I I Zalig ^Kerstfeest o ooooooooooooooooooooooooooooe L P< D E I DE DICHTER VAN „STILLE NACHT”. DE KERSTMIS \AN REMBRANDT. ©a® aan <k 1 *o< h; bfj’ di. O y •ZfK om. heeft bs DE PROCESSIE DIE MET KeRSTMIE TE BETLEHEM WORD! GiMCUDEN. toen de pHesrers en roodgefoogde mi«die- F<e0aee0Eti(^E®fc)6a0(^EaED6K^u^0C9®®M t aan naat 1 lan bai kaï fu d« es pei Ge te dM M SM M V*l *>l Ds v® V* vt 1* h« ergernis. over een stuk koper gebogen. wunn Mi mei forse he trekken een schets graveert De herinnering aan den tonmgen avond die hu Jen steeds vreugdeloozcn kinderen kon schenken, vervult Zijn hart me' een diep medehtden en‘warme 'tederheid, welke zun hand met den graveerstift besturen Zoo heeft hij de schets opgetet, hei heem van het machtige stuk, dat als een samen vatting zou worden van geheel zijn oeuvre huis .We zijn drie keer naai beneden gegaan." a>bi te waarschuwen als er hij. halverwege de trap, het kind-vrouwtje me' groote schnkoogen Den twaalfden December 1925 heeft de stad Salzburg een (laad van pi?reit gesteld ie- gens haar burger Joseph Mohr, den dichter van ..Stille Nacht' Ter dankbare herden king werd dien dag een gedenksteen ge plaatst in zijn geboortehuis in de Stemgasse. Plannen zi)n toen gemaakt om voor hem en den componist van het wereldbekende Kerst lied, Frans Xaver Gruber, een standbeeld op te richten in Oberndorf aan de Salzbach en daar tevens een Gruber-Mohr-kapel te bou wen. Algemeen houdt men Gruber voor den componist van „Stille Nacht". Er zijn er ech ter ook velen, die dit betwijfelen. Tot nu toe is nog geen document gevonden, dat de strijdvraag afdoende beantwoordt. »00000000000000000000000<>0<H>0<l blijft hier, natuurlijk." zei zij. besliste hij kort. Wilt u de auto waarschuwen?. En er moet iemand naar de kerk om Wim en Pim te balen." „Ja, de kinderen," schrok zij. „Maar meesterlijke uitvoering van een grootsch concept, door de heerlijke schakeermg van licht en schaduw en vooral omdat Rembrand' zijn gansche ziel in dn schildert) heeft gelegd ter me bei de W mü ■teil uitj bet dai >1 verwondering over die rijke be- volgen alle 'wm'ig hem Rembrandt mei een kwiek mei«ie, dat op de ..nog mooier winkel weet dan Het is een ba- De schilder over aan den die den drukken troep naar het winkel brengt. I naars uit de sacristiedeur kwamen Hei or gel tuichte en een zuivere longensstem trilde door de kerk. De diet verloor zich in herinneringen. Hoe lang was het geleden dat hij als kind naar den Kerstnacht verlangde en naast zijn moe der in de kerk knielde? Hij vocht tegen zijn aandoening, wilde cynisch blijven. Had hij vanavond me' gespot over den eenzamen booswicht, die door een Kerstliedje be keerd werd? Wat hem in de vestibule van dar huis natuurlijk scheen, was nu voor hem senrimenteele onzin Wat had hij zich in te Nachtmis wilden? In gezelschap van Blanke Joop zou hij Drift'g rukte hij Pim aan den arm. „Op welk nummer wonen lullie?" vroeg hij getaagd. „Nummer 91,” antwoordde Pim prompt. „Moe< u naar huis?" De dief dwong zich tot kalmte. „Ja. kerk boek balen. Hier blijven tot ik terug kom, hè?" Pim knikte) Wim bemerkte zelfs met dat bij de bank verhei. De biddende menschen kèken verwonderd, 'oen hij driftig door bet pad liep. Hu zag her niet. „Idioot.” schold hij zichzelf. Woedend verwenschte hu zun onbegrijpelijke ge dachteloosheid Hoe was he' mogelijk, dat hij vergat, waarom hij in die straat had ge- loopen? Nu was Blanke Joop waarschijnlijk in het huis, het vrouwtje zou niet slapen, zou den inbreker hooren en Joop was een gens van het troepte zwoegen met een reus- achtigen kerstboom Hijgend en vermoeid, opgewonden van geluk, bereiken zij het huis van den schilder, waar de oude trouwe Hen- dnekte op hun kloppen hun de voordeur opent. Rembrandt brengt zijn jeugdige ;asten naar het groote atelier Het groote wordt onmiddellijk gevuld met blij gezang en geschater van drukke kinder stemmen, in het atelier draven tongens en meisies heen en weer en werken met haas tigen ijver om den Kerstboom op te stellen en te versieren op de trap maken dne jon gens een heidensch lawaai met een ladder, die zij van den zolder gehaald hebben om de groote zilverpapieren ster boven den Kerst boom te hangen Maar als de boom klaar is en de vele kaarsies branden, wordi het Muurd, en roe argeloos als he' vrouwtie hem haai kinderen 'oevertrouwd*. Tien mmu'en 'sier 'iep de die' weer m de Mille «raai, rechts en links van hem een druk redeneer end tongen*, ingepakt m dassen en muiten. „Het was heel moeilijk om wakker te blij- >en. t handen boven dek werden tt koud en kon ♦n Aangevangen in dezen Kerstnacht van 1648. den arbeid vragend van een geheel iaat om vpltooid te worden op het volgende Kerstfeest, van 1649. is dit het sublieme doek, dat bekend ia als het „Honderd gulden stuk", too genoemd naar den prijs waar voor het van Rembrandt is gekocht Christus, gezeten aan de bron van Bethseda hef' Zijn hand over de scharen om allen 't zevenen te vergeven en <t genezen In deze van God delijk hch' overstriaide figuur schijn' Rem brand' het geheels leven van Christus te hebben willen verbeeld de woorden van troost en medelijden tot de lud-nden de gezondheid welke I ij den zieken 'erug gal. die aanbiddend hun handen rot Hem Opheffen, de roep tot de kinderen die Christus niet vergeefs laten vragen, den vrede en de liefde die ij de wtreld gat. Het is een Rembrindrevk hoorde hij links „Pim zei. da' wij Je moesten houden, dan >e mei m slaap val- „En Wim relde aldoor zestig,'* klonk het rechts „Dan is et een minuut om, heeft moeder verteld Maar her duurde erg lang." zijn arme kinderen, die uit de grauwe slop- tes en stegen zijn gevlucht Om althans te zien, wai andere kinderen op Kerstavond bezitten. Hun handen zijn blauw, hun licha men beven van de kou. waartegen de te dunne kleeding geen bescherming biedt, maar zij schijnen het niet te voelen, want enthousiast, en bewonderend wijzen zij elkaar de schit terende en klatergouden dingen, reeds blij, dat zij elkaar kunnen vertellen hoe heerlijk het bezit «ou zijn. Luisterend en observeerend is Rembrandt weldra in hun midden. Hij voelt zoo goed hun armoede, hun gebrek aan vreugde, hun hunkering naar het weinige, wat een kinder leven rijk kan maken, dat hij zich sterk tot hen voelt aangetrokken. Scherp luistert De geschiedenis van het „Honderd-gulden-stuk In den Kerstavond van miat en reven, van een druilerig» natte kou en modderige striren liep Rembrand' over de slapende grachten van Amsterdam. Eenzaamheid die hem op dezen avond vooral 'e zwaar wer<J, had hem ui' zijn huis gedreven. Wam Hol lands groote kunstenaar was eenzaam en alleen De gunst van he< publiek had hij verleren zijn vrienden, die minder zijn vriendschap toch'en dan zun beroemdheid bruut, greep dadelijk naar run revolver.... De dief bad Ja< hij me' 'e laa* zou komen Hijgend stond hu vóOr her huis, onder zocht vlug he> skM. daarna he< raam. De veri van het kozijn was beschadigd On hoor baat had hu eenige seconden la ter met een Joopet de deur geopend Op de deurma' bleet hu «aan en luisterde, het huis was donker en stil Hu luisterde scherper, hoorde ’oen >n de kamer naast hem een zwak ee-uchi. alsof een stoet verschoven werd Met de revolver in zijn hand sloop de dief naai de eerst* deur in de gang, me' zun oor op het sleutelgat luisterde hij Weer een zwak gerucht, net stond nu voor hem vast, dat zijn medeplichtige in de kamei was Met ten beweging had hij de deur open gerukt Blanke Joop stond bij het buffet, waarop eenige Oosterse'i bewerkte kistjes voor hem lagen. De schrik in zijn oogen ver dween 'oen hij den dief herkende „Gemakkeiijk werk." zei hij „Ik heb de gordijnen gesloten en he< licht aangedraaid. Geen gevaar Maat waarom ben nj hier? Dat is de afspraak met.” „Heb *i iets?' vroeg de dief. Blanke Joop klopte op zun binnenzak. „Leg her dadelijk weer op zun plaats en ga hier vandaan.' De inbreker werd bleek van „Klets met.” zei hu ruw ..Moreen waarom was u hier toen die vrees»lijk* man •nbrak?" Hu glimlacht*. „Door hetzelfde toeval dat mii tot Wim en Pim bracht." Toen hij in de ziekenauto gedragen werd, Uitkien de groot* oogen hem dankbaar aan „Een droevig* Kerstmis voor u," tci gy. „Neen," antwoordde de dief, „een zeer goed* Kerstmis." vertelde Wm eniand kwam." „Wist u waar w* wonen?" vroeg Pim. „Hier gaan we om den hoek meneer Wij zijn direct m d* kerk Is h*i uw kerk ook?" „Nee an'woorddr d» dief „Dan za. k tegmen, waar w» zitten "ver klaard* Wim .iu heelemaal voer aan He’ .rgei spreid* met voile registers 'oen zij de kerk runnen kwamen Werk'uieeiljk tic hu zich ictdrn door d* kinderen en kniel de n de bank waai Wini fluisterde „Deze bank meneer E»*n keek hu link- en rrchts naast zich m adoratie «aarden de wollen ventte* naai de bloemen en kaarsen op her 'eestelitkr altaar Beide sloegen een kruis. naar hun uitroepen van bewondering en verlangen Hei i* hem of deze tongen* cn meisies arm en verlaten a>* hij zijn eigen kinderen zijn en plotseling, onbewust en impulsief, noodigt hu hen uit me' hem mee te „Jelui krijgt van mij, wat m hebben Zonder •ofte gaa' voorop Rozengracht dez* >n de Warmoesstraa'" zar een waar kinderparadij* geeft zijn beschermelingen eigenaar achterst* gedeelte van den Daat kunnen zij ongestoord de volle vreug de gemeten om te tceken wat zij begeeren ui' den overstelpenden voorraad van aller lei Zuidvruchten figuren en poppen van marsepain en nougat, verpakt in ntseiend en blinkend goudpapier, kleine spiegeltjes, poppen, fluitles sabel* trompetten dui velt ie*-tn-doosie arken van No*, tinnen sol daten. volledig opgetuigde fregatten en schoeners, kaarsies in alle kleuren en hon derd andere dingen die een kind rijk maken. Zakken en handen vol mei geschenken, verlaten d* kinderen den winkel en volgen Rembrandt over den Dam naar zijn hui* in de fodenbreesrraat i de vijf sterkste 'on naar ie grappen luisteren. Wil ie persé ge knipt worden?" De dief liep naar den muur tegenover het buffet. „Laat ie revolver in ie zak." gebood hij, terwijl hij zijn eigen wapen toonde. „On- middellijk weg nu.” Met de revolver dreef hij zijn medeplich tige naar den gangdeur „Ik wil niet, dat je hier steelt Dat ts alles.” Een harde vloek kraakte door de gang. „Je bent gek." hijgde Blanke Joop woest. „Stil!" siste de dief „Zij zullen je hooren. Maar het was te laat. Boven op de trap klonk een angstige kreet. De dief was on- laten met 'wee kinderen, die graag naar de voorzichtig en keek naar boven; daar zag op hen wilden laren afstralen, hadden zich van hem afgekeerd, tegelijk met het pu bliek zijn kunst, steeds ernstiger en be zonkener, vond geen weerklank bij het volk ging het begrip der rijke reeders en koop lieden te boven. Zijn kinderen had hij ver loren en Saskia, hun moeder, was hen in den dood gevolgd. Het verlies van zijn kinderen was de zwaar ste slag voor hem geweest, Zijn warme sym pathie, zijn liefde ging uit naar alle kinde ren. Vandaar.dat hij ook nu bijna onwille keurig zijn schreden richt naar een winkel met bonte uitstalling op den boek der War- moes-1raat, waar een troepte jongens en meisies elkaat verdringen om het best de begeerde lekkernijen en speelgoederen te kunnen zien Hun drukke stemmen hebben den schilder uit zijn gepeins gewekt. Hei rumoer minder He< gezicht van den Kerst boom, dien velen voor het eerst zien, maakt de kinderen stil, ƒ01 Hendrickje zich bij hen voegt en een kerstliedje aanheft. De schrille, ongeoefende kinderstemmen zingen met een vuur en een gevoel, dar ontroert. Vanuit een hoekje bekijkt Rembrandt den boom en de kinderen, en het schijnt hem toe. dat zijn eigen gestorven kinderen in het huis zijn teruggekeerd, om mei hun vriend jes kerstmis te vieren. Als de jongens en meisjes, met een.blos van genot op de wangen en een schittering in hun oogen, zijn vertrokken, ts het oude huis weer stil en donker. Alleen in he' atelier brandt een enkele lamp. Met de ronde flu- weeien muts op bet hoofd en een warmen jnantei om zich heen geslagen, zit Rembrandt „Als ie één woord zegt.’ schiet ik te neer," beet de dief den inbreker toe Voor niets ter wereld wilde hij dat het vrouwtje zou weren, wie de geleider van haar kinderen was: voor h«t eerst schaamde hij zich over zijn levens wijze Weer keek hij naar boven, vreezend dat zij toch iets van hun gesprek gehoord had Op hetzelfde oogenblik klonk een schot; Blanke Joop rukte de deur open en vloog naar buiten. De dief zakte op den gang vloer; in zijn enkel sneed een scherpe pijn; „Wih u telefoneeren naar het gasthuis?" vroeg hij, toen het vrouwtje zich over hem boog „Neen. 11 b

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1927 | | pagina 14