3 VERBROKEN BANDEN. «MM te ik laat me niet bij zulk K? (Wordt vervolgd). schrok toen hfj den grjjt>- jk bo ot ge aiben- verbonden is. De belle du saison behoorde ei; lage te hebben, om de uitgaven te verlichten, sf'1 John Trever- «a salaris eene toe lage te hebben, om de uitgaven te verlichten, die zij doao stoet gedurende het jaar, dat zij te functie is, evenals de Lord Mayer. Bedenk eens. wat men van haar verwacht! Aller oog b op haar gevestigd. Iedere vrouw in Londen, ziet bij haar op, aM| DE ZWARTE SCHOENMAKER VERHAAL UIT HET ZWITSERSCHE VOLKSLEVEN. '("VervolgJ. Op zekeren dag bracht hij het gesprek weer op Heinrich Zurlauben. „*t Is toch goed, dat g|j nog vrij zijt,” wi de hij. „Hernnch moge zich gebeterd hebben, ik vertrouw hen echter niet en hij is en blijft een Zurlauben. t Zijn allemaal halve Fran- seben. Ge zult ien, boe goed uw vader het met zijn Seppe.i me*nt” „Maar, lieve vader! Gij weet toch, wat ik den heer Zurlauben beloofde vóór’ zijne komst te Zug niemand het jawoord te schen- „Gjj kunt uw woord houden. Schumacher heeft nog nooit iemand den raad gegeven zijn woord te breken. Maai let eens op den man, die ik uwer meer waardig acht! Gij hebt hem gezien, een officier van denzelfden leef tijd als gij. Kunt gij met raden, wien?” „Gij meent den Ooetcnrqkschen kapitein?" riep Josephs vreschrikt uit „Ja, ja Gjj kunt goed raden!” sprak Schu macher lachend. „Geen flink persoon? En gij moest hem eens zien in zijn groen uniform met de gouden tresse!" „Vader! Gij schertst! Hoe zoudt gij kunnen gelooven, dat uw Seppeli alleen naar een flinke gestalte en mooie kleeren zag?" „Nu, nu! Zonder invloed is de uiterlqke verschijning van een zekereb Zurlauben toch opk niet geweest En wat het karakter aan belangt acht ik kapitein Kranz meer dan Zurlauben, tenminste, zooals hij vroeger was.” „Kranz lijkt trotsch!" antwoordde Jose phs. „Dus hij bevalt u tot beden niet erg? Ik wou anders zeggen, dat de mooie oogen van zeker Zuger meisje bet hart van dien kapitein gevaarlijk gewond hebben!” „Ik mag wachten tot Heinrich Zurlauben terug is! Wij willen den tijd niet vooruit loe pen, vader! Maar kom, ik zal u een hoofdstuk uit het werk van pastoor Moos voorlezen!" Schumacher keurde het goed. De overige huisgenooten worden geroq en en woonden de lezing bij. Toen moest Ca« ciiia het avondgebed vo'-c Wdden, waaraan h<-t kind eiken avond <«i» Onze Vaaer tojvoegde voor „Vriend en vijand", hetwelk dc burgemeeser, als privaat persoon, aandao'itig meébad. Al« burgemeester was hq daarom niet min der vast besloten, df moordenaars en hen, (Se z«* !'angespoord hadden, volgens olicht Daar recht en gerechtigheid te vervolgen. Toen doker Hes hem een paar weken la ter eindelijk veroorloofde, zich „langzaam eu zonder zich op te winden, weder met de .,r» bus pubücis”, de staatszaken, te bemoeien. Het Schumacher den stadhouder Letter ont bieden om hem mede te deelen, wat het eind resultaat van het voorloopig onderzoek was. Men was niet veel wijzer gewrden. De moor denaars hadden over ’t meer de vlucht geno men naar Arth. Daar vond men tenminste de boot, welke die knapen bij schipper Sohutz ha<Men zien liggen. Wegens de vijandige houding welke bet kanton van Zug bad aangenomen, was ei geen sprake van achtervolging. Waarschijnlijk waren de lingen over Uri naar den St. Gothard I de aanhouding en uitlevering verl Do brander kon verklaren, dat hij tijdena den overval en wel een uur vi na in den „Sleutel” te Oberwy! zijn bier dronk. En de oude Zoller in het straatje verzekerde hetzelfde omtrent den rooden Ludi, wiens stem Schumacher meende geboord te hebben. „Enfin, ik kan mij vergist hebben”, sprak de burgemeester. ,Jk was op dat oogenblik Mina z’nne'oos van angst. En de oud-burg» meester Andennatt, hoewel door de lang*, gevangenschap op injj gebeten en van huls uit een onruststoker, kan zulk een aanslag niet uitgebroed hebben. Daartoe is hq te de gelijk. Die bannelingen kunnen wjj niet ach tervolgen We zullen het onderzoek dus vooi- loopig uitstellen. Toch vertrouw ik den roo den Ludi niét, niettegenstaande de getuigv nis van den ouden Zoller. .Jk wil goed opletten, waar hij zich meestal ophoudt!” Daarbij bleef het vooreerst. Eenigen tijd later bezocht Sohumaohet Andennatt Hoog boven in eij dakkamertje van het oude hospitaal trof hjj den grijsaard, die te bed h De vluohte- J getrok ken, toen de regeering van Zug te Sehwij» •lanede. t hij tjjdena roeger en daar- rwyl zijn potje Rijn zij bij zich zelve vroeg, hoe het toch zoo komen kon, dat haar man geen vrienden had. die waardig waren zijne gasten te wezen, nu de fortuin hem zoo vriendelijk toelachte. Het diner was niet eene bij uitstek' vroolijke partij, maar allen gevoelden desniettemin, dat het een groot maatschappelijk succes was, Lady Parker, uitgedost in robijnkleurig fluweel met diamanten, en Lady Barker, in 't zwart satijn met robijnen, waren de twee centraalzonnen, rondom welke zich de mindere planeten bewogen. De gesprekken liepen over de gewone on- derwerpen, betreffende de plaatselijke belangen en die van ‘t graafschap; met verontwaardiging werd er gesproken over dan predikant :eener naburige gemeente, die na het laatste jacht seizoen vier jonge vossen gestrikt en doodgeslagen had; met ingenomenheid werd er gewaagd van een overheidspersoon, die een knaap van negen jaar in de gevangenis gezet had, om dat hij zich schuldig gemaakt had aan het stelen van drie rapen, en die op boosaardige wijze aangevallen en bespottelijk ge maakt was door de radicale dagbladen, wegens die noodzake- lijke handhaving van het eigendomsrecht; er werd druk gere deneerd over de vooruitzichten van het jachtseizoen, en over paarden en honden, en ook een weinig over de politiek, over de kansen van vrede of oorlog, van hongersnood of overvloed. De gasten waren te talrijk voor een algemeen gesprek, myr nu en dan werd het Babel der stemmen op één punt gecon centreerd, en zwegen hier en daar sommigen, om met belang stelling naar een alleensprekend woordvoerder te luisteren. Dit had het meest plaats aan dat gedeelte van de tafel, waar Edward Clare gezeten was, twee plaatsen van John Trevor ton af. Mr. en Mrs- Treverton zaten tegenover elkander in hét midden van de lange tafel, omringd door de schitterende ster ren onder de gasten, terwijl de twee uiteinden der tafel over gelaten waren voor de jongelui en de minder voorntone per sonen. Edward Clare had door een fortuintje eene plaats ge kregen onder de schitterende sterren; een zwaarlijvige vrede rechter had plotseling een aanval van podagra gekregen en stuurde op het laatste oogenblik een briefje, om rich te ver ontschuldigen, waarop Laura Celia met een boodschap naar den hofmeester had afgevaardigd, om de naamkaartjes te doen verwisselen, en Edward Clare de lediggelaten eereplaats te doen innemen. Zij had dit gedaan tnet het welwillend verlangen, om wat balsem te gieten in de wonde, welke aan zijn gevoel was toe gebracht, daar zij wel vermoedde, dat hij wat bitter gestemd zou wezen, nu hij haar voor de eerste maal in hare nieuwe waardigheid ontmoette, en daar zij ook wel wist, dat de fijn gevoeligheid van dezen jongeling voor de grootste helft uit zijn ijdelheid voortkwam. Edward had haar beloond, door levendig en geestig te spre ken. Hij was kersversch ui» Londen gekomen, en was zeer goed thuis in de meest belangwekkende dingen van het vlin- derleven van een Londensch seizoen. Hij deelde hun allerlei merkwaardigheden mede betreffende de dat jaar tentoonge stelde schilderijen, stelde de nieuwe schildersschool in een be spottelijk licht, beschreef de belle van het seizoen, en open baarde aan zijn hoorders het geheim barer populariteit. „Het wonderbaarlijkste van de historie is, dat niemand ooit wat moois aan de dame gezien had, totdat zij op eens in de voorname kringen opgang begon te maken als de eentge vol maakte schoone vrouw, die d-ï wereld aanschouwd had, sedert de Venus.te Milo was opgedolven. In haar eigen omgeving had men nooit zoo hoog bij hare schoonheid opgezien. Niemand stend meer versteld dan haar eigen familie, toen zij als de koningin der schoonheid gekroond werd, -behalve zij zelve. Hare moeder had het nooit vermoed. Op school had men haar eer leelijk dan het tegenovergestelde gevonden. Naar men zegt, heeft men haar zoo vroeg laten trouwen, omdat hare famine met haar opgescheept was, en nu kan zij niet door het park rijden, zonder dat geheel Londen den hals uitstrekt an de oogen inspant, om haar toch te zien te krijgen. Wanneer zij zich hier of daar in het publiek’vertoont, gaan de vrouwen op stoelen staan, en kijken ze naar haar over de schouders van anderen heen. Ik houd het er voor, dat zij haar het kunstje willen afkijken, waardoor zij het zoover gebracht heeft. Dit soort van populariteit moge in 't afgetrokken® heel aardig rijn, maf ik vind het heel hard voor de dame zelve.” „Waarom vindt gij 't hard voor haar?” vroeg John Travar- ton. Omdat er aan de positie van belle du saison i i genlij] aard zag. De witte baard was hem tot vei beneden de borst gegroeid. De oogen waren ingezonken en blikten onheilspellend in bei rond. „Wilt gij o nog verlustigen in mijne ellen de?" schenen zjj te vragen. Toch reikte de oud-burgemeester, zij het dan ook aarzelend, zijn vijand de hand. „Zijt gij ziek, mijnheer Andennatt?" vroeg Schumacher, terwijl hij een stoel nam en bij bet bed ging zitten. „Ziek eigenlijk niet, maar verbazend koud. Een tweeden winter zou ik in dit ijskoud ver trek niet kunnen doorstaan. Voe! zelf bo® de Oosterwind hier overal binnenkomt!” ant woordde Andennatt „Misschien zou het du „Harten" pleizier doen, als ik stierf, vergeef mij. i' uw redding." wenscb op hartelijken toon aan te bieden. „Men zou mijn dood in elk geval uwe partij ten laste gelegd hebben”, sprak Schu macher, terwijl hij bet ontvluchtte?" vroeg hij op strengen toon. „De duivel moet den gevangene geholpen hebben, anders begrijp ik bet niet", ant woordde de gevraagde. ..Daar, daar ligt de vjjl ■og op den vloer en een doorgevijlde scha kel van de ketting! Ik bezweer u. dat ik er niets van geweten beb. De duivel moet hem een vq] bezorgd hebben; ik niet, zoo waar ia op de eeuwige zaligheid boopl" „Onbeschaamde kerel! Gij waagt het een oud-burgemeester te beschuldigen met satai. - omgang te hebben? Gij. gij hebt hem de v|ji gegeven en de deuren geopend. Dadelijl kennen en de medeschuldigen noemM ligt binnen een kwartieruurs in den Ka toren!" De poortwachter wierp zich op zijn knieën en smeekte met opgebeven handen om barm hartigheid. Maar Schumacher bleef bij zijn besluit en de roode Ludi riep tevergeefs om medeleden. Enkele beulsknechten bonden hem en sleepten hem staandevoets naar den ge vrees den toren aan de Vischmarkt. Daar werd hij in een donkere, nauwe ruimte opge sloten, tot men een nader onderzoek zou in stellen. „Hij is schuldig: tonder zijn hulp waa er van een ontvluchting geen sprake!" zeide de burgemeester bij zichzelf, als bij de gedachte aan den gevangene in den Kaibentoren, twijfel opsteeg of hij misschien toch nog een onschuldige had laten opsluiten. Op den feestdag der Onnoozele Kinderen hield een priester, bevriend met de tegen partij. eene predikatie over rechtvaardige en onrechtvaardige rechten. De geestelijke noemde wel geen namen: maar men weet» met den vinger op Schumacher, die bleek van verontwaariigingin de bank zat, Denzelfden dag hield hij met de raadsleden een buitengewone zitting waarop besloten werd, den deken met het gebeutde in kennis te stellen alsmede den bisschop van Constant. Onmiddellijk an afloop van de vergadering betrad hij met enkele rechters den K alben toren en liet den rooden Ludi in de folterka mer brengen. Hij meende, dat een opsluiting in de donkere ruimte den wachter, aan wiens schuld hfl niet twijfelde, wel tot bekentenis zou brengen. Maar neen, de man herhaalde nog eens, onschuldig te zijn. Toen vroeg de burgemeester den rechters of men volgens de wet gerechtigd was tot de „scherpe vraag". De rechters verklaarden eenstemmig, dat Ge wet daartoe het volste recht gaf. „G(j hoort het! sprak de burgemeester tot den gevangene. ,J)aar staat de ladder-, daa> zjjn de steenen en de stokken! Ik beb nog nooit van deze middelen gebruik laten ma ken. maar ben besloten he bij uw persoon aai, te wenden. Beken, of ik roep den beul!" De aangeklaagde wilde met vele woorden zijn onschuld betuigen. De dictator liet hem echter niet uitpraten. Hij verlangde een kort, duidelijk antwoord op de volgende vraag „Bekent gij den oud-burgemeester in zijne vlucht behulpzaam te zijn geweest ja ot neen?” „Ik had dien nacht te veel gedronken. Ver der wee ik niet!” .JEn hebt gij de gevangenisdeur niet vooi den oud-burgemeester Andennatt geopend?" „Neen, neen!” „En waart gij niet een der moordenaars - bij den kalkoven?” „Mijnheer de burgemeester ik moet u ver zoeken, deze zaak niet aan te roeren, al» staande niet in verband met de ontvluchting van den oud-burgemeester. Het is in strijd met de erchtsverordening. Gij waart dan In zekeren zin index in propria causa!” sprak, een der rechters. „Onderzoeker, geen rechter!” antwoordde Schumacher bits. „Maar goed! Deze laatste vraag wordt hem bij gelegenheid gesteld. Hl] moet ons eerst bekennen, dat hij den vluchte ling met opzet ilet ontsanppen. Roep den beul!” En nu begon de foltering. Men bond den verdachte de handen op den rug en sloeg om de armen een haak. Voor de laatste mam vroe gde dictator, of hij bekennen wou Ai daar deze, in stee van een antwoord, ondei ontzettend vloeken en lasteren Gods straf fende hand over alle tyrannen afriep, trok de beul de haak m de hoogte. Geen poging om eentg antwoord te geven. Toen werlen steenen aan de voeten ge hangen, terwijl bovendien de armen van den gefolterde ruggelings over het hoofd getrok ken werden. Schumacher kon bet niet langer aanzien en wilde bevel geven, de foltering, die eigenlijk nog pae begon, te doen eindi gen. Wat Edward werkelijk van plan waa. het was op kosten van zijn vader te leven, totdat net publiek en de recensenten of de recensenten en het publiek er toe gebracht konden wor den hem te erkennen als een der nieuwe lichten aan den ster renhemel der verbeelding. Mr. Clare begreep dit heel goed, en gevoelde, dat 'hem, als man met beperkte middelen, aldus een zware last op de schouders gelegd werd. „O ja, ik ga er heen," zeide hij tot Celia, toen zij hem vroeg, of hij Laura s uitnoodiging had aangenomen. „Ik wil wel eens zien, hoe die Treverton zijne rol als landedelman speelt.” „Hij doet dat, als ware hij er voor in de wieg gelegd.” ant woordde Celia- „Hij is op bewonderenswaardige wijze voor die rol geschikt. Ik wil je gevoel niet pijnlijk aandoen, beste Ted, maar Mr. Treverton en Laura zijn het gelukkigste echtpaar, dat ik ooit gezien heb.” Edward grijnsde satanisch. „Ik zal hun dat geluk niet be nijden, mijn waarde. Wat ik ooit voor Laura gevoeld heb, is dood en bkgraven. Eene vrouw, die zich heeft kunnen verkoo- pen, gelijk zij gedaan heeft „Zich verkoopen! O, Ted, hoe kunt ge iets genl Ik verzeker je, dat ze innig gehecht is aan ton." „En hij beloont hare gehechtheid door van haar weg loopen, nog voor het einde hunner wittebroodsweken; en als hij weder voor den dag komt, na een tijdsverloop van zes maanden of zoo, gedurende welke niemand weet, wat hij heeft uitgericht, ontvangt zij hem met open armen. Een zeldzaam echtpaar, voorzeker! Maar eene nalatenschap ten bedrage van veertien- duizend pond ‘s jaars verontschuldigt voor een goed deel het vreemde van het geval; en ik kan me heel goed begrijpen, dat Mr. en Mrs. Treverton onbeschrijfelijk gezien zijn in den om trek." „Dat zijn zij," bevestigde Celia met vuur, „en zij verdienen het ook- Als ge eens wist, hoe goed zij zijn voor hunne pach ters, voor hunne dienstboden, vo.or de armen!" „Eene goedheid van dat soort is eene zeer verstandige geld belegging, mijn onnoozel zusje! Het kost iemand misschien vijf percent van zijn inkomen, en het werpt voor hem af, dat men hem als een fatsoenlijk man beschouwt.” „Wees niet zoo bitter, Edward!” „Ik ben een man van de wereld, Celia, en misleiden door uiterlijken schijn." „Dan zult ge ook nooit een dichter worden,” voerdé zijne zuster daartegen aan. „Een man, die niet gelooft, dat goede daden uit de harten der menschen voortkomen een man, die achter elke edelmoedige daad een onwaardige beweegreden zoekt zulk een man zal nooit een groot dichter worden, 't Is waarlijk al te ijselijk, je zoo te hooren spreken, Edward! Dat hatelijke Londen heeft je bedorven.” Edward begaf zich den volgenden dag naar het diner, maar niet gezamenlijk met zijne familie. Hij kwam alleen, en zeer laat, met het doel, om te kunnen waarnemen, welk een uit werking zijn binnentreden op Laura Treverton zou hebben. Helaas, welk een pijnlijke wonde werd daar aan zijn ijdelheid toegebrachtl Zij verwelkomde hem met een openhartigen glim lach en een vriendelijken handdruk. „Het verheugt me zeer, dat ge nog tijdig genoeg zijt thuis gekomen, om dezen avond ten onzent te kunnen doorbrengen," sprak zij. „Ik ben met het oog op dezen avond thuis gekomen," ant woordde hij, op zoo teeaeren toon als iegelijk was een alledaagsche verzekering. „Gij kent, geloof ik, al de aanwezigen; ik behoef u pok niet aan hen voor te stellen.” „Ik ken natuurlijk al de aanzienlijken uit dezen omttek Maar onder de voorname vrienden uws echtgenoots zijn er zeker, die ik niet ken.” „Er is op het oogenblik geen van de vrienden mijns echt genoots," antwoordde Laura; „we hebben geen gasten, dan die in dezen omtrek thuis hooren." „Dan vrees ik, dat het je moeite zal kosten, «Ien avond zon- 1 der verveling ten einde te brengen." „Ik verwacht van u, dat ge me helpen zult, den avond ten einde te brengen door uwe geestige en schitterende gesprek ken," antwoordde Laura op tachtigen toon, terwijl Edward op zijde ging, om plaats te maken voor binnenkomende gas ten. ‘t Waa hem gelukt haar voor een oogenblik te ontstem- «mq. want dte wAnrden van hem waren aanleiding geweest, dat Maar ik vergat u te feliciteren mei Het gehikte hem echter niet zijn geluk- „Men zou mijn dood m elk geval -JB2! Unkkan” onenlr irwfjl hij den gevangene strak Iw bet gelaat blikte. „Nu, zij zullen er reden toe hebben. Liefde hebt u niet gezaaid", zei Andennatt bitter. „Wat ik hier in die anderhalf jaar le«d. zult gij eens voor den eeuwigen rechterstoel moe ten verantwoorden.” „Ik meen daartoe in staat te zijn!” wte b*t antwoord. „Maar waarom overhandigt gjj niö de geheime artikelen ook niet. Doch ik bet» hier niet «komen om met u te twisten, maat om u de hand der verzoening te reiken „Ik ben benieuwd te vernemen onder wel ke voorwaarden!” zei Andennatt Nu ontwikkelde Schumacher zijn plannen Tenslotte wille hij, dat Antermatt zou te leven. direct noch indirect tegen de nolitiok der „Harten” te agecren. „Betaoft gjj dit, dan wil ik zien uwe in vrijheidstelling te bewerken. En ak 4e ban nelingen hetzelfde beloven, kunnen zij ook amnestie erlangen. Gij ziet dst het mij ernst is. den U®ven vrede te herstel'en.” „Dat alles klinkt heel schoon!” zei Andor- matt naienkend. Gij verlangt den vrede ik geloof het. Dus Oostenrijk in plaats v.tn Frankrijk. En mijn goede vrienden moeten beloven u in uwe politiek niet te hinderen! Ik begrijp n. Dus wjj moeten ons onderwer pen. Zooveel ik hier in de gevangenis ver neem, bestaat er alle kans, dat wij overwlu nen. Neen, heer burgemeester, ik beloof nog niets, Ik moet eerst de zaak eene nader over wegen!” Schumacher verliet den gevangene, hem een betere verzorging belovende. „Zij versmaden den aangeboden vrede!’' mompelde hij, huiswaars keerende. „Goed! Dus strijd. Onder deze omstandigheden ware het laf mijne betrekking neer te leggen.” De roode Ludi, die hem bij ’e deur met vele buigingen groette, ontving -icvd betei voor den gevangene te zorgen. „Maar neem u in acht, dat hij niet ont vlucht, zooals de oud-burgemeester Weker!’ voegde Schumacher er waarschuwend bij. „Gif weet, wat ik u laatstleden zeide.” De Kerstdagen kwamen en men ging vlij tig bij de Capucijnen ter kerke. Den tweeden Kerstdag was het helder, vriezend weer. Toen hadden de kinderen mei Seppeli den berg beklommen en in het non nenklooster bet kribbetje bewonderd. Thuisgekomen verhaalde Caecilia wat zq gezien had. Zuster Cherubina had op een lang breed lin de woorden geschreven: „Vrede op aarde den menschen van goeden wil. Dat lint met die gouden letters hadden Hier werd Caecilia’s verhaal door de moe der onderbroken. „Daar is een bode met de tijding, dat Andennatt ontvlucht is!” riep zq haastig. Schumacher werd bleek van toorn. „En vrede op aarde”, herhaalde hij. „Zq willen immers den strfjd op leven en dood! Du» dat is het antwoord, dat ik na de Kerstdagen op mqne aanbieding zou hooren! De vhichi was reeds voorbereid en vastgesteld. Ditmaal zal de oppasser er voor boeten! De burgemeester liet den bode binnenko men. Terwq) deze inlichtingen gaf, greep Schumacher mantel en dolk. Ten haastte hq z h naar het hospitaal. Er w*ren vele perso nen; men sprak en lachte luid dooreen: de burgers schenen over het algemeen verbeugo te z|jn„ dat het Andennatt gelukt wm, te ont snappen. Maar toen Schumacher zoo onver wacht in hun midden stond, zwegen allen. De dictator joeg de menigte uit het hospitaal en Het den rooden Ludi roepen. «Hoe komt het, dat de oud-burgemeester ■yjH I I V oor deHuiskamer l ^4 ft’ 1 zoo ijselijks zeg- E_. (Vervolg-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1928 | | pagina 7