3
VERBROKEN BANDEN.
«MM
te
ik laat me niet
bij zulk
K?
(Wordt vervolgd).
schrok toen hfj den grjjt>-
jk bo
ot ge
aiben-
verbonden is. De belle du saison behoorde ei;
lage te hebben, om de uitgaven te verlichten,
sf'1
John Trever-
«a salaris
eene toe
lage te hebben, om de uitgaven te verlichten, die zij doao stoet
gedurende het jaar, dat zij te functie is, evenals de Lord Mayer.
Bedenk eens. wat men van haar verwacht! Aller oog b op
haar gevestigd. Iedere vrouw in Londen, ziet bij haar op, aM|
DE ZWARTE SCHOENMAKER
VERHAAL UIT HET ZWITSERSCHE VOLKSLEVEN.
'("VervolgJ.
Op zekeren dag bracht hij het gesprek
weer op Heinrich Zurlauben.
„*t Is toch goed, dat g|j nog vrij zijt,” wi
de hij. „Hernnch moge zich gebeterd hebben,
ik vertrouw hen echter niet en hij is en blijft
een Zurlauben. t Zijn allemaal halve Fran-
seben. Ge zult ien, boe goed uw vader het
met zijn Seppe.i me*nt”
„Maar, lieve vader! Gij weet toch, wat ik
den heer Zurlauben beloofde vóór’ zijne
komst te Zug niemand het jawoord te schen-
„Gjj kunt uw woord houden. Schumacher
heeft nog nooit iemand den raad gegeven
zijn woord te breken. Maai let eens op den
man, die ik uwer meer waardig acht! Gij hebt
hem gezien, een officier van denzelfden leef
tijd als gij. Kunt gij met raden, wien?”
„Gij meent den Ooetcnrqkschen kapitein?"
riep Josephs vreschrikt uit
„Ja, ja Gjj kunt goed raden!” sprak Schu
macher lachend. „Geen flink persoon? En gij
moest hem eens zien in zijn groen uniform
met de gouden tresse!"
„Vader! Gij schertst! Hoe zoudt gij kunnen
gelooven, dat uw Seppeli alleen naar een
flinke gestalte en mooie kleeren zag?"
„Nu, nu! Zonder invloed is de uiterlqke
verschijning van een zekereb Zurlauben toch
opk niet geweest En wat het karakter aan
belangt acht ik kapitein Kranz meer dan
Zurlauben, tenminste, zooals hij vroeger
was.”
„Kranz lijkt trotsch!" antwoordde Jose
phs.
„Dus hij bevalt u tot beden niet erg? Ik
wou anders zeggen, dat de mooie oogen van
zeker Zuger meisje bet hart van dien kapitein
gevaarlijk gewond hebben!”
„Ik mag wachten tot Heinrich Zurlauben
terug is! Wij willen den tijd niet vooruit loe
pen, vader! Maar kom, ik zal u een hoofdstuk
uit het werk van pastoor Moos voorlezen!"
Schumacher keurde het goed. De overige
huisgenooten worden geroq en en woonden
de lezing bij.
Toen moest Ca« ciiia het avondgebed vo'-c
Wdden, waaraan h<-t kind eiken avond <«i»
Onze Vaaer tojvoegde voor „Vriend en
vijand", hetwelk dc burgemeeser, als privaat
persoon, aandao'itig meébad.
Al« burgemeester was hq daarom niet min
der vast besloten, df moordenaars en hen,
(Se z«* !'angespoord hadden, volgens olicht
Daar recht en gerechtigheid te vervolgen.
Toen doker Hes hem een paar weken la
ter eindelijk veroorloofde, zich „langzaam eu
zonder zich op te winden, weder met de .,r»
bus pubücis”, de staatszaken, te bemoeien.
Het Schumacher den stadhouder Letter ont
bieden om hem mede te deelen, wat het eind
resultaat van het voorloopig onderzoek was.
Men was niet veel wijzer gewrden. De moor
denaars hadden over ’t meer de vlucht geno
men naar Arth. Daar vond men tenminste
de boot, welke die knapen bij schipper Sohutz
ha<Men zien liggen.
Wegens de vijandige houding welke bet
kanton van Zug bad aangenomen, was ei
geen sprake van achtervolging.
Waarschijnlijk waren de
lingen over Uri naar den St. Gothard
I
de aanhouding en uitlevering verl
Do brander kon verklaren, dat hij tijdena
den overval en wel een uur vi
na in den „Sleutel” te Oberwy! zijn
bier dronk. En de oude Zoller in het
straatje verzekerde hetzelfde omtrent den
rooden Ludi, wiens stem Schumacher meende
geboord te hebben.
„Enfin, ik kan mij vergist hebben”, sprak
de burgemeester. ,Jk was op dat oogenblik
Mina z’nne'oos van angst. En de oud-burg»
meester Andennatt, hoewel door de lang*,
gevangenschap op injj gebeten en van huls
uit een onruststoker, kan zulk een aanslag
niet uitgebroed hebben. Daartoe is hq te de
gelijk. Die bannelingen kunnen wjj niet ach
tervolgen We zullen het onderzoek dus vooi-
loopig uitstellen. Toch vertrouw ik den roo
den Ludi niét, niettegenstaande de getuigv
nis van den ouden Zoller.
.Jk wil goed opletten, waar hij zich meestal
ophoudt!”
Daarbij bleef het vooreerst.
Eenigen tijd later bezocht Sohumaohet
Andennatt
Hoog boven in eij dakkamertje van het
oude hospitaal trof hjj den grijsaard, die te
bed h
De
vluohte-
J getrok
ken, toen de regeering van Zug te Sehwij»
•lanede.
t hij tjjdena
roeger en daar-
rwyl zijn potje
Rijn
zij bij zich zelve vroeg, hoe het toch zoo komen kon, dat haar
man geen vrienden had. die waardig waren zijne gasten te
wezen, nu de fortuin hem zoo vriendelijk toelachte.
Het diner was niet eene bij uitstek' vroolijke partij, maar
allen gevoelden desniettemin, dat het een groot maatschappelijk
succes was, Lady Parker, uitgedost in robijnkleurig fluweel
met diamanten, en Lady Barker, in 't zwart satijn met robijnen,
waren de twee centraalzonnen, rondom welke zich de mindere
planeten bewogen. De gesprekken liepen over de gewone on-
derwerpen, betreffende de plaatselijke belangen en die van ‘t
graafschap; met verontwaardiging werd er gesproken over dan
predikant :eener naburige gemeente, die na het laatste jacht
seizoen vier jonge vossen gestrikt en doodgeslagen had; met
ingenomenheid werd er gewaagd van een overheidspersoon,
die een knaap van negen jaar in de gevangenis gezet had, om
dat hij zich schuldig gemaakt had aan het stelen van drie rapen,
en die op boosaardige wijze aangevallen en bespottelijk ge
maakt was door de radicale dagbladen, wegens die noodzake-
lijke handhaving van het eigendomsrecht; er werd druk gere
deneerd over de vooruitzichten van het jachtseizoen, en over
paarden en honden, en ook een weinig over de politiek, over
de kansen van vrede of oorlog, van hongersnood of overvloed.
De gasten waren te talrijk voor een algemeen gesprek, myr
nu en dan werd het Babel der stemmen op één punt gecon
centreerd, en zwegen hier en daar sommigen, om met belang
stelling naar een alleensprekend woordvoerder te luisteren.
Dit had het meest plaats aan dat gedeelte van de tafel, waar
Edward Clare gezeten was, twee plaatsen van John Trevor
ton af. Mr. en Mrs- Treverton zaten tegenover elkander in hét
midden van de lange tafel, omringd door de schitterende ster
ren onder de gasten, terwijl de twee uiteinden der tafel over
gelaten waren voor de jongelui en de minder voorntone per
sonen. Edward Clare had door een fortuintje eene plaats ge
kregen onder de schitterende sterren; een zwaarlijvige vrede
rechter had plotseling een aanval van podagra gekregen en
stuurde op het laatste oogenblik een briefje, om rich te ver
ontschuldigen, waarop Laura Celia met een boodschap naar
den hofmeester had afgevaardigd, om de naamkaartjes te doen
verwisselen, en Edward Clare de lediggelaten eereplaats te
doen innemen.
Zij had dit gedaan tnet het welwillend verlangen, om wat
balsem te gieten in de wonde, welke aan zijn gevoel was toe
gebracht, daar zij wel vermoedde, dat hij wat bitter gestemd
zou wezen, nu hij haar voor de eerste maal in hare nieuwe
waardigheid ontmoette, en daar zij ook wel wist, dat de fijn
gevoeligheid van dezen jongeling voor de grootste helft uit
zijn ijdelheid voortkwam.
Edward had haar beloond, door levendig en geestig te spre
ken. Hij was kersversch ui» Londen gekomen, en was zeer
goed thuis in de meest belangwekkende dingen van het vlin-
derleven van een Londensch seizoen. Hij deelde hun allerlei
merkwaardigheden mede betreffende de dat jaar tentoonge
stelde schilderijen, stelde de nieuwe schildersschool in een be
spottelijk licht, beschreef de belle van het seizoen, en open
baarde aan zijn hoorders het geheim barer populariteit.
„Het wonderbaarlijkste van de historie is, dat niemand ooit
wat moois aan de dame gezien had, totdat zij op eens in de
voorname kringen opgang begon te maken als de eentge vol
maakte schoone vrouw, die d-ï wereld aanschouwd had, sedert
de Venus.te Milo was opgedolven. In haar eigen omgeving had
men nooit zoo hoog bij hare schoonheid opgezien. Niemand
stend meer versteld dan haar eigen familie, toen zij als de
koningin der schoonheid gekroond werd, -behalve zij zelve.
Hare moeder had het nooit vermoed. Op school had men haar
eer leelijk dan het tegenovergestelde gevonden. Naar men zegt,
heeft men haar zoo vroeg laten trouwen, omdat hare famine
met haar opgescheept was, en nu kan zij niet door het park
rijden, zonder dat geheel Londen den hals uitstrekt an de
oogen inspant, om haar toch te zien te krijgen. Wanneer zij
zich hier of daar in het publiek’vertoont, gaan de vrouwen op
stoelen staan, en kijken ze naar haar over de schouders van
anderen heen. Ik houd het er voor, dat zij haar het kunstje
willen afkijken, waardoor zij het zoover gebracht heeft. Dit
soort van populariteit moge in 't afgetrokken® heel aardig rijn,
maf ik vind het heel hard voor de dame zelve.”
„Waarom vindt gij 't hard voor haar?” vroeg John Travar-
ton.
Omdat er aan de positie van belle du saison i
i genlij]
aard zag. De witte baard was hem tot vei
beneden de borst gegroeid. De oogen waren
ingezonken en blikten onheilspellend in bei
rond.
„Wilt gij o nog verlustigen in mijne ellen
de?" schenen zjj te vragen.
Toch reikte de oud-burgemeester, zij het
dan ook aarzelend, zijn vijand de hand.
„Zijt gij ziek, mijnheer Andennatt?" vroeg
Schumacher, terwijl hij een stoel nam en bij
bet bed ging zitten.
„Ziek eigenlijk niet, maar verbazend koud.
Een tweeden winter zou ik in dit ijskoud ver
trek niet kunnen doorstaan. Voe! zelf bo®
de Oosterwind hier overal binnenkomt!” ant
woordde Andennatt „Misschien zou het du
„Harten" pleizier doen, als ik stierf,
vergeef mij. i'
uw redding."
wenscb op hartelijken toon aan te bieden.
„Men zou mijn dood in elk geval uwe
partij ten laste gelegd hebben”, sprak Schu
macher, terwijl hij
bet
ontvluchtte?" vroeg hij op strengen toon.
„De duivel moet den gevangene geholpen
hebben, anders begrijp ik bet niet", ant
woordde de gevraagde. ..Daar, daar ligt de vjjl
■og op den vloer en een doorgevijlde scha
kel van de ketting! Ik bezweer u. dat ik er
niets van geweten beb. De duivel moet hem
een vq] bezorgd hebben; ik niet, zoo waar ia
op de eeuwige zaligheid boopl"
„Onbeschaamde kerel! Gij waagt het een
oud-burgemeester te beschuldigen met satai. -
omgang te hebben? Gij. gij hebt hem de v|ji
gegeven en de deuren geopend. Dadelijl
kennen en de medeschuldigen noemM
ligt binnen een kwartieruurs in den Ka
toren!"
De poortwachter wierp zich op zijn knieën
en smeekte met opgebeven handen om barm
hartigheid. Maar Schumacher bleef bij zijn
besluit en de roode Ludi riep tevergeefs om
medeleden. Enkele beulsknechten bonden
hem en sleepten hem staandevoets naar den
ge vrees den toren aan de Vischmarkt. Daar
werd hij in een donkere, nauwe ruimte opge
sloten, tot men een nader onderzoek zou in
stellen.
„Hij is schuldig: tonder zijn hulp waa er
van een ontvluchting geen sprake!" zeide de
burgemeester bij zichzelf, als bij de gedachte
aan den gevangene in den Kaibentoren,
twijfel opsteeg of hij misschien toch nog een
onschuldige had laten opsluiten.
Op den feestdag der Onnoozele Kinderen
hield een priester, bevriend met de tegen
partij. eene predikatie over rechtvaardige en
onrechtvaardige rechten. De geestelijke
noemde wel geen namen: maar men weet»
met den vinger op Schumacher, die bleek van
verontwaariigingin de bank zat,
Denzelfden dag hield hij met de raadsleden
een buitengewone zitting waarop besloten
werd, den deken met het gebeutde in kennis
te stellen alsmede den bisschop van Constant.
Onmiddellijk an afloop van de vergadering
betrad hij met enkele rechters den K alben
toren en liet den rooden Ludi in de folterka
mer brengen. Hij meende, dat een opsluiting
in de donkere ruimte den wachter, aan wiens
schuld hfl niet twijfelde, wel tot bekentenis
zou brengen. Maar neen, de man herhaalde
nog eens, onschuldig te zijn. Toen vroeg de
burgemeester den rechters of men volgens de
wet gerechtigd was tot de „scherpe vraag".
De rechters verklaarden eenstemmig, dat Ge
wet daartoe het volste recht gaf.
„G(j hoort het! sprak de burgemeester tot
den gevangene. ,J)aar staat de ladder-, daa>
zjjn de steenen en de stokken! Ik beb nog
nooit van deze middelen gebruik laten ma
ken. maar ben besloten he bij uw persoon aai,
te wenden. Beken, of ik roep den beul!"
De aangeklaagde wilde met vele woorden
zijn onschuld betuigen. De dictator liet hem
echter niet uitpraten. Hij verlangde een kort,
duidelijk antwoord op de volgende vraag
„Bekent gij den oud-burgemeester in zijne
vlucht behulpzaam te zijn geweest ja ot
neen?”
„Ik had dien nacht te veel gedronken. Ver
der wee ik niet!”
.JEn hebt gij de gevangenisdeur niet vooi
den oud-burgemeester Andennatt geopend?"
„Neen, neen!”
„En waart gij niet een der moordenaars
- bij den kalkoven?”
„Mijnheer de burgemeester ik moet u ver
zoeken, deze zaak niet aan te roeren, al»
staande niet in verband met de ontvluchting
van den oud-burgemeester. Het is in strijd
met de erchtsverordening. Gij waart dan In
zekeren zin index in propria causa!” sprak,
een der rechters.
„Onderzoeker, geen rechter!” antwoordde
Schumacher bits. „Maar goed! Deze laatste
vraag wordt hem bij gelegenheid gesteld. Hl]
moet ons eerst bekennen, dat hij den vluchte
ling met opzet ilet ontsanppen. Roep den
beul!”
En nu begon de foltering. Men bond den
verdachte de handen op den rug en sloeg om
de armen een haak. Voor de laatste mam
vroe gde dictator, of hij bekennen wou Ai
daar deze, in stee van een antwoord, ondei
ontzettend vloeken en lasteren Gods straf
fende hand over alle tyrannen afriep, trok de
beul de haak m de hoogte.
Geen poging om eentg antwoord te geven.
Toen werlen steenen aan de voeten ge
hangen, terwijl bovendien de armen van den
gefolterde ruggelings over het hoofd getrok
ken werden. Schumacher kon bet niet langer
aanzien en wilde bevel geven, de foltering,
die eigenlijk nog pae begon, te doen eindi
gen.
Wat Edward werkelijk van plan waa. het was op kosten
van zijn vader te leven, totdat net publiek en de recensenten
of de recensenten en het publiek er toe gebracht konden wor
den hem te erkennen als een der nieuwe lichten aan den ster
renhemel der verbeelding. Mr. Clare begreep dit heel goed,
en gevoelde, dat 'hem, als man met beperkte middelen, aldus
een zware last op de schouders gelegd werd.
„O ja, ik ga er heen," zeide hij tot Celia, toen zij hem vroeg,
of hij Laura s uitnoodiging had aangenomen. „Ik wil wel eens
zien, hoe die Treverton zijne rol als landedelman speelt.”
„Hij doet dat, als ware hij er voor in de wieg gelegd.” ant
woordde Celia- „Hij is op bewonderenswaardige wijze voor die
rol geschikt. Ik wil je gevoel niet pijnlijk aandoen, beste Ted,
maar Mr. Treverton en Laura zijn het gelukkigste echtpaar,
dat ik ooit gezien heb.”
Edward grijnsde satanisch. „Ik zal hun dat geluk niet be
nijden, mijn waarde. Wat ik ooit voor Laura gevoeld heb, is
dood en bkgraven. Eene vrouw, die zich heeft kunnen verkoo-
pen, gelijk zij gedaan heeft
„Zich verkoopen! O, Ted, hoe kunt ge iets
genl Ik verzeker je, dat ze innig gehecht is aan
ton."
„En hij beloont hare gehechtheid door van haar weg
loopen, nog voor het einde hunner wittebroodsweken; en als hij
weder voor den dag komt, na een tijdsverloop van zes maanden
of zoo, gedurende welke niemand weet, wat hij heeft uitgericht,
ontvangt zij hem met open armen. Een zeldzaam echtpaar,
voorzeker! Maar eene nalatenschap ten bedrage van veertien-
duizend pond ‘s jaars verontschuldigt voor een goed deel het
vreemde van het geval; en ik kan me heel goed begrijpen, dat
Mr. en Mrs. Treverton onbeschrijfelijk gezien zijn in den om
trek."
„Dat zijn zij," bevestigde Celia met vuur, „en zij verdienen
het ook- Als ge eens wist, hoe goed zij zijn voor hunne pach
ters, voor hunne dienstboden, vo.or de armen!"
„Eene goedheid van dat soort is eene zeer verstandige geld
belegging, mijn onnoozel zusje! Het kost iemand misschien vijf
percent van zijn inkomen, en het werpt voor hem af, dat men
hem als een fatsoenlijk man beschouwt.”
„Wees niet zoo bitter, Edward!”
„Ik ben een man van de wereld, Celia, en
misleiden door uiterlijken schijn."
„Dan zult ge ook nooit een dichter worden,” voerdé zijne
zuster daartegen aan. „Een man, die niet gelooft, dat goede
daden uit de harten der menschen voortkomen een man,
die achter elke edelmoedige daad een onwaardige beweegreden
zoekt zulk een man zal nooit een groot dichter worden, 't Is
waarlijk al te ijselijk, je zoo te hooren spreken, Edward! Dat
hatelijke Londen heeft je bedorven.”
Edward begaf zich den volgenden dag naar het diner, maar
niet gezamenlijk met zijne familie. Hij kwam alleen, en zeer
laat, met het doel, om te kunnen waarnemen, welk een uit
werking zijn binnentreden op Laura Treverton zou hebben.
Helaas, welk een pijnlijke wonde werd daar aan zijn ijdelheid
toegebrachtl Zij verwelkomde hem met een openhartigen glim
lach en een vriendelijken handdruk.
„Het verheugt me zeer, dat ge nog tijdig genoeg zijt thuis
gekomen, om dezen avond ten onzent te kunnen doorbrengen,"
sprak zij.
„Ik ben met het oog op dezen avond thuis gekomen," ant
woordde hij, op zoo teeaeren toon als iegelijk was
een alledaagsche verzekering.
„Gij kent, geloof ik, al de aanwezigen; ik behoef u pok niet
aan hen voor te stellen.”
„Ik ken natuurlijk al de aanzienlijken uit dezen omttek Maar
onder de voorname vrienden uws echtgenoots zijn er zeker,
die ik niet ken.”
„Er is op het oogenblik geen van de vrienden mijns echt
genoots," antwoordde Laura; „we hebben geen gasten, dan die
in dezen omtrek thuis hooren."
„Dan vrees ik, dat het je moeite zal kosten, «Ien avond zon-
1 der verveling ten einde te brengen."
„Ik verwacht van u, dat ge me helpen zult, den avond ten
einde te brengen door uwe geestige en schitterende gesprek
ken," antwoordde Laura op tachtigen toon, terwijl Edward
op zijde ging, om plaats te maken voor binnenkomende gas
ten.
‘t Waa hem gelukt haar voor een oogenblik te ontstem-
«mq. want dte wAnrden van hem waren aanleiding geweest, dat
Maar
ik vergat u te feliciteren mei
Het gehikte hem echter niet zijn geluk-
„Men zou mijn dood m elk geval
-JB2! Unkkan” onenlr
irwfjl hij den gevangene strak Iw
bet gelaat blikte.
„Nu, zij zullen er reden toe hebben. Liefde
hebt u niet gezaaid", zei Andennatt bitter.
„Wat ik hier in die anderhalf jaar le«d. zult
gij eens voor den eeuwigen rechterstoel moe
ten verantwoorden.”
„Ik meen daartoe in staat te zijn!” wte b*t
antwoord. „Maar waarom overhandigt gjj niö
de geheime artikelen ook niet. Doch ik bet»
hier niet «komen om met u te twisten, maat
om u de hand der verzoening te reiken
„Ik ben benieuwd te vernemen onder wel
ke voorwaarden!” zei Andennatt
Nu ontwikkelde Schumacher zijn plannen
Tenslotte wille hij, dat Antermatt zou te
leven. direct noch indirect tegen de nolitiok
der „Harten” te agecren.
„Betaoft gjj dit, dan wil ik zien uwe in
vrijheidstelling te bewerken. En ak 4e ban
nelingen hetzelfde beloven, kunnen zij ook
amnestie erlangen. Gij ziet dst het mij ernst
is. den U®ven vrede te herstel'en.”
„Dat alles klinkt heel schoon!” zei Andor-
matt naienkend. Gij verlangt den vrede
ik geloof het. Dus Oostenrijk in plaats v.tn
Frankrijk. En mijn goede vrienden moeten
beloven u in uwe politiek niet te hinderen!
Ik begrijp n. Dus wjj moeten ons onderwer
pen. Zooveel ik hier in de gevangenis ver
neem, bestaat er alle kans, dat wij overwlu
nen. Neen, heer burgemeester, ik beloof nog
niets, Ik moet eerst de zaak eene nader over
wegen!”
Schumacher verliet den gevangene, hem een
betere verzorging belovende.
„Zij versmaden den aangeboden vrede!’'
mompelde hij, huiswaars keerende. „Goed!
Dus strijd. Onder deze omstandigheden ware
het laf mijne betrekking neer te leggen.”
De roode Ludi, die hem bij ’e deur met
vele buigingen groette, ontving -icvd betei
voor den gevangene te zorgen.
„Maar neem u in acht, dat hij niet ont
vlucht, zooals de oud-burgemeester Weker!’
voegde Schumacher er waarschuwend bij.
„Gif weet, wat ik u laatstleden zeide.”
De Kerstdagen kwamen en men ging vlij
tig bij de Capucijnen ter kerke.
Den tweeden Kerstdag was het helder,
vriezend weer. Toen hadden de kinderen mei
Seppeli den berg beklommen en in het non
nenklooster bet kribbetje bewonderd.
Thuisgekomen verhaalde Caecilia wat zq
gezien had. Zuster Cherubina had op een lang
breed lin de woorden geschreven: „Vrede op
aarde den menschen van goeden wil. Dat lint
met die gouden letters hadden
Hier werd Caecilia’s verhaal door de moe
der onderbroken. „Daar is een bode met de
tijding, dat Andennatt ontvlucht is!” riep zq
haastig.
Schumacher werd bleek van toorn. „En
vrede op aarde”, herhaalde hij. „Zq willen
immers den strfjd op leven en dood! Du»
dat is het antwoord, dat ik na de Kerstdagen
op mqne aanbieding zou hooren! De vhichi
was reeds voorbereid en vastgesteld. Ditmaal
zal de oppasser er voor boeten!
De burgemeester liet den bode binnenko
men. Terwq) deze inlichtingen gaf, greep
Schumacher mantel en dolk. Ten haastte hq
z h naar het hospitaal. Er w*ren vele perso
nen; men sprak en lachte luid dooreen: de
burgers schenen over het algemeen verbeugo
te z|jn„ dat het Andennatt gelukt wm, te ont
snappen. Maar toen Schumacher zoo onver
wacht in hun midden stond, zwegen allen. De
dictator joeg de menigte uit het hospitaal en
Het den rooden Ludi roepen.
«Hoe komt het, dat de oud-burgemeester
■yjH
I
I
V oor deHuiskamer
l
^4
ft’ 1
zoo ijselijks zeg-
E_.
(Vervolg-