I
■7 1
<JEBR. NP4VJAAKD
1
Vr<jd«<SO Maart 1»»8.
I
Langestraat 88 Tel. 533 Alkmaar
The All Tone Radio Installaties
EPISTEL ÉN ÉVANGELIE.
MISKALENDER.
De groote Vasten en Paschen
in den Roomschen tijd.
WEEKKALENDER.
I
I 4
j
•i
kinderen?”
o
de
I
95^.
Hoofdvert. Grofrian-Steinweg, Baldur, Feurich e.a. Piano’s.
Occasion Piano’s legen zeer billijke prijzen. Gemakkeiiike betalings
voorwaarden.
Grootste Selectiviteit. Gratis demonstratie.
PALMZONDAG.
Epistel uit het boek Exodus;
XV, 27; XVI, 1—7.
In die dagen kwamen de kinderen vjn
Israël te Elim, waar twaalf waterbronnen,
en zeventig palmboomen waren; en zij sloe
gen hun leger omtrent de wateren neder. En
zjj -vertrokken van Elim, en de geheele
menigte der kinderen van Israël kwam in de
woestijn Sin, die ligt tueschen Elim en Sinaï,
op den vijftienden dag der tweede maand,
nadat zjj uit het land van Egypte waren uit
getrokken. En de geheele vergadering der
kinderen van Israël morden in de woestijn
tegen Mozes en Afiron. En de kinderen van
Israël zeiden tot hen: Ach! of wjj in het land
van Egypte door de hand des Hoeren ge
storven waren, toen wy bij de vleeschpotten
zaten, en tot verzading toe brood aten.
Waarom hebt gij ons in deze woestijn geleid,
om geheel de menigte door honger te doen
opkomen? En de Heer zeide tot Mozes: Zie,
Ik zal uw brood van den hemel laten regenen.
Dat het volk uitkome, en verzamele hetgeen
genoeg is voor iederén dag; opdat Ik het be-
proeve, of het in mjjne wet wandele, dan
niet. Op den zesden dag echter zullen zjj zor
gen om in te dragen eens zoo veel, als zij
gewoon waren dagelijks te verzamelen. En
Mozes en Akron zeiden tot al de kinderen
van Israël. Van avond zult gij weten, dat
de Heer u uit Egypteland geleid heeft; en
morgen zult gij de heerlijkheid des Heeren
zien.
BFÏICIEEL KERKBERICHT
van het „Noord-Hollandsch Dagblad”
(Week van 17 April).
Goede week. Tijdeigen.
N. B. Tot en met Donderdag. Prefatie v. h.
H. Kruis.
Zondag 1 April. Palmzondag, Palmwijding.
Mis Domine, ne longe, zonder Gloria. In stille
Missen is het laatste Evang. van Palm-
wjjding.
Maandag 2 April. Mie van Maandag in de
Goede week zonder Gloria, 2e geb. II. Fran-
ciscus van Paulo.
Fr. 2e geb. Z. Leopoldus, 3e geb. II. Fran-
ciscus van Paulo.
Dinsdag 3 April. Mis van Dinsdag in do
Goede week, zonder Gloria, 2e geb. voor
Kerk of Paus.
Fr. 2e geb. Z.Z. Gandnlphus. enz.
Woensdag 4 April. Mie van Woensdag in
de Goede week, zonder Gloria, 2e geb. II.
Isidores.
Fr. 2e geb. H. Benedictus van San Phila-
delpho, 3e geb. II. Isidores.
Donderdag 5 April. Witte Donderdag, Mis
Nos autem, Gloria en Credn, Processie
ontblooting der altaren.
Vrijdag 6 April. Goede Vrjjdag, Plechtig
heden.
Zaterdag 7 April. Paaschzaterdag (Paasch-
markt), Gloria, Prefatie, Comnninicantes, enz.
van Paschen.
DO.MIN1CAANSCHE KALENDER.
(Week van 17 April).
1 April Palmzondag.
2 April Van den dag; mem. H. Franciscus,
Belijder.
3 ApriL Van den dag.
4 April. Van den dag; mem. H. Isidores,
Bel. en Kerkl. (blz. 37*).
5. ApriL Witte Donderdag.
6 April. Goede Vrjjdag.
7 April. Paaschzaterdag.
Een fanatiek, Amsterdamsch Calvinist, de
apotheker Walich Sievertsz, heeft het kerke-
Ijjk-maatschappeljjk leven van zjjn tijd de
tweede helft jer zestiende eeuw zoo nauw
keurig mogeljjk beschreven (Roomsche my
steriën ontdekt, Amsterdam 1004). Natuurlijk
niet om zjjn Roomsche medeburgers daar
mede te stichten; veeleer had hij ’t tegendeel
op ’t oog. Doch dat zal ons niet beletten
hier dankbaar gebruik te maken van die
aanteekeningen; al zal hij tevens moeten toe
staan, dat wjj de schampere bemerkingen,
welke 't verhaal ontsieren, zooveel mogeljjk
hebben geschrapt. De gebruiken, hier zoo
aanschouwelijk beschreven, golden op de
eerste plaats voor Amsterdam; maar in hoofd
zaak zal men ook wel in andere plaatsen oq.
gelijke wijze de Vasten en het Paaschfeest
hebben doorgemaakt. Waaraan ik alleen
niets durfde veranderen, was het kruimig
Hollandsch uit de 16e eeuw. Na met aan
dacht een paar volzinnen te hebben gelezen,
kan dat proza echter geen bezwaar meer op
leveren voor den lezer. Om hem te gerieven
heb ik ook den tekst ingedeeld en van op
schriften voorzien.
ASSCHE-WOENSDAG.
„Dan gaet men in de kerke; ende (de ge-
loovigen) werden van den priester met een
vermenginghe van gebranden dooden-bven-
deren assche, (waer over een- seker ghetal
van Cruycen gheslaghen waeren, ende met
wjjwater nat ghemaekt) met een cruyce op
het voorhooft gheteekent Ende alsoo liep
men met die levereye overal, daer men wesen
wilde, groote neersticheyt (aanwendende),
dat die niet onversiens afghewast en werde”.
Dat doodsbeenderen voor het bereiden
van de asch zouden gebruikt zjjn, wil er by
my niet in; misschien heeft men beenzwart
aan de asch toegevoegd. Overigens zal men
echter ook te Amsterdam wel het voorschrift
van ’t „Missale Romanum” gevolgd hebben,
om den palm van het vorige jaar tot asch te
verbranden. Ons „Directorium” verbiedt thans
het voorhoofd te stempelen met vochtige
asch; uit mijn kinderjaren, te Rotterdam ge
sleten, herinner ik mij echter, dat die manier
EVANGELIE.
volgens den'H. Mattbeus; XXI, 1—9.
In dien tijde, als Jezus Jeruzalem ge
naderd, en te Bcthphage aan den Olijfberg
gekomen was; toen zond II ij Zjjne twee leer
lingen, en zeide hun: Gaat naar het dorp,
dat tegen u over ligt, en terstond zult gij
vinden eene ezelin gebonden, en een veulen
by haar; maakt ze los, en brengt ze bij My.
En als iemand u iets mocht zeggen, zegt,
dat de Heer ze noodig heeft, en hy zal ze
terstond laten volgen.
Dit alles is nu geschied, opdat volbracht
wierde hetgeen door den profeet gezegd is,
die zeide: Zegt aan.de dochter van Sion; zie
uw koning komt -tot u zachtmoedigen, zit
tende op ‘eene ëïWfn, een een veulen, het
jong eenig jukdragende. De leerlingen pingen
dan henen, en doden zooals Jezus hun ge
bod enhad. En zij brachten de ezelin en het
veulen, en legden hunne kleederen op de
zelve, en deden Hem erop zitten. Enn eene
groote menigte spreidde hare kleederen op
den weg; en anderen hakten takken van de
boomen, en strooiden ze langs den weg. F.n
de scharen, die voortgihgen. en die volgden,
riepen en zeiden: Hosanna, den zoon van
David; gezegend Hy, die komt in den naam
des Heeren.
(Antw.) „Jae.”
„Heeft de paep U moeder getrout?”
(Antw.) „Jae”.
„Syt ghy al tsamen h
(Antw.) „Neep”.
Alsdan soo begint hy te ratelen, ende d*„
scholieren ratelen mede ende singen t’samen:
..De Dommeldemet, de Vasten is uyt.
Kyrie eleison,
Te Paeschen sullen wy eyeren (weder) eten,
Soo is de Vasten al vergeten,
Kyrie eleison".
„Dit schouspel ghedaen zijnde, wert den
houtslagher een stuck geite ghegheven, ende
een goed keanne biers op de hant gheset,
waermede hy zijn keelgat doorgespoelt heb
bende, giet de reste in de jonghers mutsen
die sy toehouden ende drineken daeruyt”.
PASCHEN.
„Nu comende wederom tot het cruys, dat
leyt tot Saterdaaghs snechts in de tombe,
alwaar men vast des naemiddaghr, by ge-
beurte ommegegahn heeft: des nachts nae
middernacht vergaert het volck met de sangh-
meester ende syne scholieren in de kereke.
Daer somt dan een priester ende neemt het
crucifix uyt het „Heylich Graf” ende beurt
het omhooghe, singende met luyder stemme:
„Christus is uyt het graf opgheetaen". Als
dan gaet hy mettet cruys den tooren-doore
uytfoopcn, ende de schooljonghens volgden
hem al singende nae, ende ’t gemeene volck
fartelt achteraen ronts om de kereke. En
wanneer Heeroom wederom by de tooren-
door comt, soo ie die toegesloten ende van
binnen met een deel liFchtige quanten beset,
die men de jeucht wys maeckt, dattet duy-
veltgens zijn. Daar houdt hy stal, ende smght
teghens de vermeynde duy/Veltgens: „Doet
op Uw poorten, ghy princen, ende de Co-
ningh der gloriën sal daerin gaen”. De duy-
veltgens hebben in elcke handt eenen grooten
steen of twee; vraeghen den priester met
lu- Igr stemmen: „Wie is dese Coningh der
gloriën?", ende werpen voort met groot ghe-
welt ende eysselijk g x^chrey de steenen
teghens de doore aen. Ende alsoo gaet hy
dri< uiaal om de kereke. telcke reyse, als hy
voor de toorndooro comt, de duyveltgens
door sijn voorschreven ghesangh ghebieden-
de, dat sy hem openinghe doen. Waerop sy,
hem antwoorden als geseyt is, ede en pas
sera op zjjn gebodt niet, werpen, gheweldych
met steenen als vooren. Maer wanneer hy ten
derdemael comt, ende haer als te voren ghe-
sommeert heeft, soo stoot hy metter cruys
op de doore; alsdan is victorie, ende de helle
gaet open. Soo vlieghen de duyveltgens elck
zjjns weeghs, ende Mynheer passeert met het
cruys door de helle nae 't choor toe, ende de
reste volcht hem nae, niet eonder verb; <t-
heyt van eenige jonghers, die altemet omme-
kjjeken, wanneer sy door de helle passeeren,
vreesende ofter noch erghens een nickertgen
in een hoeck was blijven steeckcn om haer
te betrappen ende met syne dauwen wech te
sleepen”.
„Deze comedie ghedaen zjjnde, soo hangt
men het cruys voor ’t hooch coor, ende wert
versier met eenen gauwe laeckens stoel; dat
blijft daer, alsoo moye thoeghemaeckt, han-
ghen tot ’s Heeren-Hemelvaerts-dach toe;
dan wert het van daer ghenomen. als de Misse
uyt is. ende wert met een coordê opghetoo-
ghen ovben hot hooch-altaer én aen den trans
by het verwulft vast ghemaeckt: daer blijft
het hangen tot Pincxteren toe ende wert dan
wederomme in zijne plaetse weghghüleyt tot
des anderen jaers, om dan wederom op nieuw
te beginnen
„Paeschdag ende Paeschavont hielden de
leecken Hoochtijt.(Na de communie)
gingh men by een kerek-meester, die daerom-
trent (stond; met een tafelken ghedeckt,
waerop een groote, silvere schale met wijn
ende eenen lepel daarinne ghestelt was,
waereyt een yegheljjck een lepel vol tot sick
(zich) nam om (de H.) hostie voort (te nut
tigen)
..Aldus dan berecht zijnde, gingh men nae-
middaeghs om zijn aflaet, en begonnen van
de Leprosen-kerkof, voorts tot de Celle-sus-
ters, te Bethaniën 6), ende soo vast om.
Overal, waer reliquiën der Heyligen waeren,
soo sy meenden, daer viel men voor neder
op de knye, kusten het glas van de kasse,
daer de vermeynd reliquiën in waeren, ende
offerden dan een goeden penning”. 7)
(Msbd.) Mgr. Dr. A. KENSEN.
1) Over den Palmpaasch, zeker ook in
Amsterdam geen onbekende, spreekt hij niet.
2) Moll (II 3, blz. 223) stelt voor, maai
wijfelend, drt te vertalen door: soep van
amandelmelk; de verklaring, welke ik hier
geef, is naar Verdam’s, Midd. Nederl. Handw.
boek. Met den naam Witte Donderdag weet
hij (Lc.) geen raad. Voor den katholieken le
zer behoef ik het niet uit te leggen, dat de
naam ontleend is aan de witte doek, waar
mede het altaarkruis gedurende de heilige
Mis op dien dag is omhuld.
3) Het afkondigen van de Avondmaals-
bulle: „In coena Domini” in Sint Pieter.
4) Van de voetwassching, het z.g. „Man-
daet” wordt niet gesproken; niet in al de pa-
rochie-kerken van ons land had dit plaats.
5) Gebak, aan beide zijden van een knob
bel voorzien.
6) Op den O. 1. Achter-burgwaL
7) Bij de Turfgracht.
dacht der gloovigen heentrekken naar het
Kruis, waar aan O. H. leed en stierf ter onzer
Verlossing. Daarom heden die plechtige ont
hulling en vereering van het Kruis.
Zaterdag. - Paaschzaterdag. Heden
plechtige wijding van het nieuwe vuur, waar
mee de Kerklichten worden ontstoken en
vooral de Paaschkaars, het zinnebeeld van
den verrezen Zaligmaker. De wijding dier
Paaschkaars door het kruisvormig indrakken
der 5 daartoe gewijde stukken wierook ('n
herinnering aan de balseming van ’s Heeren
lichaam bij zijn begrafenis), de wyding van
het nieuwe water en die van het nieuwe
doopwater in de doopvont door vermenging
daarin van het chrisma en do olie der cate
chumenen door den Bisschop op Witten Don
derdag in de Kathedraal gewijd.
Deze week is het gebruik van vleesch-
epjjzen verboden op Vrijdag en Zaterdag.
Echter blijven op beide dagen zuivel, eieren
en gesmolten vet geoorloofd. Zaterdag om
12 uur is de Vasten- en Onthoudingswet ge
ëindigd.
strate om 't volck t'samen te roepen. Dan
nemen de scholiers elck eenen ratel mede in
de kereke, ende de houtslagher heeft eenen
grooten, houten clappe, waarmede hjj op
sekcre tijden eerst aanvanght te clappen;
ende die de scholiers ratelen dan mede met
hare ratelen, eic om seerst, ende slacn voort
met groot ghewelt, op de ghestoelten ende
baneken, trappen ooc seer hart met haere
voeten, dat er alsulcken rumoer ende ghetier
in de kereke is, dat eener het gehoor hacst
soude vergaan; ende dit heet; de Dommel
demet te speelen”.
WITTE DONDERDAG.
„Donderdach daeraen, welcke de Witte
Donderdaeh heet, omdat men dan een wey-
nich vrolic.is met bastaert-soppe (witte-wjjn-
eoep) te eeten 2). Daer gaettet (dan) op een
lasteren en verdoemen teghens deghene, die
sy ketters noemen, volgens ’t exempel van
haeren Vader de Paus, welke op dien dag
rigt eene bulle 3), die hjj leest, anathemati-
eeert, d.i. vervloeckt kcyseren, coninghen,
princen ende andere, met namen en toena
men, welcke de Roomsche Stoel niet gehoor-
saem en zijn
Des nachts, tusseben den Donderdach ende
Vrijdach, soo wert die Passie 4) ghepredickt.
Ende die deselfde gaen hooren, voorsien
haer gemeynlijck met een crucxken goet nats,
met een deel koeexs, razynen, vyghen. craec-
kelinghen ende ander vasten-cost, die zij al
te met seer vriendelijc ende begheerljjck
groeten, ende een teugsken daerop drineken,
waertoe sommige wel soo goede devotie heb
ben, jae meer als om de Passie te hooren;
ende die cruyck gheljjck uyt is, achtervol
gende 't ghemeene spreeckwoort daervan
eijnde”.
GOEDE VRIJDAfj.
„Des Vrjjdachs, welcko sy den den Goe
den Vrydagh oemen, is er wonder teel te
doen met bidden, ende dat op eene bysonde-
re wjjse. Ende als dat een wjjle ghedaen is,
soo staen twee priesters oppe, die onghe-
schoeyt moeten zjjn, tredende op hare kous-
voetelinghen hebbende haer preisterljjck ge-
waet aan, sonder casuffel (want de schoe
nen ende casuffel op die tjjdt gheen plaetse
by hen en moghen hebben). Deze singhen
een claeghgesangh, waerop eenighe scholie
ren by ghebeurte 't hare mbrenghen ende
singhen: „Agios o Theos: Agios ischyros;
Agios athanatos, eleison imas” (segt naer wat
van nae!). Dan antwoordt de reste van de
clercken ’t gheene zjj te singhen hebben..
PAASCHZATERDAG.
„Saterdaeghs, daeraen soo wyt men sekcre
eetbare spjjse, in die wat stateljjck ende van
vermoghen zijn laten een groot broot backen
op de forme van een „deuvecater” 5) dat
heet „wjjelbroot”. Dan gaet men heylich vy-
er maecken, twelck aldift int werek gaet: de
priester neemt een vyerblacker, gaet buyten
de kerke int portael van de toorndoore en
slaat vyer uyt een steen, ende steeckt daar-
uyt eene keersse aen. met welcke brandende
keersse voort een groot vyer gcmaect wert,
twelck de priester wijet en seghent met ver-
scheyden vruycen ende gbebedeu. Dit hey
lich vier comt het volck van den hondensla-
gher halen, die daermede in den toorn sidt,
ende een vergelijc voor een clcen geldt dat
mededeelt; daarmede steeckt men in huys de
turf aen. Alsoo heeft mën ’t geheele jacr door
heylich vyer in huys, ten ware dat door on-
geluck ende onvoorsichticheyt ’t vyer, qua-
lijck gheveekent zjjnde, tselve uytghegaan
ware; alsdan is dit costelijck schat verloren
ende de heylicheyt is mede gansch wegh,
gheljjck sy seggen. Dit heylich vyer is van
cracht ende werekinghe, gheljjck sy in haere
ghebeden, die sy daerover spreeken, segghen:
dattet niet en ontsteke twelck schaede doet,
maer dattet alles verwarme ende verlichte
'twelck tot het gebruic der menschen noodig
is, etc
(Daarna) wordt de Paeschkeerse ghewyet,
wlcke seer langh, dick ende groot is, ende,
als de pastoor, wiens werek dit is, een wijle
daervoor ghesonghen heeft, soo steeckt hy
brandende wyeroocks-clontgens in de keersse,
welke wyeroock met dit nieuwe heylich vyer
ontsteecken is. Ende wederom wat gheson-
ghen ende ghebeden hebbende, ontsteekt hy
de Paeschkeerse’..
„(Vervolgens) na het {pnt toegaende, be
gint men de Letanie te singhen. (Nadat de
Litanie van alle heiligen ten einde is) werd
het font ghewyet
„Óp Paeschavont naemiddach soo is de
houtelagher vergheselschapt met een groot
deel scholieren, welcke elck een ratel met
haer nemen, ghcRjc de houtslagher de syne
mede heeft, ende loopen also overal voor de
huysen van naembaftige personen; alwaar
de houtslagher stal houdt ende roept met
luyder stemme teghens de scholieren als
volgt:
„Sjjt ghij alle gader hier?”
(Antw.) „Jae”.
„Moecbt ghy wel goet Hamburgher bier?"
1 April. Palm-Zondag, ook wel Palm-
Paschen genoemd, geljjk Goeden Vrijdag dan
Kruis-Paschen en Paasch-Zondag, Verrijzenis
Paschen genoemd wordt.
De week welke heden begint heet in de
taal der Kerk Heilige Week., ook Groote
Week. Wjj neemen ze Goede Week (goed in
den zin van heilig). Ook wel Lijdensweek. De
Duitschers zeggen Karwoche, dat beteckent:
Droeve- of Klaagweek.
Bjj de Palm-processie herdenkt de Kerk
drie zegevierende intochten: Die van O. H. op
Palmzondag in Jerusalem. Die van O. H. bij
zjjn Hemelvaart in den (lemel. Die van ons
zelven, bjj het einde der wereld, in den He
mel. Dragen we heden met eerbied en ver
trouwen de zegevierende palmtakken in do
processie en mee naar huis, als het onder
pand onzer eigene, zegepraal over den dui
vel, als een machtig wapen tegen al zjjne
lagen, als al het teeken onzer onwankelbare
hoop op ’n eeuwige overwinning. Met het
oog op die doeleinden spreekt de kerk heden
hare zegenbeden er over uit.
Maandag en Dinsdag. Officie van den dag.
Woensdag Officie van den dag. Gedachte
nis H. Isidores biss. v. Sevilla in Spanje,
Beljjder en Kerkl. ongev. 636.
In de Goede week wordt de Passie, d. i.
het Lijdensverhaal onder de H. Mis gelezen
en wel Palmzondag van den Evangelist Mat-
thaeus, op Dinsdag van Marcus, op Woens
dag van Lucas, op Vrijdag van Joannes.
Onder de Passie hoort men te staan en te
knielen als de priester aan het altaar knielt,-
wat voorgschreven is bjj de woorden: „Hij
gaf den geest”, dus om bijzonder den dood
van Christus te herdenken.-
Donderdag. Witte Donderdag. Plech
tige viering van het laatste Avondmaal,
waaronder O. H. het Allerh. Sacr. des Altaars
instelde en het H. Priesterschap, terwijl Hij
zelf op onbloedige wijze het eerste Misoffer
opdroeg, d.i. zjjn H. Lichaam en Bloed onder
gedaanten vahtrood en wjjn.
/rijdag. Goeden Vrjjdag. Op dezen
dag, waarop de Kerk het bloedig Kruisoffer
herdenkt, wordt het onbloedig Misoffer niet
opgedragen. Alleen de dienstdoende priester
ontvangt de H. Communie. Hjj moet n.l. de
H. Hostie nuttigen, welke van den votigen
ochtend af in het H. Graf ter aanbidding is
“uitgsteld geweest. Deze H. Communie ge
schiedt onder zeer ingkorte Mie-plechtighe-
den De H. Kerk wil heden heel de aan-
8r
om het aschkruisje te geven, iq één van de
parochiekerken althans werd gevolgd. Ook
kwam het daar voor, dat sommige personen,
natuurlijk jongens boys are boys! met
dit kruisje op het voorhoofd later op den dag
bleven rondloopen.
DE VEERTIGDAAGSCHE VASTEN.
„Geduerende do Vasten waren de beelden,
die Then heyligen noemt, ende op de autae-
ren stonden, met blauwen, linden rocken
van den hoofde af tot die voeten toe, over
togen, waeronder sy schuylden tot Paasch-
avent; dan werden die weder uytgethogen
ende mochten dan haren aessem halen”.
HALFVASTEN.
„Onze voorouders, wanneer zij op een Hal-
ven-Vastenavond als vastelavontsgecken en
de narren, met fackelen ende toortsen lan
ghes der straeten (liepen); staecken een
oude, vervallene bnigghe aan brandt. Want
zij moesten dickwjjls over dei brugghe uyt
de Oude kereke in de Nieuwe loopen ketsen
(jachten), om haere Memoriën ende andere
dinghen te doen. Waereyt ghecomen is, dat
de brugghe, welke van nieuws ghemaect
werden den naem van den „Papen-brugghc”
gecregen heeft, ende noch behoudt”.
Joannes Aurelius (Ter Gouw) maakt in
zjjn „Amsterdam" blz. 136 melding ervan, dat
het eenige brooddronken geestelijken der
stad waren, die de' brug in brand zullen ge
stoken hebben. Zulks is met den tekst van de
„Roomsche Mysteriën” voor oogen, welke
Ter Gouw l.c. afdrukt, even onjuist als een
tweede bewering, daar te vinden, alsof de
brug tueschen Oude en Nieuwe Kerk aan dat
bedrjjf zjjn naam van „Papenbrug” zal te
danken hebben gehad. Genoemde brug be
staat niet meer, sinds hbt Damrak voor een
deel werd geplempt. Wat Walich hier ver
haalt, moet plaats hebben gevonden vóór
1481. want toen was de naam van „Papen
brug” reeds ingeburgerd, en na 1408, het
stichtingsjaar der Nieuwe kerk”.
PALM ZONDAG.
„Als Palm-Sonnedagh quam, so ging men
de palm wyen; die werde met drie cruycen
ende seeckere woorden geëxoriceert, d. i. be-
sworen. Ende als zy seeckere gebeden daer
over gedaen hadden, zoo werde de palm
met wywater (twelc te voren gewyet ende
met besworen sout vermengt was) besprenct,
wacrvan een yegelijc een deel met hem t’huys
name, welcke goet was ende kracht hadde
(als sy schrijven) tegen d’aenloop des duy-
vels. Want in wat plaetsen dat die gedragen
werde, dit werden daerdoor heylich gcmaect,
van waer alle boosheyt ofte bespottinge der
duy velen moeste wech gaen ofte scheyden.
Ende werde die )»alm, wanneer het donderde,
in 't vuyer ghesmeten, twelck de duyvel
rieckende (so hy anders niet verkout en
was) terstont uyt den huyse wechvlogc 1).
Die palm geweyt zynde, ging men in de
processie buyten de kereke met een grooten,
houten ezel, waerop een houten man sadt,
welcke somtijts van de Jerusalem-vaerders
met hare Jeresalem veeren in de bant som
tijds van twaelf oude mannen, welcke in 't
Oude-mannenhuys woonden, ende op zijn
Apostels met sonderlingc gecoleurde, lange
rocken toegemaect, voortgehetrocken wer
den. So waren in verscheyden huysen aan
’t kerkhof, op de boven-cameren vóór de
vensteren, twee scholieren in haer witte
choor-cleedercn gestelt, clc met een palm-
tacxken in de handt, ende afe de ezel met
de man daer nevens quamen, soo hielden de
treckers stille! alsdan schoncken de scholiers
den ezel met den man een dcuntgen ter ven
steren uyt (werpende Imre palmtacxkens na
hun toe); dat sy beyde even wel verstonden,
want het was in Latjjn, twelc de hoüten ezels
ende houten mannen so wel verataen als
Duytsch; maar ’t gemeene vole, die in hare
devotie gingen, en verstonden niet wat de
jongens songen, geljjc sy alle de reste niet en
verstonden die daerop volghde ende ooc wat
tevoren gepasseert was, want vele van dien
en wisten niet of de palm ghewcjjt is of dat
men die noch wjjen souden. Waervan een
gemeen spreeewoort ontstaen is, dat men
plachte te seggen, wanneer yemant wat slecht
was: ghy en weet niet of de palm ghewijet
is, dan of men die noch wyen sal. Deze pro
cessie gedaen zynde ende wederomme in de
kereke gekeert, so werde de ezel meX den
man vóór ’t hooch-choor gestelt so lange do
Misse gedeurde.. Nae gedaene Missie
werden sy na de H. Stede getrokken, alwaer
sy tsamen vredeljjck huys hielden soqder kij
ven tot des anderen jaera, als men se we
derom ginek halen om hetselfde spel te spe
len".
SCHORTEL-WOENSDAG.
„Wanneer de volgende W’oonsdach comt,
soo schort men de doeken, alsoo dat men
die op die tjjdt ende daernae tot Paesch-
avent toe niet en luydt; ende die dach heet
Schortel Doonsdach. Ghedurende die tjjt, soo
loopt de houtslagher, als 't tjjt is om ter kere
ke comen, met eenen grooten ratel langhes