r Er' in Qeloopen V<772 alles wat Het verhaal van Henk DE RE-ISVEREENIGING VAN JAN MUIL MET Leeuwaard VT jr Voor ’t open raam ff- V B.L.N.S. T. 2 OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN de beleefdheid van den waard van mijn geld?'1 dranken. ..Als u nou maar kiezen l Halve voor loerde over het gor- kastelein Krop stond nog aan de deur 5«Ael komt een man de herberg binnen. RO FR. de LIJN-PUZZLE 1 BEN JE HANDIG? Knip „Over het het wat REKENKUNSTJE DE EERSTE POSTZEGEL 5^ Ules verdween in een vaart achter rijn tandr.i 12345679 geld kunt u alles krijgen,” JU Eit maar te turen. Steeds naar mü te gluren. Je groene oogen lichten zacht In den donkeren sterrennacht 1” DE MAAN: „Kleine, domme poesje-mün, Hoe kun Je zoo nieuwsgierig zUn. Wou Je het graag weten? Met m'n stralen schijn ik zacht. Heel den langen, langen nacht, 'k Verlicht den donkeren hemeltrans Met m'n zilveren stralenglans!” DE POES: „Lieve zilveren maantje Aan het hemelbaantje. Ik vind Jou zoo mooi! Uit den hemel kük Je neer, lederen avond steeds maar weer, Waarnaar kük Je heel den nacht, Met Je licht, zoo lief en zacht?” Van Pokkelen. de herbergier roode Zen” bezit enkele deugden. Probeeren Jullie dat eens. 'k Wed, dat het nog niet meevalt. a 0 A i OEFENING IN HET SCHRIJVEN VAN EEN BEPAALD CIJFER dus 'n getal, dat uit alle cUfers bestaat op een rutje behalve de 8 en de nul. Kijk maar eens: hier heb ik horentjes, die zooals ik hoorde als zoogenaamde gkdsfoesielen dienst doen (fig. 1). Dat wil zeggen,” vroegde Henk er bü, toen hij het de Dit getal laat Je hem nu vermenigvul digen met 9 maal het getal, dat het cijfer vormt, dat ie schrijven moet. Wil Je hem dus vUven laten schrijven, dan laat Je hem 12345679 met 9 maal 5 is 45 vermenigvuldigen. Wil Je hem zevens laten schrijven, dan moet de ver menigvuldiging gebeuren met 9 maai I U 63. Probeer jullie dat allemaal maar eens. Je zult zien, dat het uitkomt van „de iiiacvr ondeugden heeft ie nog meer. Eén van zijn leelüke eigenschappen is. dat hl) anderen menschen niet gunt, dat 't hun goed gaat. En als zjjn overbuurman Krop, die ook een herberg houdt, een fortuintje heeft, dan kijkt van Pokkelen scheel van De postzegel is uitgevonden door een vtpuw. namelijk door een Fransche dame, Tfiérésc Longuevllle, die leefde aan het hof van konlng Lodewijk XIV. Zij was een hertogin en zeer ontwikkeld, o.a. is ze bekend geworden als schilderes. Toen konlng bodewijk in 1663 te Parijs voor het verzenden van brieven een stadspost is ging stellen, wist men niet op welke wijze de verzender zou kunnen bewijsen. dat hü het porto betaald had. Men pro beerde het eerst met een stempel, maar dat beviel niet. Toen teekende de Herto gin de Longue villa zegels, dieper ongeveer net zoo uitzagen als onze tegenwoordige slgaren-banderolles. Ze waren dus lang en smal, aoodat het net precies leek, of er een sierlijk lint op den brief geplakt was. Dat waren de eerste postzegels. verbaasde' gezicht van Kees zag. „dat menschen daaraan kunnen zien. tafeltje zitten en legde zUn knoestlgen stok naast zich neer. „Hola, baas, ik heb dorst." „Ja, ja,” zei de herbergier vriendelijk. „dat kun Je krijgen bij zoo’n warm weer. uit stevig karton *n ring zoo groot als 'n gulden. Deze papieren ring moet je nu eens op een plat bord plak ken met wat glukon. Leg er nu 'n knik ker bij en vraag aan het gezelschap om te trachten den knikker In het midden van den ring te krijgen, alleen door beweging van het bord en dus zonder er met de vingers aan te komen. En Je kunt er op aan, dat dit niemand zal gelukken, als je den truc niet kent. Ieder gaat natuurlUk met het bord aan het zwaaien en draaien, zoodat er alle kans Is, dat de knikker van het bord vliegt, maar In den ring komt ie niet. Hoe dan wel? Breng den knikker voorzichtig bij den rand van den ring. Als Je dan het bord onverwacht laat zakken, kun Je den knik ker. die niet zoo gauw meekan, in het gaatje opvangen. Tilly al op haar horloge keek, eindigde hü- „En nu wordt het al weer tijd om op te breken. Tot ziens, hoor!" „Tot ziens, hoor!” klonk het van alle kanten. Alleen Tilly moest nog even verzuchten: „Nu hebben we weer de no tulen vergeten.” „Wat Kees. „Ik zal het je zoo kort mogelük pro beeren uit te leggen,” antwoordde Henk. „In de oude boeken over de keunis van gesteenten en fossielen, vindt men een verdeeling van de opeenvolgende la gen. die men bü het graven van diepe groeven achtereenvolgens vindt in ver schillende tijdpeiken. Die tüdperken worden genoemd: Het primaire, het se cundaire. het tertiaire en het kwartalre tüdperk. In elk van die tijdperken, dus in elk van die lagen treft men dieren en planten aan. die in een andere laag niet te vinden zün. al zijn er sommige plan- Van Pokkelen deed zijn mond reeds open om op te dreunen: „Twee glazen bier dertig cent, middagmaal met des sert twee gulden vijftig cent samen de somma van twee gulden tachtig een A Van afgunst beleef je maar zelden plezier en als je 'n ander kwaad wilt doen, word je gewoonlijk zelf te schande gemaakt. Dat heeft van Pokkelen laatst nog ondervonden. Op 'n heeten zomermiddag komt een man de herberg binnen. *t Was 'n kerel als 'n boom en zijn gezicht zag er wat woest uit. zoodat van Pokkelen T hee- lemaal niet prettig vond dat er toeval lig niemand anders in de gelagzaal was. De gast deed echter in ’t geheel niet ruw of kwaad. HU ging kalm aan*'n dert de vorige maal vertoonde. Die klei uit Oronau Is uit het op één na laatste tüdperk het tertiaire. Tusschen het ter tiaire en het kwartalre tijdperk irs de zoogenaamde üstüd geweest. Die klei in Gronair wordt uit een heele diepe groeve naar boven gehaa'd. Eigenlük was het verboden terrein, maar d>e schavuit nem leelijk beetgenomen! Maar hü Het 't er niet bü zitten. De politie zou hü halen en en Maar de landlooper was al opge staan en draaide grijnslachend zijn dik ken knoestlgen stok door de vingers De herbergier begreep dat t met dezen ke rel kwaad kersen eten zou zün Wat zou hü beginnen a's de vent tot •geweld over ging? Besluiteloos keek hü door het raam de straat op terwijl de inndlooper kalmpjes aanstalten maakte om heen te gaan, 't Was stil op straat maar aan den over kant stond Krop, zün concurrent, in de open deur van zün café Nu kreeg van Pekkelen plotseling een gedachte, die zün kwaden 'u'm me’een verdreef Dat hü er in geloo.ierf was m»t dezen brutalen slimmerik was beroerd, maar hü had er er die schade graag voor over, als zün concurrent ook eens die poets gebakken werd. Wat zou hij genieten, als de kerel daar lekker ging zitten eten en drinken waarvoor hü ‘n paar centen zou betalen, terwül hü. van Pokkelen. achter de raampordtinties de' r^on-elfje kon af- küken. Het vette gezicht van den herbergier werd plotseling vriéndelijk. „Zeg eens maat.” begon hü gemoede- lük. „Je hebt me wel leelük beetgeno men. maar Ik zal het je niet kwalük ne men. als Je mij nou nok eens 'n plezier doet.” „O, met alle soorten van binnen- en I bultenlandsche genoegens: Ik blijf graag met Iedereen goede vrienden.” ..Strtjk dan eerst die centen weer op.” „Waarvoor Is dat?!” „Dat zal 'k Je vertellen. Heb je werke- lük al genoeg gegeten? Zou je heusch geen portie meer lusten?” „Nou.” bromde de vagebond, onderwijl de centen in zijn portemonnaie opbergend, „als 't er nou om te doen is, dan kan •k nog best ’n maaltje hebben. Mün maag soort pakhuis en als ik de kans altitd voor 'n dag of wat ten en dieren, waarvan de resten In büna elke laag weer terug te vinden zijn. Een van de oudste gedeelten uit het pri maire tijdperk”' is dat, waar de steen- koolplanten uit afkomstig zün, die Rein als jongen kijk je zoo gauw niet. Boven dien werd er nooit iemand weggejaagd. Had Je den weg gevonden, dan was het een prachtig gezicht. Een geweldige put opende zich voor je oogen met stellen wand. Hier en daar stroomde water uit den wand. De ruimte was zoo groot, dat in de diepte de klelwagentjes rijden konden. Langs de helling groeide veel klelnhocfblad en hier en daar stonden berken. Het waar Daar welke laag ze te pakken hebben. Dan vond ik stukken steen met ammonieten (fig 2), terwül heel merkwaardig waren stukken met gebroken schelpen (fig. 3). Het mooiste fossiel, dat ik bezit, is een schelp, verwant met de eetbare hart schelp (fig 4) nog wel een dubbele zoo als Je ziet. Ook vond ik halfverkoold hout." Al pratende had Henk de fossie len rondgegeven bemerkende, dat Kunstjes met getallen en cüfers heb ben altüd de volle belangstelling van degenen„^wie je je kunststukken of je goo cheltoeren wilt vertoonen Meestal gelijken ze heel gewichtig en Ingewikkeld en toch berusten ze dan op een heel doodgewoon trucje. 'n Héél aardig kunstje is büvoorbeeld om Iemand 'n cüfer te laten achrüven, dat ie juist heel slordig maakt. Je kunt hem büvoorbeeld een somme tje opgeven, waarvan de uitkomst enkel uit dat moelhjke' cüfer bestaat. 't Volgende is heel aardig. Je schrijft op een stukje papier: Hieronder zie je ’n vierkantje vol met 'n stelletje kleine inktspatjes. Ik heb daar twee kringetjes tusschen geteekend (A en B) en nou geef ik 't jullie te doen om van A naar B een lün te trek ken over alle spatjes heen, zonder de pen op te lichten, zonder een spatje twee keer te nemen. Bovendien mag je niet over 'n getrok ken lün héén tippelen. zoeker. mün geld?” „Voor uw zei de herbergier, die schik begon tekrü- gen in zün gast. De man leek nu heele- maal niet ruw en gevaar! ük meer. „Als dat waar is.” lachte deze, „dan moet je maar eens goed opscheppen, want ik heb 'n reuzenhonger. 't Komt er niet op aan wat. Breng maar aardappelen groente, vleesch maar ‘n flink stuk hoor! en dan straks pudding na. On derhand zal ik dan 'n potje bier drin ken Toen van Pokkelen nog neel even wan- tromrend keek, haalde de gast zün por- temonnaie uit den zak en £meet die op tafel neer, zoodat het geld rammelde. Nu/was de waard volkomen gerust ge steld. hü bracht den klant 'n glas bier en liep toen naar achter om zün vrouw te zeggen, dat zü een flink diner moest klaar maken. „D'r zit zoo'n rare pias in de gelag kamer." fluisterde hü haar toe. „De vent ziet er sjove! uit en toch geloof ik. dat hij rük is Je kunt aan alles merken, dat 1 hij zich anders voordoet dan hij Is. Mis schien is 't wel 'n student, die in de vacantie op avontuur uitgaat of 'n smokkelaar d!e in den oorlog reusachtig veie! geld heeft verdiend. Hij kijkt roo gewiekst uit z'n oogen en ook wel 'n beetjenou ’n beetje gevaarlijkik zou 'm tenminste niet graag tot vüand hébben. Maak maar 'n flinke portie voor hém klaar. Mie; 'n volle maag maakt vreedzaam. Binnen een uur stond het maal op ta fel. De bezoeker viel er op aan alsof hü uitgehongerd was. De aardappelen, de groente, het vleesch, alles verdween in 'n vaart achter zün groote tanden. Den pud ding scheen hü wel zóó naar binnen te slikken, want van Pokkelen, die van ach ter de toonbank toekeek, had nauwelüks gezien, dat het gerecht werd aange sproken, of het schaaltje was al leeg. „Wat heeft die vent ’n maag.” dacht de herbergier stom van verbazing. ..Aannemen,'betalen!" riep de gast IS 'n krllg, eet vooruit." „Goed, concurrent streek uithtlen!" „Da’s een goed idee,” zei de man en trok de buitendeur open. „Maar waar moet ik dan wezen?” Van Pokkelen düntje. Kastelein Krop stond nog aan de deur. „Aan de overzij bij Krop, in ,,'t Halve Maantje." „O. daar. Nou das onnoodig!” riep de vagebond daar ben Tc al geweest. Die staat al meer dan 'n uur te küken. hoe de mop hier afloopt!” Meteen was hü de deur uit. Zóó kwaad is van Pokkelen zün heele leven nog niet geweest. H. Wat wenscht maneer gebruiken?" De „meneer” glimlachte vei genoegd om de beleefdheid van den waard „Nou. wat kan ik hier zoo al krügen van mün geld?” Van Pokkelen dreunde 'n heele lijst af van dranken. ..Als u nou maar kiezen wilt?” „Je bent goed voorzien,” prees de be- .Maar kan ik hier ook eten De bezoeker knipte zün portemonnaie open en keerde ze om boven de tafel, 'n Stroom van centen rinkelde over het blad. „Tel maar hoeveel of Is," zei de man, die genoeglük achterover leunde. Met 'n benauwd gezicht begon de her bergier te tellen. „Tientwintig drie en dertig centen.” „Strijk maar op,” lachte de gaat, terwül hü met 'n vullen rooden zakdoek zün vet ten knevel afpoetste. „Ho. vriendje. Je houdt me voor den mal.” zei van Pokkelen geërgerd. „De re kening bedraagt 2 80 en dit zün maar drie en dertig centen!” „Kijk dan maar eens, of er nog wat in mijn brandkast zit.” Van Pokkelen schudde de portemonnaie eens goed uit, maar al wat er nog voor den dag kwam, was 'n vies half centje. „Zie Je wel.” zei degast, „we zijn quitte!" „Dat kun je begrüpen." schreeuwde de bedrogene, „denk je, dat Ik Jou voor die 'onnoozele centen dik iaat eten en drin ken!" DE POES: „Lieve, lichte, heldere maan, 'k Wou wel met je mede gaan Op Je verre seizen- Maantje, weet je wat ik doe? 'k Neem een sprongetje naar Je toe! Of, kom je even naar benée? Maantje, neem je mü dan mee?” i Dan moet je nou naar mün gaan en daar denzelfden interessantst waren de plaatsen, de afval van de wagentjes lag. heb Ik deze fossielen gevonden. De repetities waren gelukkig achter den rug. De leden van den Bond voor Levende Natuurstudie hadden besloten nog den Zaterdag in de vacantie te oe- stemmen voor de eerste „Spreekbeurten- WJeenkomst". Allen waren dan ook present, toen Henk begon: „Laten we nu eerst loten, wie de volgende maal een praatje zal houden.” Daar had niemand bezwaar tegen. Het lot viel op Kees, die een benauwd gezicht trok. „Wat moet ik dan doen?" vroeg hü. „Kom,” sei Kees, die veel met hem ophad, „je hebt toch wel eens iets bü- zonders in den tuin gezien?” „O ja,” bü deze woorden helderde het gezicht van Kees op. „Ik zal wat vertellen over het spuug- beestje.” „Over wat?" vroeg Ada. spuugbeestje.” verklaarde Kees kort en bondig. „Als je niet weet, is, vraag het dan maar aan Henk, die Is knapper dan Ik." „Hü bedoelt de sohuimcicade,” sel Henk, die hem wel begreep. „Dat kan heel interessant wezen. En nu dan mün inleiding." „Jullie moet dan weten, dat ik toen Ik twaalf was, In Gronau woonde. „Waar ligt dat ergens?” vroeg Gerrit. „Gronau,” antwoordde Henk heel def tig, „is het eerste DuKsche station, waar Je aankomt, als je van Enschedé met den trein Duitschland binnenkomt. Je passeert dc grens bü Glanerbrug en moet in Gronau door de Duitschë douane ge visiteerd worden. Maar Ik zou vertellen over de kleigroeve. het merkwaardigste punt van Gronau. Die kleigroeve is het eigendom van een steenfabriek, die de laagklel. die van tertiairen oorsprong is. voor het bakken van haar steenen ge bruikt. Het gedeelte van het tertiaire» tijdperk, waarin deze klei gevormd werd, wordt .Wealden" genoemd." beteekent dat allemaal," vroeg „We zün ’t zoo overeengekomen, beste man.” grijnsde de vagebond. „Ik heb je gevraagd k?n ik hier voor mün geld eten en drinken, en toen heb Je gezegd: voor uw geld kunt u alles krügen. Efaat ligt nou mijn geld: méér heb ik niet Êerlük is eerlük!” Van Pokkelen stond verbluft. Wat had 49. Jan Muil klemde zich aan Beer den Bruin vast en Paardenburg aan Jan Muil. Nikkertje had net den staart van Jan Muil weten te grüpen._ DE MAAN: „Poesje, poesje nelletje. Met Je zwarte velletje. 52. Maar nel duuiue met >aug. oi ae arend weid moe en dicht bü een eendje, dat aan den kant van een smal riviertje stond te hullen, zette hü het heele gezelschap op den grond neer. 51. Heeiemaal onueraan hingen Piet en Mientje en Mlentje hield Ko Nün aan zün lange ooren vast. Of dat goed ging! 50. Krok Odll klemde zich met zün bek aan den staart van Paardenburg vast en Van der Aap vond een Hinken houvast aan Krok OdiL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 14