g<nc-»tlk praten i bjj elkander. Eerst tóen de wacht het uur 'au negenen blies, haal le Skhuroaeher zjjn r zwd-.rsns te voorschijn «n begon het „Ik geltoii ia Gvd den Vader, ge lijk hjj e!k-i. avond niet de buisgen Mten v«nr de gelojvige zielen bad, wat o>& lij de meeste anüe’t katholieke familiën ge- wi onte was. R idol: sliep berh/alde malen h> under dit lange Rozenkransgebed, maar werd telkens door.zjjne moeder wakker ge.chud. Dezen avond itiafte vader hem slechts door Lom een enkele maai ernstig aan te zien, een teek en, dat de strenge man in eer. buiten gewoon goede stemming verkeerde. Nadat het avondgebed geëindigd was, bracht de moeder de beide kleinen naar hun slaapkamertje. Josepha wilde zich eveneens ter ruste begeven, na vader en moeder den ehristeljjken groet: „Geloofd zjj Jesus Chris tus” toegcroepen te hebben. De vader gaf haar echter een wenk, nog even te wach ten. Seppeli zag verwonderd op. „W at. zou vader nu nog van mij verlangen,” dacht zjj. „Mei»je" begon hjj te spreken, „gij zft thans 23 i 24 jaar ou. ’t Begint nu langza merhand tijd te worden aan een huwelijk te denken. Ik heb uwe moeder gevraagd en zjj rneeni. dat gjj nog altijd te veel denkt aan dien loezinnigen jongen weduwnaar aan Heinrich Zurlauben. 1» dat waar?” „Gjj weet, vader, dat ik hem beloofd heb, voor den afloop zijner dienstjaren seen an deren man het jawoord te geven," iNtwoord de het meisje Op beslisten toon. „En gjj hebt in al dien tjjd ’t is spoedig .vier, neen vjjf! of is ’t vier? Enfin toch min stens vier jaar geen brief van hem ont vangen? Geen brief geschreven ook?" „Geen letter, vader! Gjj hebt het mij inder tijd streng verboden." „Dat te flink van u! Ik moet u prjjzen om uwe gehoorzaamheid. Hm! En gjj weet dus heelemaal niet, hoe bet met hem te Rome gaat? Ge weet niet, wat er van hem gewor den is?" „Toch, vader! Ik heb van tijd tot tijd in lichtingen ontvangen," antwoordde het meisje, blozende. Zijne nicht. Atlante Zurlau ben. mijn vroegere speelmakker, schrijft mij fik jaar een keer of drie, vier. Vergeef mij. dat ik u daarvan nooit gesproken heb; ik was bang, dat het u minder aangenaam kon zijn, aldus aan Fidel Zurlauben te worden herinnerd, en in Atlante’s brieven stond nu en dan het een en ander over heer Heinrich vermeld. God zjj gedankt! Doorgaan» luid den die berichten gunstig. Tot heden heeft hjj weliswaar nog niet den rang van officier. Maar hjj moet zich flink gedragen, en niet meer de oude, lichtzinnige knaap zijn van weleer. Ook maakt hjj zich den vrijen tijd ten nutte om in de schilderkunst vorderin gen te maken. Zelf» de schilder Muos heeft zjjn talent geprezen en ik heb vernomen, dat hjj onder leiding van een Rotneinsch kunste naar een degelijk portretschilder ie gewor den." „Ei. ei! Hoe goed gij dst alles weet!" zei de Schumacher verwonderd en trok de wenkbrauwen in de hoogte. „Nu ik wil u over uwe geheime informaties niet berispen. Ik heb van mjjn kant ook nu en dan «en ou- derzeek laten instellen en wat ik veruatn kom ttameljjk wel overeen met hetgeen gij zooeven zeiotL Inderdaad, de lichtzinnige Heinrich schijnt thans een geheel «®der mensch te zjjn; daaromtrent zjjh mijne Ro- metesche correspondenten het een». Welaan laten wq den tjjd niet vooruit loepen; maar gewacht, tot hij terugkomt. Al* hij hier te Zug eveneens bewjjzen van beterschap geeft, kunnen wjj nog altjjd zien Wie weet? Wel licht is de slotecêne van den strijd tusseben de „Linden" en „Harten” oen bruiloft: de echtverbintenis van een Zurlauben met een 8ehumacher! Dat zou dan een comedie in plaats van een drama zijn en in dat geval ware Koiin met zijn treurspel een slecht pro- Uw dien mijne zwakke ziel ooit te strijden heeft gehad. Kom over een uur terug, lieve, en dan zult ge iets te weten komen zal ik je ten minste een gedeelte ophelderen van dit geheim. Over een uur, over «en uur," herhaalde hij met toenemende ontroering, terwijl hij met zijne trillende hand naar de deur wees. Laura bleef een oogenblik in dezelfde houding staan, niet wetende wat te doen, innig aangedaan, terwijl zij zich in bare vrouwelijke waardigheid smartelijk gekwetst voelde. Daarop haalde zij met een glimlach, op half droeven, half bitteren toon, het woord van Shakspere's beminnelijks te heldin aan: „Zal 'k niet voldoen aan Uw bevel? Neen! Vaarwel, mijnheer! Wat gij ook zijn moogt. ik gehoorzaam.” En met deze woorden verliet zij hem, vol smarteijke verba zing. Indien zij den angstigen blik had kunnen zien, waarmede hij haar nazag, toen zij hem verliet; indien zij er getuige van had kunnen zijn, hoe hij huiverde, toen de deur zich achter haar sloot, en hoe hij overeind rees en naar de deur snelde, en daar nederknielde, en zijne lippen drukte op het gevoellooze paneel, dat haar hand had aangeroerd, en hoe hij, overweldigend door radeloosheid, het voorhoofd tegen het hout stiet, dan zou zij ze ker begrepen hebben, hoe krachtig zijne liefde, en hoe bitter zijne smart was. Zij begaf zich naar haar eigen kamer, en ging zich daar zitten verdiepen in het raadsel dezer geheimzinnige ellende, die daar als een onweerswolk plotseling den helderen hemel van haar nieuw leven had bedekt. Wat beteekende het? Waren al de verzekeringen zijner liefde valsch geweest? Had'hij zich aan haar verbonden, alleen terwille van dc nalatenschap zijns neefs, niettegenstaande hij zoo vaak het tegendeel verzekerd had? Beminde hij een andere vrouw? Bestond er een ouder, dierbaar der band, die de op dezen dag aangegane verbintenis voor hem f ondragelijk maakte? Wat ook de oorzaak van zijn berouw mocht wezen, het stond bij Laura vast, dat de man, die nog maar warnigé uren geleden haar echtgenoot geworden was, bij ter berouw had over zijn huwelijk. Nooit voorzeker was zulk eene diepe vernedering het deel eener vrouw geweest. Zij zat daar in haar door hét haardvuur verlicht boudoir, en staarde strak voor zich heen, roerloos en hulpeloos onder zoo veel smart en vernedering. Hoe zij er ook over nadacht, er wilde geen licht voor haar opgaan over het ged-ag haars «cht- genoota. Wat reden kon hij hebben, om bedroefd te zijn of be rouw te gevoelen, mdien hij haar werkelijk beminde? Nomt had de fortuin vriendelijker een paar jonggehuwden toege.ach m, dan deze twee. Zij zag terug op de dagen van hun kortstondig engagement, en velerlei dingen herinnerde zij zich, die het denkbee>d be gunstigden. dat hij haar nooit werkelijk bemind had. dat bij alleen door hebzuchtige overleggingen gedreven was geworden. Zij herinnerde het zich, wat een koel minnaar hij geweest was, hoe zelden hiij waarlijk vertrouwelijk met haar gesproken had, hoe weinig hij haar had medegedeeld aangaande zijn eigen leven, hoe verheugd hij zich altijd getoond had over Celia's tegen woordigheid. hoe beuzelachtig en zelfs vermoeiend het gesnap dier jonge dame ook vaak was. 't Was maar al te duidelijk! Zij was misleid en voor den gek gehouden door dezen man. aan wien zij zoo zonder voorbehoud haar hart geschonken had. van wien zij niets gevorderd had dan oprechtheid en goede trouw. Zij bracht dat uur wachtens zoo goed en zoo kwaad zij kon ten einde 't Was het langste uur. dat zij ooit beleefd had. Hare kamenier kwam om het vuur te voorzien, en om de kaarsen op de toilettafel en op den schoorsteenmantel aan te steken: zij toefde een weinig, onder voorwendsel, da’, zij het nog druk had met de koffers en de valiezen, in de verwachting, dat hare mevrouw met haar zou beginnen te spreken, en toen ging zij zachtkens weer weg, om terug te keeren naar de feestvierend» dienstboden in de kamer der huishoudster, waar de atmosfeer bezwaard was met de geuren van thee en geroosterde boter hammen, en om hun daar te vertellen, hoe neerslachtig de bruid er uitzag. en hoe zij daar roerloos zat als een marmeren beeld, zonder een enkel woord te spreken.. „Wie ging daar zooeven de voordeur uit?" vroeg de r>ud« hofmeester, opkijkend van een kopje thee, waarin hu had zitten blazen, om den heeten drank wat af te koelen. „Ik heb de deur hooren dichtslaan.” „'t Moet Mr. Treverton geweest zijn, antwoordde Mary. Lau. ra's kamenier. „Ik ben hem in de vestibule tegengekomen. Ik denk, dat hij naar buiten is gegaan, om zijne sigaar te rocken, 't Was zoo donker, dat ik zijn gezicht niet heb kunnen zien, maar hij liep niet zoo vlug, als men dat verwachten zou van een haar, die zoo pas getrouwd ie," bet Marv er op volgen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 7