VERBROKEN BANDEN. ■I HOOFDSTUK XXI. - V Voor de Huiskamer e: t i. J Kalme dagen. 0 I van ons op dezen dag ge- levend schepsel een woord inbrengen." leid kun VERHAAL HIT HET ZW1TSERSCHE VOLKSLEVEN. (Vervolg). „Afgesproken'. Wjj wachten u en hopen -enoeajyk Uurtje met elkander te praten!” De burgemeester en Rudolf vertrokken. Spoedig hadden zij de steenbakkerij bereikt. E'en paar honderd schreden verder zagen zü een paar kerels in de schaduw van een boom liggen. Schumacher fronste de wenkbrauwen: .Soldaten uit Frankrijk!” sprak hij tot zyn zoontje, ,,’t Is schande!" Daar sprong ben kerel als oen boom, die zich klaarblijkelijk tot rdan slechts hield of hij lag te slapen op, zag’ met zyn scheel oog den burgemeester aan en vroeg brutaal om een ondersteuning voor de ..dappere soldaten uit Frankrijk’', die uit gehoorzaamheid aan hunne overheden in het vaderland, uit den vreemde teruggekeerd waren. Zijn beide makkers stonden eveneens op on wierpen giftige blikken op den burgemeester. ,,’t Zou zonde wezen, zulke flinke kerels als gjj zjjt, iets te geven", antwoordde de burgemeester. Ga den berg op en help de hoeren het land bebouweh.” ,,’t I» zonde, ja. 't is tonde, een soldaat zoo iets voor de voeten te werpen!” riep de scheele. ..Onze vuist is gewend de buks, maar niet het ploeghout te hanteeren. Dat laten wy over aan de boeren! Geef ons iets. Gy zyt daartoe verplicht, of, bij God! Het zou u eens kunnen berouwen!” „Gy wilt mij bang maken? Dan kent gjj uwen burgemeester slecht! Ge ontvangt niets, geen penning! Kom, Rudolf!” Schumacher nam den knaap bij de hand en liep verder, zonder naar den scheeloogige of zijne makkers om te zien. Wellicht zou hij het toch niet gewaagd hebben die gevaar lijke mannen zoo af te schepen, als niet juist •'en aantal burgers langs den weg liepen. Deze hadden wel gezien wat er gebeurd was. „Ja, heer burgemeester", zei een hunner, ..het ware beter, dat, men dergelijke knapen in Ftankryk liet blijven. Nop een twintig .i dertig zulke kerels en men is z'n leven niet meer zeker in Zugerland.” „Wij willen die lui oen dienst in het Oos- tonrijksche leger bezorgen, heer armvoogd”, antwoordde de burgemeester. „Gij hebt ge lijk. Zulke dagdieven zijn geen zegen voot het land." Toen lien hij verder, met opzet den anderen kant uitziende om de vijandige blikken te ontgaan, welke menigeen hem na wierp. Nog een kromming in den weg en men bevond zich in de bocht van SL Karl. Dicht by den oever stond eene kleine kapel, toe gewijd aan den heiligen Carolus Borromeus. Daarnaast een oude boerenstuip en iets ver der een vriendelijke, houten woning met klimop begroied, terwijl ook nog-een enkele wijnstok zijne ranken tegen het gebouw op slingerde. „Kijk, daar zit Zililelli bij de kapel!” riep Rudolf. „Zü beeft de schort vol bloemen en vlecht een krans!" „Voor de heilige Moeder Gods een groe ten en een kleinen voor St Karl,” antwoord de het meisje blijde. „Vader, ik kan niet op staan, anders vallen alle bloemen op den .rrond. Toe. Rudi! Help mjj even. Ik ben da- -tfoolijk klaar!" „Heel goed, kinderen! En dan moogt ge in den boom, daar ginds, de suikerperen proeven! Ik ga even in huis!” Toen Caecilia en Rudolf met den arbeid gereed waren, liepen zy naar den pereboom en later naar de weide, waar de koeien en de kalveren graasden. Jerg, dien zij onder weg ontmoetten, ging mee. om den stier aan een boom vast te binden. „Het jonge dier wil graag stooten!” sprak hjj. Toen wees by Ru dolf, waar de meeste hazelnoten zaten en haalde een haak, om de hooge takken naar beneden te halen; want de jongen hield nog meer van hazelnoten dan van peren. Intusschen had Schumacher vrouw en dochter opgezocht. Hij vond hun in de bo venste kamer, welke tot lees- en studeerver trek was ingericht. Daar sleet hü vele uren te midden der oude Latjjnsche dichters. Daar schreef hjj ook menig Latijneoh gedicht, waarvan nog enkele proeven aanwezig zijn. „Hier hebt geniets op te ruimen, moeder lief! Dit is mijn heiligdom,” zeide hij op schertsenden toon. „En zoo strak verwacht ik magister Frefj!” ..O heden! Dan krjjgen wjj nog Latijnsche brokkende slikken," lachte Seppeli. „Da«rudt ge niet bjjsrer veel meer van; dat weëTïk! Nu. moeder zal ons op iets an ders vergasten. Een omeltte. niet waar moe der?” sprak Schumacher. „En thans willen wc do kinderen opzoeken!” Samen liepen zjj naar de weide en zetten zich neer in het gras in de schaduw van een hazelaar. Daar ^>rchten de kinderen de ha zelnoten en de burgemeester was zoo vroo- lyk. als de huisgenooten in lang niet gezien hadden. „Hoe schoon, hoe heerlijk schiep de goede God ons Vaderland!” riep Seppeli uit en vouwde aandachtig de handen. „Hoe dank baar moeten wjj Hem zijn! Ik vrees, dat ik van heimwee zou sterven, als ik genood- •zaakt werd, in den vreemde te trekken." Doch nauwelijks waren haar deze woor den ontvallen, of zij gevoelde spijt daar over. Zjj zag, dat bij haren vader de neus vleugels zich zenuwachtig bewogen en dat het vroolijk gelaat verdonkerde. Schuma cher stond op. „Als gij samen naar huft gaat, blijf nog *at hier’ WÜ! ik magister Frey verwacht," zeide hjj en liep naar binnen. „Vader is weer uit zij humeur!" „Ik had niet van heimwee moeten spreken. Fiifel Zurlauben is er aan gestorven en wij mogen v„der daaraan niet herinneren.” Josephs bad gelijk. Dat woord herinnerde hem aan den dooden vjjand en aan de ande re bannelingen. De schoone herfstdag had nu voor hem alle bekoorlijkheid verloren. De oude magister spande tevergeefs zijne krachten in om den burgemeester met de schoonste verzen uit de oude poëten in eene betere stemming te brengen. Hjj nam dan ook spoedig afscheid onder voorwendsel zijn nicht te Oberwjjl te bezoeken. De burgemeester sloot zich in zijn studeer vertrek op en bleef daar, in gedachten ver zonken, uren aan één stuk zitten. Hjj bemerkte eindelijk, dat het reeds bijna donker was. Haastig greep hjj hoed en stok, sloot de blinden en de deur en wilde huis waarts keeren. Jörg stond buiten. Mevrouw Schumacher had hem gezegd, te blijven en zijn meester te vergezellen. Maar de sombere man wenschte alleen te loopen en zond daarom zijneu dienaar naar Dörrosen onl te gaan vernemen of men den oogst al had binnengehaald. Schumacher liep dus geheel alleen langs het meer naar huis terug. Dicht bij de steen-- bakkerjj meende hij voetstappen te hooren. Hjj bleef staan erf luisterde. Ja. van Ober- wjjl kwamen nog enkele wandelaars, die zich stellig verlaat hadden. Zou hij op hen wach ten? „Wie weet, welke lui of het zijn!” zeide hjj by zichzelf. „Ik heb zoo weinig vrien den!” Schumacher stapte dus verder. Hij nader de de steenbakkerij. Uit den hëioven vlogen gloeiende vonken te midden van een dikke rookwolk omhoog. „Ik wou toch dat ik Jörg meegenomen had!” zuchtte hij, bjj de ge dachte aan de ontmoeting met de drie vage bonden. „Zal ik terugkeeren? Ik weet niet wat bet ie! Anders ben ik nooit bevreesd! En thans! (Joh kom! Ik was nooit een laf aard!” De burgemeester hield de stek etóvig in de vuist en stapte verder. Hij was in de on- middellyke nabijheid van den kalkoven toen de deur geopend werd en een helder wit licht op den weg viel. Het plotselinge licht verblindde hem. „Zyt gjj daar, brander?” vroeg hij ver schrikt „Hij is liet!” hoorde hij iemand in sje na bijheid zeggen. Op hetzulfde oogeublik werd hjj door stevige vuisten vaetgegrejien en in de kalkhut gesleurd. De oven was geopend en een onuitstaanbaar heete luchtstroom sloeg hem in het gelaat. „Om Gods wil, mannen! Gjj wilt mij toch niet....” riep Schumacher angstig en daar hjj in de met roet besmeerde gezichten slechts een duivelachtig hoongelach la.-, schreeuwde bjj uit alle macht: „Help! Help! Men verbrandt mjj!” „Stop hem den mond dicht; hij zou ander- heesch kunnen worden!” schreeuwde de aanvoerder en lachte om zjjne geestigheid. „Zoo, nu zullen we hem eerst even bet gewe- waarom hij met huid en haar ter helle vaart. Lees bem zijn zondenregister maar voor, ter- wjjl ik hem zijn zakuurwerk afneem dat heeft hjj in het helsobe vuur niet meer noo- dig en zijn geldbuidel, dien hij dezen na middag niet wilde openen. Ha, ha! Zijn grootmoeder zal hem de hellepoort met vreugde openen. Ook die nette schoenen met zilveren gespen kan hij wel achterlaten; wat hjj verder aan het lijf heeft, schenken wij hem. Wjj zijn générehx, zooals de Fransch- zou willen j en John Treverton daar naast elkander achter den stevig gebouwden kleinen voerman zaten, met wiei.s komiek gezicht een akteur in een kluchtspel opgang had kunnen maken, ,,’t Is zulk eene prachtige wereld, hoe woest en eenzaam ook, zoo rein en schoon, en zoo vrij van de besmetting der zonde." De zon verdween achter de groote bruine» heuvels, en de lucht werd koel, ja nu en dan scherp, niettegenstaande het in het hartje van den zomer was. John hing een zachten wollen sj al over de schouders zijner reisgenoote, en zelfs bij deze onheteekenende handeling ontroerde he:n de gedachte, dat het van nu af aan zijn plicht was, haar tegen al de onaangenaam heden des levens te beschermen- En zoo 'kwamen zij in steeds toenemende duisternis te Camelot aan. eene smalle straat aan de helling van een heuvel, in de grijze schemering als in een mantel gehuld. Het logement, waar Laura en hare kamenier voor dien nacht haar intrek zouden geinen, was niet zeer voornaam, en het waren va 'sl reizendencooplieden, die er logeerden, 't, Was een (Vervolg). Het vertrek daarnaast de kamer, waarin Jasper Treverton den laatsten adem had uitgeblazen zou haar eigen slaapka mer zijn, 't Was een ruim vertrek, met drie hooge ramen en die pe vensterbanken, een haard, waarop een os, of in allen geval len een groot lendestuk had kunnen gebraden worden een hoog ledikant, met vier gedraaide, rijk gebeeldhouwde stijlen; gordijnen van Utrechtsch fluweel, karmozijn- en amberkleurig, afgezet met witte zijde, alles een weinig verschoten, maar niet temin schitterend; alles te zametr genomen een fraai vertrek, waarvan echter Laura een soort van afgrijzen had, hoe hartelijk zij ook hem, wiens edelmoedige geest hier scheen rond te zwe ven, had lief gehad. Maar Mrs. Trimmer had haar voorgehouden, dat zij, als de vrouwe van Hazlehurst Manor, deze kamer behoorde te betrek ken, ‘t Was altijd de slaapkamer van den Squire geweest, en daarin mocht geen verandering gebracht worden. De kamer kwam uit in John Treverton’s studeerkamer. Dat was de reden, waarom Laura er veel mee op kon hebben. Mocht hij soms laat opzitten, om te lezen of te schrijven, dan zou zij in zijne nabijheid zijn. Zij zou het haar zoo dierbaar gelaat door de openstaande deur kunnen gade’slaan, zooals het zich daar bij het lamplicht heenboog over zijne papieren. „We zullen een allerkneuterigst leventje met elkaar hebben, Mrs. Trimmer," zeide zij tot de huishoudster, terwijl zij bezig was haar huishouding te regelen. Met dergelijke bezigheden kreeg zij de drie weken ten einde, en toen kwam de lieve zomerdag, waarop zij tegen den middag met hare getrouwe Mary op reis ging. „Mary," had zij den avond te voren gezegd, „ik ga je een grqot geheim toe vertrouwen, omdat ik er van overtuigd ben, dat ik je volkomen vertrouwen kan,” waarop Mary haar ver zekerd had, dat zij het vertrouwen harer goede mevrouw nooit beschamen zou. De trein van Beechampton voerde haar over uitgestrekte woeste heidevelden waar kolossale granietblokken op elkan der gehoopt lagen, als hadden Titanen ze opgestapeld, naar Didford. Te Didford werden zij opgewacht door John Trever ton, en hier gingen zij over op een andere spoorweglijn, die een minder woest landschap doorsneed, en zoo verder naar Lyonstown uitgesproken Linston waar zij plaats namen in de diligence die hen over de heide naar Camelot zou ver voeren. 't Zal toen omstreeks vier uur geweest zijn, en 't zou avond zijn, voordat zij in het kleine stedeke te midden van de heuvelen van Cornwallis aankwamen. Wal een heerlijke rit was dat, over het vrije, open heideveld, in den zachten namiddag-z nneschijn, een duizend voet hoven de oppervlakte der zee, bov.n den rock en het rumoer der groote sleden, ver verwijderd 'en alle mer.schen, in een eenzame wereld van heide en graniet! De donkc bruine heuvels, tweeling-broedcrs. verrezen daar tusschen hen en dc ondergaande zon, nu eens voor het oog ineen vloeiend tot één enkele donkere rotsmassa, dan weder op geruimén afstand van elkander, wanneer eene nieuwe bocht van den smallen weg over het heideveld hun een andere plaats in het landschap scheen te geven 't Was als eene nieuwe we reld, ook voor Laura ofschoon zij uit het zuster-graafschap kwam, en het beste ged.elte haars levens nabij den zoom van - Dartmocr had gewoond „Ik geloof werkelijk dat ik gaarne mijn leven doorbrengen op dc heuvels," sprak Laura, terwijl zij au en de duivel zal er niet op kunnen roe men een Zurger burgemeester zonder rok of pruik te hebben ontvangen.” Zjj beroofden hem dus van de geldswaar dige taken. Toen moest hij neder knielen en met het gelaat naar het vuur gewend de grootste beschuldigingen en beschim pingen aanhooren. De woeete gezellen meen den veilig hun misdrijf te -kunnen volvoeren en vilden den vjjand voor zjju afgrijselijken dood nog op de gruwzaamste wijze kwellen. Vooral drukte zy erop, dat hjj den grijzen oud-burgemeester Andermatt nu al tooveel maanden in den kerker folterde. Schumacher meende de Mem van den rooden Lndi te herkennen. Maar hjj waa zijne zintuigen niet meer meeeter; hij wilde een acte van berouw verwekken, maar kon geen woord zeggen noch geregeld denken. Slechte die jnkele gedachte was nog levendig by hem en daarin vereenigde zich alle ziele wee, hoop en liefde: ..Moeder Gods, wier heiligdom ik versierde, laat mjj niet onvoorbereid sterven!”.... De moordenaars sleepten hem naar den oven; hij volede den onuitstaanbaren gloed; nog een laatste schreeuw der vertwijfeling en Toen Schumacher weder tot bewustzijn kwam, lag hjj voor den kalkoven onder den vrijen hemel. Zijn knecht Jörg. en enkele burgers stonden of lagen naait hem ge knield. Zij hadden in hunne hoed water uit het meer gehaald en wiesdien daramee het gelaat Met duurde lang eer hjj in zooverre hersteld was. dat hij, leunende op hunne ar men, zyn buis kon bereiken. Underweg ver haalden zy hem, op welke wijze hij gered werd. Jerg. die wel begreep, dat de boodschap niet dringend was, had zijne meester op eenigen afstand gevolgd, wijl by vreesde, dat de Fransche soldaten den burgemeester touden hinderen. Hij had dan ook in de verte het geroep om hulp vernomen. Hij riep toen eveneens tot de lieden, die achter hem kwa men aanloopen. De moordenaars had der stellig een post uitgezet, die hen waar schuwde, dat een asntal lieden op kon: -.1 waren; want toen o-zen naderden, lieten zy zooals dergeljjke baanstroopers ge- woonlijk doen hun slachtoffer laten lig gen en namen lafhartig de vlucht tot zy ren boot, welke hen bij het meer wachtte, be reikten. „Jezus. Maria, Joseph!" eindigde Jerg rijn bericht „Ik sidderde over al mijne ledema ten! Het leek mjj toe. dat die kerel, gereed stonden n in ’den gloeienden oven te werp-m. Hier is de strik waarmee zjj uwe armen leeds om het lichaam vastgesnoerd hadd»n!" „Geef mij den strik! Ik wil hi m hij het al tsar-van de H. Moeder Go-h oph.mgen. Tot haar rrb ik in den doodsnoo t gebeden: Zy zon,, om u onrinij te helpen. Mij i bajtejfkeu 'iai k. goede lieden, en helpt nijj dc Moeder Gids bedanken!” Zoo stamelde Schumacher in afgebroken zinnen zijne dankbetuiging nog altjjd sidde rend van ontsteltenis. Nog voor hjj zy'ne woning opzocht liet hij zich door de burgers in de Lieve-Vrouwe-kapeJ brengen, waar hij. eerbiedig neerknielende de Troosteres d»r bedrukten voor Haren bijstand dankte. XIX. NOGMAALS. RECHT OF WRAAK.' De verschrikkelijke gebeurtenis bij den kalkoven had Schumacher zoo geweldig ge troffen, dat het weken duurde voor hij in staat was. zyn ambt weer te vervullen. Een siddering beving hem, zoo vaak hij aan het ontzettende oogenblik dacht en hij meende meermalen het sissen en knetteren der vlrfin- men te hooren. De arte beval, dat Scbuma cher eenige tijd in v olslagen rust moest door brengen, Hei»; met Josepha als verple gstci in de stille woning op St. Kar! Noch de bur gemecstor, noch zijn vrouw wilden daarvan iets weten. Mevrouw Schumacher meende dht haar man daar volstrekt niet veilig wa$ voor een nieuwe aanslag der „Linden." Want, dat moordenaars door di aanvoer ders der tegenpartij aangezocht waren tot dien overval, scheen bjj Schumacher zoowel als bij zyn echgenoote en ook tiij de politieke vrienden een uitgeinaaktc zaak. „Wie toch zou kunnen 11 sluiti :i ie •and te vermoorden, alleen omdat men hem een aal moes weigerde,” zeiden zjj Schumacher werd dus in zijn buis in dc stad verpleegd. Door de zorgende hand van vrouw en dochter werd hjj behoed voor’ een hersenkoorts, waarvoor dokter Hers in d<' eerste dagen vreesde. Te dien tijde leerde de zieke het degelijk karakter zijner dochter be ter kennen, dan ooit te voren. (Wordt vervolgd). huis, dat blijkbaar betere dagen gekend had, maar dat weer wat bovenop gekomen was, en zijn oude meubels weez wat had laten opknappen, nadat de diligence-onderneminj door Noord-Cornwallis was tot stand gekomen, eene gezegende in stelling, door welke een woest en eenzaam district met de spoorwegen en met de beschaafde wereld in verband was ge bracht. Hier had Laura het vrij goed en kon zij op haar gemak uit rusten gedurende den korten zomernacht, terwijl John Tre verton zich de ongriefelijkheden moest getroosten van 't nacht verblijf in een logement van minderen rang, aan de overzijde ven het marktplein. Omstreeks acht uur den volgenden morgen meldde hij zich aan in het hotel, waar Laura en hare kamenier op hem wachtten, en toen begaf het drietal zich te voet naar de buiten het stedeke gelegen kerk, waar John Treverton deze vrouw, Laura, voor de tweede maal binnen zes maanden tijds, tot gade zou krijgen. „Ik had niet gelukkiger kunnen wezen in mijne keuze van eene plaats, dan ik was, toen ik Camelot voor mijn d°®l be stemde,'" merkte John op, terwijl zij naast elkander langs den landelijken weg voortwandelden, tusschen hooge hagen van braamstruiken en varens, in de heerlijke ochtendlucht, terwijl de getrouwe Mary zeer bescheiden achter hen aan kwam loo pen. „Ik heb hier een bizonder inschikkelijken ouden predikant aangetroffen, die geheel met mij instemde, toen ik hem mede deelde, dat ik om zekere redenen, die ik niet nader kon om schrijven, weftschte, dat mijn huwelijk niet ruchtbaar werd. „Ik zal er met geen schepsel over spreken," antwoordde de goéde oude ziel. „Niemand zou te Camelot komen om te trouwen, die zich niet aan het oog der wereld wenschte te onttrekken. Ik zal uw geheim eerbiedigen, en ik zal zorgen, dat ook mijn koster dat doet-" De atmosfeer der oude kerk deed onwillekeurig denken aan, een grafkelder, toen zij, uit de heerlijke frissche zomerlucht komend, daar binnentraden,- maar 't was een keurig witge pleisterde grafkelder, en de zon scheen onbelemmerd op net verschoten paarsche fluweel van de avondsmaal-tafel, boven welke, in den goeden ouden stijl, de tien geboden en de wa penschilden der koninklijke familie waren opgehangen. Alt in gedompeld in een lichtbad, stonden daar de bruid en de brui degom, en met gepasten ernst herhaalden zij de plechtige woor den der liturgie; er waren geene getuigen bij de plechtigheid, behalve de grijze koster en Mary, de kamenier, die scheen te meenen, dat men bij zulk eene plechtigheid tot tranen toe bewogen behoorde te zijn, en daarom zachtkens stond te snik ken op den achtergrond. Nooit had Laura er bekoorlijker uit gezien, dan toen zij daar naast haar echtgenoot stond in de kleine sacristie, en haar naam teekende in het schimmelige re gister; nooit had zij zich gelukkiger gevoeld, dan toen zij samen de eenzame oude kerk verlieten, na vriéndelijk afscheid genomen te hebben van den goeden predikant, die hun zijn zegen gaf, en van hen scheidde met een „God zij met ui" even harte lijk, als waren zij in zijne gemeente geboren en groot gebracht geweest. De diligence zou hen opnemen aan den kruisweg, op Ongeveer een halve mijl afstands van de kerk, na eerst te Ca melot hunne bagage geborgen te hebben, en zoo zouden zij te rugrijden over de heide naar Lyonstown, en van Lyonstown met den spoortrein naar de uiterste westkust van Engeland, en van daar naar de Scilly Eilanden. „Kan niets ons thans meer scheiden, John?" vroeg Laura, ter wijl zij op een met varens begroeid plekje zaten te wachten op de diligence. „Is ons beider leven nu in 't vervolg beveiligd tegen alle gevaar?" „Wie kan gewapend zijn tegen allen tegenspoed, lieve?" vroeg hij op zijne beurt. „Van één ding ben ik verzekerd. Gij zijt mijne vrouw. Tegen de geldigheid sloten huwelijk kan geen I „En had de wettigheid van ons eerste huwelijk betwijfi nen worden?" „Ja, liefste daarvoor zou altijd gevaar bestaan hebben-’* Er brandden geen vreugdevuren, er was niet groen gemaakt er werd niet fe^st gevierd door pachters of arbeiders, toe John Treverton en zijne vrouw thuis kwamen op Hazlehurs Manor. Zij kwamen, zonder eerst geschreven te hebben, dat zij komen zouden, en wel met een wagentje, dat zij te Beechamp ton gehuurd hadden, en hun onverwachte komst bracht Mrs. Trimmer niet weinig in verlegenheid, die verklaarde, dat er bepaald niets in huis was. Toch zou menige homr^je hidahemli

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 7