i
DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL
L
Een Javaansche legende
Oud versje
^Paddenstoelen zoeken
VAN ALLES WAT
•N TOOYÏKVTKM4NT
MM
BLADZIJDE 3
t-
a
Tite
(Om van buiten te leeren)
B. L. N. S.
i
1
1
Zól
Herfst
TWEEDE BLAD
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK
ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Het Javaansche vclk. dat in de 13e
tl
n
IJverig werd geeocht en nog een eeetal
Brat)
tm geen plaats op
Ro Fr.
i
afle
Tervgkeer van Rama en Sita
1. In de eerste en tweede rij staan da
301 en 310.
Ui en
komen
Topn gtng hU naar bet vuur:
H
8.
Vlocht van Rania en Sita
O. K.
9
n
een
men
Die verven dea nachts
Allo blaadjes mooi cedl
Dat Is een heel werk, want
Er zijn er zoo veel I
En wordt het wat guurder.
Buldert nachts eens de wind,
■k Wed. dat je dan morgens
Geen blaadje meer vind I
Toen ging ging hij naar den stok:
,.8tok wil jij den hond slaan?"
De hond wil *t varken niet bijten
En *t varken wil niet gaan
Of t moet gedragen woeden
Op *n berrie of kruiwagen."
.Neen," zei de stok.
Het vuur wil den stok niet branden,
De stok wil den hond niet slaan,
De hond wil t varken niet bijten.
En 1 varken wil niet gaan.
Of *t moet gedragen warden
Op ’n berrie of ’n kruiwagen."
„Neen," zei de oa.
Ik wil het verklappen.
Geloof me maar vastl
Dat doen de kabouters.
Met verfpot en kwast!
De vol-groene boomen.
Met blaad’ren belaAn,
Ze trekken nu eindelijk
Hun Herfstkleedje aan.
Ze zweven wat rond.
Bedekken dan langaaam
Heel zachtjes den grond.
Zevenbergen
Bokstel
AxUsmecr
Driebergen
Appeldoorn
Zeist
Uilenspiegel,
Drijfhout
Windmolen.
Vlschotter.
Penhouder.
v
.1
-
zlci. Vee! avonturen beleefde by, veel
rampspoed *was zijn deel, maar toch voel
de hy zich gelukkig, dat hy zlin goede
vrouw bij zich had. die hem troostte, als
lijj neerslachtig aan den rand eener rivier
neerzat
Door het landschep zwierven echter ook
«enige Raksasa's. dat zijn r-uren. die er
afschuwelijk uitzien en van menschen-
vleesch leven. Dikwijls verlieten zij hun
vaderland, het eiland Langka Ceylon
om op de menscbenjacht te gaan en zoo
waren ze In de buurt van de eenvou-
Naarmate Henk Reindert beter leerde
kennen, kon hij steeds beter met hem
ópschieten. Reindert had veel boeken ge
lezen en bezat zelf verscheidene werken
op het gebied van natuurlijke historie.
In het bijzonder kende hU veel padden
stoelen.
De voortdurende droogte had het zoeken
naar paddenstoelen voorlooplg uit doen
stellen. Nu waren echter eenige regen-
weken op de droge gevolgd er. den eersten
Woensdag, dat zjj vrij waren, werd voor
ten paddenstoelentocht bestemd.
Daar was «reis *n mannetje
Dat veegde zijn stalletje
Wat vond hij er In?
Een gouden gouden stuivertje,
Wat kocht bj| er voor?
Een vet, vet varken
Maar t varken wou niet gaan
Of t moot gedragen worden
Op een berrie of kruiwagen.
Toen ging ie naar don bond.
„Hond, wfl Jij t varken bijten?"
t Varken wil niet gaan
Of t moest gedragen worden
Op *n berrie of kruiwagen."
„Neen," zei de hond.
nri uavaanacne vcut. dat in de 13e l
eeuw bijna geheel overging tot den Islam
(den godsdienst van Mohammed), wal
ta.'
„Hoe sten jullie toen aat het boleten
zijn?" bromde Gerrit.
„Hier," was bet prompte antwoord van
Henk, „zie maar naar de buisjes, op de
plaats waar bij andere paddenstoelen
plaatjes zitten. (Flg. 3.) 74e maar onder
den hoed."
Even later vond Tilly een eekhoorntjes-
broodje, dat eveneens vóór in de mee
genomen trommels verdween, en door
Henk vereeuwigd werd. Hij maakte er zelfs
aoo*n mooie tegkentag van, dat die later in
niets wist, wilde tan dit afs •huwelijk plan
niets weten en sprak: ,Mi>u broer Rama
zal vaders opvolger zijn, vj beeft de oud
ste rechten en aan hem heeft vader het
reeds voor jaren beloofd. Waar is mijn
broer ik zal hem mijn besluit dadelijk
gaan mededeelen."
Terstond ging hij nu op reis, deed na
vraag naar de schuilplaats zijns broeden
Een poos later kwam Bratha van zijn
■els terug en nu hoorde hU, wat er had
plaats gehad in de dagen, dat hjj weg
kas.
De edele jongeling Bratha, die nog van
„Vuur, wil JU den stok branden.
Want de stok wil de hond niet slaan.
De jxmd wil t varken niet bijten.
OPLOSSING DER
ZES NEDERLANDSCHE PLAATSNAMEN
L
X
3.
4.
B.
OPLOSSINGEN RAADSELS SERIE VU;
L -
X
3.
Toen ging hij naar het water:
„Water, wilt gij het vuur blusachen?
Want het vuur wil den stok niet
branden
De stok wil den hond niet slaan.
De hond wil *t varken niet bijten
En t varken wil niet gaan.
Of 1 moet gedragen worden
Op "n berrie of "n kruiwagen."
..Neen," zei het water.
Toen ging hU naar den os:
„Os, wil JU het water slobberen?
Want bet water wil het vuur niet
blusachen.
En t varken wil niet gaan.
Of *t moet gedragen worden
Op 1» berrie of *n kruiwagen."
„Neen," aat het vuur.
De kinderen kijken
Verbaasd naar dit spel
En vragen zich af: seg,
Hoe gaat dat toch wel?
en toen hjj dezen vond, riep hjj: „Kom i
terug, broeder; gij zult vaders opvolger 1
zijn, ik wil u absoluut niet verdringen
en wil me niet inlaten met dit bedrog
Maar Rama reide: „Vader mag zi n
woord niet breken. Oa heen Bratha en
regeert gij."
Vol droefheid vertrok Bratha nu naar
zijn vader en korten tjjd later stierf deze,
de regeerlng overlatende aan Bratha.
Deze beschouwde dch echter geenszins
als bestuurder des lands, doch slechts als
den plaatsbekleeder van zijn broer. Daar
om nam hij zelf nooit plaats op den
troon, doch zette zich altijd op een lagen
zetel neer, terwijl hü de sandalen van
Rama pp den troon neerzette om zoo uit
te drukken, dat hij slechts de dienaar van
Rama was.
Zoo regeerde de wijze Bratha terwijl
Rama te midden der grootste ontberingen
door woeste landschappen over bergen en
door dalen trok om door jacht en vls-
scherlj in zijn onderhoud te kunnen vcor-
321 en 330.
b. In de loodrechte rijen:
1. In de eerste en tiende Uta
alle getallen waarvan bet laatste cijfer
En de galg hing den man.
En de man slachtte den oe,
En de os slooberde het water,
En het water bluschte het vuur.
En het vuur brandde den stok.
En de stok sloeg den hond,
En de hond beet het varken.
En het varken liep heel hard.
En het vuur achter den stok.
En het varken in zjjn hok.
een o of een 1 ia.
3. In de tweede en negende rij alle
getallen met als laatste cijfer een 3 of 8.
3- In de derde of achtste rij alle getal-
„Wat is die hoed week,” riep Ada uit
„Hindert dat niet?"
„Neen." antwoordde Reindert. „Dat is
de aard van bet beestje. Ook zie je
als je den hoed doorbreekt een beetje
blauwe kleur. Dat hoort er ook zoo bij-
Anders mogen eetbare boleten nooit blauw
worden bij het doorbreken."
Teeken *n vierkant met honderd hokjes,
zooals hieronder staat afgebeeld.
len. waarvan het laatste cijfer een 5 of
ta.
4. In de vierde en zevende rij de ge
tallen, die uitgaan op een 4 at 7.
o. Voor de hoekrtjen:
1. In de rij van linke bovenaan naar
rechts onder bedraagt het tweede, vierde,
achtste en tiende getal 33 meer en het
derde en negende 22 meer dan bet voor
gaande. Het vijfde en revende bedraagt
8 en het eerste 87 minder dan het voor
gaande.
X In de rij van rechtsboven naar linke
onder bedraagt het tweede, vierde, acht
ste en tiende getal 33 meer en bet
derde en negende 18 meer dan het voor
afgaande, het vijfde en zevende bedraagt
13 en bet zesde 43 minder.
Gelukkig bleken er nog meer eekboorn-
tjesbroodjes te staan Bovendien vond Jan
nog wat cantharellen, die se van een
vorige gelegenheid reeds kenden.
Eensklaps riep Reindert: „Wat jammer,
dat we niet een extra tasch meenamen."
„Waarom?" vroeg Henk.
„Omdat ik daar ringboleten zie staan.
(Flg. 8), die ik graag mee zou nemen.
Maar ze maken alles vuil."
Toch werd er maar besloten de „Butter-
pllze", zooals de Dultschers se volgens
Reindert noemen, mee te nemen. En van
die ringboleten bleek de oogst erg mee te
vallen, soodat ten slotte de hoeveelheid
paddenstoelen, waarmee de paddenstoelen-
fuif gehouden moest worden meeviel.
Jammer, dat van de ringboleten een groot
aantal door vllegenmaden asmgetast en
dus oneetbaar was. Maar, zooals Toos
opmerkte, „je moet de dieren ook wat
gunnen
Een poosje later smulden ze allemaal
van gebakken paddenstoelen. En zoo keer
den allen weer voldaan huiswaarts.
*t Begin was niet hoopvol. Het water
leek wel overal In den grond gedrongen
te zijn, zonder de paddenstoelen tot leven
gewekt te hebben. Alleen bet moe had
er blijkbaar van geprofiteerd. (Flg- 1).
Toch werd de moed niet opgegeven. Ada
was de eerste, die een paddenstoel vond.
HIJ stond op een open gedeelte, waar
berken met dennen afwisselden. (Flg. 3.)
Een witte steel met zwarte schubjes en
een grijsbruinen hoed gaven de plant een
eigenaardig uiterlijk.
„Een berkenboleet," zei Reindert. „Die
zUn goed eetbaar. Zoek maar eens of
er niet nog meer te vinden zijn. Ik mag
wel verklappen, dat de familie van Voor
den ons heeft ultgenoodlgd op *n padden-
stoelenfulf, alswe wat vinden en als
we ae self schoonmaken."
i^
>7k^leten“g^^i.'
vtaschen en andere waterbewoners en
nog meer dan eerst schiet bet werk nu
op: de apen bouwen van boven, de wa
terbewoners beneden het is een edele
wedstrijd tusschen de beide partijen en
eindelijkdaar ta de dam klaar.
In vliegenden galop Ijlen de apenle
gers er over en bereiken de Raksasa's,
die zich veilig op bun eiland waanden.
Ze worden overvallen en tot den laat-
sten man vernietigd. Sita wordt bevrijd
en naar haar man geleid. Wie beschrijft
de vreugde, die nu overal heerschtl
Hoera! wordt er overal geroepen; leve
Sita, leve Ramal"
In optocht trekken belden naar
hun rijk, waar ze gekroond worden tot
konlng en koningin
Deze Rama-geschledenta vindt men in
beeld aangebracht op de randeh van een
ouden Hlndoe-tempel in de buurt van
Djokjakarta.
o
Toen ging hij naar den slager:
„Man, wil JU den oe slachten?
Want de oe wil bet water niet
slobberen.
Het water wil bet vuur niet hlnaarhen
Het vuur wil den stok niet branden,
De hond wil 1 varken niet buten,
De stok wil den bood niet slaan.
En t varken wil niet gaan.
Of *t moet gedragen worden
Op "n berrie of "n krulwagenl"
„Neen." zei de man.
getallen 141, 150. 330 en 340.
X In de tweede en negende rij: 171, 180,
3. In de derde en achtste rij:
231 en 330.
A In de vierde en zevende rij: 151, 180,
dlge hut van Rama. Deze was zelf niet
thuis en nu gebeurde het, dat op zekeren
dag Sita door soon afztcbteiyken Rak-
sasa werd getolen en overgebracht naar
den konlng van het reuzenvolk Rawana,
die zyn kasteel ergens op Ceylon had.
Verbeeld je den schrik van Rama, teen
hU thuiskomende, de hut leeg vond. Waar
was zUn lieve vrouw, de goede Sita? Over
al zoekt hU. doch vindt niets! Eindelijk
hoort hij, dat de Raksasa's In de buurt
zijn geweest en nu vermoedt hjj, dat Sita
meegevoerd is naar Langka. Vol woede en
smart verbindt htj zich met den apen-
konkig Soegrlwa die door zjjn broer
«in den troon ta gestooten. En Soegrlwa
belcoft hem hulp, als Rama hem eerst
helpt in oen strijd tegen zijn broer om
tien troon te herwinnen Dat geschiedt en
weldra is Soegrlwa weer de baas der apen.
Onder dat slimme volkje ta er één. die
vooral uitmunt door groote geslepenheid;
veel slimmer is hij dan de menschen en
waar niemand raad weet, daar weet Ha-
noeman (zoo Is de naam van dezen aap)
uitkomst.
Hanoeman nu krijgt het opperbevel
ever de apenlegers en er wordt bevel ge
geven om wat het ook moge kosten
Sita terug te halen.
Het apenleger rukt nu uit en Rama en
Soegrlwa volgen, brandend van ijver om
zich met de gevaarlijke Raksasa's te
meten.
Na een marsch van ettelijke dagen
komt men aan de zee, die het land
scheidt van het eiland Langka.
Wanhopig schreeuwen de apen, dat t
ónmogelijk is verder te komen; maar
Hanoeman, de slimmerd, spreekt zUn
volkje toe en beveelt steenen. "balken,
zand en andere bouwstoffen aan te dra
gen om daarvan een dam te bouwen,
waarover men droogvoets het eiland
Langka kan bereiken. MlDloenen apen
gaan aan het werk enlangzaam
doch zeker wint de dam In lengte. Het
gaat Hanoeman echter niet vlug genoeg
en hij sluit daarom een verbond met de
Henk vond dien naam heksenboleet
prachtig en maakte wederom een mooie
teekenlng. (Flg. 4).
Hierin moet je nu eens probeeren alle
getallen van 141 tot en met 341 op te
schrijven, maar zóó, dat niet alleen in
alle horizontal* en loodrechte rijen, maar
ook ta de belde elkaar kruisende hoek-
iljesi ba som der ie getallen steeds prodee
1903 la.
Maar je bent er nog niet. Ook het vol
gende moet kloppen:
a. In de horizontale rijen.
(den godsdienst van Mohammed), i
vóór dien tijd ten heidensch volk, dat
van góden en «dinnen vereerde 1 ,t
ouden Htadoetljd nu stammen heel vee
heldengeechlcdenlssen. die tot op den
huldigen dag in het Javaansche volksle
ven zijn gebleven.
Je hebt wel eens gehoord van het Wa
jangspel. niet waar?
Nu. ta dit Javaansche tooneelspel tre
den nog altjjd dez-1 oude personages als
helden cp en uren ja nachtenlang
kan de Javaan zitten genieten van al
het fraaie eener wajangvoorstelling.
De voornaamste held uit de wajang
voorstelling ta meestal de groote held
Rama, van wlen Ik jullie hier de geschie
denis zal vertellen
Rama dan was een koningszoon, de
lieveling van den konlng. zyn vader, en
van geheel het volt Nu was de moeder
van Rama reeds lang gestorven voor de
jeugdige held volwassen was. HU kreeg
een stiefmoeder en later nog een broertje,
die den naam kreeg van Bratha.
ZUn stiefmoeder was vreeselük ja-
Icersch op Rama en kon het maar niet
verkroppen, dat niet haar zoon Bratha
aan de regeerlng zou komen.
ZU bedacht allerlei middelen om Bra
tha naar voren te schuiven en Rama by
den konlng zwart te maken. De konlng
wilde echter zUn eenmaal gegeven woord,
dat Rama n.l. zijn opvolger zou worden,
niet breken.
Op een keer echter werd de konlng
vreeselyk ziek en men vreesde voor zUn
leven. De koningin paste nu den konlng
zóó goed op. dut deze er van zijn ziek e
bovenop kwam en nog flinker werd dan hy
ooit geweest was.
Vel dankbaarheid jegens haar, aan wie
hy zUn leven te danken had, sprak de
konlng nu tot zUn vrouw: „Doe een
wensen; als het ta mjjn vermogen staat,
zal Ik dien InwUllgen!”
Ha, daar was nu 't geschikte oogenblik
gekomen om haar plan ten uitvoer te
brengen en dadelUk zei ze dan ook: „Stel
mUn zoon aan als uw opvolger en verban
Rama 14 jaar uit uw paleis. Het volk, dat
nu zooveel houdt van Rama. zal dezen
dan vel spoedjg vergeten en zyn liefde
cp Bratha overdragen."
Wat meest de konlng nu doen?
HU had zijn woord gegeven aan Rama;
doch coken wel vlak vóór zUn ziekte
aan zyn vrouw.
Lang dacht hy over dit probleem na
en steeds weer herinnerd door zijn
vrouw aan de haar gegeve belofte,
zwichtte hU elndeiyk benoen.„e Bratha
*B zijn troonopvolger en vefoai.ie Rama
van het hof.
Voordat de held vertrek, werd Bratha
eenige dagen naar een oom gezonden,
aoedat deze niet bU het vertrek van
Rama ko* tegenwoordig zUn.
In alle stilte, vergezeld van zUn trouwe
gade. Sita, vertrok Rama en sloeg den
weg In naar de bosschen om daar door
heen zijn weg te zoeken naar een ander
land.
Dagen en nachten leed hy steeds door
en kwam eindelyk aan een plek, die hem
geschikt -scheen, er voorlooplg zUn ver
blijf te vestigen.
Toen ging hij naar de galg:
,,O*lg.' wil jü den man hangen?
Want de man wil den oa niet
slachten,
De os wil het water niet slobberen.
Het water wil het vuur niet blusschen.
Het vuur wil den stok niet branden,
De stok wil den hond niet «leen.
De hond wil bet varken niet bijten.
Ita het varken wil niet gaan.
Of 1 moet gedragen worden
Op een berrie of "n kiulwagenl"
,4*," riep de galg.
bet notulenboek opgeplakt werd. (Flg. 3).
Ook deze paddenstoel werd door Reindert
oomlddellijk herkend, en hU maakte er
meteen gebruik van om hees te vergeiyken
met een vergiftigen boleet .XUk." hjj hield
de beide paddenstoelen bü elkaar. „Deze
ta de heksenboleet. met roodachtige buis
jes. Deze Is het eekhoomtjesbrood Nu
breek Ik beide paddestoelen door. De hek
senboleet wordt blauw, het eekboorntjes-
brood blijft wit."
6. Paardenburg was een paard, dat aan een klein
meisje toebehoorde HU huilde tranen met tuiten,
toen hU afschelc? ging nemen. „Huil maar niet," zei
het meieje, „Ik ga met jullie mee."
5. Toen er nog een Nikkertje bij kwam, werd het
ezeltje zóó boos. dat het zich losrukte en het
Nikkertje achterna rende. Maar Jan Muil zei, dat
het nikkeltje gerust mee mocht.
"7"*