DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL METFLAATJESVAN Tilly ZE.CJGSD VAN ALLES WAT Het we^eloopen hondje I Het verhaal van Hick Leeuwaard I I - B. L. N. S. B««4 <1 1 -4» i' I 7-tr+ 3 OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN spoczlg hondje! plantsoentje tilde vader haar hoog op. veel WIE WEET RAAD verzekerds het hondje later stond Gerda, met Bobble 9 L” Wat het leven Je ook biedt. Denk aan moe,-vergeet haar niet. esch aan zün knoppen herkennen (lig. 1) en later aan zijn bladeren en vruch- spraakt bep, maar ik zal dan wat ver tellen over aardbeien en hun vüandep,- .Uitstekend," viel Henk dadeJük lp. dicht J nog te ge- Dat heb, ’n. ■1 „En nn is bet «eer tfld om naar'hato te gaan. Tot de volgende week.” A. U Vruxke va» ten. De oude Germanen hechtten reeds I veel «aarde aan het hout." „Zün dat die vruchtjes, die Je zoo twee aan twee 00 Je neus sett" vroeg Kees. 1 lei verteld van thuis. Van vader, architect was en die pas n toor had ingericht, toen i ziek werd, en dat die riskte duurd had en zoo vee] geld I ep hoe vader pu geen kantoor ep almaar naar de stad ging té zoeken en ho? verdrietig hü dat hU r die arme r De oude heer was heel' erg Hef Gerda en h|j bracht haar naar huls en gat haar 1 doosje bonbons voor haar en Bobbie. En toen, op *n moeien middag, ’n klein poosje later, kwam de oude heer bij Ger da’s vader op bezoek. Gerda deed toe vallig zelf de deur voor hem open ep triomfantelijk braeht ze haar nieuwen vriend bij vader, terwijl Bobbie vroolük blaffend om hem heen sprong. Toen moest Gerda met Bobbie even 'n boodschap gaan doen en toen ze terug kwam, tilde vader haar hoog op en vertelde hjj haar het goede pleuws: De oude heer was schatrijk en hij zocht een archits it om sen mooie groote villa voer hem te bouwen. HU had naar vader ge ïnformeerd en hU had hulzen geinen, die door vader gebouwd waren en nu vond j hü. dat vader precies de man was dien hü hebben moest. Nou. en de vader van Gerda bouwde de villa en ’t werd zoo’n prachtig gebouw dat hü almaar meer opdrachten kreeg en zooveel geld verdiende, dat de fami lie er goed van leven kon en dat arme ipenschen ruim bedacht konden worden. „Goed, dan noem ik Je Bobble, hondje vaar ik van gedroomd heette odk Bobbie. Vind Je Bobble mooie naam?" „Woef-woef!” tevreden. .Als ik je maar houden mag van va der en moeder". „Woef-woef!” Je kon duidelUk hooren, dat *t hondje dacht van wel „Ja, X- is pog niet zeker, hoor”, waar schuwde Gerda. „Zie je, vader is soo lang ziek geweest en je moet toch eten hebben. Maar Je bent nog zoo klein. Je eet zeker niet veel, hè?” „Woef-woef”, stelde het hondje haar gerust. Even in haar armen, voor vader en moeder in de huiskamer. „O hopd. dat waar ik van gedroomd heb! Neep, Je bent nog véél snoezigerl" En het hondje vond haar blükbaar ook snoezig, want hu sprong vroolük om haar heen en likte de handjes die ze ,^om,'' daar viel de voorrittershamer van Henk, de voorzittershamer door hemzelf in den herfst gemaakt, zwaar op de tafel. .Tiet woord is aan Tilly." ,Jk heb er lang over gedacht, wat ik vertellen sou," antwoordde de aangespro kene. „Heel lang sa] Ut het niet maken, maar ik wil wat vertellen over dien ha mer, Na afloop gaap wa 'n paar broertjes bekijken van de boomep, waar de stuk ken van den hamer van gemaakt rijn. Goed?" „Nu dan, de stee] is van easchenhout. Dat is geen harde houtsoort, maar we) erg taal. Daarom wordt het veel gebruikt voor stelen van gereedschap, vooi pols stokken en .dergelUke. Je kunt nu den Er is ergens een smal water, dat druk bevaren wordt. Nu kunnen de irheoem elkaar niet passeren. Ze hebben er echter om dit moge- hjk te maken in t midden van heg vaarwater een verbreedlng gegraven, waarin echter slechts één scrun kabu Op zekeren dag echter gaat scntpMR Teunjssen met twee schepen achter el kaar door het kanaal en ontmoet een ander schip. Wie van jujlie ziet er thans kans om toch de schepen elkaar te doen passee- I ren? .Neen. dat eUn de vruchten van den esehdoorn, kük maar fflg. 2). De kop van den hamer is van beukenhout. Dat is een veel hardere houtsoort, moeilijk te be werken, maar wel moot Ook de beuk is gemakkelijk aan zUn knoppen te her kennen (fig. 3>. Beukephout wordt vooral gebruikt voor hakblokken, timmermans gereedschap. Natuurlijk vind Je onder de beuken altijd de napjes, waar de nootjes in ritten. beleefde heerlijke dagen. Dicht bij huls was 'n waar ze lederen dag met Bobbie ging spelen. En meestal zat daar, op 'n.bank, een oude heer, die met groot plezier naar die twee zat te kUken; het vrooll.tke kleine meisje en het grappige Jonge hondje, die elkaar altUd leken te be- grUpen. Boms. als ze even uitrustten van al 't hollen en draven en verstoppertje spelen, hielden ze heele gesprekken met elkaar en de oude heer luisterde aan glimlachend toe, „O Bobble”, hoorde hij eens het meisje zeggen, „als ik je toch maar altUd mocht houden! Wat zal ’t vreeselUk we zen ata je weg moet!" „Woef-woef", zei 't hondje bedroefd. „Zie je, als we maar niet zoo arm waren, dan mocht ik je zeker houden. Bobbie mocht natuurlijk blüven. dat spreekt vanzelf En Gerda beweerde zelfs, dat ze wel nooit met dien aardlgen ruken meneer in kennis zouden zün gekomen, als Bobbie er niet geweest was TANTS UNA Ata vader maar niet soo ziek gewor den waal En nou is hU weer beter en nou kan hU niets verdiepen en we heb ben teen «eld meer. Ik bid alle dagen voor vader. Jammer, dat JU ook niet bid den kar», hè Bobbie?" „Wpef-woef", zei Bobble, alsof hij zeggen wou, dat hU 't toch wel eens kon probeeren, Toen kwam de oude heer op het twee, tal af. „Wat is dat *n alleraardigst hondje”, zei hU. en hU ging naast Bobble zitten en streelde zUn ..opje. „Ja-meneer", zei Gerda. ,JEn hü Is zoo Hef! HU kan soo leuk spelenI” „Pat héb ik gezien", zei de oude heer. „Hij 'is wat 'n aardig speelkameraadje voor je. Je zou hem zeker plet graag willen missen?" „O neen, meneer, maar maar Eerst Hep hü heel hard om maar zoo gauw mogelUk uit de buurt te komen van pet huis, waar hü het heelemaal niet naar z'n zin had gehad, en toen hü er ver genoeg vandaan was, begon hü weer schik te krügen in z’n leventje. Van z'n moeder wist hü. dat er 'n hoop aardigs piepschen op de wereld waren en hü dacht, dat hü er vast wel eentje l^th‘ tegenkomen. En toen hü. met vrooljjke sprongetjes, den hoek van de Idin om kwam. zag hü ineens de kleins Gerda Ze bleven allebei even stilstaan. Jiet kleine meisje en 't jonge hondje, Toen hurkte Gerda neer. riep »e, „wat ben jü 'n snoezig Je bent net zoon hondje als „En laten we nu eens gaan zoeken, of «r nog beukenootjes zUn." Dat was niet tegen doovemansooren gezegd. Vlug -werden mantels en jassen aangetrokken en men ging op weg. On derweg wees Relndert nog even op een plataan, waar eigenaardige vruchtjes aan zaten (flg. 4>. De schors vertoonde lich tere en donkere plekken. Reindert ver telde. dat dit geen Nekte is. maar een gewoon versehijnsel. Bü de beuken geko men, wenkte Henk, even stil te zijn. Een vroolük sohettergeluidje en een koolmees kwam te voorschijn, pikte even tegen de sohors. nog eens en vloog toen weer weg. Even later kwam zij terug, gevolgd door een tweede. Dat laatste was eep pracht-exemplaar met pikzwarten kop en Witte wangen. Daar kraakte even een takje onder den voet van een der kin deren en weg waren de meesjes .Nu nootjes zoeken," stelde Ada voor. Allen begonnen ijverig op den grond te krulpen en de oogst viel werkelük nog mee, al waren zU dan volgens Henk ook veel te laat. Eensklaps zei Kees: „Weet Je wat zoo lekker ie? Gebrande beuke- nootjes.” En toen de anderen wat onge- loovlg keken: ..gaan Jullie straks mee, dan kunnen we ze bü ons branden ep de kachel." Niemand had daar iets op tegen. De nootjes, die nu gevonden werden werden in een zakje gedaan, dat Gerr't bü zich Gerda kreeg tranen In de oogen. Bob ble likte de handen van den ouden heer en zei heel duidelUk met *n „weef- woef", dat hü best goede vriendjes met hem wilde worden. HU zei het nas uit bundiger, toen de oude heer ’n doosje bonbons mt z’n rak haalde, waarvan hü 1 kleine meisje ep t jonge hondje Bet snoepen. En toen duurde het niet lang meer, of Gerda had den vrjZPdelüken heer ailer- vader, die 'n eigen kan- hü heel erg i zdo lang ge had gekast r meer had g om werk iU w*s om- maar plets kop vinden en hoe j moes soms te hullen zat had en dat afkomstig was vap honden- brood van hun waakhond Gezamenlijk werd nu naar Kees' huis gegaan, waar de nootjes gebrand ep opgegeten wprdep Daarpa werden de notulen geiezep en goedgekeurd. Bü de loting vlej tie spreekbeurt op Gerrit, peze bromde eerst wat in zün baard en zei toen ..Jullie weet wel, dat Ik niet erg weibe- Eerst heette het handje Prins, Een kleine Jongen had hem met heel veel ander moois, voor z’n verjaardag gekre gen. Hü had veel schik in dit levende speelgoed, maar hü behandelde het beestje wat él te veel als speelgoed ep dacht er niet aan, dat t een levend hondje pün deed als je hem hard op den grond gooide, en dat hü 't akelig benauwd kreeg als je z’n keel kneep. Daar kwam dan bü. dat hü al eens vergat het hondje eten t; ven en het |s dus best te begrüpen. dat mnsje er op 'n moolen dag vandoor ging. I „Wat breng je nou mee?" vroeg moe- I der. i „Och toe. moesje mag ik hem alstu blieft houden? Hij is zoo schattig en hü heet Bobble <n hij verstaat aUes wat ik tegen hem zeg. Toe vader, mag ik hem voor m’n verjaardag’ Dan hoef ik an dere niets, heelemaal niets te hebben I" .Neen kindje”, zei vader, „het spüt me heel erg voor je, maar dat zal plet gaan Voor 'n hond moet belasting be taald worden en hü moet eten hebben en als hü de hondenziekte krügt, moe ten we dep veearts voor hem halen. En je weet wel, schat, dat we héél zuinig moeten zün tegenwoordig, niet!” Ja, Gerda wist het we] en ze wist ook. dat vader en moeder haar graag allé plezier gunden, dat ze haar geven kon den. Maar toch Het ze bedroefd haar hoofdje hangen. „Weet Je wat", zei vader toen, ,Je mag het hondje in elk geval houden tot na Je verjaardag ten minste als z’n eigenaar niet komt opdagen." Gerda kuste vader en moeder dank baar. ‘n Paar heerlijke dagen ken ze nu ten minste hebben! En moeder maakte eten klaar voor het uitgehongerde beestje. Gerda's zevende verjaardag was al ’n poosje voorbü en nog altüd had w haar hondje. De vorige eigenaar had niets van zich laten hooren én Bobbie war nog zoo Jong, dat er voorloopig geen penning voor hem hoefde gekocht te worde”, och, en eten had hü niet veel noodig. Daar om spraken vader en moeder er nog ntat 1 van, dat het diertje weg moest, En Qerda Peinzend zie Ut op Je neder. ’X Denk aan wat j’ip 't leven wacht; Maar hoe somber ’t ook moog lüken. „WH je met me meegaan?" vroeg Gerda. „Woef-woef” zei het hondje. 09. De giraffe scheep ook begrepen te hebben, dat er lek kers boven aan den paal hing Eerst ging zü er eens aan ruiken, wat het allemaal was. 72 Den volgenden dag heerschte er rouw in het kamp Mlentje was spoorloos verdwenen. De‘dieren huilden tranen met tuiten. - -- 71. Toen het avond werd, verklaarde Ko Nün. dat het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 13