VERBROKEN BANDEN.
■I
HOOFDSTUK XXI.
-
V
Voor de Huiskamer
e:
t
i.
J
Kalme dagen.
0
I
van ons op dezen dag ge-
levend schepsel een woord inbrengen."
leid kun
VERHAAL HIT HET ZW1TSERSCHE VOLKSLEVEN.
(Vervolg).
„Afgesproken'. Wjj wachten u en hopen
-enoeajyk Uurtje met elkander te praten!”
De burgemeester en Rudolf vertrokken.
Spoedig hadden zij de steenbakkerij bereikt.
E'en paar honderd schreden verder zagen zü
een paar kerels in de schaduw van een boom
liggen. Schumacher fronste de wenkbrauwen:
.Soldaten uit Frankrijk!” sprak hij tot zyn
zoontje, ,,’t Is schande!"
Daar sprong ben kerel als oen boom, die
zich klaarblijkelijk tot rdan slechts hield of
hij lag te slapen op, zag’ met zyn scheel oog
den burgemeester aan en vroeg brutaal om
een ondersteuning voor de ..dappere soldaten
uit Frankrijk’', die uit gehoorzaamheid aan
hunne overheden in het vaderland, uit den
vreemde teruggekeerd waren. Zijn beide
makkers stonden eveneens op on wierpen
giftige blikken op den burgemeester.
,,’t Zou zonde wezen, zulke flinke kerels
als gjj zjjt, iets te geven", antwoordde de
burgemeester. Ga den berg op en help de
hoeren het land bebouweh.”
,,’t I» zonde, ja. 't is tonde, een soldaat zoo
iets voor de voeten te werpen!” riep de
scheele. ..Onze vuist is gewend de buks, maar
niet het ploeghout te hanteeren. Dat laten wy
over aan de boeren! Geef ons iets. Gy zyt
daartoe verplicht, of, bij God! Het zou u eens
kunnen berouwen!”
„Gy wilt mij bang maken? Dan kent gjj
uwen burgemeester slecht! Ge ontvangt niets,
geen penning! Kom, Rudolf!”
Schumacher nam den knaap bij de hand en
liep verder, zonder naar den scheeloogige of
zijne makkers om te zien. Wellicht zou hij
het toch niet gewaagd hebben die gevaar
lijke mannen zoo af te schepen, als niet juist
•'en aantal burgers langs den weg liepen.
Deze hadden wel gezien wat er gebeurd was.
„Ja, heer burgemeester", zei een hunner,
..het ware beter, dat, men dergelijke knapen
in Ftankryk liet blijven. Nop een twintig .i
dertig zulke kerels en men is z'n leven niet
meer zeker in Zugerland.”
„Wij willen die lui oen dienst in het Oos-
tonrijksche leger bezorgen, heer armvoogd”,
antwoordde de burgemeester. „Gij hebt ge
lijk. Zulke dagdieven zijn geen zegen voot
het land." Toen lien hij verder, met opzet
den anderen kant uitziende om de vijandige
blikken te ontgaan, welke menigeen hem na
wierp.
Nog een kromming in den weg en men
bevond zich in de bocht van SL Karl. Dicht
by den oever stond eene kleine kapel, toe
gewijd aan den heiligen Carolus Borromeus.
Daarnaast een oude boerenstuip en iets ver
der een vriendelijke, houten woning met
klimop begroied, terwijl ook nog-een enkele
wijnstok zijne ranken tegen het gebouw op
slingerde.
„Kijk, daar zit Zililelli bij de kapel!” riep
Rudolf. „Zü beeft de schort vol bloemen en
vlecht een krans!"
„Voor de heilige Moeder Gods een groe
ten en een kleinen voor St Karl,” antwoord
de het meisje blijde. „Vader, ik kan niet op
staan, anders vallen alle bloemen op den
.rrond. Toe. Rudi! Help mjj even. Ik ben da-
-tfoolijk klaar!"
„Heel goed, kinderen! En dan moogt ge
in den boom, daar ginds, de suikerperen
proeven! Ik ga even in huis!”
Toen Caecilia en Rudolf met den arbeid
gereed waren, liepen zy naar den pereboom
en later naar de weide, waar de koeien en
de kalveren graasden. Jerg, dien zij onder
weg ontmoetten, ging mee. om den stier aan
een boom vast te binden. „Het jonge dier wil
graag stooten!” sprak hjj. Toen wees by Ru
dolf, waar de meeste hazelnoten zaten en
haalde een haak, om de hooge takken naar
beneden te halen; want de jongen hield nog
meer van hazelnoten dan van peren.
Intusschen had Schumacher vrouw en
dochter opgezocht. Hij vond hun in de bo
venste kamer, welke tot lees- en studeerver
trek was ingericht. Daar sleet hü vele uren
te midden der oude Latjjnsche dichters. Daar
schreef hjj ook menig Latijneoh gedicht,
waarvan nog enkele proeven aanwezig zijn.
„Hier hebt geniets op te ruimen, moeder
lief! Dit is mijn heiligdom,” zeide hij op
schertsenden toon. „En zoo strak verwacht
ik magister Frefj!”
..O heden! Dan krjjgen wjj nog Latijnsche
brokkende slikken," lachte Seppeli.
„Da«rudt ge niet bjjsrer veel meer van;
dat weëTïk! Nu. moeder zal ons op iets an
ders vergasten. Een omeltte. niet waar moe
der?” sprak Schumacher. „En thans willen
wc do kinderen opzoeken!”
Samen liepen zjj naar de weide en zetten
zich neer in het gras in de schaduw van een
hazelaar. Daar ^>rchten de kinderen de ha
zelnoten en de burgemeester was zoo vroo-
lyk. als de huisgenooten in lang niet gezien
hadden.
„Hoe schoon, hoe heerlijk schiep de goede
God ons Vaderland!” riep Seppeli uit en
vouwde aandachtig de handen. „Hoe dank
baar moeten wjj Hem zijn! Ik vrees, dat ik
van heimwee zou sterven, als ik genood-
•zaakt werd, in den vreemde te trekken."
Doch nauwelijks waren haar deze woor
den ontvallen, of zij gevoelde spijt daar
over. Zjj zag, dat bij haren vader de neus
vleugels zich zenuwachtig bewogen en dat
het vroolijk gelaat verdonkerde. Schuma
cher stond op. „Als gij samen naar huft gaat,
blijf nog *at hier’ WÜ! ik magister Frey
verwacht," zeide hjj en liep naar binnen.
„Vader is weer uit zij humeur!" „Ik had
niet van heimwee moeten spreken. Fiifel
Zurlauben is er aan gestorven en wij mogen
v„der daaraan niet herinneren.”
Josephs bad gelijk. Dat woord herinnerde
hem aan den dooden vjjand en aan de ande
re bannelingen. De schoone herfstdag had nu
voor hem alle bekoorlijkheid verloren.
De oude magister spande tevergeefs zijne
krachten in om den burgemeester met de
schoonste verzen uit de oude poëten in eene
betere stemming te brengen. Hjj nam dan
ook spoedig afscheid onder voorwendsel zijn
nicht te Oberwjjl te bezoeken.
De burgemeester sloot zich in zijn studeer
vertrek op en bleef daar, in gedachten ver
zonken, uren aan één stuk zitten.
Hjj bemerkte eindelijk, dat het reeds bijna
donker was. Haastig greep hjj hoed en stok,
sloot de blinden en de deur en wilde huis
waarts keeren. Jörg stond buiten. Mevrouw
Schumacher had hem gezegd, te blijven en
zijn meester te vergezellen.
Maar de sombere man wenschte alleen te
loopen en zond daarom zijneu dienaar naar
Dörrosen onl te gaan vernemen of men den
oogst al had binnengehaald.
Schumacher liep dus geheel alleen langs
het meer naar huis terug. Dicht bij de steen--
bakkerjj meende hij voetstappen te hooren.
Hjj bleef staan erf luisterde. Ja. van Ober-
wjjl kwamen nog enkele wandelaars, die zich
stellig verlaat hadden. Zou hij op hen wach
ten? „Wie weet, welke lui of het zijn!” zeide
hjj by zichzelf. „Ik heb zoo weinig vrien
den!”
Schumacher stapte dus verder. Hij nader
de de steenbakkerij. Uit den hëioven vlogen
gloeiende vonken te midden van een dikke
rookwolk omhoog. „Ik wou toch dat ik Jörg
meegenomen had!” zuchtte hij, bjj de ge
dachte aan de ontmoeting met de drie vage
bonden. „Zal ik terugkeeren? Ik weet niet
wat bet ie! Anders ben ik nooit bevreesd!
En thans! (Joh kom! Ik was nooit een laf
aard!”
De burgemeester hield de stek etóvig in
de vuist en stapte verder. Hij was in de on-
middellyke nabijheid van den kalkoven toen
de deur geopend werd en een helder wit
licht op den weg viel. Het plotselinge licht
verblindde hem.
„Zyt gjj daar, brander?” vroeg hij ver
schrikt
„Hij is liet!” hoorde hij iemand in sje na
bijheid zeggen. Op hetzulfde oogeublik werd
hjj door stevige vuisten vaetgegrejien en in
de kalkhut gesleurd. De oven was geopend
en een onuitstaanbaar heete luchtstroom
sloeg hem in het gelaat.
„Om Gods wil, mannen! Gjj wilt mij toch
niet....” riep Schumacher angstig en daar
hjj in de met roet besmeerde gezichten
slechts een duivelachtig hoongelach la.-,
schreeuwde bjj uit alle macht: „Help! Help!
Men verbrandt mjj!”
„Stop hem den mond dicht; hij zou ander-
heesch kunnen worden!” schreeuwde de
aanvoerder en lachte om zjjne geestigheid.
„Zoo, nu zullen we hem eerst even bet gewe-
waarom hij met huid en haar ter helle vaart.
Lees bem zijn zondenregister maar voor, ter-
wjjl ik hem zijn zakuurwerk afneem dat
heeft hjj in het helsobe vuur niet meer noo-
dig en zijn geldbuidel, dien hij dezen na
middag niet wilde openen. Ha, ha! Zijn
grootmoeder zal hem de hellepoort met
vreugde openen. Ook die nette schoenen met
zilveren gespen kan hij wel achterlaten; wat
hjj verder aan het lijf heeft, schenken wij
hem. Wjj zijn générehx, zooals de Fransch-
zou willen
j en John
Treverton daar naast elkander achter den stevig gebouwden
kleinen voerman zaten, met wiei.s komiek gezicht een akteur
in een kluchtspel opgang had kunnen maken, ,,’t Is zulk eene
prachtige wereld, hoe woest en eenzaam ook, zoo rein en
schoon, en zoo vrij van de besmetting der zonde."
De zon verdween achter de groote bruine» heuvels, en de
lucht werd koel, ja nu en dan scherp, niettegenstaande het in
het hartje van den zomer was. John hing een zachten wollen
sj al over de schouders zijner reisgenoote, en zelfs bij deze
onheteekenende handeling ontroerde he:n de gedachte, dat het
van nu af aan zijn plicht was, haar tegen al de onaangenaam
heden des levens te beschermen- En zoo 'kwamen zij in steeds
toenemende duisternis te Camelot aan. eene smalle straat aan
de helling van een heuvel, in de grijze schemering als in een
mantel gehuld.
Het logement, waar Laura en hare kamenier voor dien nacht
haar intrek zouden geinen, was niet zeer voornaam, en het
waren va 'sl reizendencooplieden, die er logeerden, 't, Was een
(Vervolg).
Het vertrek daarnaast de kamer, waarin Jasper Treverton
den laatsten adem had uitgeblazen zou haar eigen slaapka
mer zijn, 't Was een ruim vertrek, met drie hooge ramen en die
pe vensterbanken, een haard, waarop een os, of in allen geval
len een groot lendestuk had kunnen gebraden worden een
hoog ledikant, met vier gedraaide, rijk gebeeldhouwde stijlen;
gordijnen van Utrechtsch fluweel, karmozijn- en amberkleurig,
afgezet met witte zijde, alles een weinig verschoten, maar niet
temin schitterend; alles te zametr genomen een fraai vertrek,
waarvan echter Laura een soort van afgrijzen had, hoe hartelijk
zij ook hem, wiens edelmoedige geest hier scheen rond te zwe
ven, had lief gehad.
Maar Mrs. Trimmer had haar voorgehouden, dat zij, als de
vrouwe van Hazlehurst Manor, deze kamer behoorde te betrek
ken, ‘t Was altijd de slaapkamer van den Squire geweest, en
daarin mocht geen verandering gebracht worden.
De kamer kwam uit in John Treverton’s studeerkamer. Dat
was de reden, waarom Laura er veel mee op kon hebben.
Mocht hij soms laat opzitten, om te lezen of te schrijven,
dan zou zij in zijne nabijheid zijn. Zij zou het haar zoo dierbaar
gelaat door de openstaande deur kunnen gade’slaan, zooals
het zich daar bij het lamplicht heenboog over zijne papieren.
„We zullen een allerkneuterigst leventje met elkaar hebben,
Mrs. Trimmer," zeide zij tot de huishoudster, terwijl zij bezig
was haar huishouding te regelen.
Met dergelijke bezigheden kreeg zij de drie weken ten einde,
en toen kwam de lieve zomerdag, waarop zij tegen den middag
met hare getrouwe Mary op reis ging.
„Mary," had zij den avond te voren gezegd, „ik ga je een
grqot geheim toe vertrouwen, omdat ik er van overtuigd ben,
dat ik je volkomen vertrouwen kan,” waarop Mary haar ver
zekerd had, dat zij het vertrouwen harer goede mevrouw nooit
beschamen zou.
De trein van Beechampton voerde haar over uitgestrekte
woeste heidevelden waar kolossale granietblokken op elkan
der gehoopt lagen, als hadden Titanen ze opgestapeld, naar
Didford. Te Didford werden zij opgewacht door John Trever
ton, en hier gingen zij over op een andere spoorweglijn, die
een minder woest landschap doorsneed, en zoo verder naar
Lyonstown uitgesproken Linston waar zij plaats namen
in de diligence die hen over de heide naar Camelot zou ver
voeren. 't Zal toen omstreeks vier uur geweest zijn, en 't zou
avond zijn, voordat zij in het kleine stedeke te midden van
de heuvelen van Cornwallis aankwamen. Wal een heerlijke
rit was dat, over het vrije, open heideveld, in den zachten
namiddag-z nneschijn, een duizend voet hoven de oppervlakte
der zee, bov.n den rock en het rumoer der groote sleden, ver
verwijderd 'en alle mer.schen, in een eenzame wereld van heide
en graniet!
De donkc bruine heuvels, tweeling-broedcrs. verrezen daar
tusschen hen en dc ondergaande zon, nu eens voor het oog
ineen vloeiend tot één enkele donkere rotsmassa, dan weder
op geruimén afstand van elkander, wanneer eene nieuwe bocht
van den smallen weg over het heideveld hun een andere plaats
in het landschap scheen te geven 't Was als eene nieuwe we
reld, ook voor Laura ofschoon zij uit het zuster-graafschap
kwam, en het beste ged.elte haars levens nabij den zoom van -
Dartmocr had gewoond
„Ik geloof werkelijk dat ik gaarne mijn leven
doorbrengen op dc heuvels," sprak Laura, terwijl zij
au en de duivel zal er niet op kunnen roe
men een Zurger burgemeester zonder rok of
pruik te hebben ontvangen.”
Zjj beroofden hem dus van de geldswaar
dige taken. Toen moest hij neder knielen
en met het gelaat naar het vuur gewend
de grootste beschuldigingen en beschim
pingen aanhooren. De woeete gezellen meen
den veilig hun misdrijf te -kunnen volvoeren
en vilden den vjjand voor zjju afgrijselijken
dood nog op de gruwzaamste wijze kwellen.
Vooral drukte zy erop, dat hjj den grijzen
oud-burgemeester Andermatt nu al tooveel
maanden in den kerker folterde. Schumacher
meende de Mem van den rooden Lndi te
herkennen. Maar hjj waa zijne zintuigen niet
meer meeeter; hij wilde een acte van berouw
verwekken, maar kon geen woord zeggen
noch geregeld denken. Slechte die jnkele
gedachte was nog levendig by hem en daarin
vereenigde zich alle ziele wee, hoop en liefde:
..Moeder Gods, wier heiligdom ik versierde,
laat mjj niet onvoorbereid sterven!”....
De moordenaars sleepten hem naar den
oven; hij volede den onuitstaanbaren gloed;
nog een laatste schreeuw der vertwijfeling
en
Toen Schumacher weder tot bewustzijn
kwam, lag hjj voor den kalkoven onder den
vrijen hemel. Zijn knecht Jörg. en enkele
burgers stonden of lagen naait hem ge
knield. Zij hadden in hunne hoed water uit
het meer gehaald en wiesdien daramee het
gelaat Met duurde lang eer hjj in zooverre
hersteld was. dat hij, leunende op hunne ar
men, zyn buis kon bereiken. Underweg ver
haalden zy hem, op welke wijze hij gered
werd.
Jerg. die wel begreep, dat de boodschap
niet dringend was, had zijne meester op
eenigen afstand gevolgd, wijl by vreesde,
dat de Fransche soldaten den burgemeester
touden hinderen. Hij had dan ook in de verte
het geroep om hulp vernomen. Hij riep toen
eveneens tot de lieden, die achter hem kwa
men aanloopen. De moordenaars had der
stellig een post uitgezet, die hen waar
schuwde, dat een asntal lieden op kon: -.1
waren; want toen o-zen naderden, lieten
zy zooals dergeljjke baanstroopers ge-
woonlijk doen hun slachtoffer laten lig
gen en namen lafhartig de vlucht tot zy ren
boot, welke hen bij het meer wachtte, be
reikten.
„Jezus. Maria, Joseph!" eindigde Jerg rijn
bericht „Ik sidderde over al mijne ledema
ten! Het leek mjj toe. dat die kerel, gereed
stonden n in ’den gloeienden oven te werp-m.
Hier is de strik waarmee zjj uwe armen leeds
om het lichaam vastgesnoerd hadd»n!"
„Geef mij den strik! Ik wil hi m hij het al
tsar-van de H. Moeder Go-h oph.mgen. Tot
haar rrb ik in den doodsnoo t gebeden: Zy
zon,, om u onrinij te helpen. Mij i bajtejfkeu
'iai k. goede lieden, en helpt nijj dc Moeder
Gids bedanken!”
Zoo stamelde Schumacher in afgebroken
zinnen zijne dankbetuiging nog altjjd sidde
rend van ontsteltenis. Nog voor hjj zy'ne
woning opzocht liet hij zich door de burgers
in de Lieve-Vrouwe-kapeJ brengen, waar hij.
eerbiedig neerknielende de Troosteres d»r
bedrukten voor Haren bijstand dankte.
XIX. NOGMAALS. RECHT OF WRAAK.'
De verschrikkelijke gebeurtenis bij den
kalkoven had Schumacher zoo geweldig ge
troffen, dat het weken duurde voor hij in
staat was. zyn ambt weer te vervullen. Een
siddering beving hem, zoo vaak hij aan het
ontzettende oogenblik dacht en hij meende
meermalen het sissen en knetteren der vlrfin-
men te hooren. De arte beval, dat Scbuma
cher eenige tijd in v olslagen rust moest door
brengen, Hei»; met Josepha als verple gstci
in de stille woning op St. Kar! Noch de bur
gemecstor, noch zijn vrouw wilden daarvan
iets weten.
Mevrouw Schumacher meende dht haar
man daar volstrekt niet veilig wa$ voor een
nieuwe aanslag der „Linden."
Want, dat moordenaars door di aanvoer
ders der tegenpartij aangezocht waren tot
dien overval, scheen bjj Schumacher zoowel
als bij zyn echgenoote en ook tiij de politieke
vrienden een uitgeinaaktc zaak.
„Wie toch zou kunnen 11 sluiti :i ie •and te
vermoorden, alleen omdat men hem een aal
moes weigerde,” zeiden zjj
Schumacher werd dus in zijn buis in dc
stad verpleegd. Door de zorgende hand van
vrouw en dochter werd hjj behoed voor’ een
hersenkoorts, waarvoor dokter Hers in d<'
eerste dagen vreesde. Te dien tijde leerde de
zieke het degelijk karakter zijner dochter be
ter kennen, dan ooit te voren.
(Wordt vervolgd).
huis, dat blijkbaar betere dagen gekend had, maar dat
weer wat bovenop gekomen was, en zijn oude meubels weez
wat had laten opknappen, nadat de diligence-onderneminj door
Noord-Cornwallis was tot stand gekomen, eene gezegende in
stelling, door welke een woest en eenzaam district met de
spoorwegen en met de beschaafde wereld in verband was ge
bracht.
Hier had Laura het vrij goed en kon zij op haar gemak uit
rusten gedurende den korten zomernacht, terwijl John Tre
verton zich de ongriefelijkheden moest getroosten van 't nacht
verblijf in een logement van minderen rang, aan de overzijde
ven het marktplein. Omstreeks acht uur den volgenden morgen
meldde hij zich aan in het hotel, waar Laura en hare kamenier
op hem wachtten, en toen begaf het drietal zich te voet naar de
buiten het stedeke gelegen kerk, waar John Treverton deze
vrouw, Laura, voor de tweede maal binnen zes maanden tijds,
tot gade zou krijgen.
„Ik had niet gelukkiger kunnen wezen in mijne keuze van
eene plaats, dan ik was, toen ik Camelot voor mijn d°®l be
stemde,'" merkte John op, terwijl zij naast elkander langs den
landelijken weg voortwandelden, tusschen hooge hagen van
braamstruiken en varens, in de heerlijke ochtendlucht, terwijl
de getrouwe Mary zeer bescheiden achter hen aan kwam loo
pen. „Ik heb hier een bizonder inschikkelijken ouden predikant
aangetroffen, die geheel met mij instemde, toen ik hem mede
deelde, dat ik om zekere redenen, die ik niet nader kon om
schrijven, weftschte, dat mijn huwelijk niet ruchtbaar werd. „Ik
zal er met geen schepsel over spreken," antwoordde de goéde
oude ziel. „Niemand zou te Camelot komen om te trouwen,
die zich niet aan het oog der wereld wenschte te onttrekken.
Ik zal uw geheim eerbiedigen, en ik zal zorgen, dat ook mijn
koster dat doet-"
De atmosfeer der oude kerk deed onwillekeurig denken aan,
een grafkelder, toen zij, uit de heerlijke frissche zomerlucht
komend, daar binnentraden,- maar 't was een keurig witge
pleisterde grafkelder, en de zon scheen onbelemmerd op net
verschoten paarsche fluweel van de avondsmaal-tafel, boven
welke, in den goeden ouden stijl, de tien geboden en de wa
penschilden der koninklijke familie waren opgehangen. Alt in
gedompeld in een lichtbad, stonden daar de bruid en de brui
degom, en met gepasten ernst herhaalden zij de plechtige woor
den der liturgie; er waren geene getuigen bij de plechtigheid,
behalve de grijze koster en Mary, de kamenier, die scheen
te meenen, dat men bij zulk eene plechtigheid tot tranen toe
bewogen behoorde te zijn, en daarom zachtkens stond te snik
ken op den achtergrond. Nooit had Laura er bekoorlijker uit
gezien, dan toen zij daar naast haar echtgenoot stond in de
kleine sacristie, en haar naam teekende in het schimmelige re
gister; nooit had zij zich gelukkiger gevoeld, dan toen zij
samen de eenzame oude kerk verlieten, na vriéndelijk afscheid
genomen te hebben van den goeden predikant, die hun zijn zegen
gaf, en van hen scheidde met een „God zij met ui" even harte
lijk, als waren zij in zijne gemeente geboren en groot gebracht
geweest. De diligence zou hen opnemen aan den kruisweg, op
Ongeveer een halve mijl afstands van de kerk, na eerst te Ca
melot hunne bagage geborgen te hebben, en zoo zouden zij te
rugrijden over de heide naar Lyonstown, en van Lyonstown
met den spoortrein naar de uiterste westkust van Engeland, en
van daar naar de Scilly Eilanden.
„Kan niets ons thans meer scheiden, John?" vroeg Laura, ter
wijl zij op een met varens begroeid plekje zaten te wachten op
de diligence. „Is ons beider leven nu in 't vervolg beveiligd
tegen alle gevaar?"
„Wie kan gewapend zijn tegen allen tegenspoed, lieve?"
vroeg hij op zijne beurt. „Van één ding ben ik verzekerd. Gij zijt
mijne vrouw. Tegen de geldigheid
sloten huwelijk kan geen I
„En had de wettigheid van ons eerste huwelijk betwijfi
nen worden?"
„Ja, liefste daarvoor zou altijd gevaar bestaan hebben-’*
Er brandden geen vreugdevuren, er was niet groen gemaakt
er werd niet fe^st gevierd door pachters of arbeiders, toe
John Treverton en zijne vrouw thuis kwamen op Hazlehurs
Manor. Zij kwamen, zonder eerst geschreven te hebben, dat zij
komen zouden, en wel met een wagentje, dat zij te Beechamp
ton gehuurd hadden, en hun onverwachte komst bracht Mrs.
Trimmer niet weinig in verlegenheid, die verklaarde, dat er
bepaald niets in huis was. Toch zou menige homr^je hidahemli