00 'DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL w S Gestrafte hardvochtigheid VAN ALLES WAT Een meevaller I '1 •M cDick Leeuwaard ELUGkD it - p BLADZIJDE 2 Zijn zege-rit - i i i - I »- i- y i B. L. N. S. z Tv' >'-'4 MET i n. l I r I l i b' I PLAATJES VAN êw I J I df - 11 i „Ziet ge dit rietje?” HERMAN 3. TUJJEMKUE 6'i VOOR DE KNUTSELAARS EEN WIEGJE •r REBUSSEN gaan 1. A. L. en die «rentnwtnden heel de teesteaaJ. JAM AMie u I NIEUWS VAN EDISON Q. herdenking 3. ii'. I OPLOSSING RAADSELSERIE VI taaiheid Een oorijzer 1. De zeeziekte M8 8/8 3. Een consul v Een wijnglas 5. Een stoel 7. Een lampekous Een boom 8. In den dierentuin Op het vuur 10. I G .i A—” 14 -4^:’ I 1 :.-r* 1 Eindelijk staat de snauwt den kleina toe: zal om 19. Ko Ntfn wa« oien - ,6 te moe om verder te reizen „Kom m.r.ar in m.n muil zitten" steld* Nul Paat., voor. Ko Mijn deed het en hij zat er wat best. Kranig deed hu 't zwaaiend zweepje Knallen, vol van NU gerucht. Boven bok en bokke-wagen. Door de zoele somer-lucht. En de menschen die er liepen. Keken hem bewond’rend aan. En zij bleven, als de schooljeugd. Blijkbaar óók betooverd staan. GELDSTUKKEN IN EEN GEVULD GLAS 30. Toen het nacht was geworden klom het heele reis gezelschap in een hoogen palmboom. Dat deden ze om *s nachts niet lastig gevallen te worden. I. in. Want, vóór Vader 1 kon voorkomen. Viel zijn kar. met bok-en-al, Als hij zelf pardoes In T water, Van den hooggp stellen wall Mina Dina Llna. I arme En Nu hij door de straten loerde. Met zijn leidsels in de hand. En, alléén zjjn bok mocht mennen. Deed hij dat thans zeer parmant. i I i l I l ..Bedienden, hier! Gooit dien kleinen bedelaar, die onze pret bederft, het huls uit!” ,Kn, reed ooit een knaap als deze. Zoo in üjn eentje, ganzen alleen, Kalm langs velden en langs wegen, En, zie. zelfs langs 't water heen Overmoedig door die woorden. Zag hu naar sUn Vader om. Vergat toen op zijn stuur te letten, Onvoorzichtig, dwaas en dom. En hU hoorde hoe zU zelden: „Daar rijdt Barend, zie je dat? Was er ergens ooit een jongen. Die zóón bok-en-wagen had?** 1 I 17. Maar Ko Nun was erg dom. Die vroeg aan Jan Mul: om over zijn rug te springen. Alsof een leeuw nle> over een Konijn heen kan springen Vader volgde op een afstand. Doch, dat was niet noodig hoor, Want, ook zónder diens geleide, Ging ons ventje er grif vandoor. Opeens verschijnt voor den ingang der zaal een Jongetje. schreeuw, een angstgeroep dringt door de ruiten, maar niemand hoort het; allen verliezen hun leven In de golven en waar eerst een welvarend dorp lag, daar ont stond nu een meer, diep en groot. Zoo werden de hardvochtlgen gestraft! Oplossing van: DRIE KORTE REBUMEN: zaak eens mocht komen bekijken Ik hem op het kantoor even opbellen, te zeggen, dat pullie vanmiddag komen. OnmiddellUk klaarden de gezichten op. Rijker, dan de rijkste koning, Fierder dan de fierste vorst Voelde hj) zich, sedert dat hU Heel alleen zoo rijden dorst. den gastheer niet uit het oog verliest. .Bedienrien htart rwwvit Truus houdt heel veel van mooie kleuren. Ze had in de stad een heel móóie dure hoed zien staan. Toen «e haar vader vroeg of ze dien moolen hoed kreeg, gaf hij geen antwoord, doch toe kende alleen als antwoord:- Wat beteekent dat? Je kunt ze heeiemaal naar je eigen smaak versleren. Heel aardig kun je zc met kleursel hard-blauw maken met een verguld randje er om heen, terwijl je er van Sits-papler figuurtjes op kunt plak ken. Je maakt er ten slotte een kussen tje en bedje ^pn Brabantsch linnen In en het geheel dost je denken aan een fijne, oud-Hollandsche schommelwieg. zooals op onderstaande teekening. Toen Henk en Toos 's morgens aan het ontbijt kwamen, keken ze elkaar met lange gezichten aan. Zoo vast hadden zij er op gerekend dezen Woensdagmiddag weer eens gezellig met de heele club te gaan wandelen en nu goot het van den regen. En de dikke lucht voorspelde ook niet veel goeds. ,Kom.' zei mijnheer van Voorden, die hun teleurstelling bemerkte, „ik heb goed nieuws voor jullie. Mijnheer van Duin, de eigenaar van dien grooten dierenhan del in de van Leeuwenstraat, beeft mij reeds vroeger gezegd, dat jullie best zjjn Hiervoor neem je van een groote lu- clferrdoos het bakje, waarin de lucifers liggen. Dit wordt ook het bakje van het wiegje. Nu knip Je twee stevige kartonnetjes, dis den vorm hebben van fig. I, met als bovenbreedte de breedte van de luclfers- doos. Zie, zoo eindigde op éénmaal. Barend's biUde sege-rit. Wijl hUuit zUn droom ontwaakt plots Recht-op In sUn bedje Ut! over elkaar in hét water laat vallen, op die manier kan je er wel meer dan 200 in stoppen zonder dat het glas over loopt. OOk probéerenf 'n Paar weken geleden was "de naam van den grooten uitvinder op Ieders lip pen. Heel Amsterdam stond in lettsrlU- ken zin in „lichter laaie” gedurende de Edisonweek. ter herdenking van het gloc Uam p jubil ea. Maar de groote man blUft nog maar steeds doorgaan met uitvinden. HU houdt zich namelijk op het oogen- blik bezig met een uitvinding, die, als zU voltooid is, een heele omwenteling In de vervaardiging van boeken te weeg zal brengen. gaat 2.^-4 ^3 E J I IwJ I L-. 5’ 1 AP J s Lr i duisternis het eeln tot vertrek, en met een hartelijk woord van dank werd af scheid genomen. „Kom de vo'gende maand maar eens weer," stelde mUnnheer van Duin voor. „Dan heb Ik weer ’n nieuwen voorraad,’’ 18. ..Laten we dan liever wat voeibalfenstelde Go! Ifant -or .'.'-.en mam da iep IdN Een na uurtje later was de wedstrijd in vollen gang. met die nagels toegebracht, geeft haast altUd bloedvergiftiging.” HU stak zUn hand uit om het dier te streelen, waarop het als een poes begon te snlnnen. „Nu komen de apen.” ging mUnheer van Duin voort. „Daar ben ik toevallig op het oogenblik slecht van voorz’en. Hier heb ik een paar Javaanaapjés. de andere hokken zijn leeg. Maar toch is er nog iets bijzonders: een spookdlertje. Eigen'U^ zul je op school wel geleerd hebben, dat die spookdiertjes tot de halfapen behooren. Het begint nu als donker te worden en je ziet hoe hU zich klaar maakt vóór een wandelingetje Inde-daad bewegen zich de ongeloofelUk lange vingen met zuignap les van het diertje naar een tak in zijn kool en begon het dien te beklim men. „Let nog even op zijn groote pupil. Daar kun je direct alle nachtdieren aan herkennen Straks neemt het opeens zUn sprbng” (flg. 4). Ofschoon het moeite kostte afscheid te nemen van de aardige dieren en van mijnheer van Duin, gaf de Invallende Ook nu nog bljjft de kleine staan en kUkt de aanrennende bedienden vast aan, I terwijl hU met hetzelfde fijne stemmetje zegt: „Raakt me niet aan, want gezoudt er berouw van kunnen hebben!” En. tot den gastheer gewend, gaat hij voort: „Beleefd noodig ik u uit me even naar bulten te vergezellen. Ik heb u wat te zeggen.” En zóó eigenaardig, zóó wonderlijk zien die kijkers den man aan, dat deze als het ware gedwongen is, het ventje te volgen. Nieuwsgierig, beginnen de gasten ondei elkaar te fluisteren: wat zou 't toen 1 zijn? Maar geen van allen verlaat zijn plaats en alleen de gastheer gaat mee naar buiten. HU volgt het knaapje tot bij den groo ten seringenboom, die een groot deel van I den tuin beschaduwt. Hier blüft het 1 ventje staan, raapt een dun takje van den grond op en laat het den man zien. terwUl hetzelfde stemmetje spreekt: „Ziet ge dit rietje?” Dat steek Ik hier onge- I veer één decimeter diep In de weeke aarde. GU moet dat uit den grond trek ken! Gelukt u dit. dan zUt ge met al uw gasten gered. Gelukt u dit niet, dan volgt mijn wraak. Weet, dat Ik de god van dezen berg ben en dat ik wil heb ben. dat rUken en armen hier vredig naast elkaar wonen en dat de rijken mUn onderdanen hebben te helpen." zóó vast, zóó bevelend zien die rukt en trekt; dochkan het dunne, onaanzienlijke ding niet uit den grond, trekken. Nog eens, met alle kracht, pro beert hU. gebruikt zelfs bei zUn hande^ maarhij kan het rietje niet uit d«n bodem vandaan krijgen. Eindelijk geeft hij het ophet kan niet. „Weet wat ge doet, man!” zegt het stemmetje vpnleuw. „het zit heeiemaal niet zoo vast hoor!" En om dit te bewij- zljn, pakt het kereltje het rietje tus- schen duim en wUsvinger en wipt hei zonder de minste moeite uit den grond „Mogen de anderen eens probe :ren?” vraagt blazend en puffend de gastheer. «Gerust, zoek maar tien der sterksten uit uw gasten; maar dit zeg ik is nog eens als niemand het ristje uit den grond kan trekken, dan zUt gij met alle gasten verloren.” Daar nader-n reeds tien sterke kerels en wederom wordt hetzelfde stokje in den grond gestoken. Alle tien probceren, rukken, trekken, werken zich in het zweet, maaralles Is vergeefsch. Het rietje kunnen ze niet uit de weeke aarde trekken, hoe ze ook werken, hoe ze ook rukken en trekken! Wanhopig zien 2e elkaar aan! Welk onheil zou hen kunnen treffen? Het kleine mannetje stoort zich echter niet aan de wanhopige blikken der sterke mannen. „JU kan het ook niet,” waagt een der dappersten op te merken. Dan kijken die wonderoogen den held aan, boos en verwijtend en de kleine bee- nen stappen naar de plaats waar 't rietje in den grond staat. Wederom neemt hU het ding tusschen duim en wijsvinger enwip daar ligt het reeds op den grond. ..En nu allen naar de zaal terug!” be veelt het zwakke stemmetje en als lam meren druipen z|j af. En als allen binnen zUn en nieuwsgie rig voor de ramen gluren nieuwsgie rig, maar ook vol angst voor hetgeen hen staat te wachten, dan zien ze, hoe de kleine belde armen uitstrekt en een paar onverstaanbare woorden mompelt. En als die armen naar beneden gaan, dan komen golven aangespoeld, huizen hoog en sterk als leeuwen en die over- stroomen heel de feestzaal. Een ge- kleine oogen den gastheer aan, dat hU aan het bevel van dien kleinen baas moet gehoorzamen. Voorzichtig loopt hü naar het takje toe en pakt het met zUn volle hand beet. gastheer op en „Wat moet Je? Zie je niet, dat we vandaag geen Ujd hebben voor bedelaars? Pak je weg, kleine schooier!” Doch de kleine blijft staan en richt nu de oogen op den gastheer, terwijl een heel fUn stemmetje zegt: „Ziet ge niet, dat ik honger heb? Heeft God u dan uw rijkdommen gegeven alleen voor u zelf? Moet ge niet ook aan de armen denken? Waarom hebt ge alleen uw rijke en voorname vrienden op de bruiloft ge- noodlgd? En waarom hebt ge de ar men vergeten?" „Wat een brutaliteit," riep de gast heer. „Nog eens beveel Ik Je, weg te gaan! Ingerukt, marsch!” Maar de kleine beweegt zich niet en blUft staan, waar hU staat. terwUl hU Henk en Toos hadden al vaak voor den winkel staan kUken. maar zU waren noojt binnen geweest. Toos vloog haar vader óm den hals en Henk was niet minder In zijn schik. Zoo’ gingen zU naar school. Voor twaalf uur waren ook de andere clubleden op de hoogte en zoo stapte het heele gezelschap om twee uur de deur uit. gewapend met alles, wat maar als regenapparaat dienst kon doen. 't Was ongeveer een kwartier loepen. Regen en wind sloegen hun In het ge zicht, maar niemand mopperde er over. Het vooruitzicht vreemde dieren te zien, deed alle narigheid vergeten. Toen Henk naar mijnheer van Duin vroeg, het de winkelbediende hen dadelUk naar de binnenplaats doorgaan, waar mijnheer van Duin zich spoedig bij hen voeffda. e Het ventje segt geen woord, doch zijn j oogen gaan van den een naar den ander. Benlgszlns verbaasd kUken de gasten elkaar aan wat zou dat bedelaarskind willen? „Zoo Jongelui,” begon mijnheer van Duin, .Jullie komen mjn menagerie eens bekijken? 'k Heb van mijnheer van Voor den al over Jullie gehoord. JU bent seksr Henk, je lijkt ten minste sprekend op je vader. En Is dat je zus Toos? Vcrt:l mU nu eens wie de andere vrienden en vriendinnen zijn.” Al pratend waren ze de ruime binnen plaats opgegaan, waar rondom nokken waren. Voor het eerste bleef mijnheer van Duin staan en begon zijn uit'eg: „Hier hebben we de Gulneesche bigge tjes (fig. 1>. Die zag je vroeger ook meer dan tegenwoordig Ik herinner mij nog hoe arme Ita'laansche jongens. Savo- j-aards, geld ophaa’den langs de hulzen, met het laten kijken van die diertjes. Hiernaast hebben wu Japansche dans- mulzcn en springmuizen <flg. 2). Dan komen de konijnen en h!er een van de mooiste dieren, die ik op het ooten'jllk heb. namelUk 'n kletne tUgerkat." <flg. 3). Het dier lag Ineengerold en kn'ep tel kens de oogen dicht als een kat. Het had de pooten uitgestrekt. „Wil je we! ge- looven.” zet mijnheer van Dutn. „dat ik voor die nageltjes respect heb? Niet, dat 'n tUgerkat gevaarlijk is, maar een wond. Ergens In Oost-Java staat de vulkaan de Kloet. Deze naam beteekent in de taal der Javanen: schoonveger. En dien naam verdient de Kloet; want zoo nu en dan laat hij een vreeselUk onder- aardsch gerommel hooren en kort daar na werpthU uit zun ontzagwekkenden kratergeen lava of gloeiende stee- nen. doch kokende modderstroomen Deze vloeien met een razende snelheid langs de helling naar beneden en ver woesten alles wat op hun baan ligt dorpen, bosschen, te veld staande gewas sen. menschen en dieren dat alles wordt als bU tooverslag weggeveega van het aardrjjk en waar eerst prachtige groene landerijen lagen, daar vindt men na de uitbarsting niets dan een dorre woestenij! Zijn naam doet de Kloet dus eer aan, niet waar? Nu volgens het bijgeloof der Java nen. had deze berg lang, lang geleden, geen krater en geen kratermeer, doch een fraai begroeiden top. waar een lief, welvarend dorp op lag. Daarin woonden vele rUke lieden, die te zamen alle lan derijen op dezen berg bezaten. Nu zou er een groot feest plaats hebben in het dorp, want de zoon van den rUksten man uit de dessa zou gaan trouwen met een heel voornaam meisje uit een ver weg gelegen dorp. En dat zou me een pret worden: het heele dorp werd versierd met vlag gen en groen en alle voorname dorpe lingen waren op de bruiloft genoodlgd dagenlang zou de pret duren. Eindelijk was dan die lang verwachte dag aangebroken en de pret begon. Aan lange tafels zaten de gasten gezellig •amen in de ruime feestzaal. Men at en dronk zooveel men maar wilde en muziek en dans verhoo r en de pret! Opeens verschijnt voer den ingang der zaal een Jongetje, kt:in en teer met groote hongerige oogen, die de feest vierders onverschrokken en een beetje treurig aankUken. OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN Moeder heeft thuis in d’r porcelelr- kast misschien nog wel *n wUnglas met •n groote opening van boven. Dit vraag Je op eerewoord van voorzichtigheid even te leen en doet het vol water. Precies heeiemaal vol. Dus 't water staat tot aan het randje, maar *t mag er natuurlUk niet overloo- pen. We laten nu *n cent In *t midden van het wateroppervlak voorzichtig In het glas glUden. Nummer twee en nummer drie volgen, tot er zoowat *n dozUn In ’t water liggen. Dit laatste zal dat. on geveer 1 millimeter boven den glasiand uitstéken, zonder er overheen te loopen. Dit interessante experiment wordt daardoor verklaard, dat een enkele cent slechts ’n kleine hoeveelheid water ver plaatst, dat zich dan over de geheele oppervlakte verdeelt. Nog veel verrassender Is deze proef, wanneer we In plaats van centen gewone spelden nemen en deze kriskras door en Barend had een bokke-wagen. En daarbU een pracht-van-bok; Daarmee ging hU Raam ult-rUden, Gloor gerust.'t la heusch geen jok. Het gaat namelUk om niet minder dan om de vervanging van papier door ■taal. Staal kan zóó sterk geperst worden, dat het heel wat dunner Is dan het dunste papier. Volgens berekeningen van Edison is het mogelUk dat een -boek van 20000 bladzijden maar een goede centimeter dik Is. Het zou bovendien niet meer dan een half pond wegen en de fabricallekosten zouden niet hooger behoeven te zUn dan ongeveer 'n gulden. Tegenover het papier staat dan de grootere buigzaamheid, taaiheid en duurzaamheid van staal. ’t Mooiste Is echter nog, dat op dit vllesje staalpapler nog beter met inkt geschreven kan worden dan op gewoon papier. Edison voorspelt bovendien, dat bU de verbeteringen der techniek de nieuwe stalen boeken nog beduidend goedkoo- per zullen zUn dan de papieren exem plaren. Nog 'n andere voorspelling van Edison wil ik Je even vertellen. namelUk dat alle menschen over honderd Jaar doof zullen zUn, ten gevolge van het steeds toenemende lawaai In onzen gemecha- niseerden tUd. Maar dat zal nog wel zoo n vaart niet loepen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1929 | | pagina 14