l DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL jEen sprookje dat echt ge beurde den boomgaard naar Van alles vrat Een wandeling ^Dick Leeuwaard Mientje en de r 4 I i DE B.L.N.S. - &<u r.,r e»-*****», i f In Ransdorp? OVERNEMING ÜIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN t 'n landbouw - naar Dien hoor Je niet naam 4* Wat maak je weer ▼rouw. HERMAN J. HAIJEMAIJE. te en kuste hem op beide wangen men- gewone U UNA TERVOOREN. kwam Evert op z’n knie te ritten HET KOORDEN-GORDIJN 4 den overkant VOOR KNAPTE REKENAARS j L 2. bleef de boerin eren hijgend staan boven, maar WAT IS MEER? O kleine muis, o kleine muis. Kom toch vooral niet hier in huis; ik Mientje heb zoo’n medelij Jij malle muis, jij malle muis.... jij luistert niet, o wat een kruis! Ik geef je toch zoo’n goeden raad, maar jij denkt dat ik maar wat pra^f Maar Nelly’s nagels zijn niet mis, en grijpen doen die je gewis.M Evert, moest bleef de boerin even staan, heet je nog meer dan Evert?” mensch, dacht moeder van Evert z’n Voor *e naar binnen gingen, had boer Gerritsen nog wat aardigs te zien: een nest met jonge honden. De diertjes wa- Met stevigen even pas werd doorgeloopen, stonden m stil bij een prar.htigen te rusten. De boer verhaa overvloedige» oogst, die hij mot jou, mtfn muisje, am tTantTre sff van het behang, zóó dicht bV Nel het geeft van angst mij kippenvel! alle Kanten. „Dag vrouw Gerritsen, wei bedankt voor de gezellige ontvangst.' „Niks te danken hoor. Komen jullie in den kersentijd nog maar eens terug.” Met fllnken pas werd teruggewandeld. Henk bracht namens allen de takken aan Kees en kreeg de verblijdende me- dedeellng dat er de volgende week drie van de clubgenooten een uurtje op bezoek mr -hten komen, als rij erg rustig waren. Ze liep met huppelende de en Ze gezegd, drinken Kom kleine muis, kom kleine muis, gelóóf mij, ik heb géén abuis; die nare Nel!.... Zij lust je graag: en tien als jij gaan in haar maag. En.... niets waar zij zooveel vast houdt, als van een malsche muize-bout! ren nog blind en lagen zacht piepend bij de moeder. Zij knorde zachtjes, toen zij het groots gezelschap om haar verzameld zag. De boerin had de thee klaar en ge zellig pratend over allerlei zaten zij uit van den afgeloo- niet gedacht, dat je mij hier zien zou! Is je moeder thuis?” „Ja juffrouw”. Er zitten natuurlijk onder mijn iezeee en lezeressen heel wat rekenartlsten. Die moeten dan maar eens probeerea of ze In de gauwigheid de volgende som metjes uit kunnen rekenen eschdoom, die in vollen bloei stond (flg. 1). Daarna werd spoedig de boerderij bereikt. Een briefje had boer Gerritsen gewaarschuwd, zoodat hij bet gezelschap verwachtte. heid van het heele gezelschap heeft to niet de minste kans, ja, hoe harder of ie er op los hakt, des te steviger slingeren de koordjes zich om zijn „zwaard” en hij moet ten slotte onverrichterzake als een verslagen Goliath op zijn stoel gaan zit ten en het kistje sigaren, dat ie reeds meende verdiend te hebben, gaat fijntjes zijn neus voorbij. station ,4e bent zeker!” „O, u hoeft nog maar één keertje over te steken' zei Evert. „Zoo ver kan ik wel met u meegaan. Ik moet toch dien kant uit ,4e bent 'n beste”, zei de vrouw weer. „Hoe heet je?” ..Evert, juffrouw” De vrouw bleef ineens staan. pen jaar had gehad. Op aanraden van mijnheer Van Voorden had hij gebruik gemaakt van de aanwijzingen van net proefstation te Groningen, waar hem precies gezegd was, welk koren op kjn land het beste groeien zou. „Kom jongelui," onderbrak mjjnhM* Van Voorden het gezellige gesprek. „W moeten naar huls.” „Dag boer Gerritsen,” klonk het aan die geen kinderen erg veel van me. Mijn Mientje-lief, mijn Mientje-Uaf, schrijf jij je muis een mooien brief en teeken daar je Nel in uit, met haar wreeden Katte-snuit.. Baat dat niet.... dón is ’t eigen scheld,.. als zij door poes wordt opgesnuUtt een groot ge- druisch, jou kleine muis, jou kleine muis, daar achter het gebloemd behang, ben jij dan niet een beetje bang? Of g’loof jij niet, dat op den vloer, Mijn poesje Nel zit op den loer? Aan een klein kerstboompje branden 5 kaarsjes. Nou blaas Ik er twee uit. Hoeveel blijven er dan nog over .Dank je wel, jongen", zei ze. „Je bent 'n beste, hoor, dat je me geholpen hebt. Ik kom haast nooit in de stad moet je weten. Hé. ik beef er nog va»! Is me dit "n herrie. En die auto's, die rijden maar raak!” ,4a, je moet altijd wit goed uitkij ken”, zei Evert. „Tc Wou dat ik al goed en wel bij X was”, zei de vrouw zuchtend, je leven hier geen oogenbllk Over de twee vleugels van een dubbele openslaande deur legt men een langen stok, waaraan op regelmatige, korte af standen koorden bevestigd zijn, die als een gordijn naar omlaag hangen, maar niet aan den vloer mogen raken. Wanneer ei In huis geen dubbele deur /oorbanden Is. kan men dit kunststukje ook volbren gen met een enkele deui, door den stok, die in dit geval korter kan zijn, aan den tegenoverliggenden stijl der deur vast te binden of te spijkeren. Achter het eigenaardige gordijn, dat op deze manier verkregen wordt, plaatst men een kostbare vaas of een at ander zeer breekbaar voorwerp. Vervolgens stelt men een der aanwezige neeren een fllnken stok ter hand en verzoekt "hem het voorwerp, dat achter het gordijn geplaatst is, stur te slaan. Ingeval hjj hierin mocht slagen en hjj het ding kort en klein krijgt, beloof je hem een fijn cadeautje. Als je Iemand zoo iets verzoekt, dan zal die je eerst een beetje beteuterd aankoe keloeren en niet anders denken, of je wilt hem er gloeiend tusschen nemen. Hjj vindt dit immers zóón onnoozel kar weitje, dat dat wel door een kind opge knapt zou kunnen worden. Met een stalen gezicht herhaal Je echter je ultnoodlglng en je belofte, zoodat ie ten slotte toch manmoedig den stok grijpt om als het dan met «èle geweld moet het ding aan gruzelementen te hakken. Maar dan zal le al heel gauw In de gaten krijgen, dat dl. gemakkelijker ge zegd is dan gedaan. HU speelt het ge woonweg niet klaar. De afhangende koordjes blijken uitstekende verdedigers der breekbare waar te zijn en al zijn houwen en slaan heeft niet het minste resultaat. Bij lederen slag op de koorden wikkelen deze zich namelijk als slangen om den stok en verijdelen gewoonweg zjjn booze plannen. De „hakker" geeft het zoo gauw na tuurlijk niet op, maar tot groote vroolijk- „Zoo, heb je de familie en kennissen maar weer meegebracht? Dat Is best hoor!” Met die wootden haalde de gulle boer het heele gezelschap binnen. Ook zijn vrouw kwam spoedig aanloopen. „We zullen maar eerst gaan kijken,” stelde Gerritsen voor. „In dien tijd heeft de vrouw de thee klaar. Kom maar mee.” De pereboomen stonden nog bijng alle ki knop; de kersen waren gedeeltelijk In bloei. Prachtig waren de prulmeboomen en de perziken. (Fig. 2). Net als verleden jaar liepen er weer schapen en lammetjes in de wei. Vlinders fladderden In massa's rond. Veel koolwitjes (Fig. 3) waren erbij, maar ook oranjetlpjes (Fig. 4) en citroen tjes (Fig. 5) waren vertegenwoordigd. Nadat allen volop van het prachtige gezicht van de bloeiende vruchtboomen genot hadden, gingen zij naar de boer derij terug. Henk mocht, toen hjj alles over Kees verteld had. een mooien tak van een prukneboom voor Kees nteene- men. Voor mijn deur staat hier een reuzen- paal van de electrische geleiding. Het ding is precies 25 meter hoog. Op een goeden dag kruipt daar een slak tegenop. lederen dag klimt ze 5 meter naar den volgenden nacht zakt ze weer 3 meter naar beneden. Nou moeten jullie me eens erven uit rekenen. na hoeveel dagen ze boven op het paalpuntje zit. Mijn kleine muis, mijn kleine muis, blijf dddr, want heusch, hier te t niet pluis; Tc Heb al zoo vaak je weggejaagd straks heb jé" een heel groot gat ge knaagd Jij bent zoo klein, poes ts son groot Als zij jou vangt, dan moet je doodt „Evei I»? „Ik heet naar 'n oom van moeder", ver telde de jongen. Weer - „Ho# ..Evert Kruithof, juffrouw" Kruithof", herhaalde de Evert Kruithof!" En tot verbazing van den jongen legde ze haar hand op zijn schouder en keek ze hem lang aan. „Ja, ja", mompelde ze toen. Evert wilde doorloopen, want hjj kon toch niet zoo lang wegblijven. Z’n moe der zou al op hem zitten wachten. Maar de vrouw hield hem nog eve.i staande. .Enne wat doet je vader?” „Vader is al lang dood." „Dood?" De oude vrouw scheen er wel van schrikken. „En je moeder?',’ .Moeder naait nou voor andere schen”. „Zoo". had eventjes moeten lachen dikke boerin met haar huppel- pasjes, maar nu schoot hij gauw vooruit om haar te helpen. Vlug raapte hij de pakjes van de vrouw op, gaf haar 'n hand en trok haar mee de straat over. Op het trottoir bleef de boerin even hijgend stilstaan toen nam ze de pakjes van Evert over: De vorige week werd hier door eest grooten vrachtauto een poot van den hond van mijn buurman afgereden. Kunnen jullie me vertellen hoeveel pooten ie toen nog over had? Ik be doel dien hond natuurlijk. leven batten, op de boerderij van oom en tante. Ep toen gebeurde het wonder. Het was Zondag. Er werd gebeld en Evert trok de deur open. En daar kwam "n dikke boerin de trap op waggelen en achter haar kwam 'n oude man. ..Daar heb je dien jongen nou", zei de vrouw, terwijl ze, hijgend, zich even omkeerde op de trap. Evert heet-le”. Toen klom ze hooger .Dag beste jongen. Ja. hé, dat had je Met verbazing 'hterkende Evert de juf frouw, die hij op straat had geholpen. ,£n dat is m’n man'^_zel de vrouw, toen ook hij boven op 't portaal stond. Evert wist niet wat er met hem ge beurde. De vrouw trok hem In haar armen en kuste hem op beide wangen en de man schudde hem de hand en zei maar: „Zoon jóngen! Zoo’n beste jongen! En Evert heet-le! Evert. Net als ik”. Toén maakte moeder de kamerdeur open en meteen gilde ze, maar eer Evert nog bij haar kon komen, lag ze in de armen van de oude vrouw en alle bei lachten en huilden ze tegelijk. En de oude man stond erbij z’n oogen af te vegen en moeder kuste hem ook, dat 't klapte en toen wéér de oude vrouw en ze lachte maar en huilde weer even tjes en ze tilde Evert hoog op. .Kijk Evert, dat zijn nou oom Evert en tante Dina, waar ik je zoo dikwijls vanzverteld heb." ,Ün die boos waren toen u met vader trouwde", vulde Evert aan. „Och boos”, zei oom Evert. ,Dat al lang vergeten, hoor!" Gelukkig had de dokter goed geraden. Kees werd beter, maar het ging natuur lijk langzaam en hjj mocht nog geen bezoek ontvangen. Trouw werd hij door de leden van den B. L. N. S. van bloemen voorzien. Al de arme verkouden stakkers waren ook weer beter. Zoo brak de Woensdag aan en mijnheer van Voorden verraste Henk met de vraag: „Hebben jullie al vaste wandelplannen voor vanmiddag?” „Nog niet.” antwoordde Henk. „Hoe zouden jullie het dan vinden, als wij met ons allen naar de boerderij van boer Gerritsen gingen? De pruimen en kersen en misschien zelfs de peren zullen wel in bloei zijn.” .Fijn.” riep Toos uit en Henk beaamde het ten voile. .Misschien mogen we dan wel een mooien tak meenemen om Kees te geven,” meende hij. Op school werd even een briefje rond gestuurd en prompt half twee waren allen present Henk haalde onderweg de herinnering op aan verleden jaar, toen zjj pok een tocht naar de boerderij maakten. Toen waren rij pas In Mei gegaan. Nu was het April en lang niet zoo warm. En toen huilde tante Diha toeans weer: „We hebben je toch zóó gemist, kind!” Later zaten ze gezellig samen koffie te drinken. Tante keek nog eens om zich heen In de armoedige kamer. Kou komen jullie natuurlijk bfj ons wonen”, zei ze. „Nietwaar, kind, dat wil je toch wel?” o „Graag”, zei moeder dadelijk. ,Kn JU. Evert?” „WU bU u wonen? Echt?” Evert'» stem was zóó vol blijdschap, dat verder vragen heusch niet noodlg was. Moeder lachte. „O, Evert, die wil niets liever dan bulten wonen: Die houdt niet van de stad. Daar zit 'n echte boer in.” „Nou. da’s fijn!” zei oom .Mij kan eerst wat Toen liepen ze stil verder en pas toen Evert de boerin veilig weer aan den overkant van de straat had gebracht en hij wilde heengaan, hield ze hem nog even vast. ,4e bent 'n beste jongen, hoor, *n beste. Waar woon je?” „Muiderdwarsstraat 52", zei Evert en hjj nam beleefd z'n petje af, eer hij heenging. Toen hij *n eind verderop nog eens omkeek, zag hij de vrouw nog net zoo staan en ze knikte naar hem, toen hij keek. •n Vriéndelijk en later vertelde hij ontmoeting. Moeder zag er erg bleek uit den laat- sten tijd, maar toen Evert aan 't vertel len was, kreeg ze opeens weer wat kleur en ze wilde heel pre cies weten hoe de boerenvrouw er had uitgezien en toen zat ze maar stil voor zich uit te kijken. „Moeder" vroeg Evert, „waar woont die oom van u, die ook Evert heet?" „In Ransdorp". „Waarom gum we daar nooit eens naar toe, moeder?” .Dat sou die oom niet graag hebben, denk ie.” „Waarom niet?” wilde Evert weten. „Och”, zei moeder, „dat zal ik je later wel eens vertellen als je wat grooter bent." „Ik ben toch zoo klein niet', vond Evert. En bij ceek zoo be droefd. dat moeder hem even naar zich toe trok. „Misschien ben je wel groot genoeg om het te begrijpen", zei ze. „Zie je mijn vader en moeder rijn heel vroeg gestor ven en ik woonde bij m’n oom en tante, hadden. Ze hielden maar toen Ik grooter werd, wilden ze niet, dat Ik met vader trouwde, omdat vader in de stad woonde, begrijp Je? oom en tante wilden, dat ik met een boer trouwde en bij hen op de boerderij bleef wonen. En toen ik toch met vader trouwde, waren ze erg boos op me!" „O”, zei Evert. „Wou vader dan niet op de boerderij blijven?” vroeg hij toen. Want dit was iets, dat hij niet begrijpen kon. rj „Vader was hier in de stad op *n kan toor en hij kende niets van het boeren werk. Dat moet Je al vroeg geleerd heb ben.” ,Jk zou hét wel willen leeren”, zei En voor de zooveelste maal moeder hem vertellen van het Evert, bij mij leeren en dan stuur ik ’m school, dan kent-le later al les in de puntjes en kan hjj de boerderij besturen als ik er te oud voor ben.” En heelemaal van self kwam Evert op z'n knie te ritten en de jongen vroeg honderd uit en oom werd niet moe, hem alles uit te leggen. Later, toen moeder met oom en tante zat te overleg gen, hoe en wanneer ze zou den verhuizen, moest Evert weer aan het oude sprookje denken, het sprookje van den armen Jongen en de oude vrouw, die een toovergodm bleek te zijn. „Tante Dina is net een toovergodln”, aei hij opeens. En daar moesten de anderen hartelijk om lachen. Maar later, toen Evert veilig en wel met zijn moeder op de boerderij in Ransdorp woonde, durfde hij de eerste dagen, als hij 's morgens wakker werd, z'n oogen haast niet open te maken, uit angst, dat hij misschien maar gedroomd zou hebben. Met z'n oogen nog dicht kneep hij dan eerst even in s’n arm en als hij dat goed voelde, dan pas durfde hij z'n oogen open te slaan. En ja, hoor, 't was écht Waar! Hfj woonde op de boerderij van oom en tante Aanstonds ging hij met moeder da kippen voeren en dan ging hij met oom op de kar naar 't korenveld en van middag moest hij maar eens den kerseboom in, had oom gezegd, en moeder moest almaar melk drinken en eieren eten. Je zou eens zien, hoe gauw ze weer flink en sterk zou worden, had tante gezegd. En het gewone morgengebed had Evert in die dagen extra verlengd: „Dank U wel Lieveheertje, dank wel! Het is het mooiste sprookje van de wereld, want het is echt, echt waar! Vertellen jullie mt eens vlug: Wat is meer: zes dozijn dozijnen of een half dozijn dozijnen. Maar direct antwoorden! F velt was dol op sprookjes. Daar was bijvoorbeeld dat sprookje -van een armen jongen, die aardig en behulp zaam was voor 'n oud vrouwtje. En toen hij de oude vrouw geholpen had. veranderde die ineens in 'n fee, en de arme jongen kreeg alles van haar wat hjj wilde en werd rijk en gelukkig., Verbeeld je. dat zulke dingen 'echt gebeuren konden! Verbeeld je, dat zoo iets eens aan hem, Evegt, zelf óver kwam! 'n Oud vrouwtje helpen, 'n zwa- ren zak voorhaar dragen of zoo, nou dat deed je natuurlijk vanzelf. Fn als je dan Ineens merkte, dat het oude vrouwtje 'n tooverfee was en je mocht kiezen wat je maar 1 liefst zou willen hebben nou. Evert wist best wét hjj kiezen sou! Hij zou beginnen met wat geld te vragen niet zoo verschrikke lijk veel, want véél geld maakte ook niet gelukkig, ze! moeder maar zóó veel, dat moeder niet meer aldoor hoefde te naaien voor andere menschen en dat ze samen op 'n dorp konden gaan wonen, waar je de bessen zoo maar van de struiken kon plukken en kersen en appels en peren van de hoo rnen, waar 'je den heelen zomer volop bloemen had en waar je de versche eieren zóó maar uit de nesten kon halen en waar je helpen kon met hooien en op 'n groote boerenkar meereed naar 't veld om aardappels te rooien. Moeder had er zoo dikwijls van ver teld en moeder vond t ook heerlijk buiten, waar ze vroeger altijd had ge woond, maar ja, hier in de- stad had moeder haar klanten en nu vader dood was, moest ze wel hard aan *t naaien blijven om alles te kunnen betalen, huur en schoolgeld, brood en groente en aardappelen en nog zoo véél meer „Als ik maar eens groot ben, dan werk ik voor u!" zei Evert vaak. Maar och. het duurde nog zoo lang eer hij groot was en daarom dacht hij zoo graag aan het sprookje van den armen jongen en de oude vrouw, die eigenlijk 'n tooverfee was. Wat was het toch verschrikkelijk Jammer, dat zulke din- geti niet echt gebeurden! Nu was het vacantie en Evert liep weer te soezen over ”n sprookje, toen hjj in de drukke straat even bleef stilstaan op 't trottoir om te kijken of hij kon oversteken. Net liep er een boerin naar den overkant, pasjes, want ze was doodsbang voor drukte hier en haar oude stijve beenen wilden niet goed mee en bovendien was ze nog beladen met allerlei pakjes. Mid den in de straat ging er 'n auto rake lings langs haar heen en daar schrok ze zóó van, dat ze, gillend, haar pakjes —j”— «p den grond liet vallen. Ss Evert had eventjes moeten &n de Beer de Bruin was op bet laatst van al dat gedraal heelemaal duizelig Het eenlgste wat er op set was, dat hjj maar gauw naar bed gtag. -r 100. Maar het feest elzdigde met een klein ruzietje Dat kwam doordat Mientje haar tong tegen OcJ Bant bad uitgestotan. Dien avond kwam er aan de feestelijkheden bijna geen eind. Tot in den nacht heerschte in het kamp een groote feestvreugde en Krok Odil danste rijn mooiste dansjes.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 14