DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL
4
7
bln
de kwajongens
ejbQiet uitstellen
VAN ALLES WAT
Een brief uit Zuid-Afrika
<Dick Leeuwaard
IA
E)e marskramer en
Odie snoeper
MET
-
X
I
L
tj£
zien, dat het water op den schotel of
het bord binnen het glas Is, terwijl het
geldstuk is achtergebleven.
0 9
PLAATJES VAN
-
D
van
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK
ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
ternleuwe pistooltjes. „Pief, poef!” ging
r-r]
mooie
f
aankwam.
ANTON.
als hy met zijn beide groote manden
ons.
PROBEERT DIT OOK EENS!
daarna voorzichtig het glas
hernam de boer. „O
DIT LIJKT REEL EENVOUDIG
Henk
KUNSTJES MET LUCIFERS
I Beste jongens en meisjes.
Laat eens even zien.
er
Daar zat hij nog
OPLOSSING VAN „DE FUIVEBS"
by den vijfden
M.
X
ft
3»
o*
met zijn beide groote manden.
met allerlei koopwaar, by de menschen
want
maar
uur
had
elkaar
„Os dadeiyk
Dat komt nu van al dat snoepen!
Heusch. daar heb je toch niets aan....
Op z'n tijd Iets lekkers eten
IJeeft nog niemand kwaad gedaan!
Jantje kreeg van Sinterklaasje
Chocola en marsepein
En dan ook nog suikerbeestjes.
Die zoo lekker kunnen zyn!
Maar wat deed die domme jongen?
Hy at zooveel van dat goed.
Dat die arme kleine snoeper
Nu In bedje liggen moet!
Weet Je wat er toch gebeurd la!
Weet je wat die Jan mankeert?
Ik zal het je vlug vertellen,
Mogeiyk, dat je er lets van leert!
stukje kurk in het water,
een paar lucifers en stukjes
Daar ligt Jan en zucht en kreunt eens.
Och. wat doet z'n buikje pyn!
En in plaats van lekkere dingen
Slikt hy bittere medleyn!
Dit komt, doordat de warmte de lucht
in het glas verdunt en later door de af
koeling weer samentrekt. Door de druk
king der lucht aan de buitenzyde zal het
water binnen de wanden van het glas
-K3.z
r
begon met het optre
Egyptenaren gekleede
twee mandjes droe-
Men begon te tellen
man vóór den waard.
gen. De derde scheen hooger In rang te
zyn; hy droeg een soort fluit.
Toen er zich genoeg toeschouwers ver
zameld hadden, zetten de mannen hun
mandjes neer, na de deksels er afgeno
men te hebben, en begonnen de muziek
op de fluit, die door den derden persoon
gemaakt werd, op kleine trommels te be
geleiden. Na eenlgen tijd staken een paar
slangen uit de mandjes den kop omhoog
Ziezoo, ik laat het weer hierbij. Tot ee»
volgenden keer!
Veel plezier toegewenscht. je oom
juist! De Chinees had zyn enkel zóóda
nig verstuikt, dat hy niet In staat was
om te staan. Kermend lag hy daar aan
den kant van den weg en moest het hul
peloos aanzien ,dat zyn koopwaar geheel
bedierf.
maar ein-
del ijk besloten we om ieder een eonduc-
Mr Pleterse was advocaat In een kleine
marktplaats. Hy had het altijd even druk:
vooral op marktdag kwamen de boeren
naar het stadje toe om den raad te vragen
van Mr. Pleterse. De een moest een koop
akte hebben, een ander wilde een hypo-
theekakte laten opstellen, de derde weer
wat anders, kortom op marktdag had onze
handen te kort om allen te
„Stel niet uit tot morgen, wat je heden
kunt doen."
4—1 Is 5.
B. 4—5 fe 1.
C. 9—1 is 10.
D. 9—10 is 1.
E 12:2 is 7.
F. Kunnen jullie van negen lucifers
elf maken?
Je begint met onder aan de lamp of
tusschen twee suitedeuren aan een dun
touwtje ’n huissleutel op te hangen.
Maar niet tegen een muur of een ander
vast voorwerp.
Daarna
in een enveloppe,
den brief over aan
hy zei: „Asjeblieft!
'Vk.
De muziek werd wilder en nu kronkel
den achtereenvolgens zes slangen naar
buiten en bleven met opgeheven kop.
betaalde eerst de beide pistooltjes en de
1 rpllen klappertjes en gaf ze toen aan den
I Chinees terug, want ziln jongens mochten
I ze natuurlijk niet houden.
Een uurtje later was de Chinees ook
weer in staat naar zijn huisle te gaan
„ben Je by
hem geweest?'En wat heeft hy gezegd?"
Zooals ik jullie indertyd beloofde, zal
ik eiken keer, wanneer er hier iets byzon-
ders gebeurd is, dat ik denk, dat Jullie in
teresseert, ’n brief er over te schryven Niet
lang geleden maakte ik een voorstelling
van slangenbezweerders mee, waar ik nu
van vertellen wil. De slang, die hier door
de slangenbezweerders gebruikt wordt. Ls
de uraeusslang of slang der pharao's. Je
ziet hem vaak afgebeeld op monumenten.
Onze voorstelling
den van drie als I
personen, waarvan
39. Paardenburg riep het heele gezelschap by elkaar en
allemaal stonden ze radeloos naar boven te kyken.
Niemand wist wet er gebeuren moest.
Kyk die Jantje daar eens liggen!
O. wat voelt die Jan zich naar!
Onze Jan heeft pyg. z’n buikje
En z’n maagje doen zoo raar!
avond werd er gewerkt om het hooi bin
nen te halen.
En wat gebeurde er ’s nachts?
Het begon te onweeren en te stormen,
verschrlkkelyk! En een week lang deed
het niets dan regenen en stormen. Veel
boeren uit den omtrek zagen hun hooi op
’t land bederven en konden het niet bin
nen krygen. terwijl ons boertje in zyn
vuistje lachte en biy was. dat hy by den
advokaat op visite was geweest, al +iad
hem diens raad ook 2.50 gekost
I
Paardwbu^S11v^i ‘"gemakS.
want hy was het klimmen niet gewoon.
maar verder ineengekronkeld liggen
Langzaam begonnen nu de lichamen een
wiegelende beweging te maken, de schub
ben schitterden In de zon. (Fig. 1). De
fluitist hield hen voortdurend In het oog
Plotseling hield hy met fluiten op. Het
zyn Instrument zakken, dat met een band
om zyn hals bevestigd was, en greep een
niet; maar hy wist ons toch de jongens
zóódanig te schilderen, dat we begrepen,
dat het Koos en Jan moesten zyn; jon
gens van den houtvester.
Wij er op uit!
Het geluk diende ons. want weldra von
den we de belde dieven, die in den tuin
aan het spelen waren met een paar splln-
der slangen In den nek. Hy legde haar
om zyn hals; greep teen de tweede, die
hy om zijn middel legde; vervolgens een
om elk van zyn armen, een op zyn hoofd I
Zoo stond hy een oogenblik aan alle kan
ten door deze gevaarlijke dieren omge
ven en Het ze toen weer met zorg In hun
mandjes teruggiyden. zyn beide helpers,
die tot dusverre met hun eentonig ge
tokkel waren doorgegaan, sloten daarna
de mandjes en gingen rond om geld op tc
halen.
Ik vroeg den chef, of zyn slangen glf-
advoeaat
helpen.
Nu woonde er In een klein do pjs, een
uur of vier van de stad een boertje, dat
zoo nu en dan ook wel eens in de stal
kwam om een koe te verkoopen. of om
boodschappen te doen voor zijn vrouw.
Ons boertje was echter nog nooit by den
beroemden advocaat geweest. Al dikwijls
had hy gedacht: Ik ga er eens heen, ik
I wil toch ook eens wat met hem bepraten!
Zoo gezegd, zoo gedaan! Toen het weer
marktdag was. stapte hy op zyn sjees en
I reed nasr de stad. Hy had niet zooveel
boodschappen te doen, zoodat hy dus al
gauw klaar was. Zoo, nu had hy eens een
uurtje vry om een bezoek te brengen aan
den advocaat.
„En?” sprak deze kortaf”, „wat is er van
je dienst?"
„Ik weet niet," sprak ona boertje. „Ik
kwam maar eens by u om een of anderen
raad te vragen."
„Zoo?" zei de advocaat. „Dat kost u
echter geld, boertje I Niets voor niets,
niet waar?"
„Best mijnheer,”
moet ook eten."
„Niet veel, vrouw: maar ik heb een
brief van hem met een heel goeien raad;
die zoet me precies een ryksdaalder!”
„Duur genoeg!" mopperde zyn vrouw.
Toen kwam de knecht binnen en
vroeg, of de boer meeging om het laat
ste hooi nog binnen te halen vóór den
avond. Je kon nooit eens weten. Het was
nu nog prachtig weer; maar tegen den
i avond zou ’t wel eens kunnen onweeren.
„Ja wacht nog maar wat." zei de
boer. „Ik moet eerst nog vertellen van
den advokaat. En bovendien heb ik hee-
1 en na mijn vermoeiende reis
stad.”
„Zelf weten," sprak de knecht en zette
zich op een stoel neer.
..En waar blijft nu die brief van den
advokaat?" vroeg de boerin.
De boer haalde den br.ef uit zyn zak
en reikte dien aan zijn vrouw over.
Nieuwsgierig deed ze de enveloppe
open en las de weinige woorden, die op
het papier stonden.
En wat stond er nu in dien brief?
lemaal geen zin Om nu nog te gaan hooi
en na myn vermoeiende reis naar de
moet een der hulsgenooten
zich één oog blinddoeken en zet hem
dan op ongeveer 2 meter afstand van
dien opgehangen sleutel.
Geef hem een breinaald of een dun
stokje In de hand, die hy dan door de
opening van den sleutel moet probeeren
te steken.
Tot ledersverwondering en niet ’t minst
van hem zelf zal dat niet gelukken.
Ook de andere hulsgenooten op een
enkele ma misschien zullen missteken.
Probeert het maar eens!
Leg een geldstuk op een bordje en zet
er een omgekeerd wynglas naast. Doe
nou net zooveel water op het bördt, dat
het geldstuk er precies door bedekt is.
Nou moet Je eens aan je vrienden vra
gen of zU je ook zouden kunnen zeggen,
hoe Je het geldstuk kunt verwijderen,
zonder natte vingers te krygen.
Ze zullen het op allerlei mogeiyke ma
nieren probeeren, maar ’t zal hun niet
gelukken.
Maar je wyst hun wel even den weg.
een
er
Boer en boerin zagen elkaar aan en
de laatste zei „Ga dadelijk met den
knecht mee naar het land en haal van
daag nog al het hooi binnen, al ben je
wat vermoeid.”
„Ik doe het," zei hy en tot laat in den
..Jongens, er is weer een brief uit Zuid-
Afrika." Met die woorden begroette myn
heer Van Voorden Henk en Toos aan hei
or.tbtjt. ,,Ik zal eens zien, of er ook voor
jullie iets by is.”
Mijnheer brak het groote gele couvert
1 open, dat met allerlei postzegels beplakt
was en met een plof viel er een |>ak!r
papier uit. waarop met groote lettere
stond: „Voor de B L.N 8
Met een juichkreet raapte Toos het on
„Dicht laten hoor," waarschuwde Henk
..Morgen ls het Woenrdag. dan maken
we hem open, en lezen den brief geza-
meniyk.”
Den volgenden middag om twee
waren alle leden aanwezig. Henk
hun een briefje gegeven, dat zij ditmaal
vast allen aanwezig moesten zyn.
opende het aparte couvert en begon te
lezen
Leg
plaats
papier of een kaars op. steek die aan
en zet er
overheen.
[eel gauw zullen de lucifers en papler-
i verbrand zyn, maar tevens zul je
40. Elndeiyk was het Mientje. die den knoop doorhakte
en zelf naar boven klom. Dat was natuurHjk een
heel gevaarlijk werkje, want de boom was erg hoog.
Maar de Aap was bevrijd.
38. Maar nu kwamen er bjjna ongelukken. Van den Aap
had zyn staart verzwikt en hing nu aan een palm
blad, «onder dat hU eraf kon komen.
zei:
t 2.50”.
De boer zette een zuur gezicht.
hy vond den prys wel wat hoog;
zei verder niets.
Ons boertje reed huiswaarts en was om
pl.m. 4 uur in den namiddag weer op
zyn boerderytje
„Wel,” vroeg zyn vrouw.
mesjes.lepeltjes, vorkjes Ja wat niet
al lagen daar opeens in de modder I
En de regen bleef maar steeds doorgaan
en doorweekte en bevuilde alles!
Had de man nu maar dadeiyk op kun
nen staan om zyn koopwaar byeen te zoe
ken, dan zou de schade nog niet zoo groot
geweest yn. Maar dat was ’t hem
tong!
plaatsje zyn
zyn brood.
wy jongens hadden altyd de grootste
pret, als we zyn eigenaardig: rèkètèk-ték
tek-rèkèték tèk tèk! hoorden, welk geluld
hy met 'n kleinen ratel maakte. Dan staak
ten we het spel en liepen naar de voor-
galery om den Chinees met een oorver-
doovend hoera! te begroeten. Lachena
boog en vhiifde hy dan voor ons en be
groette ons met een op zangerigen toon
gesproken: tabèh, slnjo, slnjo! (dag. jon
gens!)
En dan volgde er meestal een heel ge
sprek tusschen hem en ons en telkens weer
gierden we het uit van pret, als de oude
Chinees zyn slecht Malelsch uitkraamde
In dien tusschentyd kwam moeder dan
meestal, die aan het gesprek een eindt
maakte, doordat ze zelf tegen den Chi
nees begon en ondertusschen allerlei
dingen, als: zeep, tandpasta, lucifers enz.
Van hem kocht.
Eens ras hy weer by ons op ’t erf
Hy had goede zaken gemaakt, want moe
der had veel van hem gekocht en zeker
had hy by dien handel een aardig centje
verdiend, want tevreden glimlachend ver
liet hy ons en Het zyn biy geratel op
nieuw hooren. Maar nauwelijks was hl;
by ons de poort uit, of het begon hevig
te regenen. In pypestelcn vielen de water
massa's naar beneden en In een oogenbllk
was de man doornat. Dat was nu niet
zoo heel erg. want straks zou het lieve
zonnetje zyn kleeren wel weer drogen;
maargoed ter been was hy niet meer
en de glibberige kiel langs d^ kanten van
den weg deed hem dan ook weldra strui
kelen ende belde manden kwamen
daardoor ook te vallen, terwyi haar in
houd over de vuile straat rolde. Wat was
me dat een rommel! Zakkammetjes, zeep,
lucifers, kopjes, schoteltjes, garen, band
4* J uuft Vil WIVV1 1IIVL KIJIl
i hand over zijn zeere enkels, terwijl zijn
gezicht duidelijk te kennen gaf. dat hy
nng erg veel pijn had.
Miinheer Knoop liet zich de zaak nog
eens vertellen en beval daarna zijn zoons
dat ze hun excuus moesten maken. HU
bij onze spelletjes wel' eens aardig
Toen baba weer een beetje op adem
was gekomen en het been niet meer zoo n
pyn dbed, vroegen we, wie hem eigenlijk
zoo hadden bestolen.
Nu, de namen der Jongens kende hy
En omdat het zoo vreeseiyk regende,
was er zoo goed als niemand op straat
en ook wij hadden ons teruggetrokken In
de kamer, toen de druppels begonnen te
vallen.
De bui duurde maar kort en weldra
scheen het zonnetje dan pok weer. Spoe
dig waren we weer bulten en toen
zagen we daar den Chinees liggen en we
hoorden zyn gekerm. In een wip waret.
we by hem om té zien, wat er was ge
beurd. En we zagen daar nu dien chaos I
op den weg al dat aardige goed lag
daar als één vuile massa in de modder.
„Wat ls er met jou gebeurd, baba?”
(baas) zoo vroegen we. En kermend ver
telde de man zyn avontuur. En hy ver
telde er ook nog by. dat er twee kwajon
gens voorby waren gekomen, die heele-
maal niet naar hem hadden omgekeken,
doch hem nog leeiyk hadden bestolen.
Spoedig hadden we den Chinees nu bij
ons In de voorgalerU geleid en zochten
daarop zyn koopwaar byeen. Erg voor
zichtig ging dat wel niet; maar toch wa
het voornaamste deel zyner bezittingen
weldra weer in de manden gepakt, die we
nu weer naar hem toebrachten.
Hartelijk dankte de man ons voor de
hulp, die we hem hadden verleend en hij
Het was al een oude man. deze klon- verzocht ons. of we een kleinighe'dj-
I wUden uitzoeken als aandenken aan deze
redding. Eerst wilden we niet: maar ein-
ririiik hodnfpn wa nm indor onn nnnHnn uaar hij spoedig weer geheel opknap.e.
I tig -waren Hy zei Ja. maar later hoorde
Ik, dat hy hun de giftanden had ultge-
trokken. Toch schynen er wel slangen-
bezweerders te zyn. die met slangen
I werken, die nog In het volle bezit
hun giftanden zyn.
Behalve de uraeusslang. die met de
Indische brilslang verwant is. komen hier
nog veel puff-adders voor. (Flg. 2). De
beet van deze soort heeft vaak den dood
tengevolge. Ook leven hier wel boom
slangen. (Fig. 3). Deze dieren bjjten
zelden door, maar als zy het doen, is
ook hun beet doodeiyk. Zij kunnen wel
twee meter groot worden.
wy woonden op een kleine plaats op
Java: veel winkels waren er niet en
daarom maakte de Chlneesche klontong
(marskramer) altyd goede zaken, als hy
-1gevuld
Jarenlang deed hy In hetzelfde
zaken en verdiende flink
De advocaat nam nu een blad papier,
schreef er wat op, deed 't velletje papier
sloot deze en reikte
ons boertje, terwijl
Ik kryg van u
het telkens en de ammunitie werd heusch
niet gespaard. Een heele rol klappertjes
stak uit de zakken der Jongens.
Ven wie hebten jullie die
pistooltjes?" vroegen we.
..Gaat Je niets aan!” was het antwoord
..We weten het wel. hoor!" antwoord
den wij. ,,Je hebt ze gssto’en van den
klon tong!”
Niet waar!' Schreeuwden ze woedend
Het werd een hevige ruzie daar In den
tuin van den houtvester, zoodat deze zelf
verschrikt en boos kwam aor-eloonen.
Wat is hier a-’n de hand? riep hy.
En a’lcn tegelijk wilden antwoorden-
maar miinheer Kncon beval stilte en He'
teen door myn broer de zaa’c uitleggen.
Wat keek bil bons naar zijn Jongens, toen
't verba*! ten einde was.
..Zij hebben ook gestolen, vader!" r'.en
cp 't laatct Koos. Kijk maar, ze hebben
ieder een snlinternieuw fluitje!”
wy hadden echter ons woordje klaar
en verklaarden fier, dat wj het eerlijk
hadden gekregen!
In optocht ging het nu mbnheer
Knoon voorop naar onze galery om
den Chinees te spreken.
Daar zat hij nog en wreef met zijn