1
VERBROKEN BANDEN.
DE ZWARTE SCHOENMAKER
Voor de Huiskamer
(Vervolg).
JOU
f
t
WirtUt v<
499
'^awi.ymn
■«BS
En wjjl
ickart zeer goed begreep, dat een
jeu van dec ziel:
ige partijtwist in
enblik; verlaat me, opdat ik alléén mijne worite-
i b-ea^ 'i k »M strijd. Laura, de vreaseliikate,
betoek meldde. Schumacher had sedert h*
oogenblik, dat de pastoor hem tevergeefs tot
zachtzinnigheid en vredelievendheid aan-
spoorde tuet meer alleen met den priester
gesproken en het altijd zoo weven in te rich
ten. dat hij in het bijzijn van derden met den
verstandigen herder convereerde.
pastoor Wi
tweede bezoek bq den strengen, hardvocbti-
gen rechtsgeleerde, eerder aanleiding
geven tot nog grootor gestrengheid dan dat
aan zjjne wenschee gehoor zou gegeven wor
den. vermeed hij de woning de» burgemees
ters. Toch kon Schumacher zonder veel
moeite in de wel iswaar vriéndelijke, maar
toch ernstige oogen van dec zielzorger le
zen. dat de onzalige partijtwist m rijne pa
rochie hem veel kommer veroorzaakte. Er
ger nog, hjj meende op te merken, .lat de
priester hem door zijne blikken wilde zeg-
gen: «Gij. Schumacher, draagt grootendeeL
de verantwoording van al het kwaad, in de
ze dagen geschied.’’
Voor ‘t overige gaf burgemeester Schu
macher door zijn vljjtig kerkbezoek, welda
digheid jegens de armen en nauweurige ver
vulling van alle godsdienstige plichten, aan
de gemeente «een navolgenswaardig voor
beeld.
Deken Wickart trad den bezoeker met alle
teekenen van hoogachting tegemoet en voer
de hem in de groote ontvangkamer, die iet
wat beter gemeubeld was dan het kleine stu
deervertrek, waar hjj zooeven zijn brevier
las. Met de toenmaals streng gevorderde bui
gingen noodigde hjj den burgemeester uit, op
een der stijve leuningstoelen plaats te ne
men. Schumacher ging zitten en na eene zeer
omslachtige inleiding, maakte hjj den pastoo'
eindeljjk de reden van zijn bezoek bekend.
Het was rijn doel, zoover het met het oog
op de gerechtigheid mogeljjk zou zijn, nu
gisteren de goede zaak eene volkomen over
winning had behaald, en de vernietiging var,
het verbond met Frankrijk een fait accom
pli was. eene betere verstandhouding met de
leden der andere partij tot nog toe tegen
standen. maar die zich zoo langzamerhand
de oude liefde de eendracht onder de bur
gers te herstellen.
Het was „weinig zaaks in vele woorden",
wat de burgemeester daar zeide: maar de pas
toor verheugde zich in het aanhooren van
die rede, waaruit, hij al ware het dan ook
van heel uit de verte het vredesk fokje
meende de hooren klinken.
Ja, hjj hoorde het maar heel uit de verte!
Het verdere verloop van het gesprak toonde
heth em maar al te zeer! De dictator was er
niet toe bewegen, een enkel der vele streng-
oordeelen in te trekken. Dat kon hjj ook
niet, zelfs dan niet, als hjj het gaarne zou
willen, want de raad zou in gee® geval de
bannelingen terngroepen. iets, wat de j*s-
toor verlangde. De namen der ..Franschge-
zinden" moeten dus voorloopig althans
aan den galg gespijkerd blyvea en de hon
derd dukaten bloedgeld zou men evenmin
willen intrekken. .J'og veel minder kan ik
toestaan, dat de aanvoerders der „Linden'
de stad mogen binnengaan", sprak de burge
meester. Jjq zouden immers dadelijk den
strijd tegen mjjn persoon, erger, tegen de
goede zaak weer beginnen en met inspan
ning van al hunne krachten pogen te bewer
ken. dat opnieuw betrekkingen met het hof
te Versailles aangeknoopt worden. En ik
voorzie het. dat zjj ten laatste met mij en
mjjne politieke vrienden even zoo zouden
handelen, als wjj met hen. Neen eerwaarde
heer deken, u zult wel begrijpen, dat wij on
mogeljjk die aanstokers in Zug kunnen dul
den!”
„Maar hoe is dan in waarheid eene eer
lijke vrede mogeljjk. zoolang de namen van
de voornaamste geslachten aan de galg han
gen en de vaderen van zoovele aanzienlijk-
familiën in den vreemde rondzwerven, onze
ker. of men hen niet hier of daar overval;
en gevangen naar Zug voert? Dan is «r toch
geen sprake van vrede!" meende de zielzor
ger. .Ach, hoe schrikkelijk ontkiemde en
wiés h<, zaad der tweedracht, waarvan ik
voor ongeveer vier jaren sprak.”
VERHAAL UIT HET ZW1TSERSCHE VOLKSLEVEN.
„Ja, lieve vader!” sprak Seppeö. „Ea
mag ik thans een brief naar Rome zenden?”
ivl-ARARAHTHT34ék3 é328 426aa ij ij
..Als men vrouwen een vinger geeft....
Neen kind! Ik heb liever, dat ge hem niet
schrijft!"
„Maar ik mag Alan te toch wel verzoeken
Heinrich mjjne groeten over te brengen?”
,Jk denk dat dit niet voor de eerste maal
zal gebeuren! Ge behoeft mij niets te ver
tellen. Ik begrijp heel goed wat er ge
beurd is. Ga thane naar uw kamer en
tracht te slapen. Om mij moogt ge u in
den droom met zeker iemand uit Rome be
zig houden!”
J- - - - - -
slaapkamertje” niet opgezocht Haar
r
den slaap niet
c.i l
zullen oogen opzetten!” zei het lieve kind bjj
de gedachte aan de voorgenomen verdeeling
der liefdegaven. Zij zette het mandje met de
brokken koek bjj h^r bedje. De kleine wel
doenster sliep spoedig in en meende in den
droom den engelbewaarder te zien, die het
werkmandje met de koek in de hand droeg.
Hjj wenkte haar; samen verlieten zjj de wo
ning en liepen niet naar het huis van de
familie Brandenberg maar naar de non
nen en de engel voerde Zizilleli tot een heer
lijk versierd beeld van het kindje Jezus dat
in een glazen wieg sluimerde. En toen de
engel met den vinger tegen den wieg kopte
ontwaakte het kindje Jezus, opende de lieve
blauwe oogjes, hief het hoofdje een weinig
in de hoogte en lachte het meisje vriendelijk
toe. En langzaam, heel langzaam wies het
kind; het groeide, het werd grooter. En zie,
nu was het niet meer een wassen beeld; neen
het ware kindje Jezus, een mensch, van
vleesch en bloed zoo schoon en zoo lieve
lijk en vol hemeleche goedheid en liefde! Het
verliet de wieg en reikte Zizilleli de hand:
daarna sprong het lachend op een der kerke-
banken en zoo naar haar toe en ging naast
het meisje zitten. En de engelliewaarder
knielde vol eerbied tegenover het Zoete
Kindje op «en knielbank en hield nog altijd
het mandje met de brokken koek in bewa
ring. En daaruit reikte hjj afwisselend een
stnk aan het Kindje Jezus, voor wien hjj zich
telkens eerbiedig boog, en aan de kleine Zi-
zilleii. En wijl de zoete Jezus het hem ver
oorloofde, nam hjj zelf ook af en toe een
brok. En de koek was vol hemelsche zoetig
heid en zoo lekker, zoo buitengewoon sma
kelijk gebakken, dat Zizilleli haar leven lang
zoo iets niet geproefd had.
Zoo zaten die drie bij elkaar in de kerke
banken bjj de nonnen en aten den ga neck en
nacht koek van bakker Stocker, tot de non
nen in het koor kwamen en met heldere
stemmen, als zoovele lieve vogeltjes, de Met
ten zongen.
En bjj den eersten toon van de voorzange-
ree l*g het Kindje Jezus wederom in zjjn
glazen wiegje en weder in een wassen beeld
veranderd en de oogen gesloten. En de en
gelbewaarder verdween. Zizilleli keerde zich
om met het doel, om naar de beiden te zien
en.... ontwaakte in haar bedje. Het was
reed» helder dag; in plaats van de nonnen
hoorde zjj een roodborstje zingen, terwjjl zjj
in den mond nog oen zoeten smaak proefde.
Seppeli stond voor het bed van het kleine
zusje en vroeg: „Wat hebt gij gedroomd, zus-
jelief? Gjj waart zoo druk bezig en ik hoor
de u lachen. En toen ik hi*r kwam zag ik
wel aan uw gezichtje dat ge met een vrooljj-
ken droom bezig waart en uw hoofdje was
rood als bloed. Zeker van het lachen!”
..0 ja ik heb een moeien droom gehad!
0 zoo mooi. Maar Seppeli. och toe, kijk toch
eens even naar mjjn korfje! Ik droomde, dat
ik onder het slapen van de koek gegeten
heb!"
Het korfje stond nog op dezelfde plaats
waar Zizileü het den vorigen avond had
neergezet en de inhoud was niet verminderd.
„Goddank!" zeide het meisje. „Dan was het
dat kan den kinderen van Brandenburg nog
wat geven!"
Den volgenden dazr ging Schumacher wer
kelijk naar pastoor Wickart.
De oude dienstmeid vertrouwde hare oogen
niet, toen zjj den gevreesden man voor zich
zag, en riep verbaasd uit: „Lieve Heer! De
Zwarte.... mjjnheer Schumacher, wou ik
zeggen! Zeker! Zeker! Mijnheer de deken te
thuis. Gij zult hem toch niet naar ik hoop
in den spitte! opsluiten, net aio oud-bur-
gemeester Andermatt?”
Ook de eerwaarde pastoor was niet weinig
verwonderd. toen de maid hem heu vreemde
Zoo verheugd had Josepha in tqden haar
slaapkamertje niet opgezocht. Haar hart
klopte zoo hevig, dat zjj in de eerste uren
den slaap niet kon vatten.
Ook de kleine Caepillia was blijde. „Die
gedachte aan de voorgenomen verdeeling
(Vervolg).
„Dat weet ge wel beter, dwaas meisje. Mijn huwelijk ral niet
de minste verandering in mijne gevoelens te weeg brengen."
„O, maar dat gaat altijd zoo." hernam Celia, op den toon
van iemand, die veel bij ondervinding wist. „Wanneer een man
trouwt, dan worden zijne vrienden uit zijn ongehuwde jaren
aan kant gezet; ieder weet dat; en met een meisje is 't van
hetzelfde laken een pak. Ik verwacht, dat ik in uw oog niets
meer te beteekenen zal hebben.”
i.L*ura verzekerde, dat zij altijd eene getrouwe vriendin zou
blijven, en zoo scheidden zij, waarna Celia naar haar ouderlijke
woning liep met al haar bruidsjuffers-opschik onder haar re
genmantel, De regen had thans opgehouden, en de roode gloed
der ondergaande winterzon vertoonde zich in het Westen.
Het dichtslaan van de voordeur weerklonk te midden van
de in het huis heerschende stilte, en Laura keerde langzaam
terug naar den salon, en het wekte een ietwat vreemde ge
waarwording bij haar op. dat zij op haar trouwdag daar zoo
alleen was in de avondschemering, 't Was alles zoo geheel
anders dan wat men zich gewoonlijk van een trouwdag voor
stelt dit late vertrek, deze onaangename tusschentijd tus-
schen bet bruiloftsmaal en den aanvang der huwelijks reis!
Zij vond den salon ledig. Zij had John Treverton daar met
Mr Sampson achtergelaten een half uur geleden, toen zij naar
boven was gegaan, om Celia haar regenmantel te helpen inpak
ken, en na waren zij geen van beiden meer daar. Het ruime
vertrek, schitterend met ouderwetsche pracht, werd alleen
door het wegstervend vuur op den haard verlicht. De wit ge
verfde wanden en antieke spiegels maakten eene spookachtige
vertooning; niet zonder huivering wierp men een blik op de
donkere hoeken der kamer.
„Misschien zal hij in de studeerkamer zijn,” sprak Laura bij
zich zelve. ,,'t Is de tijd voor een middagdutje."
Zij lachte zachtkens bij zich zelve. Hoe ongewoon, hoe vreemd
zou het zijn, „téte-i-tête" te zitten aan de ovale theetafel, als
man en vrouw, die voor goed hun huishouding opgezet hadden,
en voor wie geen twijfel meer mogeljjk was ten aanzien van
elkander of van hun lot, daar dat overeenkomst aangegaan, de
band gesloten was, welke alleen door den dood zou kunnen
verbroken worden.
Zij begaf zich met langzame schreden temidden van de in het
huis heerschende stilte naar het vertrek aan het einde van den
corridor, de kleine boekenkamer, die het uitzicht had op den
bloemtuin. Zij opende zachtkens de deur, van plan daar stille-
kens binnen te gaan ea haar echtgenoot temidden van een of
andere aangename „rêverie” te verrassen; maar op den drem
pel bleef zij verschrikt, sprakeloos staan.
Hij zat daar blijkbaar, ten prooi aan de diepste neerslacht'g-
heid, het voorhoofd rustende op zijn over elkander geslagen
armen, zoodat zijn gelaat onzichtbaar was Snikken, zooa’s die
maar zelden oprijzen uit het fel geteisterd hart van een krachtig
man, rezen op uit de ziel *van John Treverton Hij had zich
naar ziel en lichaam prijs gegeven aan den har’rtoch’ «ener
onverwinnelijke radeloosheid.
Laura liep naar hem toe, boog zich over hem heen, sloeg
met vriendelijke teederheid haar arm om zijn hals.
„Lieve John, wat scheelt er aan?” vroeg zfj'op teederen toon,
met trillende lippen. „Zoo bedroefd, en dat op een dag als dsael
Er moet iets vreeselijks hebbed plaats gegrepen. 0 zeg het me.
wat er gebeurd is!”
„Ik kan je niets mededeelen," antwoordde hij met heesche
stem, en hij duwde haar arm weg, terwijl hij dit zeide. „Verlaat
me, Laura! Zoo ge medelijden met me hebt, laat me dan mijn
strijd alleen strijden 't Is de eenige welwillendheid, die ge me
bewijzen kunt.”
„Je verlaten, en dat terwijl ge zoo bedroefd zift! Neen. John,
ik heb het recht om in je droefheid te deelen Ik wil niet heen
gaan, voordat ge mij je vertrouwen geschonken hebt. Schenk
me je vertrouwen, lieve John, schenk me je vertrouwen! Wien
zoudt ge je vertrouwen kunnen schenken, zoo niet aan je
vrouw?’
„Ge weet het niet," snikte hij, bijna boos. „Er is eene smart,
waarin gjj niet kunt deelen een afgrond van folterende ellen
de dien gij niet peilen kunt. God verhoede, dat uwe reine jeug
dige ziel ooit afdale in dien zwarten afgrond! Laura, indien ge
mij lief hebt, indien ge medelijden met me hebt en inderdaad
liefste mijne, ik heb behoefte aan je deernis verlaat me dan
voor een
ling tea
Na eenig bedenken en nadat U5 nog een
paar heele kleine „kruimeltjes van den
koek afgebroken had, alleen maar om te
„proeven," beheerschte Rudolf zich ook eu
voegde zjjn offer bij dat van zusjalief. Met
een jwaren zucht bood hjj zijn gedeelte ter
verdeeling aan Natuurlijk volgden moeder
en Seppeli dit goede voorbeeld, zooi V Ze-
tilleli haar mandje heelemaal vol koek
kwg. j
M?r. zat nog ruim een uur over d«n tqa
g<nc-»tlk praten i bjj elkander. Eerst tóen
de wacht het uur 'au negenen blies, haal le
Skhuroaeher zjjn r zwd-.rsns te voorschijn «n
begon het „Ik geltoii ia Gvd den Vader, ge
lijk hjj e!k-i. avond niet de buisgen Mten
v«nr de gelojvige zielen bad, wat o>& lij
de meeste anüe’t katholieke familiën ge-
wi onte was. R idol: sliep berh/alde malen h>
under dit lange Rozenkransgebed, maar werd
telkens door.zjjne moeder wakker ge.chud.
Dezen avond itiafte vader hem slechts door
Lom een enkele maai ernstig aan te zien,
een teek en, dat de strenge man in eer. buiten
gewoon goede stemming verkeerde.
Nadat het avondgebed geëindigd was,
bracht de moeder de beide kleinen naar hun
slaapkamertje. Josepha wilde zich eveneens
ter ruste begeven, na vader en moeder den
ehristeljjken groet: „Geloofd zjj Jesus Chris
tus” toegcroepen te hebben. De vader gaf
haar echter een wenk, nog even te wach
ten.
Seppeli zag verwonderd op. „W at. zou
vader nu nog van mij verlangen,” dacht zjj.
„Mei»je" begon hjj te spreken, „gij zft
thans 23 i 24 jaar ou. ’t Begint nu langza
merhand tijd te worden aan een huwelijk te
denken. Ik heb uwe moeder gevraagd en zjj
rneeni. dat gjj nog altijd te veel denkt aan
dien loezinnigen jongen weduwnaar aan
Heinrich Zurlauben. 1» dat waar?”
„Gjj weet, vader, dat ik hem beloofd heb,
voor den afloop zijner dienstjaren seen an
deren man het jawoord te geven," iNtwoord
de het meisje Op beslisten toon.
„En gjj hebt in al dien tjjd ’t is spoedig
.vier, neen vjjf! of is ’t vier? Enfin toch min
stens vier jaar geen brief van hem ont
vangen? Geen brief geschreven ook?"
„Geen letter, vader! Gjj hebt het mij inder
tijd streng verboden."
„Dat te flink van u! Ik moet u prjjzen om
uwe gehoorzaamheid. Hm! En gjj weet dus
heelemaal niet, hoe bet met hem te Rome
gaat? Ge weet niet, wat er van hem gewor
den is?"
„Toch, vader! Ik heb van tijd tot tijd in
lichtingen ontvangen," antwoordde het
meisje, blozende. Zijne nicht. Atlante Zurlau
ben. mijn vroegere speelmakker, schrijft mij
fik jaar een keer of drie, vier. Vergeef mij.
dat ik u daarvan nooit gesproken heb; ik
was bang, dat het u minder aangenaam kon
zijn, aldus aan Fidel Zurlauben te worden
herinnerd, en in Atlante’s brieven stond nu
en dan het een en ander over heer Heinrich
vermeld. God zjj gedankt! Doorgaan» luid
den die berichten gunstig. Tot heden heeft
hjj weliswaar nog niet den rang van officier.
Maar hjj moet zich flink gedragen, en niet
meer de oude, lichtzinnige knaap zijn van
weleer. Ook maakt hjj zich den vrijen tijd
ten nutte om in de schilderkunst vorderin
gen te maken. Zelf» de schilder Muos heeft
zjjn talent geprezen en ik heb vernomen, dat
hjj onder leiding van een Rotneinsch kunste
naar een degelijk portretschilder ie gewor
den."
„Ei. ei! Hoe goed gij dst alles weet!" zei
de Schumacher verwonderd en trok de
wenkbrauwen in de hoogte. „Nu ik wil u
over uwe geheime informaties niet berispen.
Ik heb van mjjn kant ook nu en dan «en ou-
derzeek laten instellen en wat ik veruatn
kom ttameljjk wel overeen met hetgeen gij
zooeven zeiotL Inderdaad, de lichtzinnige
Heinrich schijnt thans een geheel «®der
mensch te zjjn; daaromtrent zjjh mijne Ro-
metesche correspondenten het een». Welaan
laten wq den tjjd niet vooruit loepen; maar
gewacht, tot hij terugkomt. Al* hij hier te
Zug eveneens bewjjzen van beterschap geeft,
kunnen wjj nog altjjd zien Wie weet? Wel
licht is de slotecêne van den strijd tusseben
de „Linden" en „Harten” oen bruiloft: de
echtverbintenis van een Zurlauben met een
8ehumacher! Dat zou dan een comedie in
plaats van een drama zijn en in dat geval
ware Koiin met zijn treurspel een slecht pro-
Uw
dien mijne zwakke ziel ooit te strijden heeft gehad. Kom over
een uur terug, lieve, en dan zult ge iets te weten komen
zal ik je ten minste een gedeelte ophelderen van dit geheim.
Over een uur, over «en uur," herhaalde hij met toenemende
ontroering, terwijl hij met zijne trillende hand naar de deur
wees.
Laura bleef een oogenblik in dezelfde houding staan, niet
wetende wat te doen, innig aangedaan, terwijl zij zich in bare
vrouwelijke waardigheid smartelijk gekwetst voelde. Daarop
haalde zij met een glimlach, op half droeven, half bitteren toon,
het woord van Shakspere's beminnelijks te heldin aan:
„Zal 'k niet voldoen aan Uw bevel? Neen! Vaarwel, mijnheer!
Wat gij ook zijn moogt. ik gehoorzaam.”
En met deze woorden verliet zij hem, vol smarteijke verba
zing.
Indien zij den angstigen blik had kunnen zien, waarmede hij
haar nazag, toen zij hem verliet; indien zij er getuige van had
kunnen zijn, hoe hij huiverde, toen de deur zich achter haar
sloot, en hoe hij overeind rees en naar de deur snelde, en daar
nederknielde, en zijne lippen drukte op het gevoellooze paneel,
dat haar hand had aangeroerd, en hoe hij, overweldigend door
radeloosheid, het voorhoofd tegen het hout stiet, dan zou zij ze
ker begrepen hebben, hoe krachtig zijne liefde, en hoe bitter
zijne smart was.
Zij begaf zich naar haar eigen kamer, en ging zich daar zitten
verdiepen in het raadsel dezer geheimzinnige ellende, die daar
als een onweerswolk plotseling den helderen hemel van haar
nieuw leven had bedekt. Wat beteekende het? Waren al de
verzekeringen zijner liefde valsch geweest? Had'hij zich aan
haar verbonden, alleen terwille van dc nalatenschap zijns neefs,
niettegenstaande hij zoo vaak het tegendeel verzekerd had?
Beminde hij een andere vrouw? Bestond er een ouder, dierbaar
der band, die de op dezen dag aangegane verbintenis voor hem f
ondragelijk maakte? Wat ook de oorzaak van zijn berouw
mocht wezen, het stond bij Laura vast, dat de man, die nog
maar warnigé uren geleden haar echtgenoot geworden was, bij
ter berouw had over zijn huwelijk. Nooit voorzeker was zulk
eene diepe vernedering het deel eener vrouw geweest.
Zij zat daar in haar door hét haardvuur verlicht boudoir, en
staarde strak voor zich heen, roerloos en hulpeloos onder zoo
veel smart en vernedering. Hoe zij er ook over nadacht, er
wilde geen licht voor haar opgaan over het ged-ag haars «cht-
genoota. Wat reden kon hij hebben, om bedroefd te zijn of be
rouw te gevoelen, mdien hij haar werkelijk beminde? Nomt
had de fortuin vriendelijker een paar jonggehuwden toege.ach m,
dan deze twee.
Zij zag terug op de dagen van hun kortstondig engagement,
en velerlei dingen herinnerde zij zich, die het denkbee>d be
gunstigden. dat hij haar nooit werkelijk bemind had. dat bij
alleen door hebzuchtige overleggingen gedreven was geworden.
Zij herinnerde het zich, wat een koel minnaar hij geweest was,
hoe zelden hiij waarlijk vertrouwelijk met haar gesproken had,
hoe weinig hij haar had medegedeeld aangaande zijn eigen leven,
hoe verheugd hij zich altijd getoond had over Celia's tegen
woordigheid. hoe beuzelachtig en zelfs vermoeiend het gesnap
dier jonge dame ook vaak was. 't Was maar al te duidelijk! Zij
was misleid en voor den gek gehouden door dezen man. aan
wien zij zoo zonder voorbehoud haar hart geschonken had. van
wien zij niets gevorderd had dan oprechtheid en goede trouw.
Zij bracht dat uur wachtens zoo goed en zoo kwaad zij kon
ten einde 't Was het langste uur. dat zij ooit beleefd had. Hare
kamenier kwam om het vuur te voorzien, en om de kaarsen op
de toilettafel en op den schoorsteenmantel aan te steken: zij
toefde een weinig, onder voorwendsel, da’, zij het nog druk
had met de koffers en de valiezen, in de verwachting, dat hare
mevrouw met haar zou beginnen te spreken, en toen ging zij
zachtkens weer weg, om terug te keeren naar de feestvierend»
dienstboden in de kamer der huishoudster, waar de atmosfeer
bezwaard was met de geuren van thee en geroosterde boter
hammen, en om hun daar te vertellen, hoe neerslachtig de
bruid er uitzag. en hoe zij daar roerloos zat als een marmeren
beeld, zonder een enkel woord te spreken..
„Wie ging daar zooeven de voordeur uit?" vroeg de r>ud«
hofmeester, opkijkend van een kopje thee, waarin hu had zitten
blazen, om den heeten drank wat af te koelen. „Ik heb de deur
hooren dichtslaan.”
„'t Moet Mr. Treverton geweest zijn, antwoordde Mary. Lau.
ra's kamenier. „Ik ben hem in de vestibule tegengekomen. Ik
denk, dat hij naar buiten is gegaan, om zijne sigaar te rocken,
't Was zoo donker, dat ik zijn gezicht niet heb kunnen zien,
maar hij liep niet zoo vlug, als men dat verwachten zou van een
haar, die zoo pas getrouwd ie," bet Marv er op volgen.