a DE REISVEREENIGING VAN JAN<MUIL E-UC^D a Het tooven aars-jongmaatje Van alles wat Een brief van (Pim Se Qjjick Leeuwaard i' «1. B. L. N. S. MET 7 :h F ■Wliliy PLAATJES VAN Ik niet meer by u terug ko OVERNEMING in DEZE RUBRIEK ZONDER toestemming VERBODEN Mm. West-Terschelllng 17-1-30 TM de eene plaats naar de andere. De owde man zwierf met zijn zoon en riep: ..Dat ia bepaald mUn PIERROT. A. L. hem: „Nu oudje. niet, SCHILDEREN MET LUCIFERS ring dien ik verloren heb Geel mü mijn gouden niet voor de kleinere aardig werkje BZ l em 1 aan. darde Henk hield erg veel van verrassingen, vooral als ze met de post kwamen. HU was dan ook erg blij, toen Dinsdag drongen hem luut brief, twee jampotten en een doosjo in. Natuurlijk werden de jampotten tjt eerst geopend. In het eene potje zat een dier, dat door Henk herkend werd als een een- denmosael (figuur 1) en in het andere eet een grijs voorwerpje, dat noch .Henk noch Relndert wisten thuis te brenjen. In 't doosje zaten eenige slakkenhuizen, waaruit roodachtge poot.es slaken. Hieronder een paar voorbeelden hoe je van lucifers allerlei fijne en leuke dingen kunt ..schilderen". in daar 't hebt zijn dochter. avond de poet een pakje bezorgde van Plm uit Terschelling Toch besloot hij het maar te bewaren tot den volgenden mld- Je weet enkel, dat de steenen aan de uiteinden der laatste rij drie oogen aan de buitenste helft moeten hebben, voor de rest tast je heelemaal In T duister. Dit is nou nog eens ‘n fijn legspelletje, dat *n beetje geduld en *n beetje reken talent vereischt, maar des te fijner Is het, wanneer je de oplossing gevonden hebt. De volgende week geef ik de oplossing. dag, als ze allemaal weer bij elkaar waren. Niemand had bezwaar de spreekbeurt van Jan een week over te s'.aan. Dus werd precies twee uur, toen allen present waren, 't pakje geopend. Er zaten behalve een 64. Paardenourg nam Ko Nljn mee. Krok Odl! plaagde Ko een beetje omdat hjj zoo gauw moe was, maar dat kon hem niets scheden. Een leners. K „Fijn.'' riepen ze allemaal als uit een mond, toen Henk op bie d met lezen. Allee werd nu nog eens nauwkeurig bekeken en Oerrit maakte de opmerking, dat er wel een aparte kast noodlg was. om alles op te bergen. ever slak „Nu houden -- THaewl c» „Wat zou dat toch zijn?” zei Re&djrt, het fleschje met het grijze voorwerpje om en om draaiend (figuur 2). „Laten we beginnen met den brief te lezen,” meende Tilly. Als gewoonljjk nam Henk dien op en begon: 63. Toen de zon onder ging en de ergste warmte voorbil was. werd de tocht weer voortgezet Bruin de ■•er had Mientje en Jan Muil het Nikkertje op z|jn rug Beste Henk en andere B. N. L. S.'ers. Jullie begrijpt dat, al Is het geen zomer, we toch niet den heelen dag In huls zit ten. We maken nog al eens zwerftochten onder leiding van een onderwljser en op vonden we de tfrie hier stuur. Er leefden eens een oude t oude vrouw, die een eenigen 1— Het wgren heel een van die wandelingen merkwaardige dingen, die den. en ae wilden hun zoon een goed vakman in de leer" doen. ,N LEUKE LEGPUZZLE MET DOtylNOSTEENEN Hieronder zie je ean torentje van de steenen van een dominospel, zonder dat daarop de oogen zijn aangtgeven. Pro- beernn jullie nu eens deze steenen zóó te leggen in dsnzelfden torenvorm na tuurlijk dat je bj optellipg van de oogen tn de breedte en In de .lengte tel- beveetlgd is. Bulten de schalen steken een aantal roode pootjes uit. Die eenden- mossels zijn allang bekend, maar dat se eigenlijk In de verte familie zijn van de kreeften, wisten de mensehen toen nog niet. De zeelui, die altyd gauw met hun natuurlijke historie klaar zijn, wisten het wel. Die eondenmoesels konden verendwrwn In rotganzenNatuurlijk Is dat begrip ontstaan, omdat ze de rotganzen als trek vogels kenden, maar niet begrepen, waar ze bleven. Het grijze beest, dat In het andere potje alt. Is een keverslak (flg. 21. Het Is een heel merkwaardig dier. ZIJ zit vast op een steen en lijkt wel wat op een kevw. Het slakkenhuis is niet rond en gewonden, sooals by de gewone slak, maar bestaat uit een aantal kleine stukjes. In bet doosje vinden jullie schelpen met k'ui- zenaarskreeften. Je moet maar eens alen, hoe de kreeft het huisje afgeslepen heeft. Bovenop zitten de bruine, ruwe korsten van de aeerasp (flg. Ik heb er deaen k srr ook wat stukjes wier by gedaan cflg. 4). Er bestaan heel wat soorten wier; Je vindt hierbij het meest algemeene. Op een -an die stukjes zie je witte spiraaltjes van kokerwormen (flg. 4». Nu hoop ik maar, dat jullie plezier In deze zending hebt. Een stevige hand van haan en Maar Ko NUn bracht «yn plan ten uitvoer. maar Jan Muil lachte hem hartelljk ült ..Laten we maar liever een beetje blindemannetje gaan spelen," zei hij. •X. „Laat Ik bet maar eens probeeren.aei Ko NUn. „Dan vermom ik me beter dan de vorigen keer en dan doe tk net of ik ook een leeuw ben." In de eerste plaats een eendenmo'sel (figuur 1). Merkwaardiger beest kun Je Je baast niet Indenken, X Ziet er uit, alsof het een schelpdier Is: vier schalen, twee groote en twee kleine, omgeven het lichaam, dat met een dikken steel (st> den 'drempel neer en veranderde zich weer ta den Jongen mandie liep vroo- lyk de kamer binnen. Vader en moeder waren dolblij met hun weergevonden zoon, dien ze al verloren waanden, en ze leefden verder heel tevreden samen. Maar de Jongen heeft zich toch nooit meer door zijn vader laten verkoopen; daar had hij genoeg van! nen zUnl* zuchtte de oude man. „Ik ben nu met mUn soon overal heen gezwor ven en niemand wil hem zonder leergeld in de leer nemen, en geld heb ik juist niet. „Weet je wat. geef hem aan mU," zei de vreemdeling. ..Ik zal hem drie jaar lang in alle schoone kunsten onderwyzen. Over drie jaar, op dezen seltden dag en hetzelfde uur als nu. kun je je zoon terug komen halen. Maar denk er asm: wanneer je op je rijd past, op X juiste uur aankomt en je jongen herkent, krijg je hem terug; in het andere geval blUft hU zijn leven lang bU mU De oude man was zóó blU, dat hU hee lemaal niet Informeerde, waar de vreem deling woonde en In welk vak hjj den Jon gen nu eigenlijk wilde onderwUzen. HU vertrouwde hem rijn zoon toe en ging naar huis. Vol blydschap kwam hU daar aan en vertelde alles aan sUn vrouw, die al even uitgelaten werd. Maar de vreemde man was een too venaar geweest De drie Jaren verstreken, maar de oude man had heelemaal vergeten, op welken dag hU zUn zoon in de leer ge daan had en wist niet wat hU nu moest aanvangen. Daar kwam de zoon op den dag vóór de drie Jaren om waren als een kleine zwaluw naar huls terug ge vlogen; hjj streek op den drempel neer en stapte toen als een flinke Jonge man bet huls binnen. HU groette zijn ouders hartelljk en sprak: „Vader, morgen rijn op den kop af de drie jaren om; u moet naar mijn mees ter gaan om me af te halen. Ikben echter niet alléén bU hem In de leer; er rijn behalve ml] nog elf andere jongens, die bU hem moesten blijven, omdat hun ouders hen niet herkennen konden. Wan neer ook u me morgen niet herkent, moet *k als nummer twaalf bU hem bHJ- ven. Morgen, als u me komt halen, zal mUn leermeester ons alle twaalf laten uitvliegen als witte duiven, veertje voor veertje precies hetzelfde. Let dan goed op: se sullen allemaal hoog vliegen, maar ik zal toch nog boven de anderen uit ■tijgen. Als mUn meester u dan vraagt: „Herken je Je zoon?" wijs dan op oe duif, die het allerhoogste vliegt. Daarna ■al hU twaalf hengsten voor laten bren gen, alle precies van dezefde kleur, de manen naar denzelfden kant gekamd, wanneer u dan langzaam langs de paar den geleid wordt, let dan goed op. ik zal zachtjes met mijn rechter voorhoef op eens. vadprtje.” zei de soon, moeten een grap hebben! Ik ben voor niets drie jaar by den toovenaar in de leer geweest! Ik zal me meteen in een hond veranderen; die heer daar zal me wel willen koopen. Verkoop me dan. maar verkoop in vre desnaam den halsband niet er bU, an- l. Ze kreeg medelUden met het arme paaéd; ze wilde het tuig losser maken; ze maakte daar om den knoop los en liet den teugel even schieten. Maar het paard rukte zich los en draafde uit alle macht weg. Vlug liep het meisje naar haar vader. „Och vadertje, vergeef me! Het Is mUn schuld, het paard Is weggeloopen.” De toovenaar gooide zich op den grond, veranderde zich In een grijzen wolf en rende het paard na. HU haalde het al gauw in Nu zat WJ het vlak op de hielen! Het paard liep naar de rivier, gooide zich op den grond en veranderde zich In een baars, die hals over kop la het water sprong De wolf veranderde ztoh in een snoek en sprong hem .ia. Maar de baars vluchtte voer hem door het water, zwom naar den oever, waar een paar meisjes aan het wasschen we ren, veranderde zich In een gouden ring en rolde bet mooiste meisje voor de voe ten. Die raapte hem dadelUk op en stak hem aan baar ringvinger. De toovenaar veranderde zich vlug weer In een mensch en kwam op haar toe; „Oeef mU m(Jn gouden ring terug, dien Ik verloren heb!" „Hier heb je hem!” riep het meisje en gooide den ring op den grond; daar viel de ring uiteen In honderd graankorrels. De toovenaar veranderde zich vlug In viel op de graankorrels terwijl hU pikte veran- één korreltje zich in een havik. Toen was X met den haan en met den toovenaar meteen gedaan; de havik ver scheurde hem, tot er niets .neer van hem over was. En de havik vlóóg naar huls, streek op Naar een Russisch sprookje Hierna werden de notulen gelezen, zon der dat Iemand er een aanmerking op had. „Wat krijgen we den volgenden keer?” vroeg Kees. Het was waar, dat bad Tilly heelemaal vergeten In de notulen te zet ten. En niemand ven de anderen had het gemerkt. „Den volgenden keer, hm, den volgen den keer nu dan was Jan Immers aan de beurt?” zei Henk. „Ja. bromde Jan, ,4k geloof het ook. Dus over tomaten." .Kun je daar ook al over praten?” vroeg Ada. „Dat rUmt,” meende Relndert. ..En nu gaan we naar huis,” vond Toos, en In de beste stemming gingen allen uiteen. ders kan men!” 2°° gesegd, zoo gedaan: de jongen goo'de rich op den grond en veranderde in een prachtIgen hazenwfad! De heer zag den ouden man met den hor.d aankomen; hU hield hem staands en begon dadelUk over den hond te on derhandelen en den halsband vond hij al even moot als het dier sell. HU bood den man honderd roebels voor den hond en de man vroeg driehonderd; ze praat ten over en weer, en ten slotte betaalde de heer tweehonderd roebel voor den hond. Maar toen de oude man hem den halsband vilde afdoen, om dien self te bewaren, wilde de heer dat niet toelaten. „Den halsband heb Ik niet verkocht," zei de oude men. .Ik heb alleen den hond maar verkocht.” Maar de heer riep: „Nee. dat jok je! Wie den hond koopt, koopt ook den hals band.” De oude man dacht er eens over na, en -q^ndat hU meende, dat zUn jon gen toch Mc! knap genoeg zou zijn om óók terug te kunnéh komen als hij rieh niet aan de afspraak hield, gaf hij ten slotte toe. en Het den heer ook den hals band houden. De heer nam den hond bU den halsband stevig vast, en de oude man trók met het geld naar huls. Toen do ~r roo met zijn hond over den land rder ging, sprong er op eens een prachtige groote haas over den weg. Als Ik den Irnd nu meteen eens op den haas losliet, dan kon ik hem eens probeerenI” dscht de beer. En zoo go- zegd. zoo gedaan. Maar nauwelUks had hij het dier losge’aten. of hH sag dat de haas den éénen kant uitliep* en de hond In een heel andere richting In bet bosch verdween. De heer wachtte en floot en riep en wachtte weer, maar ten slotte had hij geen lust meer om te wachten en reed zonder hond naar huls. En Intusschen veranderde de hond zich weer in den jongen toovenaarsleerllng. De oude men ging Intusschen angstig en bezorgd zijns weegs; 't werd hem hoe langer hoe benauwder om 't hart. ..Hoe zal ik me thute durven vertoonen.” dacht hU- ..wat moet Ik tegen mijn vrouw zeg gen. als re me vraagt, waar ik onzen jonven gelaten heb?” Maar daar had de jongen hem al Inge haald. „Och vadertje!” riep hU. „waarom hebt u me toch ook met halsband en al ver kocht? Als we den haas niet waren te gen gekomen, zou ik niet meer terug hebben kunnen komen en was Ik voor goed voor u verloren geweest Ze kwamen goed en wel thuis en leef den er tevróe en gelukkig. Tot op een goeden dag. een kerml'da’. de joneen tegen 4jn vader zei: „Vadertje, Ik zal me in een vogel veranderen, breng me naar de markt en verkoop me; maar verkoop vooral de koot niet, anders kan ik niet meer terug!” HU gooide rich op den grond en ver anderde rich in een zeldzamen vogel. De oude man zette hem In een kool en bracht hem naar de markt Daar ver- de ‘i<enschen rich al gauw om heen; ze wilden den vo^el abso- hebben, zóó mooi vonden ze hem. Daar kwam warempel ook de toovenaar langs; hu herkende den ouden man da delijk en ried meteen, wat daar voor een vogel In die kool aat. Toen de mensehen nu steeds tegen el- kaai op boden, bood ook hu, den hoog- sten prijs van allemaal; en de oude man verkocht hem den vogel maar gaf hem niet de kooi er bU. De toovenaar kib belde erom met hem. vocht «r ton slotte om, maar bereikte niets Ten plotte nam hU den vcgel dan maar zonder kool, knoopte hem In een doek en droeg nem nasu* buis. „Nu kind,” aei hU tegen z:jn dochter, tje, ,4k heb onsen slimmen deugniet al weer gevangen, hoor!" „Waar hebt u ham dan wel?” vroeg I den grond krabbelen. Daarop zal m^n meester u dan weer vragen: ..Herken Je Je zoon?” WUs dan onvervaard op mij' Elndeluk zal mijn meester twaalf Linke Jongens langs u laten voorbUtrekken. volkomen gelijk van gezicht, gestalte, haar en kleedlng. Als ze langs u komen, Iet dan op: op mUn rechterwang zal een heel klein vliegje zitten. Als u dan voor de laatste maal dezelfde vraag wordt ge steld. wfjs dan op mU." Nadat de zoon dat alles precies had uitgelegd, nam h(J afscheid van zijn ouders; hU ging op den drempel voor bet huls ritten, veranderde zich weer In een vogeltje en vloog naar den toovenaar terug. Den volgenden morgen maakte de oude man rich reisvaardig en ging riln zoen halen. Al gauw kwamhy bU den heksen meester aan. oudje, ik heb tnUn belofte ge en je zoon alle kunsten bUge- man en een j zoon had- arme mensehen, graag ergens bU dat hU hun op hun ouden dag een steun kon zyn en na hun dood dankbear aan hen zou denken, omdat ze hem een flink ambacht hadden laten leeren. Maar wat moesten ae beginnen; ze hadden knmers geen geld! De oude man zwiert met zyn zoon van de eene plaats naar de andere om maar iemand te vwiden. die hem in de leer wilde nemen, maar niemand wilde dat doen zonder leergeld. Heelemaal terneergeslagen kwam de stumper thuis, huilde er om met *Un ▼rouw en beklaagde rich bitter over rijn armoede. Tten langen laatste ging hU met rij» zoon naar de hoofdstad Toen ■e op weg waren daarheen, kwamen se een langen, donkeren man tegen, die er lang niet kwaad uitzag. „Waarom loop je er zoo treurig bU. oude baas?” vroeg hl! aan den vader „Hier!” zei de toovenaar trotech, vouwde den doek open maar die was leeg; de slimme deugniet was weggevlo gen! Het jongen moet was weer kermis en nu zei de tegen rijn vader: .Vadertje, je hoog noodlg weer eens wat geld met me verdienen! Ik zal me nu eens In een paard veranderen. Let goed op: verkoop het paard, maar pas op. dat u het tuig niet verkoopt, anders kom Ut niet meer terug!” HU gooide rich weer op den grond en veranderde zich m een paard, en de oude man bracht het paard naar de markt. Op de markt verdrongen rich al gauw de handelaars om den ouden man;- de een bood al meer dan de ander, maar het meest bood dan toch de toovenaar, die alweer van de party was! De oude man verkocht hem het paard, maar gaf hem niet het tuig erbU. „Hoe moet Ik het beest dan thuis krij genwierp de toovenaar tegen. „Laat me het ten minste tot aan myn eif bU de teugels leiden, daar kun je het tuig dan weer krijgen; ik geef er niets om.” Alle andere handelaars vielen hem bü en vroegen den ouden man, wat hU zich wel verbeeldde om zoc tegen alle gebrui ken te handelen; wie een paard ver kocht. verkocht het met tuig en al. Wat kon de oude man anders doen? HU moest den kooper ook het tuig laten. De toovenaar leidde het paard naar xjjn erf, bracht het naar den stal, bond het aan de kribbe en bond het zóó hoog vast, dat het alleen maar op zUn achterpooten stond en met zijn voorpooten den grond niet kon bereiken. ..Nu, m'n dochtertje,” sel de toovenaar, toen NI binnenstapte, „nu heb Ik onzen slimmen deugniet toch voorgoed te pak ken!" „Waar Is hU dan?” „HU staat in den paarde De dochter liep naar den bracht, hoor! Maar wanneer je hem nu niet herkent, moet hU zUn heele leven bü me bUjven, dat weet je hè?” NauwelUks had de toovenaar dat ge zegd of twaalf witte duiven vlogen op; ze waren tot het kleinste donsveertje precies hetzelfde. „Nu, oude baas, herken je Je zoon?” „Hoe moet ik hem herkennen, ze zijn allemaal precies eender!" En de oude man tuurde en tuurdeDaar verhief één duif zich boven de andere; hU we-s er op zoon!" „Je hebt goed geraden, oudje,” ver klaarde de toovenaar. Daarna Het hU twaalf hengsten los, niet van elkaar te onderscheiden; hun manen waren allemaal naar één kant gekamd. De oude man liep om de heng sten heen en bekeek ze nauwkeurig, en de toovenaar vroeg herken je je zoon?” „Nog niet, heb een oogenbllkje ge duld!" Maar toen hjj zag. dat één hengst met ï*nvoarhoef_zachtjes op den grond krabbelde. wè&bijdien meteen aan: „Dat Is mUn zoon!” „Alwéér goed geraden.” zei de toove naar, die een lang gezicht begon te zet ten; en meteen Het hy twaalf flinke, fik- sche Jonge mannen aantreden, die zóó precies op elkaar leken, of ze allemaal broers waren. De oude man liep er eens langs, maar kon niets ontdekken: hij liep er nog eens langs en ontdekte weer niets; maar toen hy voor de derde maal langs kwam, zag hU op de wang vaw één van de jonge mannen een vliegje zitten, en riep meteen: „Dat is hU. dat Is mUn Jongen!” ,^Je hebt het dus allemaal goed gera den. vriendje,” sel de toovenaar hoofd schuddend. Er bleef niets anders over: hy moest den ouden man rijn zoon te rug geven. Zielsvergenoegd gingen se met hun beidjes naar huls Toen «e zoo sarren over den landweg Hepen, kwam een voornaam heer, die te paard reed, hun tegemoet ..Luister „we toch kena de getallen krijg dis Ik 'er op het teekenlngetje bU gezet heb.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 14