VERBROKEN BANDEN. DE ZWARTE SCHOENMAKER „Och, zulke oogenblikkelijke indrukken kunnen ons soms be driegen. Woont die vriend van a in Londen?" Voor de Huiskamer de .Wordt vervolgd) m arm. trad Schumacher m de kamer, om zijn ■lat hij bet niet alle- icen. oTen bevestigde lotte, een kippenboutje met halve flesch half klaar „Dat h £0^ I De klerk glimlachte. Het verdiende honorarium lag hij daarvoor de kwitantie geteek „Natuurlyk je bent ook het zoontje van den zwarten schoenmaker!” «prak de school- al lang be- Gerold Ut- w». .4k (Vervolf). voor hem gereecL «zasr toen end had. zeide de klerk hem, dat de redacteur hem iets te zeggen had, als hij zoo goed wilde zijn een minuut of wat te wachten. Mr. Clare verklaarde zich natuurlijk daartoe bereid. Hij zette zich neer op een kantoorstoel, maakte eene sigaret te voor zich gereed, terwijl zijne gedachten zich bezig hielden met het fheid schui nt en papil- een VERHAAL UIT HET ZW1TSERSCHE yOLKSLEVEN. (Vervolgl Tegen den avond boorde men t slag en krggsmuzfck. Alle* menu voor zijn diner. Hij was niet voornemens zich aan buitensp dig te maken. Een bord bouillonsoep, een moot kippenboutje met champignons, een onrmelet, St. Julien, en een glas 1ermouth. Terwijl hij daarover heel prettig zat te mijmeren, werd de binnendeur van het kantoor open gestooten, en vertoonde zich daar een heer, die met haastige schreden naar de openstaande buitendeur liep, en slechts in het voorbijgaan den klerk toe knikte. Edward Clare kreeg toevallig iets van zijn gelaat te zien, toen de man het hoofd omwendde voor dien haastigen groet w „Wie i% dat?" vroeg hij. van zijn stoel opspringend, en gemaakte cigarette vallen latend. Mr. Chicot, de artist." ge dat zeker?" rk glimlachte. „Zoo zeker als iets," antwoordde hij. „Hij komt hier elke week, soms wel tweemaal in de week. Ik zal hem dus wel dienen te kennen." Edward kende den naam heel goed. De losse karikaturen, meer Parijsch dan Engelsch van genre, die op de middelste bladzijde van het humoristisch weekblad „De Vliegende Dwaasheid" prijkten, waren allen onderteekend met den naam „Chicot." De meeste bewonderaars der danseres gaven haar de eer van deze kunstproducten, een denkbeeld, 't welk Mr. Smo- lendo gezorgd had aan te moedigen 't Was vee! waard, dat zijne danseres beschouwd werd als eenc vrouw met veelzij dige talenten als eene Sarah Bernardt, op kleine schaal. Edward Clare wist niet wat hij er van denken moest. Het gelaat, dat hij zich naar den klerk had zien wenden, vertoonde eene wonderlijke gelijkenis op dat van John Treverton. Indien deze man, die zich Chicot noemde, John Treverton's tweeling broeder geweest ware, dan hadden die twee niet meer op el kander kunnen gelijken. Edward was er zoo vol van, dat hij in plaats van te wachten om een onderhoud te hébben met zijn redacteur, met haastige schreden de straat opliep, met het voornemen, om Mr. Chicot, den artist, na te loopen. Het bu reau was in een der smalle straten, benoorden het Strand. In dien Chicot links-af gegaan was, dan moest hij thans den krach- tigen stroom van het Strand volgen, die op dit uur West waarts vloeit, even geregeld als de rivier hare wateren op stuwt naar de zee. Was hij rechts-af gegaan, dan had hij zich allerwaarschijnlijkst verloren in den doolhof tusschen Drury- lane en Holborn In beide gevallen met Edward's eerste ver bazing en zijne vragen aan den klerk waren wel drie minuten verloren gegaan scheen de kans om hem te snappen niet groot te zijn. Edward liep rechts-af. en wendde zijn haastige schreden naar Holborn. Het toeval was hem gunstig. Bij den hoek van Long Acre zag hij Chicot den artist, staande gehouden door een ouden man, met een ietwat ongunstig voorkomen Dat Chicot gaarne zijn weg wilde vervolgen, was blijkbaar, en voordat Ed ward den hoek bereikt had, had ook hij dat gedaan, en was hij met haastige gejaagdheid doorgeloopen in Westelijke richting. Er was nu geen kans meer om hem in te halen, of men moest op een draf gaan loopen, en wie in Long Acre op een draf gaat loopen. kan er op rekenen, dat hij op min aangename wijze de aandacht van het publiek zal trekken. En er was ook geen ledige cab in de nabijheid. Edward zag wanhopig om zich heen. Daar stond de man, die Chicot staande gehouden had, hem gade te slaan, als wist hij precies wat Mr. Clare verlangde. Edward stak de straat over, zag den man met het ongunstige voorkomen in het gezicht, en toefde een oogenblik, half geneigd hem aan te spreken. De maji voorkwam zijn wehsch. „Ik meen te bespeuren, dat ge mijn vriend Chicot hadt willen ■preken," zeide hij op zeer gemeenzamen toon. Hij had het accent van een gentleman, en in zekeren zin ook het voorkomen van een gentleman, ofschoon het voor ieder blijkbaar was, dat hij van dat hooge standpunt was afgedaald. Zijn hooge hoed, waaraan door veel poetsen en strijken een kunstmatigen glans was gegeven, was van een verouderd model; kreet: Hor us! Hor us!" de kanonniers en zgne makkers achterna. Rudolf ging echter naar huis. ..Zal ik vader zeggen, wat de rooien en de beide anderen van zins tjjn?” dacht hij onderweg. „Maar neen! Zy zullen allicht bang voor den deken wezen en het niet wagen, de ^processie te hinderen. Als ik later van die jongens klappen krijg, in Godsnaam, dan zal ik het maar uit liefde tot den Lieven Jezus verdragen.” Na het avondmaal zat Schumacher met de zijnen en de twee Hünenberger, die bij hem ingekwartierd waren, in een vertrouwe lijk gesprek daar buiten op de „Laube." Hij was dezen avond opgeruimd. De sol- - daten waren verwonderd dat de gevreesde dictator zoo vrooljjk kon zijn en zoo aange naam kon kouten. Schumacher verhaalde hun inmiddels ook ernstig bet ontstaan van het feest van het H. Sacrament en dat bet als een dag van eerherstel en aanbidding inge steld was; dat de Heer, op aarde onder de gedaante van brood onder de menschen ver- keerende. juist in het H. Sacrament der Lief de niet alleen door de dwalende brooders ge hoond en bespot, maar vooral door de katho lieken dikwijls zwaar beleedlgd werd. Allen luisterden met aandacht naar de woorden des burgemeesters; niemand echter opmerkzamer dan de kleine Caecilia Zij keek haren vader onophoudelijk aan; onbewust vouwde zij de handjes en knikte met het hoofdje zoo dikwijls Schumacher het woord Jezus uitsprak. De burgemeester sloot met de vermaning tot de kinderen gericht, maar welke de anderen eveneens ter harte konden nemen dat zy de processie met aandacht, ingetogenheid en aanhoudend ge bed moesten volgen, niet denkende aan schoone kleeren. versiering e.d. Toen Schumacher geëindigd had. zei een der Hönerburger* geroerd: ..Mynheer de bur gemeester, gij had pastoor moeten worden! Zoo’n mooie preek heb ik. zoo oud ik ben, nog niet gehoord!” In hnnne nahijhrid sloeg de toreaklok bet achtste uur. Bij den laatsten slag begonnen alle klokken te luiden, de bevolk y der wad den naderenden feestdag aankoodigende. En met de volle, helle, harmonieke samensmel tende klanken der verschillende klokken vermengde zich het gedonder ,van het ge schut, dat daverde over de stad en het meer en in een veelvoudige echo van de bergen wederom ternggekaatet werd. ..Dnze Hcrrgottstag!" riepen de kinderen hride. Toen het feestlied en het schieten gedaan waren zeide Schumacher, dat het tijd werd voor het avondgebed en dat men diende te gaan slapen; waait den volgenden morgen moesten de kinderen vroeg opstaan. „Maar zal het morgen ook mooi weer zjjn?" vroeg Rudolf. „Ik tig straks wolken boven het Reusdal.” „Het is morgen mooi weer, als de eene of andere heks ons geen parten speelt”, sprak de Hünenberger. „En dat zal de goede God niet toelaten, nu we in processie door de stad trekken. Maar bet is in de laatste dagen wel erg heet geweest. We kunnen er op rekenen, dat we spoedig onweer krijgen. Als er maar geen hagel komt. Alles staat zoo prachtig in het veld en de hoornen zijn too rijkelijk be laden. De vruchten hebben zich reeds gezet en nu hebben we alle kans op een gezegen- den oogst." „Nu de lieve God. Die morgen door de stad en over de velden trekt, zal alles wel zegenen”, antwoordde zijn makker. „Wees verzekerd, dat het morgen mooi weer is! Ga maar gerust slapen !A Zirileli werd te bed gelegd. Met een blij gelaat zag zij naar het nieuwe witte kleedje, dat over een stoel naast het bedje hing. Toen sloot zjj de oogen en sliep spoedig m. Rudolf talmde nog een oogenblik. Hij zag ook naar hetgeen de snijder voor hem had gebracht, naar het nieuwe pak en den toog, geplooide mouwen. Maar de gedachte aan de nijdige schoolkameraden, die wellicht de een of an dere streek wilden uithalen, verhinderde nog meer een spoedig inslapen. Toch zegevierde eindelijk de vermoeidheid op den angst en Rudolf sliep tot klokgelui en kanongebulder hem wekten. „Onze Herrgottstag!” was het eerste w*t de kinderen zeiden, terwijl zij naar bet ven ster ijlden. Ja hi-prlijk prachtig weer! Geen wolkje aan den hemel, voor zoover het oog reikte. Alles even helder en licht. Rudolf kleedde zich haastig aan en ijlde naar bet meer, om er zich van te owectnigea. dst.geen^wAsnaooB ia bet Weetsn muiH—i waa. wierp de zoo hare euiaMknode, verww- mende koesterende stralen over veid, weide, weer en stad. Koesterend, want de morgen lucht was koel, boe beet de dag ook dreigde te worden. De Rigikruin was roaerood ge kleurd en de Jungfrau met haar gletacbers schitterde als vloeiend metaal. Het meer was zoo kalm, zoo effen, dat de omliggende ber gen zich in baar water ven zuiver afspiegel den. als in het fijnst geslepen kristal „Hearljjk! Prachtig'" juichte de knaap en haastte zich thuis bet vroofijke nieuws be kend te maken. Nauwelijks vood M| t^d ge noeg voor de processie, die enkele minuten geleden de steenbakkerij gena-ierd was. waai zij den priester met het Allerheiligste en vele geloovigen moest opnemen. Na de Vroegmis, welke vandaag ook voor de vrome Zizileli wel wat lang duurde, kre gen de kinderen en dikke melkpap met een flinke boterham, „opdat zy het zonden kun nen uitholden", zooais de moeder aside. Nu werd het tfjd. om zich in feestgewaad te tooien. De pap tintten werden verwijderd eo het haar krulde zich tot sierlijke lokken, by den knaap baast nog mooier dan bij de meis- jflfl Daarna trok Beppetf aoejefief het wits* kleedje aan. stak hier en daar een bianw- strik en zette haar een krans van vergeet- mij-nittjes op bet biondlokkige haar. „Zie too! Na bet bruidje klaar”. aeM» het meisje. „En nn heel braaf zijn en d*n b- vend Hrilaad met de bloemen ook een schietgebedje schenken, opdat Hij gaarne in Zijne nabijheid zie!" Moeder Schumacher had Rudolf m bet p»k g> stoken. Zij trok bem eigenhandig de zjjden kousen aan. opdat hij bet niet alle- daagsebe zou beschadigenoTen bevestigde rij <p d- nieuwe schoenen write en blauwe rrvtten en legde bem den broeden stijven kraag om den hals. Hierin stelde Rudolf wei nig be'ang. maar dat de fonkelnieuwe, hemel blauwe rok met de breede omslagen en die greote knoopen het witte koorkleed dat hy in d-» saeri'tie moest aantrekken, bedekt sou worden, spete hem gewehfig. Niet zonder Ir hij een pijnlijk gevoel oo. Ier vond, werd thans de lauwerkrans, bestaande mt twee takken var. dun ziiverwit-blik grroaakt. en omwon- den me' stjjve, groen geverfde Naderen en roode bessen, op de gekrulde lokken ge plaatst Eindelijk was de knaap heeiemaal ge- Heed. 't Wa< tjjd ook! In vol onraat. roet kraag, mantel en d< getooid, den driekantige» steek onder tzzz, zzz‘ “-*rzzzz ■*- 'r— beide kinderen oplettend te bezien, alvorens bij naar het raadhuis toog, waar de leden van het bestuur by elkaar kwamen. Hij was te vreden en knikte goedkeurend met bet hoofd. Schumacher zeH was ook 't bezien waard. Want niet alleen dat de reeds genoemde voowerpen hem wel stonden. Ook de groote staatriepruik kleedde den burgemeester bfjs t-T goed. Hy scehen wel een hal ven voet groorer dan in zftn gf woon costuum. ..Gij gaat onmii iellijk naar de sacristie breng; mijnheer den deken de groeten vat. uwen vader. En dan opgelet wat Mj u «egt en juist gehandeld. En ik waarschuw je. met met ’de andere jongens te twisten of misschien wel te vechten!" zeide hy tot Ru dolf. „Mjjn TJziBeU k el g<*oorzaam. zonder dat 9 haar heteen of ander behoef te zeggen nietwaar, lieve meid? Mooi, Sappeli! Die halskraag en Se gouden keten kienden wrat deftig.... Wsarlyk, de bruidskrans staat n ook nog goed. Wij spreken wellicht binnen kort nog over een en ander.... En Marian- Tegen den avond boorde men trpnmel- •lag en krygsmuzlbk. Alles vouriMmelgk de Ijeve jeugd ijlde naar het plein, om den intocht van de militairen uit de omlig gende plaatsen te tien: want WalchwyL, fiteinhausc. Cham en de dorpjes aan de an dere zijde van het meer handen voor dit feest een paar honderd mans'happen met geweer, ten dienste van de genadige heeren der stad Zug te leveren. Deze krijgsmacht moest in vereeniging met de zonen van de burgers der stad by de groote processie eene •erewacht vormen. Nadat enkele malen op commando enkele oefeningen met geweer uitgeoefend waren, schouderen, presenteeren enz., verdeelde de wachtmeester de inkwartiering-biljetten. De soldaten kregen verlof zich naar de hun aan gewezen woningen te begeven en nu maak- •en de jongens zich verdienstelijk door voor de Jngekwartierden” geweer en haverzak te dragen en hen naar hun ..logement" te gelei den. waar over het algemeen de vreemde sol daten vriendelijk opgenomen en rijkelijk ont haald werden. Maar het grootste genot leverden dien •rond het uittrekken der artillerie. Daar mankeerde geen enkele jongen. Vee] liever zou hjj zijn avondmaal laten staan. Ook Rudolf van den burgemeester was Intjjds op het plein verschenen: ongevraagd want elke jongen, en dus ook Rudolf be schouwde zjjn aanwezigheid als noodxakelijk. Maar hjj durfde niet vooraan staan met zjjn ineengedraaid^ haarlokken, welke morgen in sierlijke krullen langs zijn schouders moesten glijden. Daar kwamen de kanonniers aan in de bonte uniform met breede. roode strepen op den donkerblatiwcn mantel, tcrwjj] een dikke roode „pompoen” en een bloemen tros den driekanten steek versierden. Het plrin van het tuighuis wa* de plek waar zij moesten aantreden. De deuren wer den geopend en alle acht kanonnen naar bul ten gerold. .Jioera!” riepen de jongens, zoo vaak een glimmende loop op het afuit te zien wa*. Nu werden de paarden voor de stukken gesjannen. Voerlui, mulder» en welgestelde c- - baar. Retvis in den loop de kanonnen geladen H* zijn overjas was van ‘t fatsoen, dat tegenwoordig gedrage: wordt; zijn stropdas was twintig jaar geleden naar de mode ge weest, en zag er zoo versleten en vettig uit, dat hij niet onwaar schijn!i k gedurende al die jaren dagelijks gedragen was. He; valken- de onaangename trekken om mond en kin waren waarscb ngen voor 'smans natuurgenooten. Blijkbaar wa» hier een man, tot alles in staat een persoon, die op in 't oog vallende wijze zoozeer met de maatschappij overhoop lag, dat geen wet voldoende was om hem te beteugelen, geene straf groot genoeg, om hem af te schrikken. Edward Cl are kreeg een flauw vermoeden, dat deze per soon tot de gevaarlijke klassen behoorde, maar hij zag zoo hoog bij zijn eigen knapheid op, dat hij zich sterk genoeg achtte, om een half dozijn van zulke kale zondaars te staan. „Ja, dat is zoo, ik had hem wel gaarne even willen spreken over over een letterkundige zaak. Woont hij ver hier van daan?’ „Vijf minuten loopens. Cibber Street, Leicester Square. Ik zal er u brengen, als gij het verkiest. Ik woon in 't zelfde huis." „O, dan kunt ge mij wel alles aangaande hem mededeelen, wat ik verlang te weten. Maar 't is niet zoo heel prettig, hier in den kouden Oostewind te staan praten. Laat ons in het koffiehuis daar ginds wat gebruiken, ".vervolgde Edward, die wal begreep, dat deze onbekende, met zijn kaal-fatsoenlijk voorkomen, op sterken dranh verzot zou zijn. „Ah zoof' dacht Mr. Dcsroiles bij zich zelven; „hij verlangt het een of ander van me. Deze mildheid heeft hare beweegrede nen.’’ Zij gingen een in de nabijheid gelegen koffiehuis binnen, waar zij m de gelagkamer plaats namen, en beiden spoedig bediend werden van den drank, waaraan ieder hunner de voorkeur gaf Edward van sherry met soda-water, de onbekende van een glas brandewijn „klare." „Hebt ge Mr. Chicot lang gekend?" vroeg Edward. „Meen niet, dat ik door onbeschaamde nieuwsgierigheid gedreven word, u dit te vragen, 't Betreft eene zaak van belang." „Sir, ik weet, wanneer ik met een gentleman spreek,” ant woordde Desrolles op deftigen toon. ,Jk ben vroeger ook een gentleman geweest, maar dat is zoolang geleden, dat de wereld en ik het ons nauwlijks meer herinneren kunnen." Hij had dit zeggende zijn glas leeggedronken, en staarde ni peinzend, en met een bedroefd gezicht op den bodem. „Neem nog een glas," zeide Edward. „Dat zal ik maar doen. Die Oostewind is gevaarlijk voor een man op mijn leeftijd. Of ik Jack Chicot lang gekend heb? Wel, ongeveer anderhalf jaar een weinig minder misschien maar het komt er op een week of wat niet aan; ik ken hem zeer go®<L" „Hij heeft zeker zijne bekomst \an haar, is het niet zoo? vroeg Edward. „Juist. Eene vrouw, die drinkt als een visch en vloekt als een dragonder, vervreemd licht haar man van zich, na eer.ige iarer g Jeweest." „Heeft deze Chicot geen ander inkomen dan wat hij met zijne gehuwd te zijn g< „Heeft deze Cl t teekeningen verdient? vroeg Edward. „G«en stuiver." „Is hij in den laatsten tijd niet ruim bij kas geweest seder* nieuwjaar, bijvoorbeeld?" „Neen." „Heeft er na dien datum geen verandering plaats gegrepen in zijne wijze van leven? „Niet de minste behalve misschien, dat hij langer dan ooit gewerkt heeft. Hij is een ijverig arbeider. Toen hij pas in Londen kwam, was hij van denkbeeld, dat hij als schilder succes zou hebben. Hij placht zoo spoedig het maar licht was, voor zijn ezel te zitten. Maar nadat die humoristische weekbladen zich over hem ontfermd hebben, heeft hij niets gedaan dan graveeren op hout. Hij is werkelijk een goede kerel. Ik zou geen woord ten zijnen nadeele kunnen zeggen.” „Hij gelijkt treffend op een man, dien ik ken," sprak Mr. Clare mijmerend; „maar het kan natuurlijk niet dezelfde persoon zijn. De man eener Fransche danseres. Neen, dat is niet mogelijk. Ik wenschte wel, dat het zoo ware," mompelde hij bij zich zelven, zich op de lippen bijtend. „Gelijkt hij zoo sprekend op een maa, dien gij kent?" vroeg Desrolles. „De gelijkenis is treffend; tenminste dien indruk maakte het op mij gedurende het korte oogenblik, dat ik van zijn gelaat wat te zien kreeg." „Ik zoa niet kunnen zeggen, waar hij zich tegenwoordig ooeren stelden gaarne hunne rossen beschik baar. Reais in den loon van den dag waren de kanonnen geladen. Het stadsbestuur stond honderd pond kruit toe voor het geregeld los van een bepaald aantal schoten tijdens de processie. Met de muziek voorop, zette de stoet zich in beweging, den burcht voorbij, door bet poortje en beklom een vrjje ohogte, welke de stad van de roeerzyde beheerscht*. Hier waren tenten opgeslagen; want de ka nonniers dienden by de stukken te bivak- keeren om in den vroegen morgen vóór het opgaan van de ton stad en land voor het plechtige feest te wekken. „Ga je niet mee naar de Tachtx>ppis (een uitgestrekte tuin, waarin de vrije hoogte voor de kanonnen Ru iolf?” vroeg de oudste jon gen van den rooden Ludi aan het toontje van den burgemeester, dat voor het tuighuis Heef staan, toen de andere scholieren rin gend en schreeuwend achter de kanonnen liepen. .Moeder is bang, dat ik mfjn haren in de war breng", antwoordde Rudolf „Wel ja. dat ton jammer tyn! Ge riet er net uit als een engel, met die papieren ho rens!" De jonge Ludi had tot dan tA slechts oogen voor de kanonnen gehad en dus niet naar rijn makkers getien. „Wat draag je mdkgen in de processie?" „Ik mag den zweetdoek dragen", ant woordde Rudolf, wat Mjjde, dat hem dete gunst verleend werd. .Natuurlijk je bent ook het zoontje kameraad honend. ..Maar het was al Ir— paald. dat Sebeli Brandenburg en C_.„„ tinger morgen den zweetdoek zouden dra gen!” „En je zult zien! Morgen draag ik bem met een van die beiden", antwoord'» Rudolf ze gevierend. „Met wien, dat zal mijnheer de deken wel zeggen." „Ei, ei! Zoo, zoo? Dat is roe wat moois! Neem je in acht, schoenmakertje! Wacht, V urne raad: dat zal ik die twee anderen eens eventjes vertellen. Die zullen je bij je mooie lokken heen en weer trekken, dat de papie ren in het rond fladderen!” i De roodharige bengel liep, zoo hard hij halskraag en die ook nog goed. Wij spreken wellicht binnen ne, vergeet het nieuwe briHanten kruisje niet Ge zjjt thans de echtgenoote van den burgemeester en moet u daarnaar kleeden! Maar waarachtig, daar slaat het al! Nn. goede devotie!”

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 7