U •w 1 •u S5»;* a I JJ fi M I V A fc' --Wia® A.. Wi - is "w-'r u< ÏT ïc» rx i- 11 1 1 J ff te St tf1" k>*. t ,1 ’17 jj DE DIEF. Ml M f h±*«. *A Sr U -. -®r r ■i> ti f ath^-Wfr v*A„ vi ‘’fill .1 t r «sK.Sfrj w r r IM -e TT* J I T **Tj aJLl ■y *L I 4‘*' •■K. I 'ifc I Wa: t C /j| *1 H I w| '-fl r*!Qa A. 'X’> L- if «J y* - t ztEF'1 ■*L A F- A,v I <;JL - w I It AV *•*5' 3S 1 if Uvl, I - X -<A Isït a dief I I I».’ ■’W t mv- 1.t H I V1' .r- -VVi I, Hig 1 I LU^r \*t H ■iM evrouw Diervoldt.” anrwoordde tij. „Ziel u, ti| Bouden dir laar voor het eersl met mu naar de Nacht mu gaan Maanden hebban tij zich erop verheugd. Leo” Klo tend «likte tu het «voord in -mijn man ia op toe. huurman op een mailschip en ear* gisteren is biesje. m'n jongste meisje, ziek geworden. Ik kan haar met alleen laten. Zonder mij kunnen ti| natuurlijk niet gaan en nu hebben tij 't in hun hoofd gezet, dat op een of andere manier iemand wel tal op dagen om met hen naar de kerk te gaan. Zoo vast geloofden tu het. dat zij van teven uur af wakker ton gebleven om te wachten op den redder en zooals u tiet, ti|n zij zelfs uit bed gekomen Als zij u met gezien had den. waren zij stellig de straal ingewandeld.” De dief keek haar aan, terw ijl zi| onbe vangen het vreemde avontuurde uitlegde. Br was maar ëën vrouw geweest van wie hij hield. ti|n moeder; noch in zijn studenten jaren noch later had hij langer dan noodza kelijk was in gezelschap van dames doorge bracht. liefde en verliefdheid kende hij niet. Nu hi|, in dit vreemde uur, tegenover de moeder stond van de dannere minne ties die reidde de verdachte transactiae vooe. die Blanke loop op de Beurs moes* afsluiten Daardoor bleef hu onbekend, gevaar vooe -j.ci-zijn jul,le, bedrit! bestond I weinigen, die hem kenden, hiel- x W 1 kinder-rijk gezin en leider van een fabriek, miste den tijd of de lust om voldoende zorg aan de opvoeding van zi|n neefie te geven. Op het internaat kwamen spoedig de twee groote gebreken tot uiting luiheid ètl licht zinnigheid. Het strenge toezicht van de leeraren. Vader had zijn keuze van school nauwgezet gedaan hield de luiheid tn toom en zijn lichtzinnigheid bleef beperkt tot het zorgeloos uitgeven van zijn zakgeld. De universiteit werd zijn ongeluk. Hu vertelde zijn voogd.dat hij scheikunde wtlde studee- len het plan was hem echter slechts inge geven door zi)n verlangen naar een vrij leven, zonder werk en dwang. Nog meer dan in zijn >eugd zorfder leiding en noodzaak om la ter in eigen onderhoud te*voorzien. werd de studie geheel verwaarloost! en verdeelde hij zijn tijd tusschen bed en café. Toén hij meer derjarig was en het ouderlijk kapitaal in eigen beheer ontving, was hij nog even ver van het einde zijner studie als toen hi) het internaat verliet. Zijn vrees voor arbeid en zoeken naar middelen om zonder moeite geld te verdie nen, bracht hem tot speculanten. Onervaren heid en een geweteniooze beursspeculant maakten hem binnen drie maanden arm. In die critieke dagen maakte hi) kennis met Blanke Joop, een bankbediende, die na een vonnis wegens verduistering, op den weg der misdaad was gebleven. Oplichterij, vervul- sching van cheques en. als het noodig was. inbraak en diefstal werd hun broodwinning. Blanke Joop was sluw, pleegde her liefst op lichting, die volgens de wet geen misdrijf kon genoemd worden en ging slechts in uitersten nood over tot inbraak in een onbewoond huis. Zijn medeplichtige toonde zich spoedig even geslepen, bleef op :e. Jk herhaal ie moet trouwen. Je bent geen k<r»| om allee., door het leven te gaan. Op av oden als dezen voel ie het sterkst hoe alleen alleen-ziin is. Waarvoor leef ie? tk zal geen sentimenteeien lotzang zingen op mijn vrouw en huiselijk geluk, maar ik ben blij, dat ik*vanavond naar huis reis. Ik zou graag willen, dat tij hetzelfde gevoel had." „Je tiet mij verkeerd," antwoordde de dief kalm. „Die muziek hier was"trsentimen teel en nu ben ik poëtisch als een kostschool- meisie. Misschien heeft deKerstavond invloed op mij, maar ie kent mij goed genoeg om te weten, dai de weemoedige bui over een uur verdwenen is. Je wilt misschien we', dat ik vannacht in een kerk terecht kom en luisteren ga naar Kerstliedjes. Wees met bezorgd over mii, Karei, en vlieg naar den trein. Ik ga naar een theater en morgen ben ik de oude weer." Pe vriend keek te eurgesteld. „Zoek ie misschien een geschikt onder werp voor een Kerstverhaaftje vroeg de dief, terwijl de kellner hem hielp met zijn ovenas. „Zooiets van een verstokten vrijgezel, mistletoe en een lief meisie Fantaseer dan,, kerel met mij zul je het met beleven.” In de taxi praatten zij onverschillig over hun schooljaren en dat het een genoegen was elkaar na jareu weer te ontmoeten. De dief was vroolïjk en luidruchtig, zoodra hij echter bij den schouwburg voor den tweeden keer afscheid had genomen en zijn plaats in de lo ge had gevonden, daalde zijn stemming en hij moest bekennen, dat zijn vriend goed had gezien. Hij voelde zich eenzaam. Maar gevoeligheid stond niet op zijn pro gram voor dezen avond. Hij spande zien m het blijspel op het tooneel belangstellend te volgen, maar zijn gedachten sprongen erover V ■H1 heen j geen woord droog «or hem door «o n4- dig srhoof hu i n «roei in 'n donkeren hoek van tnn loge, vanwaar hij bei tooneel met kon zien. Hii neuriede een luchtig revue-wijeje, hij dacht aan de verrasaing. toen hij dien middag plotseling zijn vriend ontmoette, hu haalde zich de dolle «ttuatiea van het humo ristisch boek, dst hij pn had gelezen, weer voor den «eest het bleef vruchteloos Hij voelde zich eenzaam en bleef in een gedrukte stemming. Tenslof te poogde hij't met zeH-brsporting. Karei moest toch maar een verhaal over hem schrijven. Het was zoo romantisch mogelijk i een dief, jarenlang op het slechte pad, tot in- keer rebracht door een roerende preek tn de Nachtmis en de herinnering aan Kerstmis in zijn teugd, toen moeder nog leefde. Moeder. Ziin gedachten dwaalden weer af. De ont moeting met Kare had de herinnering aan zun jeugd en schooljaren levendig gemaakt. Het was vroeger zoo goed, in het mooie huis aan den singel, met moeder die hem aanbad, en vader, die irotsch was op zijn knappen, begaafden zoon. Moeder verwende hem, voor al toen zijn «enig zusie bezweken was aan een longziekte, totdat Vader het gevaar voor zijn goon, die meer en meer verwend en ongeniet baar werd, inzag, en hem naar een internaat stuurde. Na zijn tweede vacantie kwam hij midden onder de schoolperiode thuis om Vader te begraven. Voor Mocdet was de slag te hard bijna een jaar later rustte tij naast haar echtgenoot op het kerkhof. De oom. die sl« word werd sanvevtefd vader van een tige hield hij zakelijk afkomst en opvoeding waren steeds een muur geweest voor elke poging tot meer veitrouwelijkheid en vriend schap van Blanke Joop, die een schurk van het ruwere genre was. Na de voorstelling liet de dief zich naar een restaurant rijden hij soupeerde er en dronk aan de leestafel tot een slaperige kellner hem waarschuwde, dat het sluitingsuur was aan gebroken. Met de tram reed hij naar de grens der buitenwijk, waar zij dezen nacht hun kans zouden wagen. Terwijl hij door de stille straat wandelde, rustig als een late vobrbij- gangef. die van café naar huis gaat, beslopen hem opnieuw eenzaamheid en neerslachtig heid. Hij voelde zich als een vloek tusschen de stille huizen, waar iedereen in rust het feest van Kerstmis verbeidde. Ellendig was het, dat zij juist nu gedwongen werden door inbraak hun financiën te herstellen. Blanke Jcop was met het voorstel gekomeh. Zij had den langen tijd geen gelegenheid gehad voor een ongevaarlijke zwendelzaak of oplichting. Hei geld raakte op en hij wjst in een der stra ten van een buitenwijk een huis, waar zij een flinken voorraad juweelen en Oostersche sie raden zouden vinden. Kerstnacht bood gun stige kansen voor een inbraak. Het werk zou zijn sentimenteele gedachten wel afleiden, peinsde de dief. In een donkere straal sluipen, om de wacht te houden, terwijl een medeplichtige deuren forceerde en ju- weelenkisties openbrak, was wel iets anders dan in de kerk naar Kerstliedjes en medica ties te luisteren. De dief glimlachte. Hij wist wel, dat zijn gevoelige stemming niet lang zou duren. Opgewekt bijna liep''bij naar het ei>^; r der straat, waar hij m een portiek Blanke Ju3p op den achtergrond en be- -zou vinden voor de laatste afspraak- Plotseling vertraagde hu zun gang en druk te uch dichtet tegen de huizen aan Aan den overkant der straat, bijna recht tegenover bem knarste «en sleutel de voordeur ging epen en in bel licht van de e lest nacht tamp m de gang zag de dief twee kinderen staan in rood wit geaireepre pyama'tiea en rootle muiltiea in de hoogste verbazing keek de dief toe, hoe de kinderen in beide richtingen in de straat tuurden. Toen stak hij de straat over naar de geopende deur i hu was nieuws gierig en het zou nog zeker een uur duren vóór Blanke Joop het werk begon, dacht hu t'rrwonderd merkte hij op. dat de kinde ren niet bang waren, maar eerder verheugd scHknen, toen zij hem zagen naderen „Zie je wei,” hoorde hij, „daar komt een meneer." „Als *t maar een aardige meneer ia, die ons wil meenemen." hoopte de tweede. Voor de dief iets vragen kon, hingen de kinderen ieder aan een arm. Hij voelde hen bfven van kou; hun handen en gczichi waren paars. „U wilt ons wel brengen, meneer?” vroeg de een. „U gaat toch mee, hé?” vleide de ander. „Eerst naar binnen," commandeerde de dief. „Het is hier veel te koud. Waarom zijn jullie met in bed.?" „We moesten toch op wachten.” „Anders hadden wij u niet gezien. En wij «risten zeker dat u sou komen." .W» hebben den heelen nacht «ewscht en ontdekking er niet en de den hem voor een rijken vrijgezel, die vooe allee een ruatig en onbewogen leven verlang de. Dit bestaan leidde de dief nu tien laar niemand verdacht hem of wist van zun rela ties met Blanke Joop Zn beschouwden hun diefstallen als een beroep het was eenmaal gekozen, eren van tweeën was van plan hei op te geven. Het was gevaarloos en gemakkelijk. Slechts nu en dan, zooals den middag da* hij ti n trouwen schoolvriend na taren terugzag. drong het «tuttende en onwaardige van zun leven tot den dief door. Maar hij maakte zelfs geen voornemena om er mede te breken daartoe had hij hei te lang geleid en was hij tg sterk gebonden aan zijn medeplichtige. Hu werd cynisch, onverschillig tegenover alle opvattingen van eerlijkheid en moraal zun geloof had hij verloren. Hu was de dief. Het kletterend applaus wekte hem uit zijn dommelend gepeins. Met de andere bezoe kers ging hu naar de koffiekamer, waar hu Blanke Joop zou ontmoeten Aan een der ta feltjes vond hu hem. Hu slenterde er heen, vroeg vuur voor zijn sigaret. „Om half twee," fluisterde hu, „IU gaat er in en ik blijf d« wacht houden. Morgenmiddag drie uur op je kamer den buit verdeelen Blanke Joop knikte bijn.i onmerkbaar, waarna de dief hem alleen liet Den omranr met run mederheh- blijkbaar een soort wonder verwacht had den, voelde hij slechts dat zijn mismoedig heid en cynisme hem verheten. Hu schatte dat zij zeker ouder dan dertig was, maar in spreken en manieren was zij een meisje. Groote bruine oo^en, een wipneusie als haar kinderen en een kleine mond in een regel matig gezicht: een kind-Vrouwtje. naïef, kin derlijk, maat niet zorgeloos of onnadenkend; de deugden van een kind, het karakter en de ziel van een vrouw De dief begreep plotse ling het blinde vertrouwen van haar kinde ren in den wonderbaren geleider en benijdde den man, die met deze vrouw door het leven mocht gaan. „Ik ben blij, dat u ze zag," ging zij voort; „ik dank u vnendel.jk. Zij zouden....” Van boven kwam een vleiend stemmetje: „Komt u ons aa.nkleeden, moeder? Anders komen we te laat en de meneer moet zoo Lang wachten.” Zi) bloosde sterk, maar de dief zei: „Uw zoontje heeft gelijk, mevrouw. Ik zal met uw verlof hier wachten. Hoe laat begint de Nachtmis?” Zij keek op de klok in de kleine vestibule. „Over een half uur. Maar....” „U kunt ze toch niet teleurstellen. Ik had toch het plan er heen te gaan,” loog de dief. „Dan heel graag," antwoordde zij. „Zij zullen het heerl.jk nnden." Wantrouwen was haar vreemd. De dief wachtte op de bank, in een soort gedachteloosheid. Het absurde van den toe stand drong met tot hem door; het leek de gewoonste zaak ter wereld.dat hij met twee vreemde kinderen naar de kerk zou gaan, zoo natuurlijk ais het voor de kinderen was dat het Kerstkindje een geleider had ge- tal dL k. A j -Ik** r 4-rgA dar tij beneden waren. Hadden ui de deur •nopend?" „Ik ta« ze tn de deur waan." legde de die? utt „Wachtten zu op iemand? Ik wilde hun vragen wat til tochten, want het w een mm o? meet ongewoon verschijnsel twee peu ters van vijf jaar op dit uur op straat te tM Ah. pardon; van Kheernan." Hs| ’“'m. 4‘* '.’‘K -4' Au?’ 1 we waren han«, dat het te laat zou worden.” De dief dacht dat hij droomde. Wat be doelden die twee met hun wachten en te laat komen? Hij bekeek hen nauwkeuriger. Het waren twee jongetjes, vijf of zes jaar oud: even groot, dezelfde pantoffeltjes en pyama's, dezelfde oogen en haren, hetzelfde nu hoogroode gezicht met een aardiz wip neusje. Hij wilde hun, tamelijk overbodig vragen of zij tweelingen waren toen hij er gens in het huis een deur hoorde dichtslaan en haast ige voetstappen naderen. Een dame kwam n oogenblik jaarna haastig de trap at. „Stoute bengels,” begon zij, nog op de trap. „Waarom zijn jullie ongehoorzaam ge weest? Ik heb jullie toch verboden uit bed te komen.” De kinderen luisterden niet naar het standee.Juichend trokken zij haar naar den dief. „Er is een meneer gekomen, moeder. U wou het niet gelooven, hè, dat hij komen zou? Is het niet te laat, moeder? Zullen we ons aankleeden?” Met haar kinderen kwam zij naar den dief toe. „Ik hoop, dat zij u niet hebben ongehou den, meneer. O, wat zijn jullie koud,-' schrok zij, toen zij de verkleumde handjes voelde. Gauw naar bed. Jullie wordt verkouden, omdat je ongehoorzaam bent geweest.” „Maar we gaan met meneer mee.” „Eerst naar bed. Anders moet je thuis blijven." Gehoorzaam beklommen nu de rood witte kereltjes de trap. De dief hoorde, dat zij verlicht zuchtte, toen zij boven een deur hoorde sluiten. „Ik hoop, dat zij u niet hebben opgehou den." herhaalde zij. Ik wist natuurlijk met. 'ft ’a’ iL „Fr is iets, dat i» hindert,” tei de vriend. „Goed opeemerkt,” gaf de dief onmiddel- lijk toe „maar war her is. wee' ik met." „Je voel' ie eenzaam,” meende de vnend, „zooals edere vnjgetel op Kersavond." „Nonsens,” schamperde de dief. „Hier eenzaam Waarom Wij hebben een goed diner «ehad. de kellners zun beleefd, de zaal is gezellig, er is geen beter strijkje in de stad re vinden, en wij hebben aan rafel meer uit- gegeven, dan menige huisvader vanavond kan besteden aan Kerstcadeautjes voor zijn kinderen Bovendien ben ik zoo gelukkig ge weest jou te ontmoeten wij hebben leuke school-hennneringen opgehaald en ik al thans heb mij vanavond buitengesvoon ge amuseerd." De vrtend tikte den kellner om re betalen en nam tas en hoed van den kapstok. Harte lijk namen zij afscheid terwijl zij elkaar de hand drukten keek de vriend nog eens den dief scherp aan, inspecteerde daarna zijn horloge. Toen schoof hij zijn stoel «veer bij. „Ik zal je een goeien raad geven,” zei hij. „Je moet trouwen." „Ie komt te Laat voor je trein," ontweek de dief. „Ik heb nog nen minuten. En die wil ik gebruiken om ie precies de waarheid te zeg- ven Ma» ik merwaar Ik heb oude rechten d*ao>au. a. U J /tUW u 4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 13