DE REISVEREENIGING VAN MUIL MET PLAATJES VAN E.ÜQD Het toovenaars-jon^,m a at je Van alles wat Een brief van cPim 1 ^Dick Leeuwaard B. L. N. S. o OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN Russisch sprookje man en een mijn den. in. Plm. toen ik Be vtulik West-Terachelllng H-l-*30. Béste Henk en andere B. N. L.'B.’erz. I *Ï1 "Plaewi De oude man zwierf met zijn zoon van de eene plaats naar de andere. den PIERROT. niet. SCHILDEREN MET LUCIFER ring dien ik verloren heb Geef mij mjjn gouden gingen voor de Hetaere aanlig werkje <u l Een lesers. in daar Henk hield erg veel van verrassingen, vooral als ze met de post kwamen. HU was dan ook erg blij, toen Dinsdag „Wat zou dat toch zijn?" zei Relndert. het fleschje met het grijze voorwerpje om en om draaiend (figuur 2). ..Laten we beginnen met dfen brief te lezen.” meende Tilly. Als gewoonlijk nam Henk dien op en begon: hebt zijn dochter avond de post een nekje bezorgde van Pim uit Terschelling Toch besloot h(j het maar te bewaren tot den volgenden mid- Je weet enkel, dat de steenen aan de uiteinden der laatste rij drie oogen aan de buitenste helft moeten hebben. Voor de rest tast je heelemaal in t duister. Dit is nou nog eens n fUn legspelletje, dat *n beetje geduld en 'n beetje reken talent verelscht, maar des te fijner is het. wanneer je de oplossing gevonden hebt. De volgende week geef ik de oplossing. langs gelijk het maar Hieronder een paar voorbeelden hoe ja van lucifers allerlei fUne en leuke dlngü kunt .schilderen”. „Nu houden en het stond Jullie begrijpt dat, al is het geen zomer, we toch niet den heelen dag in huis zit ten. We maken nog al eens zwerftochten onder leiding van een onderwijzer en op een van die wandelingen vonden we de merkwaardige dingen, die ik je hier stuur. Jf LEUKE LEGPUZZLE MET DOMINOSTEENEN Hieronder zie je een torentje van de steenen van een dominospel, zonder dat daarop de oogen zijn aangegeven. Pro- beeren juilie nu eens deze steenen zóó te leggen in denzelfden torenvorm na tuurlijk dat je bU optelling van de oogen in de breedte en in de lengte tel kens de getallen krijg die ik er op bet teekeningetje bij gezet heb. zachtjes wees hij „Dat is mijn zoon!” „Alwéér goed geraden.” zei de toove naar. die een lang gezicht begon te zet ten; en meteen liet hij twaalf flinke, flk- jonge mannen aantreden, die zóó i op elkaar leken, of ze allemaal drongen hem luut dag. als ze allemaal weer bij elkaar waren. Niemand had bezwaar de spreekbeurt van Jan een week over te slaan. Dus werd preeies twee uur, toen allen present waren, t pakje geopend. Er zaten behalve een „Fijn.” riepen ze allemaal als uit een mond, toen Henk op hield met lezen. Alles werd nu nog eens nauwkeurig bekeken en Gerrit maakte de opmerking, dat er wel een aparte kast noodlg was. om alles op brief, twee jampotten en een doosje Natuurlijk werden de jampotten het eerst geopend. In het eene potje zat een dier, dat door Henk herkend werd als een een- denmossel (figuur 1) en in het andere zat een grijs voorwerpje, dat noch Henk noch Relndert wisten thuis te brengen. In 1 doosje zaten eenlge slakkenhuizen, waaruit roodachtige pootjes staken. s vindt hierbij het meest een "an die stukjes zie zitjes van kokerwormen bevestigd ia Bulten de schalen steken een aantal roode pootjes uit. Die eenden- mossels zijn allang bekend, maar dat ze eigenlijk in de verte familie zfjn van de kreeften, wisten de menschen toen nog niet. De zeelui, die altijd gauw met hun natuurlijke historie klaar zijn, wisten het In de eerste plaats een eendenmosael (figuur 1). Merkwaardiger beest kun je je haast niet indenken, 't Ziet er uit, alsof het een schelpdier Is: vier behalen, twee groote en twee kleine, omgeven het lichaam. dat met een dikken steel (st) zich in bracht Aoo* haan en Maar in rotganzenNatuurlijk Is dat begrip ontstaan, omdat ze de rotganzen als trek vogels kenden, maar niet begrepen, waar ze bleven. Het grijze beest, dat in het andere potje rit, is een keverslak (fig. 2). Het is een heel merkwaardig dier. Zij rit vast op een steen en lijkt wel wat op een kever. Het slakkenhuis is niet rond en gewonden, zooals bij de gewone slak, maar bestaat uit een aantal kleine stukjes. In het doosje vinden jullie schelpen met klui zenaarskreeften. Je moet maar eens zien, boe de kleeft bet huisje afgeslepen beeft. Bovenop ritten de bruine, ruwe konten van de zeerasp (fig. 3). Ik heb er dezen koer ook wat stukjes wier bij gedaan (fig. 4). Er bestaan heel wat- soorten wier; algemeene. je witte spil (fig. 4). Nu hoop ik maar, dat jullie plerier tn deze zending hebt. Een stevige band van bijtrekke... gestalte. i komen, j tal een heel klein vliegje zitten. Als u «in voor de laatste maal dezelfde vraag wordt ge. steld, wjjs dan op mij.” Nadat de zoon dat alles precies had uitgelegd. nam hij afscheid van zijn ouders; hij gtaig op den drempel voor het huls zitten, veranderde zich weer in een vogeltje en vloog naar den toovenaar terug. Den volgenden morgen maakte de oude man zich reisvaardig en ging zijn zoen halen. Al gauw kwam hij bjj den heksen meester aan. z oudje, ik heb nujn belofte ge en je zoon alle kunsten büges- Naar een eens, vadertje,” zei de zoon, moeten een grap hebben! Ik ben niet voor niets drie jaar bil den toovenaar In de leer geweest! Ik zal me meteen in een bond veranderen: die heer daar zal me wel willen koopen. Verkoop me dan. maar verkoop in vre desnaam den halsband niet er bij. an- Hlerna werden de notulen gelezen, zon der dat iemand er een aanmerking op had. „Wat krijgen we den volgenden keer?” vroeg Kees. Het was waar, dat had Tilly heelemaal vergeten in de notulen te zet ten. En niemand van de anderen had het gemerkt. ..Den volgenden keer, hm. den volgen den keer nu dan was Jan Immers aan de beurt?” zei Henk. •Ja," bromde Jan, Jk geloof het ook. Dus over tomaten.” „Kun je daar ook al over praten?” vroeg Ada. „Dat rijmt.” meende Relndert. „En nu gaan we naar huls.” vond Toos, en in de beste stemming gingen allen uiteen. sebe J precies broers waren. De oude man liep er eens langs, maar kon niets ontdekken; hjj liep er nog eens langs en ontdekte weer niets: maar toen hl) voor de derde maal langs kwam, zag hij op de wang van één van de jonge mannen een vliegje zitten, en riep meteen; ..Dat is hij. dat is mijn jongen!" .Je hebt het dus allemaal goed gera den. vriendje,” zei de toovenaar hoofd schuddend. Er bleef niets anders over: hd moest den ouden man zijn zoon te rug geven. Zielsvergenoegd gingen ze met hun beidjes haar huis. Toen ze zoo samen over den landweg liepen, kwam een voornaam heer, die te paard wed. hun tegemoet ..Luister „we toch Zoo gezegd, zoo gedaan: de jongen gooide zich op den grond en veranderde in een prachtlgen hazen wind! De heer zag den ouden man met den hond aankomen; hij hield hem staande en begon dadelijk over den hond te on derhandelen; en den halsband vond hij al even mooi als het dier zelf. Hjj bood den man honderd roebels voor den hond en de man vroeg driehonderd; ze praat ten over en weer, en ten slotte betaalde de heer tweehonderd roebel voor den hond. Maar toen de oude man hem den halsband wilde afdoen, om dien zelf te bewaren, wilde de heer dat niet toelaten. „Den halsband heb ik niet verkocht," zei de oude man. .Ik heb alleen den hond maar verkocht.” Maar de heer riep: ..Nee. dat jok je! Wie den hond koopt, koopt ook den hals band." De oude man dacht er eens over na. en omdat hjj meende, dat zijn jon gen toch wel knap genoeg zou zijn om óók terug te kunnen komen als hU zich niet aan de afspraak hield, gaf hij ten slotte toe. en liet den heer ook den hals band houden. De heer nam den hond bij den halsband stevig vast, en de oude man trok met het geld naar huls. Toen de b-er zoo met zijn hond over den landwe verder ging, sprong er op eens een prachtige groote haas over den weg. Als ik den hond nu meteen eens op den haas losliet, dan kon ik hem eens probeeren!” dacht de heer. En zoo ge zegd. zoo gedaan. Maar nauwelijks had hij het dier losgelaten, of hij zag dat de haas den éénen kant uitliep en de hond in een heel andere richting in het bosch verdween. De heer wachtte en floot en’ riep en wachtte weer, maar ten slotte had hij geen lust meer om te wachten en reed zonder hond naar huis. En intusschen veranderde de hond zich weer in den jongen toovenaarsleerling. De oude man ging tntusseben angstig en bezorgd zijns weegs; t werd hem hoe langer hoe benauwder om 't hart. ..Hoe zal ik me thuis durven vertoonen." dach| hjj. „wat moet ik tegen mijn vrouw zeg gen. als ze me vraagt, waar ik onzen jongen gelaten heb?" Maar daar had de jongen hem al inge haald „Och vadertje!” riep hij, „waarom hebt u me toch ook met halsband en al ver kocht? Als we den haas niet waren te gen gekomen, zou ik niet meer terug hebben kunnen komen en was ik voor goed voor u verloren geweest Ze kwamen goed en wel thute en leef den er tevrte en gelukkig. Tot op een goeden dag. een kermisdae. de jongen tegen rijn vader zei: „Vadertje, ik zal me in een vogel veranderen, breng me naar de markt en verkoop me; maar verkoop vooral de kool niet, anders kan ik niet meer terug!" Hij gooide rich op den grond en ver anderde rich in een zeldzamen vogel. De oude man zette hem in een kool en bracht hem naar de markt. Daar ver- de menschen zich a! gauw om heen; ze wilden den vogel abso- hebben, zóó mooi vonden ze hem. Daar kwam warempel ook de toovenaar langs; hjj herkende den ouden man da delijk en ried meteen, wat daar voor een vogel in die kooi zat. Toen de menschen nu steeds tegen el kaar op boden, bood ook hjj, den hoog- sten prijs van allemaal; en de oude man verkocht hem den vogel maar gaf hem niet de kooi er bij. De toovenaar kib belde erom met hem, vocht er ten slotte om. maar bereikte niets Ten slotte nam hij den vcgel dan maar ronder kooi, knoopte hem in een doek en droeg nem naar huis. „Nu kind,” zei hjj tegen zun dochter tje, ,Jk heb onzen slimmen deugniet al weer gevangen, hoor!” „Waar hebt u hem dan wel?” vroeg nen zjjn!" zuchtte de oude man. „Ik ben nu met mijn zoon overal heen gezwor ven en niemand wil hem zonder leergeld in de leer nemen, en geld heb ik juist niet „Weet je wat, geef hem aan mi),” zei de vreemdeling. „Ik zal hem drie jaar lang in alle schoone kunsten onderwijzen. Over drie jaar. op dezen zelfden dag en hetzelfde uur als nu. kun je je zoon terug komen halen. Maar denk er aan: wanneer je op je tijd past, op 1 juiste uur aankomt en je jongen herkent, krijg je hem terug; in het andere geval blijft hij zijn leven lang bij inij.” De oude man was zóó blij, dat hij hee lemaal niet Informeerde, waar de vreem deling woonde en in welk vak hjj den jon gen nu eigenlijk wilde onderwijzen. Hij vertrouwde hem zijn zoon toe en ging naar huis. Verf blijdschap kwam hij daar aan en vertelde alles aan zijn vrouw, die al even uitgelaten werd Maar de vreemde man was een too venaar geweest. De drie jaren verstreken, maar de oude man had heelemaal vergeten, op welken dag hij zijn zoon in de leer ge daan had en wist niet wat hij nu moest aanvangen. Daar kwam de zoon op den dag vóór de drie jaren om waren als een kleine zwaluw naar huis terug ge vlogen; hij streek op den drempel neer en stapte toen als een flinke johge man het huls binnen. Hij groette zijn ouders hartelijk en sprak: „Vader, morgen zijn op den kop af de drie jaren om; u moet naar mijn mees ter gaan om me af te halen. Ik ben echter niet alléén bij hem in de leer; er zijn behalve mij nog elf andere jongens, die bij hem moesten blijven, omdat hun ouders hen niet herkennen konden. Wan neer ook u me morgen niet herkent, moet Ut als nummer twaalf bij hem blij ven. Morgen, als u me komt halen, zal mijn leermeester ons alle twaalf laten uitvliegen als witte duiven, veertje voor veertje precies hetzelfde. Let dan goed op: ze sullen allemaal hoog vliegen, maar ik aal toch nog boven de anderen uit stijgen. Als mijn meester u dan vraagt: .Herken je je zoon?” wijs dan op oe duif, die het allerhoogste vliegt Daarna aal hij twaalf hengsten voor laten bren gen, alle precies van dezefde kleur, de manen naar denzelfden kant gekamd wanneer u dan langzaam langs <|e paar den geleld wordt, let dan goed op. Ik zal zachtjes met mijn rechter voorhoef op den grond krabbelen. Daarop zal I meester u dan weer vragen: „Herken je je zoon?" Wijs dan onvervaard op mjj' Eindelijk zal mijn meester twaalf flkjke jongens langs u laten voorbijtrekken, volkomen gelijk van gericht, haar en kleeding. Als ze langs u Iét dan op: op mijn rechterwang heel klein vliegje ritten. Als u a een aan. derde Toen was ’t met den haan en met den toovenaar meteen gedaan; de havik ver scheurde hem, tot er niets meer van hem over was. "v En de havik vloog naar huis, streek op drempel neer en veranderde rich weer n den jongen man; die liep vroo- Hjk de kamer binnen. Vader en moeder waren dolblij met hun weergevonden zoon, dien ze al verloren waanden, en ze leefden verder heel tevreden samen. Maar de jongen heeft zich toch nooit meer door zijn vader laten verkoopen; daar had hjj genoeg' van bracht, hoor! Maar wanneer je hem nu niet herkent, moet hij rijn heele leven bij me blijven, dat weet je hè?” Nauwelijks had de toovenaar dat ge zegd of twaalf witte duléen vlogen op; ze waren tot het kleinste donsveertje precies hetzelfde. ..Nu. oude baas, herken je je zoon?” „Hoe moet ik hem herkennen, ze rijn allemaal precies eender!” En de oude man tuurde en tuurdeDaar verhief één duif rich boven de andere; hij wees er op en riep: „Dat is bepaald mijn zoon!” „Je hebt goed geraden, oudje." ver klaarde de toovenaar. Daarna liet hij twaalf hengsten los. niet van elkaar -te onderscheiden; hun manen waren allemaal naar één kant gekamd. De oude man liep om de heng sten heen en bekeek ze nauwkeurig, en de toovenaar vroeg hem: „Nu oudje, herken je je zoon?" „Nog niet, heb een oogenblikje ge duld!" Maar toen hij zag. dat één hengst met een voorhoef zachtjes op den grond krabbelde, wees hij dien meteen aan: Er leefden eens een oude i- oude vrouw, die een eenigen zoon had den. Het waren heel arme menschen. en ze wilden hun zoon graag ergens bjj een goed vakman in de leer doen, zoo- dat hij hun op hun ouden dag een steun kon zjjh en na hun dood dankbaar aan hen zou denken,/ omdat ze hem een flink ambacht hadden laten leeren. Maar wat moesten ze beginnen; ze hadden rinmers geen geld! De oude man zwierf met zijn zoon van dè\eene plaats naar de andere om maar iemand te vmden. die hem in de leer wilde nemen, maar niemand wilde dat doen zonder leergeld Heelemaal terneergeslagen kwam de stumper thuis, huilde er om met rijn vrouw en beklaagde zich bitter over rijn armoede. Ten langen laatste ging hij met zün zoon naar de hoofdstad. Toen ze op weg waren daarheen, kwamen ze een langen, donkeren man tegen, die er lang niet kwaad uitzag. „Waarom loop je er zoo treurig bjj, oude baas?” vroeg hjj aan den vader. ..Hoe zou ik anders dan treurig kun- toovenaar trotsch, vouwde den doek openmaar die was leeg; de slimme deugniet was weggevlo gen! Het was weer kermis en nu zei de jongen tegen rijn vader: .Vadertje, je moet hoog noodlg weer eens wat geld met me verdienen! Ik zal me nu eens in een paard veranderen. Let goed op: verkoop het paard, maar pas op. dat u het tuig niet verkoopt, anders kom ik niet meer terug!” Hl) gooide zich weer op den grond en veranderde zich in een paard, en de oude man bracht het paard naar de markt. Op de markt verdrongen zich al gauw de handelaars om den ouden man; de een bood al meer dan de ander, maar het meest bood dan toch de toovenaar. die alweer van de partij was! De oude man verkocht hem het paard, maar gaf hem niet het tuig erbij. .Hoe‘moet ik het beest dan thuis kra gen?" wierp de toovenaar tegen. „Laat me bet ten minste tot aan mijn erf bij de teugels leiden, daar kun je het tuig dan weer krijgen; ik geef er niets om" Alle andere handelaars vielen hem bij en vroegen den ouden man. wat hij zich wel verbeeldde om zoo tegen alle gebrui ken te handelen; wie een paard ver kocht, verkocht het met tuig en al. Wat kon de oude man anders doen Hij moest den kooper ook het tuig laten. De toovenaar leidde het paard naar zijn erf. bracht het naar den stal, bond het aan de kribbe en bond het zóó hoog vast, dat het alleen maar op zijn achterpooten stond en met zijn voorpooten den grond niet kon bereiken. „Nu. m'n dochtertje." zei de toovenaar, hij binnenstapte, „nu heb ik onzen slimmen deugniet toch voorgoed te pak ken!" „Waar is hij dan?" „Hij staat in den paardenstal.” De dochter liep naar den stal. Ze kreeg medelijden met het arme paard; ze wilde het tpig losser maken; ze maakte daar om den knoop los en Het den teugel even schieten. Maar het paard rukte zich los en draafde uit alle macht weg Vlug liep het meisje naar haar vader. „Och vadertje, vergeef me! Het is mijn schuld, het paard is weggeloopen.” De toovenaar gooide zich op den grond, veranderde zich in een grijzen wolf en rende het paard na. Hij haalde het al gauw in Nu zat hij het vlak op de hielen! Het paard liep naar de rivier, gooide zich op den grond en veranderde zich in een baars, die hals over kop in het water sprong. De wolf veranderde zich in een snoek en sprong hem na. Maar de baars vluchtte voer hem door het water, zwom naar den oever, waar een paar meisjes aan het wasschen wa ren. veranderde zich in een gouden ring en rolde bet mooiste meisje voor de voe ten. Die raapte hem dadelijk op en stak hem aan haar ringvinger De toovenaar veranderde zich vlug weer in een mensch en kwam op haar toe: „Geef mij mijn gouden ring terug, dien ik verloren heb!” „Hier heb je hem!” riep het meisje en gooide den ring op den grond; daar viel de ring uiteen in honderd graankorrels. De toovenaar veranderde zich vlug in viel op de graankorrels terwijl hij pikte veran- één korreltje zich in een havik. •4. Paardenourg Dam Ko Nijn mee. Krek Odll plaagde Ke een beetje omdat hij zoo gauw moe waa. maar dat kon hem niets scheien. <3. Toen de zon onder ging en de ergste warmte voorbij was. werd de tocht weer voortgezet Bruin de Beer bad Mieutje en Jan Muil het N.kkertje op rijn rug genomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 8