ELOGjD Q^Ciet uitstellen VAN ALLES WAT Een brief uit Zuid-Afrika De marskramer en de kwajongens DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL q)ick Leeuwaard O! die snoeper! <s B. L. N. S. k w jd ---x ,-r A vw-T NKTTirir met plaatjes van van t OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN ternieuwe pistooltjes. ..Pief, poef!” ging mooie En op straat ff dig waren ANTON. als hU met s0n beide groote manden PROBEERT DIT OOK EENS! En wat stond er nu in dien brief? hernam de boer. „U Henk KUNSTJES MET LUCIFERS Beste jongens en meisjes. Laat eens even zien. Daar ut h(i not OPLOSSING VAN ..DE FUIVERS” hem diens raad ook 2.50 gekost bij den vijfden M gen. De derde scheen hooger in rang te zijn; hij droeg een soort fluit. Toen er zich genoeg toeschouwers ver zameld hadden, zetten de mannen hun mandjes neer, na de deksels er afgeno men te hebben, en begonnen de muziek op de fluit, die door den derden persoon gemaakt werd, op kleine trommels te be geleiden. Na eenlgen tijd staken een paai slangen uit de mandjes den kop omhoog Ziezoo, ik laat het weer hierbij. Tot een volgenden keer! Veel plezier toegewenscht. je oom ..Stel niet uit tot morgen, wat je heden kunt doen.” Men begon te tellen man vóór den waard. Dat komt nu van al dat snoepen! Heusch. daar heb je toch niets aan.... Op z*n tijd iets lekkers eten Heeft nog niemand kwaad gedaan h Maar wat deed die domme jongen* Hjj at zooveel van dat goed, Dat die arme kleine snoeper Nu in bedje liggen moet! want maar Leg plaats Daar ligt Jan en zucht en kreunt eens. Och. wat doet z’n buikje pijn! En in plaats van lekkere dingen Slikt hjj bittere medicijn! Jantje kreeg van Sinterklaasje Chocola en marsepein En dan ook nog suikerbeestjes, Die zoo lekker kunnen zijn! „Wat is er met jou gebeurd, baba?” der slangen in den nek. Hij legde haar om zijn hals; greep toen de tweede, die hij om zijn middel legde; vervolgens een A. 4—1 is 5. B. 4—5 is 1. C. 1 is 10. D. 10 is 1. E. 12:2 is 7. F. Kunnen jullie van negen lucifers elf maken? ..Jongens, er is weer een brief uit Zuid- Afrika.” Met die woorden begroette myn- i heer Van Voorden Henk en Toos aan het ontbijt. „Ik zt jullie iets bij ..Dat kost u Niets voor niets. Weet je wat er toch gebeurt is! Weet je wat die Jan mankeert? Ik zal het je vlug vertellen. Mogelijk, dat je er iets van leerQ den kant van den weg en moest het hul peloos aanzien .dat zijn koopwaar gehee' bedierf. reikte boertje, terwyl krijg van u omdat het zoo vreeselyk regende, was er zoo goed als niemand op straat en ook wjj hadden ons teruggetrokken in de kamer, toen de druppels begonnen te Kijk die Jantje daar eens liggen! O, wat voelt die Jan zich naar! Onze Jan heeft pijn, z’n buikje En z’n maagje doen zoo raar! De boer zette een zuur gezicht, hij vond den prijs wel wat hoog; zei verder niets. Ons boertje reed huiswaarts en was om pl m 4 uur in den namiddag weer op zijn boerderijtje. Wel," vroeg zijn vrouw. ..ben je bij hem geweest? En wat heeft hij gezegd?” maar verder Ineengekronkeld liggen. Langzaam begonnen nu de lichamen een wiegelende beweging te maken; de schub ben schitterden in de zon. (Fig. 1). De fluitist hield hen voortdurend in het oog. Plotseling hield hij met fielten op. Het zijn instrument zakken, dat met een band om zijn hals bevestigd was, en greep een avond werd er gewerkt om het hooi bin nen te halen. En wat gebeurde er 's nachts? Het begon te onweeren en te stormen, verschrikkelijk! En een week lang deed het niets dan regenen en stormen. Veel boeren uit den omtrek zagen hun hooi op 't land bederven en konden het niet bin nen krijgen, terwijl ons boertje in zijn vuistje lachte en blij was, dat hjj bij den advokaat op visite was geweest, al had vallen. De bui Wij woonden op een kleine plaats op Java: veel winkels waren er niet en daarom maakte de Chineesche klontong (marskramer) altijd goede zaken, als hij met zijn beiae groote manden, gevuld met allerlei koopwaar, by de menschen aankwam. De muziek werd wilder en nu kronkel den achtereenvolgens zes slangen naar buiten en bleven met opgeheven kop snikte ki rk in het water, een paar lucifers en stukjes papier of een kaars op. steek die aan zet er daarna voorzichtig het glaS Zooals ik jullie indertijd beloofde, zal ik eiken keer, wanneer er hier iets bijzon ders gebeurd is, dat ik denk, dat jullie in teresseert, n brief er over te schrijven Niet lang geleden maakte Ik een voorstelling van slangenbezweerders mee, waar Ik nu van vertellen wü. De slang, die hier door de slangenbezweerders gebruikt wordt, is de uraeusslang of slang der pharao's. Je Vlet hem vaak afgebeeld op monumenten. Onze voorstelling begon met het optre- drle als Egyptenaren gckleede waarvan twee mandjes droe- en overheen. Heel gauw zullen de lucifers en papier tjes verbrand zijn, maar tevens zul je zien, dat het water on den schotel of het bord binnen het glas Is, terwijl het geldstuk is achtergebleven Dit komt, doordat de warmte de lucht in het glas verdunt en later door de af koeling weer samentrekt. Door de druk king der lucht aan de buiten de zal het water binnen de wanden van het glas worden geperst. juist! De Chinees had zijn enkel zóóda nig verstuikt, dat hij niet in staat was om te staan. Kermend lag hij daar aan A mt» VawE a«An zlnn wtacv a» mnACrt Frill- den van personen. en na stad.” ..Zelf weten.” sprak de Inecht en zette zich op een stoel neer. „En waar blijft nu die brief van den advokaat?” vroeg de boerin. De boer haalde den brief uit zijn zak en reikte dien aan zijn vrouw over. Nieuwsgierig deed ze de enveloppe open en las de weinige woorden, die op het papier stonden. DIT LIJKT HEEL EENVOUDIG Je begirft met onder aan de lamp of tusschen twee suitedeuren aan een dun touwtje 'n huissleutel op te hangen. Maar niet tegen een muur of een ander vast voorwerp. Daarna Leg een geldstuk op een bordje en zet er een omgekeerd wijnglas naast. Doe nou net zooveel water op het bordt. dat het geldstuk er precies door bedekt is. Nou moet je eens aan je vrienden vra gen of zij je ook zouden kunnen zeggen, hoe je het geldstuk kunt verwijderen, zonder natte vingers te krijgen. Ze zullen het op allerlei mogelUke ma nieren probeeren. maar 't zal hun niet gelukken. Maar je wijst hun wel even den weg. een er ontbijt. „Ik zal eens zien, of er ook voor I is.” Mijnheer brak het groote gele couvert open, dat met allerlei postzegels beplakt was en met een plof viel er een pakje papier uit, waarop met groote letters stond: „Voor de B.L.N.S.” Met een - juichkreet raapte Toos het op. „Dicht laten hoor.” waarschuwde Henk „Morgen is het Woensdag, dan maken we hem open en. lezen den brief geza menlijk.” Den volgenden middag om twee uur waren alle leden aanwezig. Henk had hun een briefje gegeven, dat zij ditmaal vast allen aanwezig moesten zijn, opende het aparte couvert en begon tc lezen: ójjl ff het telkens en de ammunitie werd heusch niet gespaard. Een heele rol klappertjes stak uit de zakken der jongens. „Van wie hebben jullie die pistooltjes?” vroegen we. „Gaat je niets aan!” was het antwoord „We weten het wel. hoor!” antwoord den wij. „Je lubt ze gestolen van den klontong!” Niet waar!’ schreeuwden ze woedend Het werd een hevige ruzie daar in den tuin van den houtvester, zoodat deze zelf verschrikt en boos kwam aangeloopen. ..Wat is hier aan de hand?” riep hjj. En allen tegelijk wilden antwoorden- maar mijnheer Knoop beval stilte en liet toen door mijn broer de zaak uitleggen. Wat keek hij boos naar zijn jongens, toen 't verhaal ten einde' was. „Zij hebben ook gestolen, vader!” rlen op 't laatst Koos. Kjjk maar, ze hebben ieder een splinternieuw fluitje!" Wij hadden echter ons woordje klaar en verklaarden fier, dat wij het eerlijk hadden gekregen In optocht’ ging het nu mijnheer Knoop voorop naar onze galerij om den Chinees te spreken. Daar zat hij nog en wreef met zijn hand over zlfn zeere enkels, terwijl zijn gezicht duidelijk te kennen gaf. dat hij I nog erg veel pijn had. Mijnheer Knoop liet zich de zaak nog eens vertellen en beval daarna zijn zoons dat ze hun excuus moesten maken. Hij boaeide eerst de beide pistooltjes en de rollen klappertjes en gaf ze toen aan den Chinees terug, want ziin jongens mochten ze natuurlijk niet houden. Een uurtje later was de Chinees ook weer in staat naar zijn huisje te gaan waar hij sjtoedig weer geheel opknapte v. d. M duurde maar kort en weldra scheen het zonnetje dan ook weer. Spoe dig waren we weer buiten en toen zagen we daar den Chinees liggen en we hoorden zijn gekerm. In een wip waren we by hem om te zien, wat er was ge beurd. En we zagen daar nu dien chaos op den weg al dat aardige goed la? daar als één vuile massa in de modder „Wat is er met jou gebeurd, baba?” (baas) zoo vroegen we. En kermend ver telde de man zijn avontuur. En hy ver telde er ook nog by. dat er twee kwajon gens voorby waren gekomen, die heele- maal niet naar hem hadden omgekeken, doch hem nog leelyk hadden bestolen. Spoedig hadden we den Chinees nu by ons in de voorgalery geleid en zochten daarop zyn koopwaar bijeen. Erg voor zichtig ging dat wel niet; maar toch wa> het voornaamste deel zyner bezittingen weldra weer in de manden gepakt, die we nu weer naar hem toebrachten. Hartelijk dankte de man ons voor de I hulp, die we hem hadden verleend en hij verzocht ons. of we een (kleinigheidje wilden uitzoeken als aandenken aan deze redding. Eerst wilden we niet; maar ein- deiyk besloten we om ieder een conduc- teursfluitje aan te nemen. Zoon ding wa< tig waren. Hy zei Ja, maar later hoorde ik. dat hy hun de giftanden had uitge trokken. Toch schynen er wel slangen bezweerders te zyn. die met slangen werken, die nog in het volle bezit hun giftanden zyn. Behalve de uraeusslang, die met de Indische brilslang verwant is, komen hier nog veel puff-adders voor. (Fig. 2). De beet van deze soort heeft vaak den dood tengevolge. Ook leven hier wel boom slangen. (Fig. 3). Deze dieren byten zelden door, maar als zy het doen, is ook hun beet doodeiyk. zy kunnen wel twee meter groot worden. „Niet veel, vrouw: maar ik heb een brief van hem met een heel goeien raad; die kost me precies een ryksdaalder!” „Duur genoeg!” mopperde zyn vrouw. Toen kwam de knecht binnen en vroeg, of de boer meeging om het laat ste hooi nog binnen te halen vóór den avond. Je kon nooit eens weten. Het was nu nog prachtig weer; maar tegen den I avond zou t wel eens kunnen onweeren. ,Ja wacht nog maar wat." zei de boer. „Ik moet eerst nog vertellen van den advokaat. En bovendien heb ik hee- lemaal geen zin om nu nog te gaan hooi- mljn vermoeiende reis naar de cru om elk van zijn armen, een op zyn hoofd Zoo stond hij een oogenblik aan alle kan- ten door deze gevaariyke dieren omge ven en liet ze toen weer met zorg in hun mandjes terugglyden. Zyn beide helpers, die tot dusverre met hun eentonig ge tokkel waren doorgegaan, sloten daarna de mandjes en gingen rond om geld op te halen. Ik vroeg den chef, of zyn slangen gif- De advocaat nanj nu een blad papier, schreef er wat op. deed t velletje papier in een enveloppe, sloot deze en den brief over aan ons hy zei: „Asjeblieft! Ik f 2.50 aardig Toen baba weer een beetje op adem was gekomen en het been niet meer zoo’n pyn deed, vroegen we. wie hem eigeniyk zoo hadden bestolen. Nu. de namen der jongens kende hy niet; maar hij wist ons toch de jongens zóódanig te schilderen, dat we begrepen, dat het Koos en Jan moesten zyn; jon gens van den houtvester. Wij er op uit! Het geluk diende ons. want weldra von den we de beide dieven, die in den tuin aan het sjielen waren met een paar splin - Het was al een oude tong! Jarenlang deed hy In hetzelfde plaatsje zyn zaken en verdiende flink zyn brood. wy jongens hadden altyd de grootste pret, als we zyn eigenaardig: rékètèk-ték tek-rèkètèk ték ték! hoorden, welk geluid hy met *n kleinen ratel maakte. Dan staak ten we het spel en liepen naar de voor galerij om den Chinees met een oorver- doovend hoera! te begroeten. Lachena boog en wuifde hy dan voor ons en be groette ons met een op zangerigen toon gesproken: tabèh, sinjo, sinjo! (dag jon gens H En dan volgde er meestal een heel ge sprek tusschen hem en ons en telkens weer gierden we het uit van pret, als de oude Chinees zyn slecht Maleisch uitkraamde In dien tusschentyd kwam moeder dan meestal, die aan het gesprek een einde maakte, doordat ze zelf tegen den Chi nees begon en ondertusschen allerlei dingen, als: zeep, tandpasta, lucifers enz van hem kocht. Eens was hy weer by ons op ’t erf Hy had goede zaken gemaakt, want moe der had veel van hem gekocht en zeker had hy by dien handel een aardig centje verdiend, wan* tevreden glimlachend ver liet hy ons en liet zyn biy geratel op nieuw hooren. Maar nauweiyks was hl; by ons de poort uit, of het begon hevig te regenen. In pypestelen vielen de water- massa’s naar beneden en in een oogenblik i Was de man doornat. Dat was nu niet zoo heel erg. want straks zou het lieve zonnetje zyn kleeren wel weer drogen: maargoed ter been was hy niet meer en de glibberige klei langs de kanten van den weg deed hem dan ook weldra strui kelen en.... de belde manden kwamen daardoor ook te vallen, terwijl haar in houd over de vuile straat rolde. Wat was me dat een rommel! Zakkammetjes, zeep, lucifers, kopjes, schoteltjes, garen, band mesjesjepeltjes, vorkjes ja wat niet al lagen daar opeens in de modder! En de regen bleef maar steeds doorgaan en doorweekte en bevuilde alles! Had de man nu maar dadelyk op kun nen staan om zyn koopwaar by een te zoe ken. dan zou de schade nog niet zoo groot geweest yn. Maar.dat was ’t hem Mr Pieterse was advocaat in een kleine marktplaats. Hy had het altyd even druk: vooral op marktdag kwamen de boeren naar het stadje toe om den raad te yragen van Mr. Pieterse. De een moest een koop- akte hebben, een ander wilde een hypo- theekakte laten opstellen, de derde weer wat anders, kortom op marktdag had onze advocaat handen te kort om allen te helpen Nu woonde er in een klein dorpje, een uur of vier van de stad een boertje, dat zoo nu en dan ook wel eens in de stad kwam om een koe te verkoopen, of om boodschappen te doen voor zyn vrouw Ons boertje was echter nog nooit by den beroemden advocaat geweest Al dlkwyis had hy gedacht: ik ga er eens heen, ik wil toch ook eens wat met hem bepraten! Zoo gezegd, zoo gedaan! Toen het weer marktdag was. stapte hy op zyn sjees en reed naar de stad Hy had niet zooveel boodschappen te doen, zoodat hy dus al gauw klaar was. Zoo. nu had hy eens een uurtje vry om een bezoek te brengen aan den advocaat. „En?” sprak deze kortaf", „wat is er van je dienst?” „Ik weet niet.” sprak ons boertje, „ik kwam maar eens by u om een of anderen raad te vragen.” - „Zoo?" zei de advocaat, echter geld, boertje! niet waar?” „Best mynheer,” 1 moet ook eten moet een der huisgenooten zich één oog blinddoeken en zet hem dan op ongeveer 2 meter afstand van dien opgehangen sleutel. Geef hem een breinaald of een dun stokje in de hand, die hy dan door de opening van den sleutel moet probeeren te steken. Tot iedersverwondertng en niet 't minst van hem zelf zal dat niet gelukken. Ook de andere huisgenooten op een enkele na misschien zullen missteken. Probeert het maar eens! Boer en boerin zagen elkaar aan en de laatste zei „Ga dadelyk met den knecht mee naar het land en haal van daag nog al het hooi binnen.t al ben je wat vermoeid I „Ik doe het.” zei hy en tot laat in den ,n, deze klon- 40. Elndeiyk was het Mientje. die den knoop doorhakte en zelf naar boren klom. Dat waa natuurlijk een heel gevaarlijk werkje, want de boom was erg boog. Maar de Aap was bevryd. 3». Paardenburg riep het heele gezelschap by elkaar en allemaal stonden ze radeloos naar boven te kyken. Niemand wist wat er gebeuren moest.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 8