^*11? - - I De kerk bij Camelot. r Zl (Wordt vervolgd). vernederde. Cecila zette groote oogen op, toen een veertien dagen later dra, Treverton haar mededeelde, dat zij zich op reis zou be geven, om haar echtgenoot tegemoet te gaan, en dat zij, na een uitstapje van een week of wat, samen voor goed thuis dachten te komen. „Voor goed", herhaalde Celia op nuchteren toon, waarna haar oogen langzaam in hun normalen toestand kwamen, en ter wijl zij op stekelige wijze haar mondje spitste. „Ik verneem met genoegen, dat uw leven als gehuwde vrouw op weg is, om een redelijken vorm aan te nemen. Tot op dezen dag zijt ge een een belangrijke dienst bewezen heeft." Laura had niets in te brengen tegen Camelot; en zoo werd ten slotte vastgesteld, dat John. Treverton zich daarheen zou begeven, zoo spoedig hem adt per spoorfein en diligence mo gelijk was, en dat hij in een der kerken de huwelijksafkondigin gen zou doen plaats hebben, en dat hij heden over drie weken Laura zou te gemoet reizen tot aan het station Dilford. en dat hij verder per diligence met haar de reis zou voortzetter) over de woeste heidevelden naar het stedeke Camelot, waar een nederige bevolking van zes of zevenhonderd zielen, daar te midden van de heuvelen bij ongeluk verzeild geraakt en daar achter gebleven schijnt te zijn in den loop des tijds. John Treverton en zijn vrouw toefden daar nog «eruimen tijd aan den oever der bruisende rivier, en wandelden gearmd langs het smalle pad, half in maneschijn, half ia de schaduw, al spre kende over hunne toekomst- Beiden gevoelden zich onuitspre kelijk gelukkig, en een der twee, tenminste, smaakte voor de eerste maal zijns levens het genot van een rein en volkomen geluk. „Zullen we na afloop van -de huwelijksplechtigheid ons naar Penzance begeven, lieve, en dan van daar regelrecht naar de Scilly Eilanden, voor ons huwelijksreisje? 't Zal zoo heerlijk wezen, daar op de rutsen een kleine wereld voor ons zelve te bewonen, omgeven door den Atlantischen Oceaan!" Laura stemde toe, dat het heerlijk zou wezen. Hare wereld zou van nu af klein zijn, met John Treverton als zon en middenpunt, ter wijl al het overige door haar zou beschouwd worden als een sfeer, waarmede zij niets had uit te staan. Hij keek thans, toen zij uit het dennenbosch in den schit terenden maneschijn kwamen, op zijn horloge. ..Goede hemel, liefste, ik zal je niet verder kunnen vergeze' len dan tot aan den ingang van den boomgaard, en dan zal ik me moeten reppen, om den laatsten trein naar Dilford te halen. Ik zal daar den nacht doorbrengen in het hotel. Ik wil niet bin nen twintig mijlen afstands van Hazlehurst gezien worden, voor dat gij en ik terugkomen van de Scilly Eilanden, verbrand van de zon en gelukkig om ons voor goed te ^stigen op ons geliefd oud Manor House O .Laura, hoe dierbaar zal mij die goede, eerlijke, achtenswaardige oude woning zijn, en boe ernstig zal ik God 's avonds en 's morgens danken voor mijn rijk gezegend leven! Ja. liefste mijn, nooit zult ge een volledig begrip er van hebbed, welk een rampzalige verworpeling gedurende de laat ste zeven jaren van mijn onwaardig bestaan ik geweest ben- Ge zult het je nooit recht kunnen voorstellen, hoe driewerf geze- gend een kalme haven is, nadat men zoolang op zee aan het geweld van den storm is blootgesteld geweest Zij hadden hun hart en hun overmoed onvoorwaardelijk voor elkander geopend in dat langdurige gesprek aan den oever der rivier, waarbij zij niets achtergehouden bad, en hij, zonder in de bijzonderheden van zijn levensgeschiedenis te treden, met volle openhartigheid zijn onwaardigheid had beleden. Zij had hem medegedeeld, welk leven zij geleid had te Hazlehurst, na dat zij alleen was teruggekeerd van haar verondersteld huwe lijksreisje; boe zij voor geheel hare kleine wereld de waarheid had verborgen gehouden- 't Moest niet meer dan natuurlijk schijnen, dat zij op reis ging, om haar uit het buitenland terug- keerende echtgenoot tegemoet te gaan, en dat zij samen thuis kwamen. Zij namen haastig afscheid bij den ingang van den boomgaard want John had drie mijlen te loopen naar het station, en dien afstand moest hij in drie kwartier tijds afleggen. Zij konden el kander maar één haastigen kus geven bij het afscheidnemen, maar o, hoe zalig is zulk een kus op den drempel eener zoo schoone toekomst! Laura legde langzaam haar weg door den boomgaard af, waar de oude appelboomen hunne bochtige schaduwen wierpen op de zachte graszoden, en tranen van geluk stroomden langs hare blozpnde wangen, terwijl zij huiswaarts wandelde. „God is goed voor ons, God is boven alle beschrijving goed voor onsl" sprak zij herhaaldelijk bij zich zelve. „O, hoe kun nen we ooit dankbaar genoeg zijn, hoe kunnen we ons ooit ern stig genoeg toeleggen op het volbrengen van onzen plichtl" In geheel haar gesprek met John Treverton had zij geen woord gesproken over de beschikkingen, welke hij ten haren voordeele gemaakt had. Zij had hem niet geprezen, noch hem haar dank betuigd voor zijn edelmoedigheid- Elke gedachte aan Jasper Treverton's fortuin was op dit oogenblik even vreemd aan hare ziel, als het geval zou geweest zijn, indien de oude man doodarm gestorven ware, en bij haar huwelijk met zijn neef had geen shilling verlies of winst eenigen invloed uitge oefend op haar besluit HOOFDSTUK XX. niet zonder inspanning, en in net zweet zijns aanschijn* en daarop nam hij zijn gedicht en verkocht het aan een uitgever, en dineerde fijn voor het ontvangen honorarium, al mijmerende over zijne verongelijking, en zijne verontwaardiging warm hou dende, terwijl hij daar gezeten was in een hoekje van de schit terende kleine Franscne restauratie, die bij hem het hoogst aangeschreven stond, en langzaam zijn bescheiden half-fleschje Pomard leeg dronk. Wat Celia hem had medegedeeld, was volkomen waar. Nooit was eene vrouw gelukkiger geweest dan Laura was na die ont moeting aan den oever der rivier. Gedurende de laatste week vóór haar vertrek had zij het zeer druk met allerlei voorberei dende bezigheden, met het oog op den terugkeer baars echtge- noots. „Over een week of wat zal uw heer hier zijn," zeide zij tegen de oude huishoudster, met een onbegrensde fierheid; „en we moeten zorgen, dat we alles voor hem gereed hebben." „Daar zullen we voor zorgen, mevrouw; alles moet compleet in orde zijn," antwoordde Mrs. Trimmer, ,,'t Zal een groot ge luk zijn, als we hem voor goed hier bij ons hebben- 't Moet eene bittere beproeving voor u beiden geweest zijn, zoo van elkander gescheiden te worden, en dat nog wel terstond nadat gij man en vrouw waart geworden, Ware het later gebeurd, het zou minder erg geweest zijn.” ,,'t Was een bittere beproeving, Trimmer," antwoordde Mrs- Treverton, vol vertrouwelijke minzaamheid. „Maar dat is nu al les voorbij. Ik kon, zoolang het zoo was, haast niet velen, dat er over gesproken werd." „Ik heb het wel opgemerkt, mevrouw, hoe ge er niet over spraakt, en er niet over gesproken wildet hebben, en ik wist te goed, wat me betaamde, om het aan te roeren. Treurige on dervindingen hebben op verschillende menschen eene zeer uit- eenloopende uitwerking. Als ik iéts op 't hart heb, dan moet ik er over praten, al ware het ook maar met Ginger, de schild- padkleurige kat; maar sommige lui kunnen hun leed verkrop pen in hun binnenste. Het hindert hen, er over te spreken." „Zoo stond het met mij, Trimmen Het hinderde mij, den naam mijns eehtgenoots uit te spreken, of hem te hooren uitspreken, omdat hij door omstandigheden genoodzaakt was geweest, zich van mij te verwijderen. Maar nu is alles anders geworden. Wat mij betreft, kunt ge nu niet genoeg over hem spreken. Ik hoop, dat gij evenveel van hem zult houden, als ge gehouden hebt van den dierbaren ouden man, die van ons is weggegaan. Mr. Treverton moest een eigen zitkamer hebben, dat sprak van zelf; een vertrekje, waar hij zijne brieven schrijven en zijn rentmeester spreken kon, waar hij rooken en mijmeren kon zooveel 't hem lustte, waar hij studeeren kon, zoo vaak hij be hagen had in studie, en zelfs romans kon lezen, als hij zich eens wilde verpoozen, en waar zijn gelukkig vrouwtje alleen met zijne vergunning komen kon, en net dan ook als eene groote inschik kelijkheid zijnerzijds zou beschouwen,, als zij nu en dan aan zijne voeten zitten, of zelfs zijne pijp stoppen mocht, of als zij in den barren wintertijd voor het koesterend haardvuur mocht nederknielen, om zijne pantoffels te warmen, wanneer hij thuis kwam van een kouden toer over zijne bezittingen, na welge daan te hebben, overal waar hij gekomen was, evenals eene weldadige toovergodin, in de gestalte van een verlicht land heer. Na veel overleggingen besloot Laura, aan haar echtgenoot, tot een eigen heilige der heiligen, te geven hetzelfde vertrek, waar zij elkander voor de eerste maal ontmoet hadden, op dien sneeuwerigen winteravond, toen John Treverton te Hazlehurst gekomen was, om zijn stervenden bloedverwant te bezoeken. 't Was eene goede ouderwetsche kamer, niet groot, maar ge zellig, met eikenhout beschoten, met een haard in den hoek, die aan het geheele vertrek een aangenaam voorkomen bijzette: verder was daar een eikenhouten schoorsteenlijst, met een half dozijn smalle planken pyramiedes-gewijze er boven, en op deze planken eene verzameling antieke Chineesch porceleinen kopjes en schoteltjes, bekroond met eenige allerkeurigste trekpotjes op de bovenste. Er stond een ouderwetsch kabinet in de kamer zoo vol geheime laden en geheimzinnig verborgen schuilhoeken^ dat het op zich zelf een voorwerp van studie mocht heeten. „Berg er nooit iets in weg, lieve,” had Jasper Treverton wel eens tegen zijn aangenomen dochter gezegd, „want het is tien tegen een, dat ge 't niet zult kunnen terugvinden." Naar dit vertrek bracht Laura andere schatten over; de gemakkelijkste easy chairs van het huis, de beste der kleine Hollandsche schilderijen, de zachtste der Turksche tapijten de rijkste geweven gordi nen, twee of drie fraaie bronzen beelden een keurig Chippendale boekenkastje; dit laatste vulde zij met haar eigen lievelingsboeken, en onmeedoogend beroofde zij de boekenkamer beneden, om het genot te mogen smaken van met het geroofde de studeerkamer van baar man zooals dit ver trek voortaan heeten zou te verrijken. „Hij moet weten en gevoelen, dat hij welkom is," sprak rii zachtkens bij zich zelve, terwijl zij nog wat in de kamer toefde om er alles nóg weer eens te verzetten en glad te wrijven om met een netten vederen borstel onzichtbare stofjes te vetwü deren, om de voorwerpen te liefkozen, die zoo spoedig zouden behooren aan den man, dien zij beminde. Op dit oogenblik vergat zij, hoe gelukkig ztj zich gevoeld had, toen zij hem weder zag, en kwam het haar op eens voor den geest, hoe zeer hij zich tegen haar bezondigd had. „Ik weet het, lieve," sprakJiij, terwijl hij bij haar nederkniel- de; 't heeft al den schijn, dar ik zeer laaghartig gehandeld heb, en toch, geloof me, liefste, mijn eenige beweegreden is geweest de wensch om uwe belangen te behartigen." „Uw handelwijze is oorzaak geweest, dat ik me tegenover het geheele menschdom heb moeten schamen," hernam Laura en met dat „geheele menschdom" bedoelde zij het dorp Hazle hurst. „Ge hebt het recht niet mij te naderen, ge hebt het recht niet mij in 't aangezicht te zien. Hebt ge niet erkend in dien wreeden brief, dat ge niet vrij waart om mij te trouwen, dat op een of andere wijze een andere vrouw aanspraak op u kon doen gelden?" „Die andere vrouw is dood. Ik ben zoo vrij als een vogel in de lucht." „Wat was zij? Uwe vrouw?" Een onbeschrijfelijk smartelijke uitdrukking vertoonde zich op John Treverton's gelaat. Zijne lippen bewogen zich als om te spreken, maar hij zweeg. Er zijn waarheden, welke het moei lijk is uit te spreken, en niet allen valt het liegen gemakkelijk. ,,’t Is een al te treurige geschiedenis." ving hij eindelijk aan, en hij sprak op gejaagden toon, als wenschte hij zich zoo spoe dig mogelijk van een hatelijk onderwerp af te maken. „Vele jaren geleden ik was nog zeer jong en een volslagen dwaas heb ik me laten verschrikken in een Schotsch huwelijk- Ge hebt zeker wel eens gehoord van de eigenaardigheden der huwe lijkswet in Schotland, niet waar?" „Ja, ik heb er wel van gehoord en gelezen." „Natuurlijk. Welnu, 't was een huwelijk en geen huwelijk een onbezonnen, in een half dwaze bui afgelegde belofte, en met behulp van valsche getuigen wist men mij te bewegen tot eene wettige verbintenis. Haast zonder dat ik het zelf wist, was ik een getrouwd man geworden had men mij een molensteen om den hals gebonden Ik zal je niets meer mededeelen aangaande die rampzalige verwikkeling, liefste, 't Zou niet goed voor je zijn, het te hooren. Ik zal alleen maar zeggen, dat ik mijn kruis met meer geduld en lijdzaamheid gedragen heb. dan de meeste mannen gedaan zouden hebben, en nu oen ik God met geheel mijn hart en mijne gansche ziel dankbaar voor mijne vrijheid. En ik kom tot u, liefste mijne, om uwe vergiffenis in te roepen, en u te verzoeken, u vandaag over drie weken te vervoegen op een stil plaatsje, op dertig of veertig mijlen afstands van hier gelegen, waar niemand ons zal kennen, en waar we op een schoonen zomermorgen ten tweede male zullen trouwen; zoodat. indien dat Schotsche huwelijk van mij werkelijk verbindend is geweest, en ons eerste huwelijk onwettig, wij met alle verze kerdheid en eeuwig ons aan elkander kunnen verbinden." „Ge hadt me dadelijk je vertrouwen móeten schenken, John, zeide Laura op verwijtenden toon. „Dat had ik behooren te doen, lieve, maar ik vreesde zoo zeer u te zullen verliezen. O. mijn geliefde sta mij alles toe wat ik vraag, en ge zult nooit reden hebben je over je goedheid te beklagen- Schenk me vergiffenis, en vergeet alles wat ik je van avond heb medegedeeld. Laat het zijn, alsof het nooit ge beurd ware. Dat ik je verzoek, ons huwelijk ten tweede male te laten sluiten, 't is een voorzichtigheids-maatregel overbo dig, misschien maar ik zal me daardoor veiliger gevoelen in mijn geluk. Mijne geliefde, wilt ge doen wat ik u verzoek?" Zij had hare tranen weggewischt. Haar hart vloeide over van vreugde en van innige liefde voor dezen zondaar, die daar aan hare zijde op de knieën lag, terwijl zij daar op den met varens begroeiden oever der rivier zat, met beide haar handen in de zijne geklemd, en smeekend de oogen naar haar opslaande, als bad hij. De gedachte om hem een weigerend antwoord te geven, kwam geen oogenblik bij baar op. Alleen wilde zij hare toestem ming zóó inkleeden, dat zij er zich zelve niet al te zeer door t geschiede gelijk gij het verlangt," sprak zij. „Wanneer Itweede huwelijk geregeld hebt, kunt ge mij schrijven en mij mededeelen, waar en wanneer het zal plaats hebben Ik zal me met mijne kamenier begeven naar de plaats, welke gij me opgeeft. Zij is een goed meisje, en ik kan haar vertrouwen- Zij kan een der getuigen bij ons huwelijk zijn." „Zijt ge er zeker van, dat ze er later niet over praten zal?" „Ik heb haar reeds op de proef gesteld, en ik weet, dat zij vertrouwen verdient." „Laat het dan zoo wezen, liefste Zie hier." Hij haalde een reisgids door Corn-Wallis uit zijn zak, en sloeg de kaart van het graafschap open. „Ik heb er over gedacht dat u wel wat verder westwaarts kon gaan, naar een of andere afgelegen gemeente Hier hebt ge Camelot bijvoorbeeld. Ik heb nooit iemand hooren noemen, die te Camelot woonde of zich naar Camelot begaf, se dert de dagen van Koning Arthur. Zeker, daar zouden we veilig zijn tegen alle bespieding. De reisgids erkent, dat er niets bij zonders te zien is te Camelot. Men leest er zelfs niets goeds betreffende de logementen der plaats, die overal mijlen ver van daar gelegen is. 't Is een stad, maar als zoodanig een uitzonde ring op den regel, want, alhoewel er een stadhuis en een markt plein is, beeft de plaats geen kerk, die zij haar eigen kan noe men, maar behelpt zij zich met eenige kerken buiten haar grondgebied, die elk wel anderhalve mijl buiten de stad liggen Laat in een dezei afgelegen kerken ons huwelijk gesloten wor den, Laura, en ik zal Camelot lief hebben zoolang ik leef, gelijk we het Aelaat van een vriend blüven liefhebben, die ons eenmaal even onoplosbaar raadsel geweest als dat ijselijk xezen. de man met het ijzeren masker; en zou ik je ook, zonder te kwet sen mogen vragen, waar gij den terugkeerenden zwerveling denkt te ontmoeten?" „Te Plymouth", antwoordde Laura, die van John nauwkeuri ge instructie had ontvangen ten aanzien van hetgeen zij zeg gen moest. „Waarom bloost ge bij het noemen van Plymouth?" vroeg Ce- lia. „Er is niets onbetamelijks in den naam van Plymouth, niets waarover men zich behoeft te schamen. Ik vermoed, dat Mr Treverton, als hij te Plymouth aankomt, uit een of ander oord der aarde zal komen; is het niet zoo?" „Hij komt van Buenos Ayres, waar hij zaken had, die zijne persoonlijke bemoeiing vereischten." „Wat zijt ge toch een zeldzaam meisje, Laura," riep Celia uit, en wederom zette zij groote oogen op. „Waarom zeldzaam?" „Omdat ge heel goed weet, dat ik, en ik geloof wel te mo gen zeggen al de inwoners van Hazlehurst, gedurende de laat ste zes maanden brandend nieuwsgierig geweest zijn wat be treft je echtgenoot, en toch hebt ge niet zoo vriendelijk wil len zijn van ons inlichtingen dienaangaande te geven. Indien ge gezegd had. dat hij zich om zaken naar Buenos Ayres had be geven, zouden we allen voldaan zijn geweest." „Ik heb u gezegd, dat hij zaken had, die zijn verblijf buiten *s lands noodzakelijk maakten." ,,Maar waarom hebt ge steeds verzwegen waar hij zich op hield?" „Mijn man had zijn wensch te kennen gegeven, dat men niet over hem spreken zou." „Nu, ge zijt met je beiden een allerwonderlijkst paar. Even wel, het verheugt me zeer, dat er verandering in de zaken komt. Zou het onbescheiden wezen te vragen, of Mr. Treverton voor nemens is op het Manor House te blijven, dan wel of zijne ver schijning weder, als naar gewoonte, die van een meteoor zal zijn?" „Hij zal nu, hoop ik, zijn levenlang te Hazlehurst blijven-" „Arme man, klaag ik hem diep." letterlijk op te vatten. Natuurlijk zullen we van tijd tot tiid c en belangwekkends oplevert." „Wat gaat het je glad af, zoo te spreken van week geleden kon men je er niet toe krijgen den je man te noemen. En wat ziet ge er gelukki nooit iemand zoo zien veranderen." „Dat komt alleen omdat ik hem binnenkort denk weder te zien. Ge zult me, hoop ik, mijn geluk toch niet misgunnen?" „Neen, dat niet; maar ik benijd je wel. Ik wenschte maar, dat een of ander welwillend oud man mij ook een schitterend fortuin wilde vermaken, op voorwaarde dat ik een knap jong man tot echtgenoot nam. Ge zoudt eens zien, hoe bereid ik zou zijn, aan zijn verlangen te voldoen. Mijn gedrag, dat verzeker 4k je, zou niet raadselachtig zijn. Ik zou me niet aanstellen als een man met een ijzeren masker." Celia schreef den volgenden dag een brief aan haar broe- der, om hem mede te deelen, hoe die onbegrijpelijkste aller echt- genooten, John Treverton, thuis verwacht werd uit Buenos Ayres, en hoe zijne vrouw zich* naar Plymouth dacht te bege ven om hem te gemoet te reizen. En nooit heb ik een mensche- lijk schepsel zoo gelukkig gezien,” schreef Celia, „Ik heb hon den er zoo zien uitzien, als iemand hun beschuitjes gegeven had, en katten, wanneer zij zich zaten te koesteren bij het vuur en jonge biggen, als zij op het land in den zonneschijn lagen. Ja, ik heb die stomme beesten het beeld zien vertoonen van vol maakt, zich om niets bekommerend geluk, van een geluk, dat noch achterom, noch vooruit ziet; maar onder het menschdom ziet men zelden zoo iets." 't Was een brief, die zeer geschikt was om Edward Clare te leur te stellen, vooral in de stemming, waarin hij tegenwoordig verkeerde. Hoe langer zoo meer toch werd hij zich er van bewust, dat hij het doel, dat hij zich voorgesteld had, niet 3 - reiken zou; hij had zijne bekomst van zijne woning in Londen; hij had zijne bekomst van de weinige letterkundigen, met wie hij kennis had trachten te maken, en met wie het hem niet gelukt was, op zoo gemeenzamen voet te komen als hij 't zich voor gespiegeld had. Hij scheurde den vroolijken brief zijner zuster in stukken en smeet hem over Waterloo-Bridge heen, waar zij voortfladderden op het zachte zomerkoeltje, terwijl de wensch bij hem opkwam, om die papiertjes over de ballustrade te vol gen. „Toch heb ik eens gemeend, dat rij mij beminde," sprak hij bij zich zelven; „en dat heeft ze ook gedaan, voordat die schurk met zijn knap voorkomen zich op haar weg vertoonde. Maar ik mag niet vergeten, hoeveel zij er bij wint, dat zij hem be mint Indien de oude man toevallig aan mij zijn vermogen had vermaakt, dan zou zij er misschien onuitsprekelijk gelukkig uit gezien hebben bij de gedachte, dat ik na eene langdurige afwe zigheid terug zou komen. God alleen, die de vrouwen gescha pen heeft, weet, wat een geveinsde schepsels het zijn." En toen ging Mr. Clare naar huis, naar zijn armoedige woning, en daar ging hij zitten in een allerbitterste gemoedsstemming, doop te zijne pen in den inkt, en ontwrong aan zijne ziel een harts tochtelijke bladzijde met verzen voor een der tijdschriften zuchtte Celia. „Als dat zijn lot moet zijn, be- behoeft hetgeen ik gezegd heb niet op zoo dwaze wijze rli" gaan reizen, om de wereld te bezien, en alles wat zij schoons „Wat gaat het je glad af, zoo te spreken van „wij." Eene ek geleden kon men je er niet toe krijgen den naam van er gelukkig uit) Ik heb nog over hem spreken. Ik hoop, ehouden hebt van is weggi tner heb van zelf; een vertrekje, waar hij zijne brieven schrijven en zijn uj

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 8