»1
Vrijdag 22 Juni 1928.
1
Door het geheeie land zijn de Meube<en van „EU EN LINDEN
bekend HLS DE BESTE".
Lindegracht 11—16 nikmaar
EPISTEL EN EVANGELIE.
In de streken van eeuwige
sneeuw en Ijs.
De Alkmaarsche Martelaren.
Hem zij
Dank aan onze dierbare Congregatie. God
Q. GORRIS S. J.
ft
o
«t
1
weet
thans
lagen dier maatschappij
Ikoge dit een dwaling
achten (de Protestanten hebben dan toch aan
een dergelijke dwaling nog heel lang vastge
houden), van slachtoffers van fanatieken ge-
vergelde baar.
Dank aan al mjjn Oversten. God vergeld*
spoedig werd hjj verraden. Met dubbele gre
tigheid maakten de Geuzen zich van hem
meester, niet alleen omdat hij kloosterling
was, maar ook omdat hij de gouden en zilve
ren vaten, die voor den eeredienst gebruikt
werden,'bewaarde en in veiligheid had ge
steld. Terecht spreken de berichtgevers van
„ongehoorde tormenten,” flTe men den trpu*
wen wachter deed ondergaan, teneinde hem
zijn geheim te ontrukken. Door ophanging
bjj de handen, door geeseling, door branden
met kaarsen en kokende olie, om van andere,
waarlijk beestacbtige wreedheden te zwijgen,
trachtte men tevergeefs zijn standvastigheid
te breken. Maandenlang beeft de edelmoedige
held aldus geleden, tot men hem naar Rans-
dorp bij Amsterdam voerde (waarom is niet
duidelijk) en aldaar door ophanging eer? ein
de aan zijn leven en aan zijn marteling maak
te. Ook van hem is het onbekend, waar hjj
ten slotte begraven is.
door de ruiten binnen vloeide, niet meer
vefdragen. Men zond hem terug naar zjjn
vaderland, misschien dat het de kunst der
bekwame geneesheeren daarginds zou ge
lukken de oogen nog in het laatste oogen-
blik te redden. Ijdele hoop! Korten tijd
daarna was de grijze missionaris geheel
tyind en dan sloot hij spoedig zijn oogen
voor eeuwig, hij stierf, verteerd door heim
wee en innig zielsverlangen naar zjjn arme
Indianen en zijn geliefkoosde missie in het
rijk van eeuwige sneeuw en jjs.
mmogeUJk
irderingen
te maken wanneer niet de propaganda van
de tegenstanders wordt beteugeld. VooraJ
schijnen ze veel last te hebben van leeszalen,
daar die de bevolking van communistisch*
clubs afhouden.
De vereering.
Maar zoo var. de stoffelijke overblijfselen
dezer heldhaftige belijders niets meer over
is, hun nagedachtenis blijft voortleven, en
moge onder ons steeds in eere stijgen, ja’ tot
de hoogste eer, die jle Zalig- en Heiligver-
klaarden geraken. Dit zou een groote wel
daad Gods zijn voor de Katholieken van Ne
derland en een heerlijke bevruchting geven
aan ons geloofsleven. Bidden wjj met vurig
heid voor het welslagen van deze belangrijke
zaak, een vurigheid, die haar oorsprong moge
vinden in onze liefde zoow'el voor ons ge
loof als voor ons vaderland.
Immers niemand zal ontkennen, dat ook
de heiligverklaring en de daarop gevolgde
steeds algemeener vereering der Gorkum-
sche Martelaren een weldadigen invloed op
het katholieke geloofsleven in ons land heeft
geoefend. Wjj gevoelen immers, dat wjj hun
zoo na staan; wij gevoelen ons als het ware
één met hen. Met onafgebroken lijdensmoed
hebben, zjj stand gehouden Jemidden der
schandeljjkste folteringen, die zij, Nederlan
ders, in hun en ons eigen land ondergingen.
Zij stierven voor hun onbezweken trouw aan
de katholieke geloofsleer omtrent het H. Sa
crament en den Paus, geloofspunten die nog
steeds ook voor ons in de omgeving, waarin
wjj leven, van bijzondere bêteekenis zijn. Wij
zijn overtuigd dat deze Nederlandsehe Heili
gen op de eerste plaats zullen bidden voor
ons, hun landgenootcn, gelijkgezinden en an
dersdenkenden, en daarom smeeken wy tot
geen Heiligen vuriger dan tot de Gorkum-
sche Martelaren: „Bidt voor de bekeering
van Nederland.” Zoo is hun heiligverklaring
geworden een versterking van ons eigen ge
loof en een verlevendiging van onzen ijver
voor de bekeering.van ons vaderland, gelijk
de talrijke devote bedevaarten naar de mar-
telplaats dezer Heiligen alleen reeds bewij
zen. Indien ook de Alkmaarsche Martelaren
tot de eer der altaren zullen worden verhe
ven, mogen wy verwachten, dat ook van hun
vereering eenzelfde weldadige invloed zal
uitgaan.
Maar dan mogen wjj wel beseffen, dat
de H. Kerk" ons in haar Heiligen niet alleen
voorsprekers wil aanwijzen voor ons heil,
maar ook voorbeelden voor ons leven. In
den tyd van pator Daniel en zijn gezellen
werd de Kerk feller dan ooit besprongen,
doch zij bleven haar trouw ondanks allesj
trouw tot in den dood. Wordt van ons in
dezen tijd ooit een offer gevraagd, omdat
wij katholiek zijn, dan moge hun heldhaftig
voorbeeld ons sterken. Zij stierven met name
voor de belijdenis van Christus’ tegenwoor
digheid in t H. Sacramenten onzen tyd van
voortdurende eucharistische devotie zy hun
voorbeeld ons een prikkel tot steeds vuriger
liefde voor den eucharistischen Heiland.
Zoo zal hun voorbeeld ons ten zegen zijn.
Historische leering.
Ook op ander gebied zal de geschiedenis
der Alkmaarsche Martelaren ons ter leering
kunnen strekken. Ken enkele opmerking hier
over moge nog volgen.
Het is zoo gewoon, om de Kerk der IGe
eeuw voor te stellen als diep bedorven; hier
in zou dan ook de onvermijdelijke oorzaak
der Hervorming gelegen zijn geweest. De
geestelijkheid vooral, zoo heet het, was geld
gierig, zedeloos, lui, wereldsgezind, heersch-
zuchtig «n wat al niet meer. Verre van ons
om te ontkennen, dat, helaas, deze ondeugden
maar al te erg en onbeschaamd voorkwamen.
Evenwel, veralgemeeningen zjjn in de ge
schiedenis toch altijd gevaarlijk, en gewoon
lijk onjuist. Ook hier blijkt dit weer. Wereld
geestelijken en Franciscanen, Karthuizers en
Norbertynen, Augustijnen en Dominicanen
hebben hun leven gegeven voor de Kerk en
het Geloof, te Gorkum, te Enkhuizen, te Lei
den, te Roermond eh elders. Zeker waren er
dus onder de geestelijken in ons vaderland,
velen die tot de edelsten van hun stand moe
ten gerekend worden; mannen, die hun leven
veil hadden voor hetgeen zjj aan anderen
predikten. Neen, was het bederf inderdaad
groot ook in de Nederlandsehe kerk
zonder meer bedorven was zjj niet, en slechts
geweld en vervolging hébben- belet, dat zy
zich, geleid door heilzame bepalingen van
het Concilie van Trente, tot een nieuw leven
herstelde.
Ten slotte zou men kunnen vragen: waar
om de herinnering aan deze troebele tijden
vernieuwd en de slachtoffers daarvan ver
heerlijkt? Ligt in een dergelyke wijze van'
doen niet een bedekt verwijt aan de Protesj
tanten van heden, en wordt hierdoor geen
OFFICIEEL KERKBERICHT
van het „Noord-Hollandsch Dagblad”
De moderne en gegarandeerde meubelen, waaronder ontwerpen van bekende archi
tecten, zeggen U door zijn practische voordeelen hoe meubelen behooren te zijn.
Vrije toegang tot de Monsterzalen aan de Meubelfabriek „Eik CR liRdCfl”
Geopend van 912 en 25. ’a Zaterdags 91 uur.
Op voorafgaand verzoek ook op andere uren, hetzij ’s Zaterdagsmiddags of ’s avonds.
OP DEN VIERDEN ZONDAG NA
PINKSTER.
Epistel uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Romeinen; VIII, 18—23.
Broeders, ik meen, dat men het lijden van
dezen tyd niet kan vergelijken bij de toeko
mende heerlijkheid, die in ons geopenbaard
zal worden. Want het schepsel verwacht met
vurig verlangen naar de openbaring der kin
deren Gods. Want het schepsel is aan de
Ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maa»
om hem, die het er aan onderworpen heeft,
in hope: daar het schepsel zelf eens uit de
slavernij des bederfs zal verlost worden, toi
de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen
Gods. Want wy weten, dat alle schepselen
zuchten, en tot nu 'toe als in barensnood zijn.
En zy niet alleen, maar ook wij zelven, die
de eerstelingen des geestes hebben; ook wjj
zuchten in ons zelven, en verwachten de op
neming der kinderen Gods, de verlossing
van ons lichaam in Christus Jezus, onzen
Heer.
Evangelie volgens den H. Lucas; V, 1—11.
In dien tijde, als het volk op Jezus aan
drang, om Gods woord te hooren, stond Hij
bij het meét van Gencsareth. En Hij zag
twee schepen, aan den oever van het meer
liggen, daar de visschers waren afgegaan odi
de netten te wasschen. Hjj klom nu in een
schip, hetwelk Simon toebehoorde, en hj|
verzocht hem, een weinig van land af te
steken. En nederzittende, leerde Hij het volk
uit het schip. Toen Hij nu ophield met spre
ken, zeide Hij tot Simon: Steek in zee, en
werp uwe netten uit om te vangen. En Si
mon antwoordde, en zeide Hem, Meester, wjj
hebben den geheelen nacht gearbeid, en
nietsgevangen; maar op Uw woord zal ik
het net uitwerpen. En als zij dit gedaan had
den, vingen zjj een talrjjke menigte van vis-
schen, «oodat hun net scheurde. Zjj wenkten
dan hnnne medegezellen, dte in het andere
schip waren, dat zij zouden komen om hen
te helpen. En zjj kwamen, en vulden beide
schepen, zoodat ze bijna zonken. Simon Pe
trus dit ziende, viel Jezus te voet en zeide:
Heer, ga van mjj; want ik ben een zondig
mensch. Want hy, en allen, die by Jrym wa
ren, werden verbaasd «ver de visehvangst,
die z|J gedaan hadden, zoo als ook Jacobus
en Joannes, de zonen van Zebedeus, die de
medegezellen van Simon waren. En Jezus
zeide tot Simon: Vrees niet; voortaan zult gij
menschen vangen. En zij haalden de schepen
aan land, verheten alles en volgden Hem.
DE STRIJD TEGEN DEN GODSDIENST.
Een nieuwe wet.
De sovjet-autoriteiten hebben een nieuw
wetsontwerp gepubliceerd tot bestrijding van
godsdienstige invloeden in het sovjet-ge-
bied.
De nieuwe wet verbiedt aan godsdienstige
lichamen' het houden van vergaderingen, het
vormen van kringen of groepen, zoowel van
kinderen als van vrouwen of voor zieken,
ook naai- of zangvereenigingen of die ter
beoefening van litteraire studies, kortom ei
ken vorm van activiteit. Het verbiedt boven
dien elke bibliotheek of leeszaal met een reli
gieuze strekking. Geen vorm van godsdienst
mag worden beoefend, in fabrieken, werk
plaatsen of andere inrichtingen met uitzon
deringen van hospitalen en gevangenissen,
maar dan nog alleen in het geval, dat door
stervenden of ernstige zieken of gewonden
daarom wordt gevraagd.
Priesters en andere bedienaren van reli
gieuze lichamen moeten zich laten inschrijven
maar het registratiekantoor is gemachtigd
namen naar believen te schrappen.
De maatregelen zjjn te danken aan de com
munistische jeugdliga en de anti-god-ver;
eeniging, die verklaarden dat het onmogelijk
is'met de godsdienstbestryding vorderingen
rendieren. Maar toen langzamerhand meer
hulp kwam uit Europa, begon men ook de
dierenhuiden te verwijderen en ze te ver
vangen door ruiten van glas, die veel beter
het licht der zon doorlaten en veel meer
weerstand bieden tegen de binnendringende
koude.
De statie van pater Seguin behoorde niet
tot de gelukkige, waar de eerste ruiten
werden aangebraebt. Lang had pater Seguin
reeds in zoo’n hutje met dierenhuiden ge
leefd, toen hij zjjn oversten verzocht ook zijn
hut van echte ruiten te willen voorzien.
Drie jaren gingen voorbjj zonder ant
woord; of wel de brief was verloren gegaan
of de ruiten, in ieder geval er kw’am niets.
Nogmaals deed de missionaris ’n poging en
thans scheen zjjn werk met succes te wor
den bekroond, de overste antwoordde, dat
aan zijn verzoek zou worden voldaan.
Zoo gingen weer een paar jaren voorbjj,
totdat men eindelijk, zes jaren na het ver
zenden van den eersten brief, de ruiten had
gereed gemaakt voor de verzending.
Netjes door deskundigen ingepakt, ston
den de ruiten bjjeen in ’n houten kist, die
voorzichtig aan boord werd gedragen. Hoe
de teleurstelling echter te beschrijven van
den armen missionaris, die in de kist niets
vond dan onbruikbare scherven, geen enkele
ruit was heel gebleven. De Indianen hadden
de kist met ruiten juist zoo behandeld als de
andere bagage, en hem eenvoudig uit het
schip aan wal gegooid.
Uit was het met de heerlijkheid.
De arme missionaris had door dit ongeluk
zoozeer den moed verloren, dat hjj het vol
gend jaar niet eens opnieuw een verzoek
durfde indienen. Hjj wist dat ook de ge
broken ruiten een fikschen greep in de kas
van den overste hadden gedaan en daaren
boven een missionaris heeft nog andere
raadsels op te lossen dan van gebroken
ruiten.
Gelukkig kwam echter het jaar daarop de
Bisschop op visitatie. Getroffen door de
armoede, den nood en de ellende van den
ouden missionaris, .beloofde Mgr. hem, on
middellijk na zijn thuiskomst voor ruiten te
zullen zorgen. Het volgend jaar was de Bis-
schop weer bjj pater Seguin, hjj deelde den
pater mede, dat men de ruiten mee had ge
nomen, maar ze op zekeren morgen bjj het
opbreken vergeten had, eerst tegen den
avond, toen het onmogeljjk was terug te
keeren, had men het verlies bemerkt. Mgr.
trachtte het ongeluk eenigszins goed te ma
ken door het dringend verzoek aan de hoofd
statie, onverwijld nieuwe ruiten te zenden.
Nu behoefde pater Seguin dan ook niet meer
zod lang te wachten als vroeger; reeds 2
jaar later werd een nieuwe pater als hulp
voor den grijzen priester gezonden en aan
dezen nieuwen missionaris bad men de rui
ten toevertrouwd; hjj had streng bevel de
ruiten geen oogenblik uit het oog te ver
liezen.
In den nacht van den 14den September
landde de jonge missionaris gelukkig in de
nederzetting die bestemd was, het veld te
worden van zjjn arbeid. De 300 Indianen die
door geweerschoten uit hun slaap werden,
gewekt, en van de aankomst van het schip
verwittigd, ontstaken groote vreugdevuren
en begroetten de aangekomenen eveneens
met een salvo van geweervuur.
VoL vreugde, dat hjj eindeljjk in zjjn mis
siegebied was aangekomen, snelde de jonge
missionaris, omgeven door de eerstelingen
van zjjn kudde, naar het hutje van den
grijsaard, om hem te begroeten.
Deze lag ziek en afgemat op zjjn leger
stede, maar de tjjding, dat er een jeugdige
medewerker was gekomen, gaf hem de
kracht in w'eerwil van ouderdom en ziekte,
op te staan. Met tranen in de oogen be
groette hij den vurig verbeiden medewerker
en dan was zijn eerste vraag:
En de ruiten, hebt ge ze meegebracht?
Ja vader, ik heb ze bewaakt als een
kostbare schat.
Waar zjjn ze dan? Zjjn ze reeds hier?
Neen, ik heb ze in de boot achterge
laten.
Bleek van schrik riep de grjjsaard uit:
Ach dan zjjn ze stuk; de inboorlingen
breken ze zeker bjj het uitladen.
Weer stonden hem de tranen in de oogen,
maar nu waren het geen vreugdetranen
meer, zooals enkele oogenblikken geleden.
De jonge missionaris kon de smart van
den grjjzen missionaris niet begrijpen; geen
wonder, hjj wist niet wat het beteekent, 40
jaren lang in het halfduister te moeten
wonen.
Gelukkig was dezen keer niet alles ver-'
loren. Welbehouden. kwam de kist den vol
genden morgen met de ongebroken ruiten
aan; liefkozend streelde de grijze priester ze.
Helaas, voor hem zelf zouden ze geen
dienst meer doen; nog slechts een klein
sprankje licht was in zjjn uitgedoofde oogeii
Hjj kon het zonlicht, dat in breede stroom**
onze goede Chineezen, onze goede Flipino’z
en onze geliefde Irogotten.
Dank aan de Religieuzen van „Regina
Coeli”. God vergelde haar.
Dank aan al mjjn weldoeners en vrienden.
God vergelde hen.
Missionaris zjjnf Welke genade. Welk ge
luk! Mogen vele jongelieden deze genade er
langen.
Met de grootste dankbaarheid en diepste
nederigheid jegens God betuig ik dat ik een
overgelukkig priester-religieus en missiona
ris geweest ben. Sint laudes Domino.”
ben.
Dank aan al mijn medebroeders. God ver
gelde hen.
Dank vooral aan ben, met wie ik meer
bjjzonder geleefd heb, de paters en broeder*
van Oost-Mongolifi, van Sparrendaal, van de
Philippjjnen. God vergelde hen en zegen*
HET TESTAMENT VAN EEN
MISSIONARIS.
Op 12 April j.l. stierf te Nymegen de in
heel ons land bekende oud-missionaris van
Mongolië en de Philippjjnen, de zeereerw.
pater Henri Raymakers. In zjjn nagelaten
papieren vond men volgens de „Geld.” het
hier volgend geesteljjk testament.
„Dominus vobiscum. De Heer zjj met u
allen, Glorie zii den Vader, den Zoon en
den H. Geest. Gelijk het was in den beginne,
nu en altjjd in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Ik hoop te sterven in trouwste liefde en
diepste gehechtheid aan de Katholieke,
Apostolische Kerk, in het gezelschap van
Jezus, Maria en Jozef, inde liefdestralen van
het Allerheiligst Hart van Jesus en in de
moederlijke zorgen van het Onbevlekt Hart
van Maria.
Ik dank God voor de ontelbare weldaden
mij in mjjn leven geschonken,
eeuwigen dank, eer en glorie.
Voor mijn brave ouders. God vergelde
hen.
Voor mijn goede broeders en zusters. God
vergelde hen en hunne kinderen.
Deze dag is geen dag vah treure. Zoo
christelijk, edelmoedig en blij hebt gij meer
dan eens deelgenomen aan mijn vertrek
naar den vreemde, thans is het mijn vertrek
naar ons Vaderhuis, waar ik verwacht word
en waar wjj u verwachten.
Dank, dank voor priesterlyke-Religieuze-
Apostolische roeping.
Dank aan het Onbevlekt Hart van Maria,
dat mjj heeft opgenomen.
Dank aan al mjjn leermeesters. God ver<
gelde hen.
De ruiten van een missionaris.
Een missionaris, die jarenlang heeft door
gebracht in het gebied van eeuwige sneeuw
en ijs, jiater Schilfer, hield dezer dagen in
den R. K. Volksboud te Weenen, een lezing
over zyn missie. Wat al ontberingen die
helden daar in het gebied, waar de winter
steeds zjjn scepter zwaait, te verduren heb
ben, dat wist te missionaris in een hart
roerende toespraak zyn t- enoorders te ver
tolken.
Een der meest frappante verhalen droeg
den titel: „De ruiten van een missionaris".
Het moge bier etu plaatsje vinden om den
eerbied en de lietne van 'Jen »czer jegens
de pioniers van ons H. Geloof in hst huge
Noorden, nog te vermeerderen er. te ver-
hoogen.
Pater Seguin werkte met onverdroten ijver
41 jaar lang in de missie, waar de winter
zetelt op eeuwigen troon. Gedurende die 41
jaren heeft de ijverige priester nooit bet ge
luk gehad eigenaar te zijn van een paar
ruiten.
Voor ons, dft in ecu beschaafd land wo
nen, en gewoon zijn aan ruiten, die het dag
licht in breede stroomen doen vloeien in onze
woningen, voor ons is het eenvoudig niet te
begrypen, welk een gemis wordt uitgedrukt
door de woorden: geen glazen ruiten. De
pater heeft dat gemis 41 jaar lang in zyn
volle zwaarte leeren kennen.
Al die jarsn beeft hij zich moeten behel
pen met het kleine lampje, dat met visch-
olie wordt gevoed en dat ternauwernood de
duisternis verdrijft uit de armzalige hut.
Wel schijnt maandenlang, ook in de Pool
streken de dagvorstin, maar haar bleek
licht kan bijna niet doordringen door de
dierenhuiden, die onze ruiten van glas yer-
Alle missionarissen in het Noorden hadden
in den beginne zulke ruiten, die men ver
vaardigde van half gelooide huiden yan
II. (Slot).
De marteldood.
Den volgenden morgen vroeg, den 24en
Juni, op den feestdag van de geboorte van
St. Jan Baptist, .werden de Minderbroeders
ter strafplaats geleid. Midden voor het stad
huis van Enkhuizen was een galg voor vjjf
personen opgerioht. Nog een aandoAlyke
scène id hier plaats. Berkenrode was laag
genoeg om den ouden broeder Adrianus van
Gouda het leven te beloven, als hij zelf het
beulswerk wilde verrichten en met eigen
band zyn medebroeders ophangen. Veront-
*aar9,1Sd wees de grjjsaard dit voorstel af;
hy wilde sterven met de zjjnen voor hetzelf
de geloof, dat hjj met hen beleed. Hij werd
bet eerst gehangen.
Daarop werd pater Daniel naar de galg
gevoerd, terwjji hjj de eerste verzen van den
Wisten psalm herhaalde: „In U, o Heer, heb
ik gehoopt, in eeuwigheid zal ik niet be
schaamd worden. Verlos mjj in Uwe recht
vaardigheid; neig Uw oor tot mij en haast U
u>y te redden. Wees mjj een God-Bescher-
mer, en een huis van toevlucht, en red mjj;
want mijn kracht en toevlucht zjjt Gjj; om
wiUe van Uw naam leid mjj en sterk mjj. Gjj
®ult mjj mt dit net voeren, hetwelk zjj mjj ge
spannen hebben, want Gjj zjjt mjjn bescher-
In Uwe handen beveel ik mijnen geest;
s -jn verlost, Heer, God van waar
heid. Aldus biddend en de zjjnen sterkend,
ging deze dappere aanvoerder zjjn broeders
voor, den dood in. Hem volgden de overigen
met dezelfde gelatenheid en hetzelfde Gods
vertrouwen: de paters Cornelius van Diest,
Johannes van Naarden en Lodewjjk Voets,
van welken laatste zelfs verhaald wordt,
dat hjj met „ongeloofel-jke blijmoedigheid”
de ladder besteeg. Zoo bezegelde dit held-
*g« vjjftal zjjn geloof met zjjn bloed; zoo
deden deze Nederlandsehe martelaren hun
glorievolle intrede in den hemel, ons een
heerljjk voorbeeld achterlatend, om voor den
kostbaren schat des geloofs alles veil te
nebben.
Tegen den avond werden de Ijjken dicht bjj
®ee begraven, zoodat het water ze bjj vloed
bedekte; des nachts hebben meermalen
■vriend en vjjand licht zien schitteren boven
de plek, waar de kostbare overblijfselen la
gen. Kort daarop zjjn zjj naar een- andere
Plaats in de buurt overgebracht, men
«iet waar, zoodat van hun relieken
mets meer over is.
Broeder Engelbert v^n Tepburg was er
111 F681**#4 burgers in
de stad Alkmaar schuil te houden, maar
tweedracht gezaaid tusschen de burgers van
hetzelfde vaderland?
Het antwoord hierop kan kort zjjn. Wjj
denken er niet aan de Protestanten van
onzen tjjd te v'erwjjten, wat geestverwanten
van hen voor drie en een halve eeuw hebben
misdreven! Wjj vinden het jammer, dat zjj
in menschen als Houtebeen, Berkenrode, Lu-
mey, Sonoy e.d. de ware vaderlanders zien,
die „streden voor godsdienstige en burger
lijke vrjjheid,” geljjk de gejjkte formuul
luidt, en wy zullen niet ophouden deze his
torische dwaling te bekampen, totdat wjj tot
een gemeenschappeljjke opvatting omtrent
den waren aard van de 16e-eeuwsche omwen
teling zjjn gekomen. Maar aan de Protestan
ten van tegenwoordig verwjjten, dat woeste
lingen als de genoemden zich voor eeuwen
aan bloedige buitensporigheden hebben
schuldig gemaakt, doen wjj niet; mogen wjj
niet.
Doch ook onze protestantsche medebur-
.gnrs eeren, openljjk en gezamenlijk, de man
nen en vrouwen, wier beginselen zjj als de
hunne erkennen ew liefhebben. Juist in de
laatste jaren hebbev^hjj dat meer dan eens
zien gebeuren, bijv, bijtte gedachtenisviering
van Jan de Bakker A van Wendelraoet
C'laesdochter. De Katholieken hebben daarbjj
zonder bitterheid, ik meen zelfs met begrij
pende gelijkmoedigheid, ttf^ezien. Toch ging
’t hier om de gestraften van een geregelde
justitie; deze martelaren waren opstandigen
van wie de toenmalige maatschappij diep
«overtuigd was, dat zjj de hechtste en meest
uoodzakeljjke groj
onderwijlden. Mi
dergelijke dwaling nog heel lang vastge-
loofshaat kan men hier toch niet spreken.
Doch onze Alkmaarders en anderen zijn ten
prooi gevallen aan den toomeloozen moedwil
van bitteren geloofshaat; aan beulen nog wel,
die voorgaven en het uitbazuinden, dat zij
streden voor de’vrijheid én het volk kwamen
verlossen van onduldbare tirannie. Hun
slachtoffers zjjn gevallen alleen voor hun
geloof, en vcor beginselen, die ook wjj nog
fier en openljjk belijden en waaraan wjj ten
koste van alles getrouw willen bljjven: ons
heilig katholiek geloof. Wjj hebben alle re
den om, zonder verbittering en zonder ver-
wjjt, maar ook zonder schroom en zonder
terughoudendheid, de Martelaren van Alk
maar te eeren. Zjj zjjn gevallen als heldhaf
tige slachtoffers van .den haat tegen het ge
loof, dat nog steeds ook ons heiligste en
hoogste goed uitmaakt.
(„De Tyd”).