Dagblad. Koord - Hollandsch twbb-en-twintigste jaargang. Derde blad ‘BEHOORT U ie 1go< ZATERDAG 15 SEPT. 1928. 14 Flnanclëele problemen In gemeenten. al tot de menschen, die Roode of Gele Pool regelmatig gebruiken Ook U bevalt het zeker. KERKLIJSTEN. KERK EN SCHOOL. LUCHTVAART. GEMENGD NIEUWS. l waarna fcwSrwia* vmv boom tamtam HET NIVELLEERINGS-VRAAGSTUK. door Y. Keestra. Burgemeester van Culemborg. •*OOoJ HELDER. O. L. Vr. Onb. Ont. 16 Sept. 16e Zondag na Pinksteren, half 8 de vroegmis, 9 uur voor de Militairen, half 11 de Hoogmis, 1 uur groote Leering. 7 uur Broederschapslof ter eere van het Onb. Hart van Maria, waarna de Pauselijke zegen voor de leden van de 3e Orde. Maandag feest van de H. Wondteekenen van St. Franciscos. Woensdag, Vrijdag en Zaterdag, Quater- en onthou- acht dooden De even Ik geef direct toe, dat ook gemeenten met een weinig draagkrachtige bevolking, waar niettemin de belastingdruk matig of laag is (zooals in sommige plattelandsgemeenten), geheel onnoodig profijt zullen trekken van dit nivelleeringssysteem, maar dit ware zeer wel te voorkomen door het stellen van een grens, bijv. door van uitkeering uit te sluiten (geheel of gedeeltelijk) de gemeenten, die een nader te noemen laag, bedrag per inge zetene heffen aan plaatselijke inkomstenbe lasting. dan profiteeren daarvan althans de ingezete nen van elke gemeente in gelijke verhouding. Het Niveileeringsvraagstuk. De allesbeheerschende vraag is nu: hoe bereikt men een betrekkelijke nivelleering van den gemeentelijken belastingdruk? Gedeeltelijk gelijkmaken of nivelleeren be- teekent hier: opheffing van al te groote on gelijkheden. Dat kan slechts, door van de in komsten der „rijke” gemeenten iets af te nemen ten bate van de armere. „Rijk” en „arm” opgevat in den zin van: met lagen.en met hoogen belastingdruk. Er zal dus een maatstaf gezocht moeten worden, waarnaar de rijke gemeenten moeten betalen ten behoeve van de arme. M.i. is daarvoor geen betere maatstaf te vinden dan de rijksinkomstenbelasting, de belasting die in alle gemeenten gelijk is en overal naar dezelfde grondslagen wordt ge heven. Wanneer dus de gemeenten een fonds vormen door storting van een bedrag, gelijk aan de som die plaatselijk, in elke gemeente, aan rijksinkomstenb sting, wordt geheven, dan kan met recht verklaard v - ’en. dat de gemeenten betalen in "verhouding tot de d’-: -kracht har, ingez enen, die toch weer tezamen de „gemeente” uitmaken. Wel zal deze afdracht of storting geen re kening houden met de behoefte en de finan- cieele positie der gemeenten, want twee ge meenten met c i even draagkrachtige bevol king kunnen wel een sterk uiteenloopende behoefte aan belastingdruk hebben (de uitga ven en bepaalde bronnen van inkomsten kun nen zeer verschillend zijn), en daarom is die afdracht aan het door mij gedachte fonds ook niet zuiver een storting in verhouding tot de draagkracht der gemeentekas. Maar dat is ook niet noodig. Absolute nivelleering van den belastingdruk kan en mag niet het doel ziin. Rest thans de vraag, in welke mate de ge meente uit dat fonds moet trekken. Want de bedoeling is, dat de daarin gestorte bedragen over de gemeenten verdeeld worden.' M.i. moet noch de draagkracht, noch de behoefte hierbij maatstaf zijn. Slechts het in- wonerstal behoort de basis te zijn voor de verdeeling. Toepassing van dit systeem heeft tot ge volg, dart, de gemeenten naar gelang haar grootte (inwonerstal) een uitkeering ontvan gen uit, een som, die gevormd is door bijdra gen der gemeenten in verhouding tot de draagkracht der ingezetenen. Hoe grooter dd draagkracht, hoe grooter ook het offer zal zijn dat een gemeente voor deze nivelleering zal moeten brengen. En ook hoe geringer die draagkracht, hoe meer een gemeente van de ze nivelleering zal profiteeren. Het is mijn stellige meening dat een op deze wjjze toegepaste nivelleering, de onge lijkheid in belastingdruk heel wat vermin dert, hetzij de daarmee gepaard gaande rego* ling der financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten zou geschieden door een uitkeering naar „dienstprestatie” hetzij door een uitkeering per ingezetene, hetzij naar welken anderen maatstaf ook. De meest bezwaarde gemeenten zouden er echter niet door uit de knel zjjp. Doch deze gemeenten waren m.i. het best te helpen door een wijziging der wet op de rijksinkomsten belasting waardoor aan de Kroon het recht wordt gegeven om tijdelijk in gemeenten, die in al te groote financieele moeilijkheden ver- keeren, de rijksinkomstenbelasting niet tot de volle 100 pCt. te heffen of die belasting in het geheel niet te heffen. De meeningen over dit vraagstuk loopen zóó sterk uiteen, dat elke oplossing sterken tegenstand wekt bij anderen. Een allen be vredigende oplossing wordt niet gevonden. Maar daarom is het gewehscht, dat gezqcfct wordt naar een middel om aan de gezamen lijke gemeenten wegens dezen als geheel ge nomen te zwaren belastingdruk in de gemeen ten een hoogere uitkeering uit ’s Rijks kas te verzekeren, en tegelijk de al te groote verschillen op te heffen. Voor het eerste kan dienen een uitkeering naar dienstprestatie; aan het tweede zal het hierboven omschreven systeem zeker bevor derlijk zijn. Met toepassing der voorstellen aan de Staatscommissie bereikt men geenerlei nivel leering, dat staat wel vast. Dat is hun groot ste bezwaar en daarom beantwoorden die voorstellen niet aan het doel. luchtvaartmaatschappijen mede op een groot aant< Amerika.” „In dit verband veroorloof ik mij u 't volgende voorstel te doen: De directeur van de afdeehng luchtlijnen en luebtver. bindingen heeft mij kortgeleden medege deeld, dat op de begrooting voor 1929 aan onze maatschappij een subsidie is toegestaan van 32 millioen francs, om ons in staat te stellen gedurende een ge heel jaar op onze lijnen een dagelijksch verkeer te onderhouden." i „Wq hebben onze berekeningen ge maakt Welnu, op het tijdstip, dat de eerste minister en de minister van Finan- ciën zich moeite geven om door bezuini gingen het budget in evenwicht te bren gen, verklaren wij, dat wij bereid zijn het ons toegestaan 'bedrag van 32 mil lioen francs te doen verminderen tot 24 millioen, indien u ons toestaat ons lucht- I R1NNEGOM. Zondag 8 uur voor Simon Apeldoorn, half 11 voor de parochie. 2 uur Catechismus -3 uur Vespers. Maandag voor Jacoba v. Weenen-Braken- hof. als lid van het Genootschap H. Hart. Dinsdag voor Johanna ZentveldKlever- laan, als lid van het genoodschap H. Hart. W’oensdag voor Cornells Duin. Donderdag voor Wilhelmus en Joannes Swart. Vrijdag voor Reinier Groot, als lid van 'do Broederschap van Kevelaer. 8 uur Lof. Zaterdag voor Wed. TolDuin, als lid van het Genootschap H. Hart. 5—6 uur biechthooren voor de kinderen. 69 voor de overigen. Woensdag, Vrijdag en Zaterdag Quater temper- geboden Vasten- en onthoudings- dagen. vezen nnet nentte generaal JJuval aan minister Bokanowski dato 25 Juli 1928 Naar aanleiding van dit schrijven had ge neraal Duval een onderhoud met den mi. nister. Het resultaat van die bespreking blijkt uit een tweede schrijven van den president dervC I. D N. A. aan den mi nister, aan welk schrijven we nog het volgéqde ontleenen: „Ik heb lang nagedacht over-het onder houd, dat ik gisteren metai had. Ik be grijp volkomen uw tegenzin om een door den staat gesubsidieerde onderne ming toe te staan, een luchtverkeer over geheel Europa te onderhouden met een vloot van 30 buitenlandsche vliegtuigen... Wij leggen ons bij uwe weigering neer; evenwel kan ik niet gelooven, dat wij, alleen uit overwegingen van eigenliefde, in een gevaarlijke verblindheid moeten vervallen en dat ons moet worden ver boden een buitenlandsch vliegtuig in studie te nemen, waarmede wij, volgens onze ernstige onderzoekingen betere exploitatie-resultaten kunnen bereiken". „We zien af van het verzoek, dat wij u 25 Juli deden, maar verzoeken u ons dan tenminste toe te staan, om bij wijze van proef 10 vliegtuigen'van het type Fok ker VII in exploitatie te nemen op ons traject ParijsPraag. Wij zullen deze vliegtuigen natuurlijk direct uit Neder land moeten betrekken, daar het onmo gelijk is jen zoon klein aantal in Frank rijk te bouwen.” Deze brief van den president der C.I.D.N.A. bleef onbeantwoord. HEEMSKERK. Heden de H.H. Missen ten 7 uur, half 9 en 10 uur Hoogmis. Te half 2 catechismus, half 3 Vespers met Rozenhoedje, half 5 Con gregatie voor ’t patronaat. Maandag 9 uur gezongen Maandstond. Dinsdag 9 uur gezongen Maandstond. Woensdag, Vrijdag en Zaterdag zjjn Qua tertemperdagen, geboden vasten- en onthou- dingsdagen; *t gebruik van vet is geoorloofd, ’s Avonds 7 uur Mariacongregatie. Donderdag worden de kleinen tot de eerste H. Communie toegelaten, ’s Morgens 8 uur de H. Mis tot intentie der kinderen. Na de kleinen kunnen de familieleden ter H. Tafel gaan, ’s Namiddags 3 uur Lof, waarin de kinderen aanwezig moeten zjjn. Vrijdag feestdag van den H. Mattbaeus, Apostel. Zaterdag gelegenheid om te bieehten van 4 tot half 9. Om 7 uur Lof ter eere van O. L. V. ter Nood met Rozenhoedje voor de geloovige zielen. Kinderbiechthooren voor de 5e en 6e klas. A.s. Zondag na de mlddagoefening ver gadering voor de Zelatricen van het genoot schap van het H. Hart. Dien Z£ndag collecte voor de R. K. Universiteit. Heden na de Hoogmis en de middagkerk wordt voor het laatst zitting gehouden voor het ontvangen van plaatsengelden. Plaatsen, die alsdan niet betaald zijn, worden de week daarna verkocht. ,uit TsjechrySlowa- b, Joego-Sl/vië etc., zijn wij gewaarschuwd, dat, wanneer we niet binnen zeer korten tijd toestellen in dienst brengen, welke aan de eischeo welke onze exploitatie stelt, beantwoor den, wij het gevaar loopen, dat niet al leen het door deze landen aan ons ver-v leend subsidie zal worden ingetrokken, maar dat wij ook de ons verleende con cessie kwijt zullen raken." Na de opeenvolgende échecs met de Avimeta, Dewoitine. Blériot en ande re vliegtuigen, kunnen wij niet anders doen dan maar weer onze toevlucht ne men tot het Potez 29 vliegtuig, een oud ontwerp, dat wij moeten gebruiken we gens gebrek aan beter, zoolang u ons zult blijven verbieden gebruik te maken van Fokkervliegtuigen, waar wij regds vijf jaren om vragen. Deze vliegtuigen behaalden nog op de wedstrijden van Rheims en Lyon een eersten prijs, zijn bij twdalf verschillende Europeesche i.t, a xi gebruik, als- :al luchtlijnen in tuigen van het type Fokker F. VII, on middellijk te bestellen." „Met de bezuinigingen die wij met dit materiaal kunnen bereiken op onze ex ploitatiekosten en op de afschrijving, als mede door de aanzienlijke vermeerde ring van ons commercieel rendement, zijn we er zeker van, in elk opzicht be tere resultaten te bereiken, terwijl wij tegelijkertijd in één slag in Europa onze positie zullen herstellen, die thansk zoo ernstig wordt bedreigd." Dezen brief richtte generaal Duval PRIESTERROEPINGEN EN HOOGERE STUDIëN ONDER' DE KATHOLIEKEN. Door het R.-K. Centraal Bureau voor On derwijs en Opvoeding te ,’s-Gravenhage is als afzonderlijke brochure uitgegeven een ver handeling met grafieken en tabellen over bo vengenoemd onderwerp, van de hand van pater v. Ginneken. Het aantal priestercandidaten, die van 1907 tot en met 1925 in de respectievelijke groot seminaries of Ordes- en Congregatie-novicia- ten hun intrede deden, was als volgt: Passionisten 22; Assumptionisten 32; Pa ters v. d. H. Geest 57; Kruisheeren 93; Cadier en Keer 98; Priesters v. h. H. Hart 105; Mont- fortanen 118; Carmelieten 120; Redemptoris ten 131; Witte Paters 133; Qominicanen 169; Missionarissen v. h. H. Hart. 190; Mill Hill 192; Capucijnen 213; Hoeven 247; Jézulten 280; Roermond 337; Franciskanen 371; Haa- ren 432; Rijsenburg 425; Warmond 475; Steil 477. Opmerkelijk is, zoo toont Pater van Gin neken aan, dat de seculieren de laatste 50 ja ren niet half zooveel toegenomen zijn als de regulieren. Stonden de seculieren tot 1885 op een gemiddelde van 70 roepingen per jaar, sinds de laatste 5 jaren kwamen ze tot een gemiddelde van 117, wat, gezien het toene men van het totaal gertal der Nederiandscho katholieken in dat tijdperk, van ongeveer 1.400.000 tot 2.500.000, eigenlijk geen voort- uitgang kan heeten. Circa 1880 stonden de seculiere roepingen als 1 op de 200 18-jarige mannen; in 1925 als 1 op de 214. Daarentegen zijn de regulieren gemiddeld van 36 per jaar in 18781885 nu gegroeid tot gemiddeld 200 per jaar; ja, in 1925 ston den zij reeds op 236. Dat is dus een toename van 1 op 390 tot op de 125 of zelfs 1 op de 100, d.i. het drie- of vierdubbele. Pater van Ginneken maakt ook een verge lijking tusschen het aantal priesterstudenten en de studenten, die zich voor het predikant schap bekwamen; hij komt tot <fe conclusie, dat onder de 18-jarige jonge mannen van protestantschen hpize er één on de 2 voor dominee gaat studeeren, terwijl bij ons er twee zijn op de 7, die-voor geestelijke gaan studeeren. Ook over het Roomsche tekort in de we tenschap vinden we interessante cijfers. Nog in 1926 boekt het R.-K. Annuarium ten onrechte dezen smaad: Totaal profane Uni versiteitsstudenten (theologen niet medegere- -kend): 6380; daarvan zjjn R.-K.: 935, dat is 13 A 14 pCt. En dat .terwijl we 35 pCt. der bevolking vormen! Maar, zoo vraagt Pater van Ginneken, is ook theologie geen wetenschap? En dan geeft hij deze cijfers: Totaal aantal studenten in 1926: 9457. Daarvan zijn katholiek: 935 profane stu denten en 2175 theologische studenten. Dat is dus -iets meer dan 30 pCt. Onze toestand is dus nog zoo ongezond niet! Van de katholieke studenten studeeren er 2175 theologie en 93k profane wetenschap pen: van de niet-katholieke studeeren er slechts 452 theologie en 5895 profane weten schappen. DE FOKKER-VLIEGTUIGEN. Een schitterend attest van een Fransche luchtvaart-autoriteit. Het Fransche dagblad „l’Autorité" be vat, naar het Hbl. meldt, het afschrift van epn tweetal brieven, die generaal Duval, de president van de Compagnie Internationale de Navigation Aérienne, aan welke maatschappij het vliegtuig be hoorde waarmede minister Bokanowski het leven verloor, kort geleden aan Bo kanowski gericht heeft. In de eerste van deze beide brieven, verklaart generaal Duval onomwonden, dat zijn maatschappij, die het verkeer onderhoudt van Parijs op Polen en de Balkanstaten, zich in zeer kritieken toe stand bevindt, daar ze niet in staat is in Frankrijk het materiaal te vinden, dat ze noodig heeft om met succes te kunnen werken. „Van alle kanten", al dus generaal Duval, kije, Polen, Roemenië, Joego-Slavië etc., DE RAMP OP PALOEWEH. Eenige nadere bijzonderheden. Thans publiceeren de Indische bladen eenige bijzonderheden over da-verschrik kelijke ramp op het eilandje Paloeweh, waar de uitbarsting van dejloka Tinda zooveel leed heeft veroorzaakt. Het volgende is er aan ontleend: Gedurende vijf aan de eruptie vooraf gaande dagen, werden drie zeer hevige, ook op Flores waargenomen, aardschok, kén gevoeld. Op Timor nam men de eruptie-slagen waar als zware geschutschoten. De con troleur van Maoemere, alwaar niets di rect werd waargenomen, kreeg 6 Aug. bericht van de eruptie van het hoofd van Flores Walraf, en seinde dit den resident die onmiddellijk afreisde met medicijnen, verbandmiddelen, verplegers en voe dingsmiddelen. Op Larantoeka pikte hij een dokter en te Maoemere den con troleur en een tweeden dokter op en arriveerde 8 Augustus des ochtends op Paloeweh. Geconstateerd werd, dat de Zuidwes telijke helft van Paloeweh absoluut ver nield is. Zes dorpen en de vegetatie zijn verbrand. De dalen zijn gevuld met puim gruis en asch. De Roka Tinda stoot rookwolken uit. Gedebarkeerd werd te Telok Koa, waar de grens van het vernielde gedeelte loopt en van waar de marsch begonnen is, zoo dicht mogelijk langs de grens van de vernielde streek. Op de noordzijde van het eiland be gon de geneeskundige hulp aan de ge wonden. De aard der gewonden is in het algemeen licht. Er zijn slechts enkele zwaar gewonden, die o.a. schedel- en beenfracturen hebben bekomen. Dezen zijn naar het hospitaal te Carantoeka overgebracht. Kort na de «xploisie zijn drie elkaar opvolgende, zeer warme vloedgolven rondom het eiland opgeloopen. Vele personen, vooral van de niet geteisterde helft, zijn het water ingeloopen, ten ein de aan het vuur te ontkomen. Dezen zijn in de vloedgolf omgekomen. Hun aantal wordt op tweehonderd geschat. Het aantal menschen, onder puin be dolven of verbrand en door neerkomen de steenen gedood, wordt op duizertd geschat. Het aantal gewonden bedraagt vier honderd. De bevolking is kalm, maar versuft en niet tot het geven van juiste inlichtingen in staat. Zij werkt niet mee tot aanwij zing van de plaats der gewonden. De dokters, gesteund door den contro leur en Pater Flint, moeten de gewonden in de dorpen zoeken. Ruim tweehonderd personen zijn reeds verbonden, zij die veelal huidontvellingen hadden beko men. De vrouwen op het eiland zijn paraat en tot helpen bereid. Zij dragen kleine vrachten voedingsmiddelen naar de plaatsen, waar daaraan behoefte bestaat terwijl de mannen tot arbeid gedwongen moeten worden bij het helpen van het begraven der lijken. De drinkwatervoorziening is uiterst moeilijk, aangezien op 't eiland geen bron, noch een rivier aanwezig js, ter wijl de putten door de bevolking zijn dichtgegooid, tengevolge van'de om standigheid, dat volgens de opvatting dezer primitieven, het graven van een put dte oorzaak van een eruptie kan zijn. De watervoorziening voor de 5000 in leven gebleven menschen is thans ge regeld. -De weinig bewoonde kust van Flores is weinig geteisterd. Er zijn daar slechts warme vloedgolven waren hier hoog als op Paloeweh, namelijk circa tien meter. Zes prauwen zijn op de kust tot wrak geslagen. De bemanning is gered. De zee om Paloeweh is een groot puin steenbed De resident verliet Paloeweh op 11 Aug de weinig zorg gevende verzorging van de bevolking aan de missionarissen Flint en George overlatend. Óp zee pikte de resident een prauw op met vier missionarissen en twee zuster- verpleegsters, die op weg waren naar Paloeweh om hulv'tfeJ)^den. De resident heWt hen te Maoemere gedebarceerd Hij waardeerde hun menschlievendheid zeer, doch achtte de ze hulp echter niet noodig. Wjj móeten tweeërlei onderscheiden: le. de financieele verhouding tusschen het rqk en de gemeenten, en 2e. de financieele verhouding tusschen de gemeenten onderlinge Tusschen beide bestaat wel verband maar het zjjn toch twee op zich zelf staande taken. Als er gesproken wordt over de financieele verhoud in tusschen rijk en gemeenten, denkt men gewoonljjk aan een uitkeering van het rijk. Toch is een bevredigende finan cieele verhouding denkbaar zonder dat het rjjk eenige uitkeering aan de gemeenten doet, noch in aleemeenen zin, noch voor bepaalde uitgaven (zooals voor het onderwijs). De ver plichting om aan de gemeenten een geldelijke uitkeering te doen, ópstaat voor het rijk slechts, wanneer de gemeenten, tenzij door abnormale belastingheffing niet in staat zijn, zich van de haar bij of krachtens de wet opgelegde taak behoorlijk te kwjjten. En daar bestaat die verplichting alleen tegen over de gemeenten die in genoemde omstan digheid verkeeren; of dit een gevolg is van aan die gemeenten opgelegde lasten, verbon den aan de uitvoering van rjjkswetten, dan wel van omstandigheden van zuiver huis- houdeljjken aard, doet niets ter zake. De plicht van het rijk om de gemeenten tot vervulling harer taak in staat te stellen (indien noodig door geldelijke uitkeering), bestaat onafhankelijk van de oorzaken, waar door de gemeenten in moeilijkheden zijn ge raakt. Het is duidelijk, dat de behoefte aan gel delijke uitkeering aan de gemeenten grooter is geworden door de wettelqke maatregelen, welker uitvoering, door de gemeenten, nieu we lasten aan de plaatselqke gemeenschap- pO.i oplegde. Maar het is m.i. een verkeerde opvatting, dat het rjjk verplicht is de uit gaven, die de gemeenten moeten doen in het algemeen rijksbelang, te vergoeden. Die verplichting bestaat niet. Maar door het opleggen van velerlei lasten aan de gemeen; ten voor het algemeen rijksbelang, is de noodzakelijkheid van financieele tusschen- komst door het rijjp, wel vergroot, omdat die lasten al mev en meer de financiën der gemeenten hebben ontwricht, en de moge lijkheid n uitoefening der gemeentelijke taak hebben verkleind. En waar de oorzaak voor den slechten financieelen toestand in vele gemeenten is te vinden in dit opleggen van vele nieuwe lasten, behoeft het niet te verwonderen dat het beginsel: uitkeering van bet rjjk in verhouding tot de kosten der geleverde ..dienstprestatie”, verdedigers vindt Tot deze verdedigers behoort ook de Staatscommissie voor de financieele ver houding tusschen rijk en gemeenten. Dit beginsel behoeft niet verworpen te worden, mits men maar twee dingen vast stek: le. dat het betrekken van de gemeente in de uitvoering van wetten welke een alge meen niet zuiver plaatselijk belang beoogen, niet voor het rjjk de verplichting schept om de kosten daarvan te vergoeden, en 2e. dat door die wjjze van rijksuitkeering de regeling der” financieele veriiouding tus- schen de gemeenten onderling vergroot wordt. Met andere woorden: wil het rjjk het „dienst prestatie-motief” tot grondslag ne men voor een rijksuitkeering, dan zal daar mee gepaard moeten gaan een regeling, wel ke aan een al te groote financieele ongelijk heid der gemeenten een einde maakt. Meer concreet uitgedrukt: uitkeering door het rijk naar „dienstprestatie"” moet op den voet gevolgd worden door een zekere mate van nivelleering van den gemeentelijken be lasting 'ruk. Imme die uitkeering naar dienstprestatie mag al den druk der gemeentelijke belastin- egc.i in het algemeen verminderen, ze ver groot tegel :k b t verschil in druk en bevor dert dus de bestaand reeds veel te groote on 'lijkheid. Want uitkeering naar dienstprestafie komt ook ten goede aan gemeenten die meerderen steun geenszins noodig hebben, gezien de daar geheven wordende lage belastingen; en als die uitkeering zou geschieden op de wijze, die de Staatscommissie zich heeft ge dacht. dan zullen zelfs vele zwaarbelaste ge meenten er geenerlei profijt van trekken. Mijn conclusie is dus dat een regeling van de financieele verhouding tusschen rqk en ge meenten door een uitkeering van dienstpres tatie slechts aanvaardbaar is als tegelijkertijd door eenige nivelleering van den gemeente lijken belastingdruk de financieele Verhou ding tusschen de gemeenten onderling verbe terd wordt. Geschiedt dit laatste niet, dan ware het be ter, dat geen verordening in de bestaande rqksuitkeering (de algemeene krachtens de wet van 24 Mei 1897, en de bijzondere krach tens andere wetten, zooals de L.0.-wet) wordt gebracht, doch het rqksgeld besteed wordt ter verlaging v^n de rijksinkomstenbelasting; temperdagen, geboden vastcR- dingsdagen. Woensdag 7 uur Mariacongregatie. Vrijdag feestdag van den II. Mattbaeus, Apostel-Evangelist. Eerste H. Mis om 6 uur. 7 uur Lof ter eere van het H. Hart. Zaterdag, 2e der 12 Zaterdagen, die aan het feest van do Onb. Ontvangenis van Maria voorafgaan. 7 uur Marialof met Rozen hoedje en Litanie. Van 5 tot half negen ge legenheid om te biechten. HELDER H. Petrus en Paulus. Zondag 16 Sept. 16e Zondag na Pink steren, de H.H. Missen om half 8, 9 uur en half 11 de Hoogmis. 1 uur Cat. 7 uur Lof met Rozenhoedje. Maandag 8 uur Congregatie H. Familie, afd. mannen. Dinsdagavond 7.30 Congregatie H. Familie afd. vrouwen. Woensdag onder de H. Mis van 7.45 gene rale H. Communie voor de leden van het Genootschap der H. Kindsheid, ’s Middags om 4 uur Lof. Donderdagavond 7 uur Lof ter eere van het H. Sacrament. Zaterdag van 47 biechthooren. St. Jozeflof,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1928 | | pagina 9