»1 Vrijdag 22 Juni 1928. 1 Door het geheeie land zijn de Meube<en van „EU EN LINDEN bekend HLS DE BESTE". Lindegracht 11—16 nikmaar EPISTEL EN EVANGELIE. In de streken van eeuwige sneeuw en Ijs. De Alkmaarsche Martelaren. Hem zij Dank aan onze dierbare Congregatie. God Q. GORRIS S. J. ft o «t 1 weet thans lagen dier maatschappij Ikoge dit een dwaling achten (de Protestanten hebben dan toch aan een dergelijke dwaling nog heel lang vastge houden), van slachtoffers van fanatieken ge- vergelde baar. Dank aan al mjjn Oversten. God vergeld* spoedig werd hjj verraden. Met dubbele gre tigheid maakten de Geuzen zich van hem meester, niet alleen omdat hij kloosterling was, maar ook omdat hij de gouden en zilve ren vaten, die voor den eeredienst gebruikt werden,'bewaarde en in veiligheid had ge steld. Terecht spreken de berichtgevers van „ongehoorde tormenten,” flTe men den trpu* wen wachter deed ondergaan, teneinde hem zijn geheim te ontrukken. Door ophanging bjj de handen, door geeseling, door branden met kaarsen en kokende olie, om van andere, waarlijk beestacbtige wreedheden te zwijgen, trachtte men tevergeefs zijn standvastigheid te breken. Maandenlang beeft de edelmoedige held aldus geleden, tot men hem naar Rans- dorp bij Amsterdam voerde (waarom is niet duidelijk) en aldaar door ophanging eer? ein de aan zijn leven en aan zijn marteling maak te. Ook van hem is het onbekend, waar hjj ten slotte begraven is. door de ruiten binnen vloeide, niet meer vefdragen. Men zond hem terug naar zjjn vaderland, misschien dat het de kunst der bekwame geneesheeren daarginds zou ge lukken de oogen nog in het laatste oogen- blik te redden. Ijdele hoop! Korten tijd daarna was de grijze missionaris geheel tyind en dan sloot hij spoedig zijn oogen voor eeuwig, hij stierf, verteerd door heim wee en innig zielsverlangen naar zjjn arme Indianen en zijn geliefkoosde missie in het rijk van eeuwige sneeuw en jjs. mmogeUJk irderingen te maken wanneer niet de propaganda van de tegenstanders wordt beteugeld. VooraJ schijnen ze veel last te hebben van leeszalen, daar die de bevolking van communistisch* clubs afhouden. De vereering. Maar zoo var. de stoffelijke overblijfselen dezer heldhaftige belijders niets meer over is, hun nagedachtenis blijft voortleven, en moge onder ons steeds in eere stijgen, ja’ tot de hoogste eer, die jle Zalig- en Heiligver- klaarden geraken. Dit zou een groote wel daad Gods zijn voor de Katholieken van Ne derland en een heerlijke bevruchting geven aan ons geloofsleven. Bidden wjj met vurig heid voor het welslagen van deze belangrijke zaak, een vurigheid, die haar oorsprong moge vinden in onze liefde zoow'el voor ons ge loof als voor ons vaderland. Immers niemand zal ontkennen, dat ook de heiligverklaring en de daarop gevolgde steeds algemeener vereering der Gorkum- sche Martelaren een weldadigen invloed op het katholieke geloofsleven in ons land heeft geoefend. Wjj gevoelen immers, dat wjj hun zoo na staan; wij gevoelen ons als het ware één met hen. Met onafgebroken lijdensmoed hebben, zjj stand gehouden Jemidden der schandeljjkste folteringen, die zij, Nederlan ders, in hun en ons eigen land ondergingen. Zij stierven voor hun onbezweken trouw aan de katholieke geloofsleer omtrent het H. Sa crament en den Paus, geloofspunten die nog steeds ook voor ons in de omgeving, waarin wjj leven, van bijzondere bêteekenis zijn. Wij zijn overtuigd dat deze Nederlandsehe Heili gen op de eerste plaats zullen bidden voor ons, hun landgenootcn, gelijkgezinden en an dersdenkenden, en daarom smeeken wy tot geen Heiligen vuriger dan tot de Gorkum- sche Martelaren: „Bidt voor de bekeering van Nederland.” Zoo is hun heiligverklaring geworden een versterking van ons eigen ge loof en een verlevendiging van onzen ijver voor de bekeering.van ons vaderland, gelijk de talrijke devote bedevaarten naar de mar- telplaats dezer Heiligen alleen reeds bewij zen. Indien ook de Alkmaarsche Martelaren tot de eer der altaren zullen worden verhe ven, mogen wy verwachten, dat ook van hun vereering eenzelfde weldadige invloed zal uitgaan. Maar dan mogen wjj wel beseffen, dat de H. Kerk" ons in haar Heiligen niet alleen voorsprekers wil aanwijzen voor ons heil, maar ook voorbeelden voor ons leven. In den tyd van pator Daniel en zijn gezellen werd de Kerk feller dan ooit besprongen, doch zij bleven haar trouw ondanks allesj trouw tot in den dood. Wordt van ons in dezen tijd ooit een offer gevraagd, omdat wij katholiek zijn, dan moge hun heldhaftig voorbeeld ons sterken. Zij stierven met name voor de belijdenis van Christus’ tegenwoor digheid in t H. Sacramenten onzen tyd van voortdurende eucharistische devotie zy hun voorbeeld ons een prikkel tot steeds vuriger liefde voor den eucharistischen Heiland. Zoo zal hun voorbeeld ons ten zegen zijn. Historische leering. Ook op ander gebied zal de geschiedenis der Alkmaarsche Martelaren ons ter leering kunnen strekken. Ken enkele opmerking hier over moge nog volgen. Het is zoo gewoon, om de Kerk der IGe eeuw voor te stellen als diep bedorven; hier in zou dan ook de onvermijdelijke oorzaak der Hervorming gelegen zijn geweest. De geestelijkheid vooral, zoo heet het, was geld gierig, zedeloos, lui, wereldsgezind, heersch- zuchtig «n wat al niet meer. Verre van ons om te ontkennen, dat, helaas, deze ondeugden maar al te erg en onbeschaamd voorkwamen. Evenwel, veralgemeeningen zjjn in de ge schiedenis toch altijd gevaarlijk, en gewoon lijk onjuist. Ook hier blijkt dit weer. Wereld geestelijken en Franciscanen, Karthuizers en Norbertynen, Augustijnen en Dominicanen hebben hun leven gegeven voor de Kerk en het Geloof, te Gorkum, te Enkhuizen, te Lei den, te Roermond eh elders. Zeker waren er dus onder de geestelijken in ons vaderland, velen die tot de edelsten van hun stand moe ten gerekend worden; mannen, die hun leven veil hadden voor hetgeen zjj aan anderen predikten. Neen, was het bederf inderdaad groot ook in de Nederlandsehe kerk zonder meer bedorven was zjj niet, en slechts geweld en vervolging hébben- belet, dat zy zich, geleid door heilzame bepalingen van het Concilie van Trente, tot een nieuw leven herstelde. Ten slotte zou men kunnen vragen: waar om de herinnering aan deze troebele tijden vernieuwd en de slachtoffers daarvan ver heerlijkt? Ligt in een dergelyke wijze van' doen niet een bedekt verwijt aan de Protesj tanten van heden, en wordt hierdoor geen OFFICIEEL KERKBERICHT van het „Noord-Hollandsch Dagblad” De moderne en gegarandeerde meubelen, waaronder ontwerpen van bekende archi tecten, zeggen U door zijn practische voordeelen hoe meubelen behooren te zijn. Vrije toegang tot de Monsterzalen aan de Meubelfabriek „Eik CR liRdCfl” Geopend van 912 en 25. ’a Zaterdags 91 uur. Op voorafgaand verzoek ook op andere uren, hetzij ’s Zaterdagsmiddags of ’s avonds. OP DEN VIERDEN ZONDAG NA PINKSTER. Epistel uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Romeinen; VIII, 18—23. Broeders, ik meen, dat men het lijden van dezen tyd niet kan vergelijken bij de toeko mende heerlijkheid, die in ons geopenbaard zal worden. Want het schepsel verwacht met vurig verlangen naar de openbaring der kin deren Gods. Want het schepsel is aan de Ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maa» om hem, die het er aan onderworpen heeft, in hope: daar het schepsel zelf eens uit de slavernij des bederfs zal verlost worden, toi de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wy weten, dat alle schepselen zuchten, en tot nu 'toe als in barensnood zijn. En zy niet alleen, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des geestes hebben; ook wjj zuchten in ons zelven, en verwachten de op neming der kinderen Gods, de verlossing van ons lichaam in Christus Jezus, onzen Heer. Evangelie volgens den H. Lucas; V, 1—11. In dien tijde, als het volk op Jezus aan drang, om Gods woord te hooren, stond Hij bij het meét van Gencsareth. En Hij zag twee schepen, aan den oever van het meer liggen, daar de visschers waren afgegaan odi de netten te wasschen. Hjj klom nu in een schip, hetwelk Simon toebehoorde, en hj| verzocht hem, een weinig van land af te steken. En nederzittende, leerde Hij het volk uit het schip. Toen Hij nu ophield met spre ken, zeide Hij tot Simon: Steek in zee, en werp uwe netten uit om te vangen. En Si mon antwoordde, en zeide Hem, Meester, wjj hebben den geheelen nacht gearbeid, en nietsgevangen; maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen. En als zij dit gedaan had den, vingen zjj een talrjjke menigte van vis- schen, «oodat hun net scheurde. Zjj wenkten dan hnnne medegezellen, dte in het andere schip waren, dat zij zouden komen om hen te helpen. En zjj kwamen, en vulden beide schepen, zoodat ze bijna zonken. Simon Pe trus dit ziende, viel Jezus te voet en zeide: Heer, ga van mjj; want ik ben een zondig mensch. Want hy, en allen, die by Jrym wa ren, werden verbaasd «ver de visehvangst, die z|J gedaan hadden, zoo als ook Jacobus en Joannes, de zonen van Zebedeus, die de medegezellen van Simon waren. En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; voortaan zult gij menschen vangen. En zij haalden de schepen aan land, verheten alles en volgden Hem. DE STRIJD TEGEN DEN GODSDIENST. Een nieuwe wet. De sovjet-autoriteiten hebben een nieuw wetsontwerp gepubliceerd tot bestrijding van godsdienstige invloeden in het sovjet-ge- bied. De nieuwe wet verbiedt aan godsdienstige lichamen' het houden van vergaderingen, het vormen van kringen of groepen, zoowel van kinderen als van vrouwen of voor zieken, ook naai- of zangvereenigingen of die ter beoefening van litteraire studies, kortom ei ken vorm van activiteit. Het verbiedt boven dien elke bibliotheek of leeszaal met een reli gieuze strekking. Geen vorm van godsdienst mag worden beoefend, in fabrieken, werk plaatsen of andere inrichtingen met uitzon deringen van hospitalen en gevangenissen, maar dan nog alleen in het geval, dat door stervenden of ernstige zieken of gewonden daarom wordt gevraagd. Priesters en andere bedienaren van reli gieuze lichamen moeten zich laten inschrijven maar het registratiekantoor is gemachtigd namen naar believen te schrappen. De maatregelen zjjn te danken aan de com munistische jeugdliga en de anti-god-ver; eeniging, die verklaarden dat het onmogelijk is'met de godsdienstbestryding vorderingen rendieren. Maar toen langzamerhand meer hulp kwam uit Europa, begon men ook de dierenhuiden te verwijderen en ze te ver vangen door ruiten van glas, die veel beter het licht der zon doorlaten en veel meer weerstand bieden tegen de binnendringende koude. De statie van pater Seguin behoorde niet tot de gelukkige, waar de eerste ruiten werden aangebraebt. Lang had pater Seguin reeds in zoo’n hutje met dierenhuiden ge leefd, toen hij zjjn oversten verzocht ook zijn hut van echte ruiten te willen voorzien. Drie jaren gingen voorbjj zonder ant woord; of wel de brief was verloren gegaan of de ruiten, in ieder geval er kw’am niets. Nogmaals deed de missionaris ’n poging en thans scheen zjjn werk met succes te wor den bekroond, de overste antwoordde, dat aan zijn verzoek zou worden voldaan. Zoo gingen weer een paar jaren voorbjj, totdat men eindelijk, zes jaren na het ver zenden van den eersten brief, de ruiten had gereed gemaakt voor de verzending. Netjes door deskundigen ingepakt, ston den de ruiten bjjeen in ’n houten kist, die voorzichtig aan boord werd gedragen. Hoe de teleurstelling echter te beschrijven van den armen missionaris, die in de kist niets vond dan onbruikbare scherven, geen enkele ruit was heel gebleven. De Indianen hadden de kist met ruiten juist zoo behandeld als de andere bagage, en hem eenvoudig uit het schip aan wal gegooid. Uit was het met de heerlijkheid. De arme missionaris had door dit ongeluk zoozeer den moed verloren, dat hjj het vol gend jaar niet eens opnieuw een verzoek durfde indienen. Hjj wist dat ook de ge broken ruiten een fikschen greep in de kas van den overste hadden gedaan en daaren boven een missionaris heeft nog andere raadsels op te lossen dan van gebroken ruiten. Gelukkig kwam echter het jaar daarop de Bisschop op visitatie. Getroffen door de armoede, den nood en de ellende van den ouden missionaris, .beloofde Mgr. hem, on middellijk na zijn thuiskomst voor ruiten te zullen zorgen. Het volgend jaar was de Bis- schop weer bjj pater Seguin, hjj deelde den pater mede, dat men de ruiten mee had ge nomen, maar ze op zekeren morgen bjj het opbreken vergeten had, eerst tegen den avond, toen het onmogeljjk was terug te keeren, had men het verlies bemerkt. Mgr. trachtte het ongeluk eenigszins goed te ma ken door het dringend verzoek aan de hoofd statie, onverwijld nieuwe ruiten te zenden. Nu behoefde pater Seguin dan ook niet meer zod lang te wachten als vroeger; reeds 2 jaar later werd een nieuwe pater als hulp voor den grijzen priester gezonden en aan dezen nieuwen missionaris bad men de rui ten toevertrouwd; hjj had streng bevel de ruiten geen oogenblik uit het oog te ver liezen. In den nacht van den 14den September landde de jonge missionaris gelukkig in de nederzetting die bestemd was, het veld te worden van zjjn arbeid. De 300 Indianen die door geweerschoten uit hun slaap werden, gewekt, en van de aankomst van het schip verwittigd, ontstaken groote vreugdevuren en begroetten de aangekomenen eveneens met een salvo van geweervuur. VoL vreugde, dat hjj eindeljjk in zjjn mis siegebied was aangekomen, snelde de jonge missionaris, omgeven door de eerstelingen van zjjn kudde, naar het hutje van den grijsaard, om hem te begroeten. Deze lag ziek en afgemat op zjjn leger stede, maar de tjjding, dat er een jeugdige medewerker was gekomen, gaf hem de kracht in w'eerwil van ouderdom en ziekte, op te staan. Met tranen in de oogen be groette hij den vurig verbeiden medewerker en dan was zijn eerste vraag: En de ruiten, hebt ge ze meegebracht? Ja vader, ik heb ze bewaakt als een kostbare schat. Waar zjjn ze dan? Zjjn ze reeds hier? Neen, ik heb ze in de boot achterge laten. Bleek van schrik riep de grjjsaard uit: Ach dan zjjn ze stuk; de inboorlingen breken ze zeker bjj het uitladen. Weer stonden hem de tranen in de oogen, maar nu waren het geen vreugdetranen meer, zooals enkele oogenblikken geleden. De jonge missionaris kon de smart van den grjjzen missionaris niet begrijpen; geen wonder, hjj wist niet wat het beteekent, 40 jaren lang in het halfduister te moeten wonen. Gelukkig was dezen keer niet alles ver-' loren. Welbehouden. kwam de kist den vol genden morgen met de ongebroken ruiten aan; liefkozend streelde de grijze priester ze. Helaas, voor hem zelf zouden ze geen dienst meer doen; nog slechts een klein sprankje licht was in zjjn uitgedoofde oogeii Hjj kon het zonlicht, dat in breede stroom** onze goede Chineezen, onze goede Flipino’z en onze geliefde Irogotten. Dank aan de Religieuzen van „Regina Coeli”. God vergelde haar. Dank aan al mjjn weldoeners en vrienden. God vergelde hen. Missionaris zjjnf Welke genade. Welk ge luk! Mogen vele jongelieden deze genade er langen. Met de grootste dankbaarheid en diepste nederigheid jegens God betuig ik dat ik een overgelukkig priester-religieus en missiona ris geweest ben. Sint laudes Domino.” ben. Dank aan al mijn medebroeders. God ver gelde hen. Dank vooral aan ben, met wie ik meer bjjzonder geleefd heb, de paters en broeder* van Oost-Mongolifi, van Sparrendaal, van de Philippjjnen. God vergelde hen en zegen* HET TESTAMENT VAN EEN MISSIONARIS. Op 12 April j.l. stierf te Nymegen de in heel ons land bekende oud-missionaris van Mongolië en de Philippjjnen, de zeereerw. pater Henri Raymakers. In zjjn nagelaten papieren vond men volgens de „Geld.” het hier volgend geesteljjk testament. „Dominus vobiscum. De Heer zjj met u allen, Glorie zii den Vader, den Zoon en den H. Geest. Gelijk het was in den beginne, nu en altjjd in de eeuwen der eeuwen. Amen. Ik hoop te sterven in trouwste liefde en diepste gehechtheid aan de Katholieke, Apostolische Kerk, in het gezelschap van Jezus, Maria en Jozef, inde liefdestralen van het Allerheiligst Hart van Jesus en in de moederlijke zorgen van het Onbevlekt Hart van Maria. Ik dank God voor de ontelbare weldaden mij in mjjn leven geschonken, eeuwigen dank, eer en glorie. Voor mijn brave ouders. God vergelde hen. Voor mijn goede broeders en zusters. God vergelde hen en hunne kinderen. Deze dag is geen dag vah treure. Zoo christelijk, edelmoedig en blij hebt gij meer dan eens deelgenomen aan mijn vertrek naar den vreemde, thans is het mijn vertrek naar ons Vaderhuis, waar ik verwacht word en waar wjj u verwachten. Dank, dank voor priesterlyke-Religieuze- Apostolische roeping. Dank aan het Onbevlekt Hart van Maria, dat mjj heeft opgenomen. Dank aan al mjjn leermeesters. God ver< gelde hen. De ruiten van een missionaris. Een missionaris, die jarenlang heeft door gebracht in het gebied van eeuwige sneeuw en ijs, jiater Schilfer, hield dezer dagen in den R. K. Volksboud te Weenen, een lezing over zyn missie. Wat al ontberingen die helden daar in het gebied, waar de winter steeds zjjn scepter zwaait, te verduren heb ben, dat wist te missionaris in een hart roerende toespraak zyn t- enoorders te ver tolken. Een der meest frappante verhalen droeg den titel: „De ruiten van een missionaris". Het moge bier etu plaatsje vinden om den eerbied en de lietne van 'Jen »czer jegens de pioniers van ons H. Geloof in hst huge Noorden, nog te vermeerderen er. te ver- hoogen. Pater Seguin werkte met onverdroten ijver 41 jaar lang in de missie, waar de winter zetelt op eeuwigen troon. Gedurende die 41 jaren heeft de ijverige priester nooit bet ge luk gehad eigenaar te zijn van een paar ruiten. Voor ons, dft in ecu beschaafd land wo nen, en gewoon zijn aan ruiten, die het dag licht in breede stroomen doen vloeien in onze woningen, voor ons is het eenvoudig niet te begrypen, welk een gemis wordt uitgedrukt door de woorden: geen glazen ruiten. De pater heeft dat gemis 41 jaar lang in zyn volle zwaarte leeren kennen. Al die jarsn beeft hij zich moeten behel pen met het kleine lampje, dat met visch- olie wordt gevoed en dat ternauwernood de duisternis verdrijft uit de armzalige hut. Wel schijnt maandenlang, ook in de Pool streken de dagvorstin, maar haar bleek licht kan bijna niet doordringen door de dierenhuiden, die onze ruiten van glas yer- Alle missionarissen in het Noorden hadden in den beginne zulke ruiten, die men ver vaardigde van half gelooide huiden yan II. (Slot). De marteldood. Den volgenden morgen vroeg, den 24en Juni, op den feestdag van de geboorte van St. Jan Baptist, .werden de Minderbroeders ter strafplaats geleid. Midden voor het stad huis van Enkhuizen was een galg voor vjjf personen opgerioht. Nog een aandoAlyke scène id hier plaats. Berkenrode was laag genoeg om den ouden broeder Adrianus van Gouda het leven te beloven, als hij zelf het beulswerk wilde verrichten en met eigen band zyn medebroeders ophangen. Veront- *aar9,1Sd wees de grjjsaard dit voorstel af; hy wilde sterven met de zjjnen voor hetzelf de geloof, dat hjj met hen beleed. Hij werd bet eerst gehangen. Daarop werd pater Daniel naar de galg gevoerd, terwjji hjj de eerste verzen van den Wisten psalm herhaalde: „In U, o Heer, heb ik gehoopt, in eeuwigheid zal ik niet be schaamd worden. Verlos mjj in Uwe recht vaardigheid; neig Uw oor tot mij en haast U u>y te redden. Wees mjj een God-Bescher- mer, en een huis van toevlucht, en red mjj; want mijn kracht en toevlucht zjjt Gjj; om wiUe van Uw naam leid mjj en sterk mjj. Gjj ®ult mjj mt dit net voeren, hetwelk zjj mjj ge spannen hebben, want Gjj zjjt mjjn bescher- In Uwe handen beveel ik mijnen geest; s -jn verlost, Heer, God van waar heid. Aldus biddend en de zjjnen sterkend, ging deze dappere aanvoerder zjjn broeders voor, den dood in. Hem volgden de overigen met dezelfde gelatenheid en hetzelfde Gods vertrouwen: de paters Cornelius van Diest, Johannes van Naarden en Lodewjjk Voets, van welken laatste zelfs verhaald wordt, dat hjj met „ongeloofel-jke blijmoedigheid” de ladder besteeg. Zoo bezegelde dit held- *g« vjjftal zjjn geloof met zjjn bloed; zoo deden deze Nederlandsehe martelaren hun glorievolle intrede in den hemel, ons een heerljjk voorbeeld achterlatend, om voor den kostbaren schat des geloofs alles veil te nebben. Tegen den avond werden de Ijjken dicht bjj ®ee begraven, zoodat het water ze bjj vloed bedekte; des nachts hebben meermalen ■vriend en vjjand licht zien schitteren boven de plek, waar de kostbare overblijfselen la gen. Kort daarop zjjn zjj naar een- andere Plaats in de buurt overgebracht, men «iet waar, zoodat van hun relieken mets meer over is. Broeder Engelbert v^n Tepburg was er 111 F681**#4 burgers in de stad Alkmaar schuil te houden, maar tweedracht gezaaid tusschen de burgers van hetzelfde vaderland? Het antwoord hierop kan kort zjjn. Wjj denken er niet aan de Protestanten van onzen tjjd te v'erwjjten, wat geestverwanten van hen voor drie en een halve eeuw hebben misdreven! Wjj vinden het jammer, dat zjj in menschen als Houtebeen, Berkenrode, Lu- mey, Sonoy e.d. de ware vaderlanders zien, die „streden voor godsdienstige en burger lijke vrjjheid,” geljjk de gejjkte formuul luidt, en wy zullen niet ophouden deze his torische dwaling te bekampen, totdat wjj tot een gemeenschappeljjke opvatting omtrent den waren aard van de 16e-eeuwsche omwen teling zjjn gekomen. Maar aan de Protestan ten van tegenwoordig verwjjten, dat woeste lingen als de genoemden zich voor eeuwen aan bloedige buitensporigheden hebben schuldig gemaakt, doen wjj niet; mogen wjj niet. Doch ook onze protestantsche medebur- .gnrs eeren, openljjk en gezamenlijk, de man nen en vrouwen, wier beginselen zjj als de hunne erkennen ew liefhebben. Juist in de laatste jaren hebbev^hjj dat meer dan eens zien gebeuren, bijv, bijtte gedachtenisviering van Jan de Bakker A van Wendelraoet C'laesdochter. De Katholieken hebben daarbjj zonder bitterheid, ik meen zelfs met begrij pende gelijkmoedigheid, ttf^ezien. Toch ging ’t hier om de gestraften van een geregelde justitie; deze martelaren waren opstandigen van wie de toenmalige maatschappij diep «overtuigd was, dat zjj de hechtste en meest uoodzakeljjke groj onderwijlden. Mi dergelijke dwaling nog heel lang vastge- loofshaat kan men hier toch niet spreken. Doch onze Alkmaarders en anderen zijn ten prooi gevallen aan den toomeloozen moedwil van bitteren geloofshaat; aan beulen nog wel, die voorgaven en het uitbazuinden, dat zij streden voor de’vrijheid én het volk kwamen verlossen van onduldbare tirannie. Hun slachtoffers zjjn gevallen alleen voor hun geloof, en vcor beginselen, die ook wjj nog fier en openljjk belijden en waaraan wjj ten koste van alles getrouw willen bljjven: ons heilig katholiek geloof. Wjj hebben alle re den om, zonder verbittering en zonder ver- wjjt, maar ook zonder schroom en zonder terughoudendheid, de Martelaren van Alk maar te eeren. Zjj zjjn gevallen als heldhaf tige slachtoffers van .den haat tegen het ge loof, dat nog steeds ook ons heiligste en hoogste goed uitmaakt. („De Tyd”).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1928 | | pagina 13