L
1
E.UGJD
l i
M®
fDe kluizenaar en de drie groene
takken
Een Haaienlegende
De schooljeugd in de zestiende eeuw
2de brief van Pim aan Henk
w
tÜ
DE TOCHT VAN LASIDO door „frans de teekenaar"
J0ER1? BLAD
BLADZIJDE
B. L. N. S.
De Geit en de Leeuw
Raadszld
ptm.
Van alles wat
9. omdat zij er te laag kt Hcva*.
10. Omdat >U het einde van bot
ven ia.
Omdat er altijd woorden taaacbn
zijn.
------
Oplossing raadsels van dé
vorige week
9
i
Naar een owA Dultach sprookje
A
een hamerhaai
Terschelling. 3 September 1929.
Beste Henk
de galg
De woeste roovers werden door dit eenvoudig verhaal zoo diep getroffen..».
ook
l
-Wat >h>r je yrooUK JU!
Een fabel
Je vriend
WAAR SCHUILT DE FOUT?
Hamerhaai
■itgehongerden zwerver bad.
De weg.
1.
De mond.
X
4.
Een dreumes.
De letter r.
5.
I
Klok.
6.
Het kaartspel
1.
1
I
1
1
1
1
1
je kom ik door al
opgegeten te wor-
•R»
i
I
i
I
3.
hen
1
1
1
1
1
ons land vee! beter gesteld was. geloof ik
niet hard.
Ik snuffel nog wel eens graag in oude
paperassen en aoo vond ik vermeld, dat
in 1573 te Delft twee stadskeuren werden
uitgevaardigd, die op het vechten en „sa
menrotten" van Jongens (van meisjes vet-
neme we niets) bet kking hebben, dit als
bewijs, dat de Deutsche jeugd van toen
zich reeds niet immer even bedaard en
hierin
sagen.
uur of StatdA.w?
Tml,
■T’*! n
Overneming uit deze rubriek zonder forst rnimhjg verboden
legde zich daar neer met zjjn stuk
Toen de oude
Daar begon het vogeltje
■preken en het zei:
gedaan, doordat je
Die figuur was steeds in wit of geel uit
gevoerd. We bezochten vluchtig verschil
lende dorpen, maar over ons bezoek aan
Koog wil ik even wat langer praten. Ken
je weerboompjes? Ik ook niet. Maar vader
had er vroeger eens een gehad en nu wou
hjj er weer een koopen. Terwijl dus de
meeste medepassagiers naar het strand
en ‘t hotel gingen, stapen wij af op een
huls, dat »’t Weerboompje” heette. Spoe
dig was de eigenaar, die achter het huis
in een houten woning huisde, gevonden en
nabijheid
nog wel!
Van schrik vergat Ichsu bijna armen
en beenen uit te slaan.I Maar de haal,
die dit bemerkte, sprak met heel, heel
vriendèlljke stem: „Kom, Ichsan; ik zal
u niets doen! God heeft me gezonden om
Eigenlijk had ik niet gedacht je zoo
spoedig weer te schrijven. Maar we heb
ben zoon prachtlgen tocht gemaakt en
daaraan is bovendien een alleraardigste
herinnering verbonden, dat Ik niet nala
ten wil Je die te beschrijven.
Toen de kluizenaar nog langen tijd
met hen gesproken had en de zekerheid
had gekregen dat hjj ze had mogen be-
keeren, ging hjj weer liggen slapen tegen
den muur van de grot. Maar den vol
genden morgen vond men hem dood, en
uit het dorre stuk hout, waar hij met
zjjn hoofd op lag, waren drie groene
takken hoog opgeschoten. En zoo wisten
de vrouw en haar drie zoons, dat God
zoowel den vromen kluizenaar als de
woeste roovers weer in genade had aan
genomen. MACHTELD
Een leeuw zag een geit grazen aan
den rand van een diepen afgrond en
peinsde er over, hoe hij haar naar be
neden kon lokken, in zijn bereik, want hij
had grooten honger.
„Kom hier!" riep de leeuw, ,Jk ben
bang, dat je van zoon duizelingwekkende
hoogte naar beneden zult vallen. Ook Is
het gras hier wel malscher en groeit hier
In overvloed!”
De geit antwoordde echter wijselijk:
„Wel bedankt, beste vriend; Je noodigt
mij niet uit voor mijn middagmaal, maar
voor het Jouwe."
En daarin had de geit gelijk.
hoogsteekL Er nggen groote zandbanken
omheen. Wat moet zoo’n kapitein toch
goed sturen kunnen om in zoo'n vreemd
avaarwater precies zijn weg te vinden.
Eindelijk raakte Vlieland wat meer uit
t gezicht en nu kregen we vanuit de
verte iets van de Zuiderzeewerken te zien.
Wat een ontzaglijk werk moet dat toch
worden om die sluizen stevig bevestigd te
krijgen.
Veel dieren zagen we onderweg niet.
Alleen een groote zilvermeeuw (flg. 1)
vloog om het schip heen, azend op afval.
Op Texel aangekomen, werden we uit
genood Igd op groote vrachtauto’s plaats
te nemen. Heel wat belangstellenden
waren in het plaatsje Oude Schild, de
havenplaats voor Texel verzameld, dat
verzeker ik je.
Nu ging het in flink tempo het eiland
over. Wat zijn er een boel wegen op Texel!
En overal weiden met schapen. Langs de
weiden zijn walletjes en in de weiden
zelf schaapskooien van een eigenaardig
model. Ik teekende in de gauwigheid even
den omtrek (flg. 2).
Op de mooiste punten werd even halt
gehouden. Wat ons ook erg trof, was de
versiering van de staldeuren (flg. 3).
Er is hier op het eiland namel‘*k een
natuurhistorische vereniging opgericht
en de leden en belangstellenden konden
zich opgeven voor een todht per stoomboot
naar Texel. Natuurlijk waren vader en ik
van de partij. Al heel vroeg waren we op,
want om zeven uur moesten we op de
boot zijn.
Eerst ging de tocht langs Vlieland. Ik
herinner me niet of JIJ daar verleden jaar
heen bent geweest, t Is net een groot
duin zooals het eiland daar uit zee om-
63. Hij wandelde dwars over de krokodillen been
en lachte ze barteUJk uit En jullie begrijpt,
dat de krokodillen leeljjk op hun neus keken,
dat zoon lekker napje bun ontging. Toen hij
een half uurtje geloopen had, kwam Lasido
bij de sfinx terecht „Wat moet Je?" vroeg de
sfinx. „Ik soek mijn zusje." zei Lasido.
en bracht hem
schrok hij, on
en overdacht,
gezondigd kon
r 1
afgelegd. Daar namen die twee op het
strand afscheid van elkaar. Hartelljk
dankte Ichsan den haal voor zijn hulp en
deze wenschte den heiligen man het beste
toe!
Ichsan hield zijn bedevaart en keerde
daarna weer naar Java terug, waar hij
behouden landde.
Hier vertelde hij zijn avontuur aan zijn
landgenooten en deze z woei en: „Nooit
zullen we meer haaienvleesch eten. Dat
dier is ons heilig.”
Kees gaf zijn zuster Mina het volgends
sommetje op:
Vier arbeiders moeten per kruiwagen 860
pond naar de stad brengen; elk kan nies
meer laden dan 100 pond, terwijl de af
stand naar de stad 1 uur bedraagt In
hoeveel tijd komen de vier mannen met
dit werk klaar?
„Wat verbeeld je je wel." antwoordde
Mlentje, geen klein beetje gepdqueerd.
„dacht je, dat ik zoo'n prutssommetje niet
even op kon lossen?”
„Hou Je bedaard, meisje,’’ zei Kees. Jk
weet npg niet zoo heel zeker, of dat som
metje wel zoo heel eenvoudig is op te
lossen. Ik wed zelfs om een Hef ding,
dat Je ze fout maakt. Of ben je dT ooms
al mee klaar?"
.Al lang. De vier werklui hebben heel
eenvoudig den dubbelen tijd noorflg, dos
2 uur!"
„Heb ik het niet gedacht ast Kees,
,,'t Is glad mis. zusje!"
Wie van jullie kunnen dit ounooaels
sommetje eens eventjes goed uitrekenen?
En
het
hoorde hij een vogeltje
zoodat nlj nog be-
■v: _,Wat zing je
Onzb Lieve Heer
och, kon je me toch maar
■eggen, waarmee ik Hem beleedigd heb
ooodat ik boete kon doen en daarna
veer vroolijk en gelukkig worden!"
rondzwom
61. Het was net een trein die op weg 'was naar
Egypte om daar een zending krokodillen voor
den dierentuin te baten. De directeur vh du
dierentuin bad alle krokodillen in de soep ge
kookt omdat hjj een feestje bad en te laat
tot de ontdekking was gekomen dat hij tg
weinig eten voor de gasten in huls had.
krokodillen.
„Neen maar", dacht hij,
die krokodillen been zon,
den?"
Maar Lasido wist alweer raad, Met behulp vu
een paar stokken maaktê\hij'een paar stelten.
„Iaat ze nu magg bjjte^ (^el'HU k
De oude kluizenaar stond op en vertel
de hun hoe hij met een enkel woord
reeds zóó misdaan had, dat Onze Lieve
Heer heel boos op hem geworden was
en hjj nu die schuld door een moeizaam
zwerversleven moest uitboeten.
De woeste roovers werden door dit
eenvoudig verhaal zóó diep getroffen,
dat ze ontzet stonden over den schulden
last, dien ze zelf in hun vorig leven op
zich geladen hadden, in zichzelf keer
den en het voornemen maakten, óók met
zoo’n oprecht berouw hun misdaden uit
te boeten als deze vrome man zijn enkel
liefdeloos woord.
lui vu der Wal, zoo heette hjj, liet
ons eenige vu zijn kunstwerken zien.
Weerboompjes zijn de huisjes vu een
soort koraaldiertjes. Ze zjjn veel fijner
du gewone koralen en sterk vertakt, zoo-
dat het geheel wat op een plutje met
takjes lijkt. Ju vu de Wal verzamelt de
veel uder „quatsgelaets ends rumoert"
bedreven en voorstelden (d w z. veel u-
dere ondeugende «treken en straatgerucht
deden en veroorzaakten) waaruit vete ta-
oonvenlenten" zouden voortkomen.
Voor de op heeterdaad betrapten be
stond de straf in acht dagen verblijf in
den diefput te water en brood met ver
beurte daarenboven vu t bovenkleed en
drie gulden boete (voor dien tijd een un-
zlenJUke som). De ouders of degenen.
,4aer de kinderen thuis lagen" werden
voor ds boeten aansprakelijk gesteld
takjes en bevestigt ze op schelpen (flg. 4)
Wordt zoo’n weerboompje in een glas
water gezet en rustig aan zijn lot overge
laten, du komen er luchtbelletjes aan.
Au de grootte en hoeveelheid vu die
luchtbellet jes kun je zien of er goed of
slecht weer komt. Ze kosten maar 0 85
per vooruitbetaling.
Ik hoop, dat jullie voor Je club ook
zoo’n aardig dingetje neemt.
Daar word ik geroepen om te eten, enfin
t belangrijkste vu onzen tocht weet je nu
wel.
Javuen
slechts zelden.
Tegenwoordig hoor Je overal steen en
been klagen over de baldadigheid en
wildheid onzer jeugd, vooral als ze de
twaalf of dertien gepasseerd zijn en nog
te jong om ‘skonings wapenrok te dra
gen.
Misschien is er wel een beetje vu aan
en konden onze jongens een voorbeeld ne
men au de jeugd in andere landen,
maar dat bet in dit opzicht vroeger in
Dl asn bosch au den voet van een
hoogen berg woonde eens een heel vrome
kluizenaar, die zjjn tijd doerbracht met
bidden en goeds werken doen, en lederen
avond droeg hjj nog ter eere Gods een
paar emmers water den berg op. Menig
>ouddter kwam daaruit drinken en
menige plut werd er door verkwikt,
wut op die hooge toppen waalt voort
durend een scherpe wind, die de lucht en
den grond ultdrpogt, en de wilde vogels,
die bang zjjn voor de menschen, drke-
•en du boog door bet blauw en zoeken
met hun scherpe oogen naar een beetje
drinken. En omdat de kluizenaar zoo
vroom was, ging een engel Gods, zicht-
>sar voor hem, lederen avond met hem
mee naar boven, telde zijn moeizame
steppen op den steenlgen grond en
bracht hem. ais h(j met zijn werk klaar
waa zUn eten. Juist zooals in het oude
testament de profeet door de raven ge-
H>ljzigd werd.
Toen de vrome kluizenaar al heel oud
geworden was, gebeurde het eens. dat
hij uit zjjn kluis zag, hoe beneden in het
dal een boosdoener naar de galg ge
bracht werd. En hl mompelde zoo voor
tech heen: „Zoo, die krijgt zijn verdiende
loont" Wut als de vrome kluizenaar één
gebrek had, du was het misschien, dat
hij al te goed wist hoeveel hjj verschilde
vu de menschen die Gods geboden over-
traden en hun medemenschen onrecht
deden.
*s Avonds, toen hjj het water naar bo
ven droeg, verscheen de enfcel. die hem
anders begeleidde, niet
ook geen voedsel. Toen
«fcraocht zijn geweten
waarmee hij toch wel
hebben, dat Onze Lieve Heer zoo boos
ep hem was; maar hjj wist het niet. En
hl] at en dronk niet, wierp zich op den
grond neer en bad dag en nacht,
toen hU in het bosch bitter aan
schreien was.
wonderlijk zingen,
droef der werd en uitriep:
vroolijk JU? Op jou is L-
ntet boos;
om hulp smeeken: laten we daarom nog
eens vurig bidden!" Maar jawel de
roeiers begonnen nog erger te mopperen
en vervloekten Ichsan.
Daar kwam opeens een verschrikkelijk
hooge golf aangerold I Een waterberg
scljeen bet en.recht op het kleine
scheepje af stuwde die ontzaglijke water
massa. Nog een oogenbllk en.het
scheepje lag geheel uiteengespat.... naar
alle kanten dreven de wrakstukken en de
geheele bemanning spartelde in de golvew
rond. Wanhopig zwemmend trachtten <te
roeiers zich boven water te houdenmaar
de woedende zee en de kracht vu dan
storm maakten hen weldra zóó uitgeput,
dat ze zonken.... zonken in de diepte
vu den Oceaan: allen vonden hun graf
ver van hun geboortedorpje hier in het
woedende water. Allen zeg ik.... doch
neen! Eén was er, die in het water spar
telend den moed niet verloor. Het was
Ichsan. Die blAf ook nu bidden en
smeekte God om redding. En zie.Wat
hoorde hij daar plotseling? Was dat niet
een stem een stem, die Javaansche
woorden sprak? Ja.... duidelijk boorde
hij het
„Ichsan," zoo hoorde hij zich toespre
ken, ,ga op mijn rug zitten en ik breng
u naar een havenstad vu het heilige
land.
Van die plaats kunt ge du gemakkelUk
het doel vu uw reis bereiken.”
Vu waar kwam toch die stem? Wie
kon hem hier.zoo ver vu zijn geboor
tegrond in het Javaansch toespreken?
Eenlgszins verwonderd keek hjj rechts en
links enontdekte eindelijk dengene,
die hem had toegesproken. Maar een
mensch was het niet, neenhet was
een vreeseljjk groote haai, die daar in zjjn
ingetogen gedroeg, al behoefde, zooals in
October 1871 te Parijs, de gewapends
macht niet te hulp worden geroepen.
In 1573 werd te Delft oa. ter kennis
vu „Mljnheeren" gebracht dat daar da
gelijks sommige Jongens in groot getal sa-
menrotten en ta twee partijen vergader
den, tn de straten bij wijze vu schans
een versterking makende, waar zjj uit
vochten en elkaar met steenen wierpen,
ten gevolge waarvu eenlgen niet alleen
gaten in het hoofd kregen, maar zelfs
doodelijk gekwetst werden, voorbijganger»
daarbij treffende, zoowel als op de ban
ken als onder de luifels voor hun hui»
zittende burgers, zoodat niemand zien
meer daar kon plaatsen noch over de
straat gaan."
Zoo staat er te lezen tn dien brief aaa
de Deutsche Mljnheeren.
Het was dus heelemaal niet te verwon
deren. dat de „Heeren vu de Geregte"
„acten van groots insolentie"
..strekkende tot oproerigheid."
waarin voorzien moest worden.
Met advies vu Burgemeesteren, werden
du ook al die jon gems vergaderingen,
„partijschappen,” „makingen vu schan
sen en „oorlog” verboden.
ZU zouden in het vervolg elkander nie*
meer met .stokken of andere instrumen
ten” mogen bevechten, noch met .steenen
of andere materie” werpen, evenmin u-
dere „lulden" gooien of glazen en vensters,
niet alleen vu eerzame burgers maar
ook vu „kerken, gasthuizen en conventen
dezer stad” uitwerpen op „poene” dat men
si zulke .jebellll" (oproerlingen) „met
daad” (op heeterdaU) zal mogen vangen
en in den diefput dezer stede werpen
en deselven straffen naar den eiach en
den aard vu „het mlsdaet” tot exempel
(voorbeeld) vu uderen."
Alle ouders en voogden der baldadig»
jeugd werden daarbij gewaarschuwd en
aangemaud haar dat was die jeugd
.jscharpelljck en elck voor zich toe te
spreken, opdat die ongeregeldheden geen
plaats meer zeuden vinden.”
De jongens, zoo staat er verder in die
Deutsche verordening, moesten zich „tos
alle sedlgheyt en mannierlicheyt schlo-
ken.”
En opdat ieder er kermis vu aoncM
dragen werd deze offlcieele waarschuwing
tegen de brooddronkenheid en het straat
gevecht dér jeugd met de groote klok van
het Deutsche' stadhuis den llden Mei 1578
plechtig afgekondlgd.
Het scheen echter nog niet al te best
geholpen te hebben, wut op 27 Decem
ber van hetzelfde jaar verscheen er vu
de Deutsche autoriteiten een tweede keur,
toen gebleken was, „dat de kinderen en
andere jongelieden ta grooten getale en
menigte tegen de „jongens vu de garde
van Zijn Excellentie (WlllemI) en de an
dere soldaten op de straten en standves-
ten benden en vergadering maakten en
elkander uitdaagden, den een naar den
ander baksteenen, stokken en andfere voor
ze woedend en begonnen tegen hun
moeder uit te varen: „Wie is die mu?
Wat doet hij hier? Hebben we je niet
verboden, iemand binnen te laten in on
ze schuilplaats?”
Maar de vrouw zei: „Tast, hem met
rust, hij zal jelui heusch niet verraden:
het is een arme zondaar, die zjjn schuld
uitboet.'
„Wat heeft hij du wel gedau?”
vroegen de roovers nieuwsgierig. „Oude
mu. vertel ons eens van je pekelzon
den!"
u te helpen. HQ wil u beloonen voor het
kroote vertrouwen, dat ge. ook te midden
der hevigste gevaren, op Hem hebt ge
steld. Neem dus vol vertrouwen plaats op
mijn rug en ik zal u geleiden.”
Nu twijfelde Ichsu niet langer. Hij
zette zich neer op den rug vu het
monster en in heel korten tijd had hij nu
den grooten afstand naar de havenplaats
Je hebt wel eens gehoord vu den
hamerhaai, niet waar? Dat beest met dien
vreeselljken kop. dien vraatzuchtlgen
muil, die er steeds op uit is argelooze
en ook menschen met zich ta de
te sleuren om ze daar te ver-
begon
.Ach.
Onze Ligye Heer een enkel woord
bestraft; hoé moet het du met mijn
zoons gaan, wanneer zjj in het oordeel
voor Hem verschijnen!”
Om middernacht kwamen de roovers
thuis met verschrikkelijk lawaai. Ze
maakten een vuur aan. en to>'n dat de
grot verlichtte en ze daar een vntemden
man op den grond zagen liggen, werden
dieren
diepte
scheuren!
Het vleesch vu den haai is lekker en
vooral Chineezen kunnen er van smullen.
echter eten het haaienvleesch
En de oorzaak daarvu
kun je leeren uit volgende legende:
Op Java leefde vóór honderden jaren
een heilige man. kjal Ichsan genaamd.
Reeds lang had hjj er naar verlangd een
reis te ipaken naar het heilige lud. waar
hij wilde bidden. Dat was echter in dien
tijd geen kleinigheid: stoombooten waren
er natuurlijk niet, zoodat de luge, lange
reis per prauw moest worden gemaakt.
Op een dag lag nu het kleine scheepje
zeilree en de heilige man stapte in. Tien
flinke roeiers namen plaats op de kleins
bankjes en de tocht begon.
De eerste maand bleef het weer prach
tig en de prauw gleed over de blauwe
zee.... maar het zou zoo niet blijven.
Donkere wolken bedekten den hemel en
het water van den Oceau werd door
hevige stormwinden opgezweept- Het ran
ke bootje slingerde verschrikkelijk en de
roeiers begonnen weldra te mopperen en
zeiden: „Wat zijn we toch begonnen?
Hadden we toch maar niet geluisterd naar
het voorstel vu Ichsu! Waren we maar
stil in ons dorp gebleven, du zouden we
nu niet te midden vu doodsgevaar hier
op dit woedende water rondzwalken.
Ichsan probeerde de mannen te troos
ten en sprak: „God is toch net zoo goed
hier als in onze dorpen in onze nabijheid.
Hij zal ons helpen, als wij Hem nederig
opeens te
hebt verkeerd
een armen zondaar
veroordeeld hebt, die naar de galg ge
voerd werd, daarom is God boos op je;
alleen heeft het recht, te beoordee-
len, of iemand straf verdient of niet.
Maar wanneer je boete wilt doen en be
rouwen wat Je misdaan hebt, du zal HU
9e vergeven."
En op t zelfde oogenbllk stond de
engel naast hem; hjj droeg een «jorren
tak in de bud en sprak Dezen tak moet
9e meedragen, tot er drie groene twij
gen uitspruiten, en ’s nachts, wanneer je
slapen wilt, moet je hem onder je hoofd
■eggen. Je brood moet je aan de deuren
bedelen en in hetzelfde huis niet langer
du één nacht blijven. Dat is de boete,
die God je oplegt."
Toen nam de kluizenaar bet dorre
ktuk bout en ging terug in de wereld, die
hij zoo langen tijd niet gezien had. Hjj
at en dronk niets, dan wat men hem au
de deuren uit medelijden gaf; maar me
nige bede bleef onverhoord en menige
deur gesloten, zoodat hij soms heele da
gen lang geen kruimeltje brood kreeg.
Eens was hij vu den morgen tot den
kvood vu deur tot zteur gegau; nle-
Biand had hem iets gegeven, niemand
«rilde hem voor den nacht hefbergen
Moedeloos ging UI tenslotte bet bosch
In. maar hij had nog niet ver geloopen,
et hjj kwam au een hut vu boom
stammen en mos, die aan een rots stond
gebouwd; ta die hut vond hjj een oude
■rouw. Hij groette haar deemoedig, zoo
als bet een bedelaar betaamt, en vroeg:
„Goede vrouw, kunt ge me niet voor
deaen nacht au een onderdak helpen?”
Maar ze zei: ..Neen, dat mag ik niet, al
■ou ik ook nog zoo graag willen. Ik heb
drie zoons, die woe .t en slecht zjjn en
wanneer ze van hun rooftochten terug
komen en u hier vinden, zouden ze ons
•Hebei vermoorden.”
Toen zei de kluizenaar: .iaat me
maar blijven, ze zullen u noch mij iets
goen!"
En de vrouw, die medelijden met den
liet zich
verbidden. De kluizenaar ging de diepe
rotsgrot binnen, die achter de hut lag
«n
bout ouder het hoofd.
vrouw dat zag. vroeg ze maarom hij dat
deed, en hij vertelde haag, dat hjj het
als boete met zich meedraeg en het ’s
nachts als hoofdkussen gebruikte. HIJ
had Onzen Lieven Heer belsedlgd, want
toen hjj een armen zondaar op weg naar
dc galg zag, had hjj gezegd, dat die zjjn
verdiende loon kreeg. Toen begon de
vrouw te schreien en riep: .Ach, als
zóó
L' 1
IR
’•frf