DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL 3^' Het aardvarken DE VERSTROOIDE PROFESSOR Een moeilijk Reveil Van alles wat Het gouden kroontje Q)ick Leeuwaard 'KJ ar B. L. N. S. 1 f i MET PLAATJES VAN I ‘1 *’l t OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN liaar ’OlJL 5. I 6. I 3. H. MULDER. «O .«oor het na .Anneke, Tnnneke, Tewverhekg* Bn dan hoor bet wnlganrti: k 83. 86. 86. v ■en. De lichaamsbouw van het dier le vreemd, maar nog vreemder is het, dat ruik een groot dier van b(Jna 2 meter lengte als men den staart meerekent zich alleen voedt met de zoogenaamde witte Rüer. Het lichaam heeft een lertgte van t voet, tywljl de staart 2 voet meet Die Volgens gewoonte waren de leden van de dub bijtijds bijeen. Retndert en Kees ontbraken. Kees was nog altijd riek e" *N OUD SPELLETJE VOO* KLEINE PEUTERS 2. Bij is verstrooid de man en houdt t'n wandelstok. Als was t Ni paraplu, omhoog. Maar wat hij schrok. Toen hij toch kletsnat werd. Veel beter ging 't hem niet. Bij ‘t schuilen onder 'n boom, too je op het plaatje ziet. Professor PeimerOt, die wandelt door de straat. Juist op het oogenblik, dat het hard regenen gaat. Moord» se ta de grilUge dammetjes, die dartelend en kronkelend boven de kolen uitschoten en m de kamer een geheim zinnig licht verspreidden Opeens voelde Helene zich al kleiner en kleiner worden, en voor ze eigenlijk goed besefte, wat er mocht niet uit en Relndert had nog wat te werken en kwam later. Henk trachtte vaderlijke vermaning uit te deelen. Krok Odll en Bruin de Beer smeedden reeds nieuwe plannen om Mlentje terug te krijgen, tot ze opeens een blij gebrul hoorden. Jta notulen leven," ried AdB ta. Belde bezigheden werden met r min dm ernst volbracht, de notulen waren ouwe luisterd met teekentngen van Jenk TUly sou de eer te beurt vallen om den vol genden keer een inleiding te houden, als o* wandeling ook dan weer niet zou kun nen doorgaan. Jta nu loten,** riep TUly, te laat M" Loopt hem na. Twee jongens tien d’r kn loepen mee. ook nog "n diender. Maar T appelen vrouwtje, dat ge stoord werd In haar dutje. Voelt plots de regenbui en roe pende: .O, grutje!-. - de buurt tegen elkaar (Plg. 3). Raak Je den tak met blaadjes een beetje haru aan. dan vallen ook de blaadjes, die san het zelfde takje zitten, samen (Plg. 1). Het beele takje ziet er dan verlept uit. Wis selden beeft dat voor de plant wel oe- ..Kük eens." zei hij, de doos openend. ..Een huiszwam. Die beeft een timmer man. die in bet buis naast het onze aan het werk was om een nieuwen balk in te zetten, mij gegeven, t Is een kwaadaar dige schimmel, die heel wat rotte balken op zijn geweten heJt." teekente. want m riet het «r niet erg «nakeiyk uit voor een planteneteno dier, maar bet Ujkt heelemaal verlept Ook als de plant geèlectrlaeerd wordt ot als er een blaadje verbrand wordt, beeft dat dezelfde uitwerking." Juist op dat oogenblik kwam Retndert binnen met een platte doos onder zijn arm. Paardenburg was in een slechte stemming. Hij en Ko Nlin vonden bet allebei verschrikkelijk, dst Mlentje weg was en dat ze door die leelUks negers sou wotden opgegeten. Allemaal: „Wie klopt daar?" Do baks: .Anneke. Tanneke, Tbover- heksl* Allen: .Wat wou Je bobben?" De heks, jïen stukje vuurt" Allen: -Dat heb Ik niet!" De heks: Jk heb Je aeboersteen zien rooken!” Allen: -Dat was bij de buurvrouw!" De heks: ..Dat Jok Je! Mag Ik naar binnen komen?" dat ze vergeten hadden af te spreken, wie een inleiding sou houden, maar hjj kreeg van alle kanten te booren. dat bij als voorzitter daar vóór had moeten zorgen. Toen ote gemoederen weer tet rust ge komen waren, kreeg loos het woord. JCruldje-roer-my-niet is een plantje uit Brazilië, dat tegenwoordig overal in de tropen als onkruid voorkomt. Het plantje heeft aardige blaadjes net als de acacia (Plg. 1). Raak je soo’n klein blaad je aan, dan vallen alle blaadjes daar in Dte meerte menschen hebben wel eens geknord vna het aardvarken. Maar er er maar weinig, zelfs In midden AMka. die het beest gezien hebben, want bet komt slechts gedurende den naeht boven den grcr.d. Het wordt ook wel de jnlerenbeer’ genoemd, maar hoe het aaa dien naam komt begrijp ik niet •aal het heeft mets vaa een beer weg en eigenlijke mieren eet het niet of wU moeten de termieten witte mieren noe- t Was een Engelsch Engelsch was niet vak. Eensklaps riep een ezels geweest. „Hè?" vroeg Toot, verdiept In een al gebra-som. die bijna af was. ..Ja" herhaalde Henk. .Taaie, knee. Esel, donkeys en misschien nog asini, maar daarvoor ken ik geen Latijn ge noeg. Morgen Is het Woensdag en het net er heelemaal niet naar uit, dat we He afgesproten wandeling sullen kunnen maken Als bet weer soo slecht blijft, hebben we nlemano om een inleiding te houden, we hebben heelemaal vergeten af te spreken wie dat doen sou." .Ja. dat Is waar,” bevestigde Tooo m „Wat moeten we doen?" „Kun JU niet wat vertellen?" opperde Henk. Toos keek op baar horloge, „t Is al kwart voor negen en om kwart over negen zouden we beneden zUn. Ik moet deze sommen nog in *t net schrijven." .Doe bet dan beneden,” stelde Henk voor. ,Jk zal zien, maar houd dan nu je nood, anders kom Ik nooit klaar.” ‘t Gesprek had een goeden invloed gehad op het werk. Toos sloeg al gauw haar boek dicht en ook Henk hield op. na nog eenlge aanteekenlngen gemaakt te hebben. Terwijl allen gezellig aan de tafel satan thee te drinken, zat Toos maar te broeden op een onderwerp, dat zU don volgenden dag zou kunnen vertellen. Heel toevalbg kwam Mlentje te hulp. „Zeg Toos, hoe heet dat plantje ook weer, waar Je Indertijd van vertelde, dat het in Utrecht tn de kissen gekweekt werd? Het kan bewegen als Je er aan komt." Bijna bad Tooo een onvrtendelUk ant woord gegeven, maar sU bedacht rich btj- Qjda JCruldJe-roee-mU-nter. ael w en liet er op volgen: _Dat ie net tets voor morgen.” „H* x** vond Henk. Jk aal wat even briefjes maken qm de anderen te waar schuwen." Henk en TM» van Voorden zaten op de kamer bun werk te maken voor echoot t Wae Dinsdagavond. Bijna waren zij klaar. Henk wou nog een boek uitlezen, dat hu voor zijn sinoiuamen wilde op geven. t Was een Engelsch boek en bepaald zUn sterkste hU uit: .Wat zUn we - 4. Ba, dacht hij. steeds verstrooid, daar Me *k m’n paraplu staan. Bij ruilt t’n stak er voor en «0 er mee vandoor gaan. M. Paardenburg ging zijn nood klagen b^ MUI Paard, maar deze wist er ook al geen raad op. Er aal mets anders op zitten dan haar daar te laten, zei hU- Bahns was heel erg verkouden en m had de dokter gezegd, dat es maar niet ■aar school moest gaan, omdat bet dan misschien nog erger werd Den hooien dag had as nu voor dan baard gezeten en aan een stuk door Alle dreumesen staan bU elkaar. bU- voorbeeld in de kamer of achter een streep buiten. Een. de tooverheka, staat apart bulten de deur. Het was Jan Muil die do blijde boodschap kwam brengen, dat hU en het Nikkertje Mlentje hadden bevrijd. De leeuw had alle menschenetors opgega- ten. Of Paardenburg NQ was! stekelige haren op s*t huid. Het een nuttig dier want het moet miljoenen witte mieren eten om in het leven te biUven. Maar het schijnt dikwijls van woning te veranderen, want to sommige o streken zit de weg vol van die groots gaten, zoodat het to het donker d'lrwijls gevaarlijk wordt, daar men g-makke uk zUn beenen In soo’n gat kan breken. De mensch Is altijd nieuwsgierig en onder zoekt graag die gaten. Men ziet een spln- geknikt. JuL.t kwam er een page binnen, die de koningin verwittigde, dat de Geest van Rook haar wilde spreken. Deze zag eruit als een prins en was heelemaal In het wit gekleed. Met lichten, veerkrachtlgen tred kwam hü de saai binnen, maakte voor de Vuurkonlngtn een diepe buiging en reikte haar een brzCje over. De ko ningin las haar briefje door, glimlachte en prees den prins, omdat hU de op dracht uitstekend vervuld had. „Koningin”, sel de prins, .Jk heb een elgen.mrdige gebeurtenis beleefd. Ik kwam voorbij een oud en eerbiedwaardig kasteel. Boven op een der torens zat een meisje te spinnen. Ze zong onder haar werk en ze deed dat zóó mooi, dat ik onwillekeurig even moest biUven staan om te luisteren. Toen Ik haar beter be keek zag ik, dat ze heel lange gouden haren had. donkerblauwe oogen en dat haar hartje ook van goud was. Vlak bh het meisje zat een leelljke pad. die heel erg bedroefd scheen, want er liepen dikke tranen uit haar oogen. Plotseling had het meisje het leeltJke beest in de galen. „O, die arme pad”, riep het kind utt, „wat zal ze het naar vinden om zoo op die harde en ruwe steenen te moeten zitten. Wacht ik aai mtjn zakdoek neer- Ee brachten hem. ...je snapt, dat *t waar is, Maar den pottUe-commissaris. Die hem den raad gaf om voor taan. Als hfj soms weer eens uit mocht gaan, Fn verstrooidheid Bever thuis te laten. Wat denken juOte, ton het batenj De Inboorlingen bU ons stjn erg bflge- loovtg want ze zeggen, wanneer Iemand het aardvarken overdag ziet, dan gaat hU beslist dood als zij het dier niet voor zonsondergang uitgraven Daarom helpt In soo’n geval het volk van het do p alle maal mee. En dan Ls het uitwerpsel van het beest kostbaar Het wordt in de snn gedroogd en fijngestampt tot een poedi r Wanneer er een geval van pokken zich voordoet dan Is dat poeder, vermengd met verach koelenbloed een ultst Lend geneesmiddel Ook zegt men dat dat poe der een uitstekende salt ts voor brand wonden De groote moeilijkheid om een aard varken te vangen wordt door den neger als een kleinigheid beschouwd omdat het vleetch e«n Lekkernij ia en dan is de huid een fortuin, want elke vrouw sal een goede som gelds betalen om een kiem stukje machtig te worden. Wanneer sU het graan gaat saaien, sa) dat stukje huid In haar mand liggen ao zU ie zeker dat de oogst goed zal sUn. Het is een geluk voor het dier, dat bet soo moeflUk door den neger uitgegraven •kan worden en overdag word, het zelden of nooit opgemerkt, eoodat de meeste menschen nooit meer dan het spoor van zUn voeten gezien hebben: de afdruk van drie tronen met het gaatje van den nagel geheel afzonderlUk. En toch heeft het aardvarken vier trenen aan lederen voet, maar de bultmteen is veel korter dan de andere teenen en laat geen afdruk in het zand achter. leggen, dan kan se daar op zitten gaan.” Toen de pad gezien had. wat bet meis je gedaan had. keerde zU in naar hol terug en bleef daar geruimen tijd. .Misschien heb ik haar aan het schrik ken gemaakt”, dacht het meisje, „weet Je wat, ik zal hier heel stil blij ven zit ten, misschien komt zij dan wel weer terug." Na eenlgen tUd kwam het beest wer kelijk terug, maar tot groote verbazing van bet meisje had zij een gouden kroontje in haar bek. ZU legde dit op den zakdoek neer en keek het meisje aan alsof zU haar wilde vragen er goed op te passen. Daarna keerde de pad weer naar haar hol terug. Het meisje nam het kroontje op en bekeek het van alle kanten. Het was ge maakt van het allerzuiverste goud en het schitterde zoo mooi in het zonlicht, dat het de zon zelf wel scheen. „O, wat is dat mooi", riep het meisje utt. ..Zoo Iets moois heb Ik nog nooit gezien. Weet je wat, ik zal het meenemen naar mtjn grootmoeder, als Ik het haar geef, dan mag ik Zaterdag misschien wel met haar mee naar het feest.” Daarna stopte ze het zorgvuldig weg. dat de pad het niet meer zou vinden, als zU terugkeerde Even later kwam de pad te voorschijn en toen deze gezien had, wat het meisje had gedaan, slaakte het beest een kreet, nam een aanloopje en sprong zoo van boven van den toren naar beneden, en beneden bleef zij dood liggen. „O, wat is dat een droevige geschiede nis”, riepen alle elfen uit „En wat zou er gebeurd zUn, als het meisje 't kroontje had laten liggen?" vroeg er een. „O” antwoordde de Geest van den Rook, ..dan zou de pad nog veel meer schal len te voorschUn hebben gebracht en zU zou niet gestorven zUn." Helene wüde ook wat vragen, maar op hetzelfde oogenblik voelde ze zich op eens grooter worden, en tot haar groote verbazing kwam ze tot de ontdekking dat se vlak voor het naardvuur in slaap was gevallen en dat haar moeder haar net zoo gewekt had. staart Is bU bet lichaam enorm dik en7 loopt In een punt uit. De huid Is zwaar, soodat men niet véél uitvoert met een gewone buks, en tndlen meti van plan is om het aardvarken utt sljn hof te graven. Is het aan te raden, om zich van een geweer mat kogels te voorzien of men moet graag van <wn pretje houden en het dier met behulp van een troepje negers levend vangen, want bet aard- varkea. h lang niet nats en laat zich ar niet tn eens beetpakken Men moet ■iet denken, dat het uitgraven het werk te van ren paar uur. want bet dier te een behendige en verbasend vlugge graver. In betrekkelijk korten tijd graaft het een 8»» twee ot drie meter beneden den graad sn die loopgraaf loopt we) een S of meter door. Het te dus geen kleinig heid voor de negers om al die aarde te verwerken en het aardvarken zit njtuur- Wk to dien tuaschentud ook niet stil en graaft venter. Slagen de negers on het dier in bet graven bU te houden en hun slachtoffer Mj den langen staan te pak ken dan pas begint de pret. Slechts een paar menschen hebben een houvast aan den staart en de andere negers trekken hun makkers achteruit. Glijdt die staart uit hun banden, dan valt hel heeie stelletje negers achterover en ons aard varken begint met alle geweld weer ver der te graven Maar de negen, ate zU ten minste niet te veel lachen, rijn er weer vlug NU en beginnen nogmaak aan het touwtje te trekken. Ja. nu gaat bet. langzaam maar Beker. Maar opeens draalt bet dier om. bespringt illn aan vallers. gooit hen tn een ommezien om ver. loopt weg en begint ergens anders te graves en het spelletje begint op nieuw. Waarom dan niet schieten zegt u. Maar hoe kan men schieten in dat war- roimoes van rollende negen en aard varken? En wie kan zUn lachen houden als men die negers met groote oogen. voi- van schrik, ziet vallen. Alleen wordt men weer ernstig, wanneer net dier een neger aanpekt en met zUn sterke pooten zUn slachtoffer tegen zijn borst tracht dood te drukken. De snuit van het dier gelijkt wet op dien van een vartten. maar is vee! langer. De kolossale ooren staan loodrecht op zUn kop. en de pooten zijn betnekkeltlk kort maar dik en de teenen «Un voorzien van groote, sterke nagels, waarmede het kan graven In den harden kleigrond van een termietenheuvel De tong is lang en breed en verbazend kleverig, en die kleefstof zit onder en aan de kanten van die tong Wanneer het duister is, komt het dier uit rijn hol en gaat naar den wersten den besten termietenheuvel, graaft een gat, groot genoeg om zUn scherpen snuit toe te laten De witte mier komt dsdelUk van beneden om te rien wie die inbreker te en honderden en duizenden van de bewoners kleven aan de lange tong en worden door het aardvarken naar binnen gespeeld. Ik beb gehoord, dat het aardvarken van Zuld-Afrika zoo glad is als een aal. ■aar cos aardvarken heeft heel wat Allen: .Neen! Neen!" De heks: Met mijn gouden schoenen?" Allen: Jteen!” Neen!" De heks: .Met mUn groote Marsen?" Allen: .Neen!" Neen!" De heks: Met mijn houten klompen?" Allen: Jteenl" Neen!" De heks: Met mijn giaaen muiltjes?" Allen: .Ja! Ja! Jal* De heks: .Wat hete ameto Mto- dertjes!” Allen? .WH je er eentje van hebben?* De heks: Jt! Je!" Allen: .Wat sul je te eten geven?" De heks: .Al wat se maar lusten!" Allen: ..En waar sul je te slapen leggen?" De heks: .Op kussentjes van veeren «n bedjes van dons. Ratten en muizen. Brr. Brrr." Dan vliegen de kinderen uit elkaar teg^ wUl do tooverheks probeert een der klei nen te pakken. Wie getikt wordt, te at. neweb over den ingang gesponnen, want de spin weet dat vliegen op de lucht, van bet wltwerpoel van het aardvarken af kanen. Men denkt dus dat het een ver laten hoi is terwijl men vergeet, hoe vlug soo’n spin zUn web kan fabilceercn. Maar wees voorzichtig, want bet wilde va ken heeft de gewoonte om gebruik te me ken van een verlaten hol en een wild varken kan een gevaarlijk heer zjjn. Het stekel varken houdt er ook we) van om zoito verlaten woning tn beslag te nemen En dat gat In den termietenheuvel gegraven, is dikwijls ook niet te vertrouwen, want maar al te dikwijls maken s'angen daar van gebruik Zelfs de grondwezel en ook de haas zijn het aardvarken dankbaar voer sljn graafkunst. gebeurde, stond ze midden tn een groot paleis, dat heelemaal gebouwd was van gouden en roods vlammen. De deuren en vensters waren bedekt met gordijnen die gemaakt waren van blauwe vlam men. Op een troon zat een fee, gehuld in een koninklijk gewaad en een der elfen, die tot de hofhouding schenen te be hoor«n. vertelde tegen Helene, dat het de koningin van het vuur was. die daar op dien zetel troonde, en dat ze zich nu bevond In bet vuurpafels. Helene voelde zich Heelemaal niet op haar gemak, het geen heel bagrUpelljk is. Stel je voor dat bet julhe eens overkwam, dat je zoo maar, zonder dat je er Iets voor gedaan had, opeens in het paleis van een konin gin terecht kwam. Maar Helene voelde angst al heel gauw verdwUnen, toen de iee haar vrlendelUk had toe-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 11