Ter herdenking van St. Augustinus’ bekeering Wf St. Augustinus, de Opvoeder 4A! IE b;'- De groote Bekeerling van en onze Hippo moderne tijd r BLADZIJDE 1 TWEEDE BLAD WOENSDAG 23 APRIL 1930 4 o >ljna het W. VAN DIJK. O.E.S-Aug. Kapel en Weeshuis der Zusters Franciscanessen. Missionarissen Tan Maria 4 9 tientallen het Niets is zóó ijzerhard. dat 1 tegen "f vuur der liefde bestand is. St. Augustinus: De Mor. EocL L 48. Paasch- jedoopt De eer moet u zoeken, niet gif de eer. St. Augustinus; Senuo XXXIX. L heeft eerlijk f\en betreurd; zijne bek-e- ont- maar II. Augustinus, naar een schilderij van Hulb Luna. het ook dat het •Her uni- alle we- afdwingend om haar algemeen heid, rijk aan paedagoglsche veelkleurigheid is zijn verhandeling over het Ordebegrip: God is de groote Ordenaar, die zich aldus In de Schepping aan ons heeft 'geopenbaard. In de Orde vinden we de afstra'lng van Gods Wijsheid en Schoonheid. „Pulchrum est splendor ordlnis”, zoo ze£t hU het schoooq is de luister van de orde. Sprekende over de zjjnsorde in de wereld zegt HU, dat orde tme! a passé en ses écrits: die y vit en- eore." („Uit het verre Afrika straalde zijn licht over geheel de Christenheld. AI wat hun heilzaam was. hebben zijne tjjdgenooten uit zijn mond vernomen. HU wist hen hun eigen zleleleven te doen begrijpen, hen te ver zoenen met het lUden van dit leven, hun ge dachten te lelden door de geloofsgeheimen. Voor allen was hU UefderUk. Door hem werden de dweepers tot kalmte gebracht, de onwetenden verlicht, de den kers binnen de perken der overlevering be houden. Geheel de middeleeuwen heeft hij onderwezen. Zelfs nu nog, na zoovele eeuwen, bluft hU de groote autoriteit in de godge leerdheid. Vooral In hem vinden wU het aan- knooplngspunt met de Chrlste’Uke oudheid. In zeker opzicht is hij van alle tUden. ZUne ziel en welk een ziel is overgegaan' in zUn geschriften; en zU leeft nog daarin.”) Inderdaad, Augustinus leeft nog. Nog altUd bezielt hij jeugd, student, afge studeerden. intellectueelen. professoren. HU leeft nog De moderne dwalingen rijn reeds door hem weerlegd. Dat men nem leze onbevooroordeeld 1 HU leeft nog als een weergaloos voorbeeld voor hen, die zUn afgedwaald, voor zoekers. voor twijfelaars niet in 't minst. Dat zij den moed hebben, hem te volgen In net Doopsel nA het Doopsel. Wie nog twUfelt aan volmaakte harmonie tusschen geloof en wetenschap, tusschen waarachtige grootheid en blddenden oot moed. schouwe op dien voor zUnen God ge- knlelden reus van Afrika's Noorden. Dwalen Is menschelUk, vallen eveneens. Maar dan hebbe men den eerlijzen moed te onderzoeken, zooals hU deed, te raadple gen den Priester, geluk hij ging naar Ambro sius. en biddend den Almachtigen God te smeeken om licht, om hulp, om vergeving Vele geleerden bezit ons vaderland. ve>en ook. die zoeken en dwalen, die dwalen en niet zoeken, die niet zoeken om te blU>en dwalen. ZUn zU geleerder dan Augustinus? Waar vond men een tweede genie als in h^m? En toch; Augusttrtwi. heeft eerlUk zim af val en dwaling bekenóv^en betreurd; de geheele wereld juicht heden ring. En Katholiek bleef hU in merg en been tot zUnen zaligen dood. van diep verheven voor hem lend van persoon!Uk gevoel. Dit is mis schien de verklaring, waarom In onzen tUd met name vele oppervlakkige aanhangers van een droomerig en vaag mysticisme be vrediging zoeken in de lectuur van Augus tinus. Zeer ten onrechte, want bU Augus tinus Is het gevoel zoo diep bewogen, niet om het gevoel zonder meer, maar omdat de kennis der waarheid zoo diep, zoo klaar en zoo verlicht is. 1 Begin van ’t goede bestaat in de be lijdenis van t kwaad. 61. Augustinus: Tr. Bv. Joan. XII. 11 ---„Sainte Monique” te Carthago. Op den achtergrond da golf van Tunis. Links van de kapel in een laagte ligt de ruïne der basiliek van Sint Cyprianua. gen ieder op eigen plaats; ook dit brengt schoonheid. Als iets geordend is, zoo zegt Augustinus, dan is het schoon. Augustinus voert dit nu prachtig door op de zedeljjke orde: ..Indien wU de orde onderhouden in het leven, zal deze ons voeren tot God.” In een van zUn brieven weidt hU daarover volgen- derwUze uit ..Alzoo handelt de redelUke ziel goed, indien zjj de orde onderhoudt, indien zij onderscheidend, kiezend, overwegend het kleinere dienstbaar maakt aan het grootere. het stoffelUke aan het geestelUke, het lagere eeuwige." In zijn Cantricum gradum werkt Augustlmv aan hel hoogere. het tjdelUke aan het ordebegrip uit ip de kennis en in de liefde. Zeer scherp keert hU zich daar tegen de cultuur der ulterltyzheid. Laat ons gaan zien, zoo zegt HU. hoe het menschelUk verstand dieper kan doordrin gen. hoe het kan opstUgen van het zichtbare tot het onzichtbare, van het tijdelijke tot het eeuwige. Niet oppervlakkig en gedachte loos mag de menschelUke geest de schoon heid van het firmament de orde van het gesternte beschouwen.Geen Udele n'euws- gierlgheid mag hier de drijfveer zijn, maar het moet een schrede voorwaarts wezen naar het onsterfelUke en Immer blijvende. Uit de ordening van de kennis volgt da core Tuo: Ik werd tot U getrokken door Uw schoonheid", zoo spreekt hU in zUn Be lijdenissen. Nooit heeft iemand over deze Eigenschap Gods schitterender bladzüden geschreven. Deze Schoonheid. altUd oud en altUd nieuw, voert hem tot op de hoogten van de Alleenspraken, ontrukt hem de ver zuchting van de BelUdenissenJk zag dan in den geest Uw onzichtbare schoonheden in de zichtbare dingen, die GU uit het niet hebt getrokken”. Anderen hoepen. bU het beschouwen van het geschalde den mensch tot rede over het bestaan van God. maar Augustinus wUst orunlddellUk heen naar de GoddelUke Schoonheid en noodlgt uit tot beminnen: .het uitspansel en de zee, en alles, wat er is. het zegt mU. dat Ik u moet beminnen." De Waarheidsdrift bU Augustinus aardt niet In heftigheid of geweld, verloopt steeds in mededeelzame teederheld. Tertullanus bezat ook een wanne Afri- kaansche natuur, was ook bezield met op rechte liefde voor de waarheid, maar hU trad meer tyranniek op; hU wil met geweld het juk opleggen, maar kent geen maat- BU Augustinus staat de ziel ook in gloed, maar doortrokken van een allesdoordringende teederheld voor God en de zielen. Dit is ook de reden, volgens Schlosser, waarom er in de werken van Augustinus meer poëzie schuilt, dan in de werken van alle Grieksche Vaders te zamen. „Geen denker heeft zoovele en zoo heilige tranen doen stroomen". In dit speciale karakter van den genlalen Augustinus ligt ook de verklaring van zUn doctrien, of leerstellig werk. HU behandelt de dogma’s minder in zich, maar meer in verband met de zielen, met de groote plich ten van het christelUk leven. In de Myste riën laat hij de ziel leven, die In den Myste riën haar krachten moet ontplooien. ZUn uitgangspunt is zoo menschelUk. zoo echt psychologisch. In alles gebaseerd op het: „fecisti nos ad Te. et irrequietum est cor nostrum donee requiescat in Te": GU hebt ons voor U geschapen, en ons hart is onge rust. totdat het ruste in U. In het mysterie van de H. Drievuldigheid gaat hU vluchtig heen over de subtiele beschouwingen van de Grieksche Vaders, om zich te verdiepen In het Leven van God, In de Almacht, de WUsheld en de Liefde. Zoo beschouwt hij In het geheim der H. Menschwordlng hoofdzake! ijk den triomf der nederigheid. Als de dood u bereid vindt, is er niet» tegen, dat gij niet weet, wanneer? St. Augustinus: Ensr. in Pa. K, M Wie In dit jubeljaar hoort van Hippo's grooten bekeerling, ziet vóór zich verrijzen dien ontzagwekkenden reus op Afrlkaanschen bedetn. wiens helderstralend genie verslteiten cathedra’s verlicht in relddeelen. In alle eeuwen. Wel stralen 1500 jaren over zUn rraf. maar de .Doctor gratiae” staat nog altUd recht als een onsterfelUke ridder van Christus, ler arend, polemiseerend, verdedigend, weerleg gend Augustinus, de scherpzinnige wUsgeer. de diep gezonde theoloog, de ernstige asceet, de woord-kunstenaar, de meesleepende rede naar. trekt aller oogen nog tot zich. Ook van de nlet-Katholleken. Wel karakteristiek is déze typeerlng: .KU bezit te zamen de scheppende kracht van Tertullianus met de kerkelUke gezindheid van Cyprianus. de dialectische scherpte van Arlstoteles met de ideale vlucht en de specu latieve diepte van Plato, den practlschen blik der Latunen met de geestelUke «eweeglUk- held der Grieken.” (Patrol. Benut, v. Ven- zaall. De Katholieke Kerk roemt hem ..Magister orbls maxime”, grootste leeraar der wereld Is het niet eigenaardig, dat het Protestan tisme zich In alle bochten wringt, om dezen grooten bekeerling te kunnen opelschen -oor zich? Weet u niet, dat Augustinus getuigde Jk zou eenter het Evangelie niet geler ven indien mU het gezag der Katholieke Kerk niet bewoog?" (Contra eplst. fund HU werd op drie en dertig-Jarigen leeftüd gedoopt door den Katholieken Bisschop Am brosius te Milaan. HU werd Priester. Bisschop Deze beschouwingen zuilen ons verduide- lUken de wUde invloedssfeer van Augus tinus over alle tUden. Dat danken wU bij hem aan de heerlUke harmonie tusschen de gaven van hart en van geest Een zuiver speculatief genie werkt niet direct op de massa. Tot het genie van Augustinus, om- gloord van licht en warm van liefde heeft lederen toegang. Hamack. de groote Augus- tlnuskenner van nlet-Katholieke zijde be schrijft dien Invloed ongeveer in de volgen de bewoordingen.JBt. Augustinus is de mo tor en de hersteller der chritelUke vroom heid. Augustinus inspireert het InnerlUk le ven der katholieke Kerk, hit is de ziel van alle groote hervormingen, die over de we reld zUn getrokken. In de diepgevoelde woorden van zUn zeer Intieme BelUdenissen heeft hU het gevoel van ellende wegens de zonde geschraagd met vertrouwen: de zielen heeft hU aan zich vastgesnoerd; den ziele- toestand zoo raak weergegeven van zoo- velen. die na hem in die 15 eeuwen hebben geleefd.” Het groot genie van de Afrlkaansche kerk, zen Schaff. heeft zUn zending nog niet volbracht, hem door de GoddelUke Voor zienigheid toegewezen. Ook voor ons staat hU daar, na 15 eeu wen als de zon op volle middaghoogte, om zijn fel licht te doen schijnen in de warre ling der paedagoglsche richtingen. Dé: heerlijke harmonie tusschen zijn genla- len geest en zUn warm hart zegeeh. dat hij een naedagoog moet geweest zUn bU de gratie Gods. De paedagoglsche waarde van een per soonlijkheid kunnen we Immers niet zaan meten naar enkele van zUn particuliere kwaliteiten, of eentge door hem ongestelde regels. De paedagoog heeft zich niet te rich ten tot bUzondere levensfactoren, maar tot het leven zelve met al zUn strevingen en uitingen. ZUn persoonlUke levenshouding en zUn Invloed op die van anderen geven alleen een juiste norm voor zUn waardebepaling. Wat we daarom in een persoon aanwezig moeten vinden om in hem een ideaal paeda goog te zien, vinden we uitgedrukt in de be grippen ..Magister en Pater” in hun geeste- lUken zin. Een Magister, "n Meester, zooals In de Mid deleeuwen die term haar vo'le beteekenls had. is meer dan onze vakgeleerde: hU Is 'n wUze. die geschouwd heeft in al de problemen van het leven, in wiens leer al de groote vragen tot een zekere en ware op’osslng komen. Zijn universaliteit vindt een bekoring in de hiër archie der orden, we'ke alles tot een hoogere eenheid verheft en tot een zuiveren vrede brengt, den vrede, dien Aug. definieert als de rust der orde (De Clv. Dei). Met dit begrip van Meester willen we in den paedagoog vereentgd zien het Vader schap. Want zoo wordt de Meester in den Vader tot een levend beginsel, de overstor- tlng van leer en licht. De Vader zelf ziet zUn ideaal en zUn bron in God. die door St. Jacobus de Vader van het Licht genoemd wordt. BU St, Thomas van Aquine vinden we zoo n waarachtig Vaderschap in zUn leer over de hiërarchie der Engelen, n 1.. dat de hoo gere Engel ded lageren verlicht. In Augusti nus zelf vinden we deze verheven gedachte op het leven der menschen toegepast, als hU in zUn commentaar op St. Jan zegt: dat de grootere zielen door de wijsheid zelf verlicht worden, ondat zU aan de kleinen kunnen overbrengen, wat de kleinen kunnen vatten'. Zoo wordt de paedagoog. die Meester en Vader Is. tot een levend model, terwUl ook zUn woord die geheimzinnige levenwekkende kracht bezit; immers een vroeger gestelde daad geeft aan het woord die stille inspiratie Donderdag 24 April is het de Feestdag van St. Augustinus' Bekeerlng. tevens de inzet van het Jubeljaar. De H Kerk in het Algemeen, en de AugustUnerorde in het bU- zonder. maakt zich op. om het 15de eeuw feest te vieren van dat Genie, dat God aan alle tUden als lichtbaak heeft gegeven bU de oplossing van de groote problemen. Een der groote problemen is dat van Op voeding en OnderwUs. Kunnen we ook daar voor ons licht ontsteken bU den grooten Kerkleeraar. den fUnen kenner van het menschelUk hart? Om dat met succes te doen, verdient het aanbeveling. Augustinus eerst te beschouwen in het domlneerende van zUn karakter, om dat die dominant de bron is van zUn groote paedagoglsche waarde voor alle tUden. Vele critici hebben getracht den overheer- schenden karaktertrek van St. Augustinus te ontdekken, waardoor zUn ver strekkende in vloed op alle geslachten wordt verklaard. Sommigen zoeken het in de diepte en ori ginaliteit van zUn gedachten, die hem ma ken tot den grooten zaaier van de Ideeën in de geestesakkers van alle eeuwen. Anderen, met Jungman enn Stóckl, heb ben vooral in hem geprezen die wonderlUke harmonie van alle geestesgaven, de univer saliteit van zUn leer. Zalm zegt van hem: ,Jn den grooten Afrl kaanschen Doctor vinden wU vereen igd: den zakelUken betoogtrant van Plato het dien wetenschappelUk denken van Arlstoteles de soepelheid van geest van Origines de gra tie en welsprekendheid van Basilius en Chrysostom us." Schaff waardeert in hem vóór alles: dat zeldzaam samengaan van het speculatieve element der Grieken met het overwegend practische van de LatUnen. In al deze opvattingen zit een stuk waar heid, maar wU meenen toch, dat de domi- neerende eigenschap van dit genie en zUn geweldige invloed op de geesten een zaak is vaq, het hart, van dat vlammend hart, dat de-hoogste beschouwingen van een diepen geest kleur en warmte geeft; hiermede zUn we geheel in overeenstemming met de tra ditie. die aan den H. Vader Augustinus als embleem een hart in de hand geeft. terwUl de zon het attribuut is van den H. Thomas van Aquino. Mgr' Bougaud verklaart tn zUn Vie de St. Monioue dit symbolisch hart op de vol gende wUze: Jamais homrne n'a unl dans une méme ame une si inflexible rigueur de logique avec une telle tendresse de coeur. (Nooit had iemand in een zelfde ziel ver- eenlgd een zoo starre logische gestrengheid met zulk een teederheld van hart.) Augustinus is vlammend van liefde voor de Waarheid. Dat is het prae-domlneeren de in hem. dat is de sleutel van zUn leven, van zUn werken en van zijn invloedssfeer. Een wonderlUke vereen iglng intellectualisme met een verheven mysti cisme. De Waarheid is voor hem geen schouwspel, maar een goed, dat men zich moet eigen maken, dat men moet beminnen, een goed, waarvan men leeft. „O. Waar heid. hoe innig smachten de diepste roer selen van mUn gemoed naar U”. zoo ver zucht hU in het vierde boek van zUn Be lUdenissen. HU wil de waarheid bezitten, niet met het hart alleen, want het hart denkt niet; niet met het verstand alleen, dat tot voorwerp de abstracte waarheid heeft. Augustinus wil de levende waarheid be zitten. Dat is het aantrekkelUke in hem voor alle zielen, dat plaatst hem in het mldde'punt van de belangstelling ook van onzen modernen tlid. ZUn leer is geen star licht van de School, maar zUn leer is tlnte- demie-bezoekers, academisch gevormden. is uw verstand scherpzinniger, uw vorsching dieper, uw dwaling ernstiger dan in Augus tlnus? Toch bekende hU eerHJk: het mensenen- hart heeft keen rust vooraleer het rust ia God. Augustinus had een geweldigen zielestrU-1 te voeren. HU gevoelde zich bekneld tusschen de ketenen, waarin hU zichzelveu had ge wrongen. „Winden wisselden, zee', hii. er. dreven mUn hart heen en weer. De U)d gmc voorbij en ik wachtte met mijne bekeennr tot den He^r. en van dag tot dag stelde b. uit te leven in U. en niet stelde k uit <iaze- lUks te sterven in mU- Het gelukzalige leven beminnend vreesde ik 't in zUn kern «ii vluchtende er van weg. zocht ik het niet Ik dacht, dat Ut oneindig ellendig zou zUn als ik de omhelzingen eener vrouw moest ontberen en ik dacht niet aan de •nedicUï’ uwer barmhartigheid om deze ziekte 1e ge nezen en meende, dat de onthouding steund* op eigen krachten. Daarvan was Ik nlj niet bewust. Ik was zoo dwaas, dat *k niet wist wat geschreven' staat: ..Niemand kan zich onthouden. Indien GU het niet geeft” Zeker zoudt GU het geven, indlen ik met ülep ziele- geklaag klopte In uw ooren en net stevig geloof mUne zorgen hadde geworpen op U (Conf. 11). Na zUne bekeering bekende hU net: Ik zocht óen weg om kracht te krijgen, die m<j zou in staat stellen van U te genieten, en ik vond ze niet, totdat ik zou omnelzcn den Middelaar van God en de menschen. den mensch Christus Jezus, die boven al'es is de in eeuwigheid gezegende God. roepende en zeggende- Ik ten de weg. de waarheid en het leven <Conf. 7. 18). Welk een ziele-toumoot in Augustinus! Een strUd tusschen willen en niet willen, tusschen geden. zwakken wil en ster ken, vernederenden hartstocht! Is t niet de oude historie vtyi menige ziel ook in onzen modernen tUd? De strijd tusschen vleesch en geest was geweldig. HU zelf getuigt er van: Zoo was ik ziek en werd gekruisigd. mU wel ven aanklagend scherper dan ooit mU wen telend en draaiend in mUne banden, totdat zU geheel zouden brekenik zeide tot mUn binnenste: Zie! Aanstonds! Ja. nu geschiedde het! En met het woord volgde ik reeds ml.tn verlangen in. Reeds deed Ut het bijna en deed het niet Zie hoe levendig de groote bekeerling zUn eigen zlelestrUd beachrUft als het ware beeld van menlgen modernen tijdgenoot van 1C30: ..Tenw h’clden mij de nietigheden der nietigheden en de ijdelheden der ijdel heden. mUne oudev riendlnnen en schudden mUn vleeschelUk omhulsel en murmelden tegelUkertUd: „Laat gU ons varen en van dit oogenblik af zuUen wU niet meer met u zUn in eeuwigheid? en van dit oogenbllk zal dat en dat u niet meer geoorloofd zUn in eeuwig heid?ZU hielden mU op. en ik aarzelde. mU ei van af te trekken en ze van mU af te schudden en te gaan waarheen ik geroepen werd. terwUl de hevige gewoonte sprak: „Denkt gU zander hen te kunnen leven?” Dan verscheen voor Augustinus’ geest, zooals hü t neemt „de kulsche en sereene waardigheid der onthouding met heldere en niet ongebonden blijdschap en vleiend mU uitnoodlgend te komen en niet meer te twU- felen en de vrome handen uitbreidend om mU te ontvangen en te omhelzen, vol van een menigte van goede voorbeelden Daar zUn zoovele knapen en meisjes, daar is veel ieugd en alle leeftijd, ernstige weduwen en bejaarde maagden en bU allen de ont houding zelveEn zU lachte mU toe als met opwekkenden lach, als relde zij: ..Zoudt rij niet kunnen wat die mannen en vrouwen konden?” (Conf. 8. 11.). Kerkvader. Steunpilaar der Roomsch-Kath. Kerk, die hU als trouwe zoon aanhing, ver dedigde met hart en ziel, met volle geestdrift met zUn onmetelUke wetenschap tot den dood. In onzen modernen tUd is ds stroomlng naar de Katholieke Kerk geweldig groot Vooral in Nederland. De bezoekers gaan net gebogen hoofd, gekromden rug en vragen a-s Pilatus: Wat is waarheid? In volslagen ongeloof groeien velen op Maar is hun hart daarmede verzadigd? Dui zenden in den lande zUn niet tevreden met hun Protestantisme, hebben geen rust in al die twijfels. Intellectueelen uit leder wetenschappelUk kamp zoeken en zoeken Met vonden zU den Weg. de Waarlieid en Leven. Waar? Het is de oude weg. die niet ver gaat in de schaduw van de godslamp. Zou er onder de zoekenden in onzen moder nen tUd een dwalende zUn als "ertijdr enze groote bekeerling van Hippo was? Ook zUn hart zocht de waarheid. Onge- loovig is hU nooit geweest, al owaalde uU nog zoo ver af. Vrees voor Gods oordeel >iet hem nooit los. ook al zat hU vast aan een blizlt (Conf. 8. 16). Ondanks alles, dorstte zijn ziele-helmwee naar God. Uit de on eindige diepte hebt GU verlost mUne soek .n- de ziel, die dorstte naar uw genietingen! Zoo sprak hü na zUn bekeerlng God san (Corf. I 18>. Want, zegt hU. waarheen Kik dc rtel des menschen zich wende. zU wordt So-'r- bcord met smarten overal oulten U. ook wanneer zU zich hecht aan schoune dingen buiten U en buiten haar zelve (O.nf 4 IC) Maar ook bU dezen subllemen intellectu eel ging de natuur boven de leer. EerlUke menschen zullen in de stille lepte hunner leege ziel ontwaren wat 'n den dan lenden Augustinus omging. ZUn jonge le vensroman is die van ontelbaren. De ondeugden van den knaap gaan over In den verderen leeftUd (Conf. 1. en 3 1) Omgang met slechte makkers brengt dz verleiding (ld. 2. 4 en 9'. Het theatei ont ketent de lusten. De onzinnige leer der Ma- ntebeërs legde beslag op den zoeker 3. 7) Anderen verleidt hU <4. 1). De nartstoem triomfeert. „Uit verkeerden wil. schrijft i'-U te de begeerlijkheid gemaakt, en loer deze te dienen ontstaat de gewoonte, ji wordt rT geen weerstand geboden aan de gewoonte dan ontstaat de noodzakelUkhelrl zooals m”’ ineengeschakelde schakels MU deld qe- kl”isterd een harde slavernU jonf 8. Si Hoogmoed zucht om te schitteren deden bet hunne. Hoor hem klagen: Jiet ras eene afschuwelijke boosheid, dat ik lever wilde mU boven U. Almachtige God. ot mijn ver derf dan U ooven mif tot mün heil 'c ver heffen" Conf. 5 10). Paulue had ook den dwalenden Augustinus geteekend: ..zeggende, dat zU wijzen zUn. werden zU dwazen" <Rom. 1. 22). Ddt is wel een vreeselUke straf voor menschen. die in tellectueelen heeten. en als nooce ’Usheid lanceeren. waarom een kind moet aceen en wat over enkele laren den .geleerde" het schaamrood op de wangen jaagt. Of welk* ziele-ellence moeten wU vergelliken met die. welke scepticisme als wetens--haopeli1k sy steem verheft? Augustinus had w ok mede te kampen. ,J> gedachte kwam <x’k n mi! op schrUft hU. dat voorzichtiger dan an dere wUsgeeren zU waren, welke men Aca demici noemt en die beweerden dat men aa i alles twilfelen moet en dat de waarheid door een mensch niet kan gevonden worden’ (Cent. 5. in>. Academici! Ofschoon in anderen zin.»aca- Wat Roland Gosselin van den moralist zegt, is ock van toepassin op den paedagoog: ,JSl prodlgieux solt le génie d un mo:ailste. 11 ne mérite pas une heure d’ attention s’ 11 n’ eet pas 4 1’ abri de la dure réplique: Médlcin. guéris toi méme..Hoe kwistig ook het genie van een zedemeester moge zUn. hU verdient nog geen uur aandacht, indien hU niet valt buiten het bereik van de scherpe replique: „Geneesheer, genees U zelf.” In hoeverre beantwoordt nu de Bisschop en Kerkleeraar Augustinus aan de elschtD voor een ideaal paedagoog? De speciaal-studies, die tot heden over Augustinus als paedagoog zUn verschenen, hebben bU voorkeur den Augustinus van Cass ciacum tot voorwerp. Zeker kan men uit dien tijd (de dialogen) vele vruchtbare paedagoglsche beginste’.en opstellen. Met voorliefde wordt dan aangehaald zUn werk over de Doctrina Christiana (de ChristelUke leer) in het 2de beek van deze verhande ling ontwerpt Augustinus een heel svsteem voor wat wU zouden noemen, het lager en middelbaar onderwijs, een systeem, dat onge. twUfeld van grooten invloed is geweest op de volgende eeuwen. Het zal duldelUk zUn uit onze waardebe paling van een paedagoog, dat dit studie* De Waarheid, die Augustinus begeestert, is God zelf. BU hem geen weetgierigheid, geen berusten in de kennis van de een of andere waarheid. HU zoekt het ware, het ZUn, het Goede, dat alles omvat en alles verklaart: „Verus PhUosofus est amator Dei: de ware wijsgeer is een minnaar van God zoo roept hU uit in de ..Stad Gods". HU zoekt den Levenden God. voor al ZUn eigenschappen, zelfs voor de meest abstracte staat hU in gloed. HU is vol begeestering voor het begrip „Eeuwigheid". De Eeuwigheid is voor hem de personificatie van de GoddelUke Liefde, die zich uitspant over den tUd. de wieg, die ons leven draagt. God is voor hem het Vader land van de ziel. „Wat verlangt gU te ken nen? God en de ziel. Niets meer? Neen, ab soluut niets meer”. HU. met zUn rijk gemoed, vermeit zich bU voorkeur in de beschouwing van de God- Augustlnus wilde, maar o! die hartstocht! oorzaak van veler afval en uitstel tot bekee ring. evengoed m onze dagen. En dan smeekte hU: ..Hoe lang nog? Mor gen, altijd morgen? Waarom nu niet? Waar om niet in dit uur het einde mUner schan de?" (8. 12). Te Milaan ging Augustinus luisteren naar de predikatiën van Sint Ambrosius, Juist zooals in onze dagen de andersdenkenden gaan naar de conferenties en retraites voor ntet-katholieken Met welk gevolg? HU werd oo Zaterdag in 't Jaar 387 te Milaan door den H. Ambrosius. Met welk gevolg? Augustinus getuigt het zelf: WU zUn gedoopt geworden en alle moei lijkheden waren opgelost. Elndeiuk kind der .Katholieke Moeder kerk” (Conf. 9. 13). ElndelUk den Christus gevonden in Tabernakel! Zooals zUne moeder, wist hU nu en beleed 't met zUn groot; ziel dAAr vóór *t altaar uitgedeeld wordt Slachtoffer, waardoor werd vernield handteekening. die tegen ons was. En eenmaal Priester en Bisschon geworden zUne Belijdenissen schrijvend, smeekt nU allen, die dit boek van berouw en belUJenu lezen, dat zU vóór het altaar zullen indach tig zUn Monica. zUn moeder, en Patricius. zün vader. Eenmaal bekeerd, wat heeft Augustinus geschreven gesproken over de oude Moeder kerk! Alle dwaling, iedere ketterij treep oü aan en deed ze buigen voor de immer zege vierende waarheid. Al zijne talenten, ziin genlalen geest. zUn onverbiddelijke 'ogica. zUne schitterende welsprekendheid, den rijk dom zUner wetenschap wendde nü aan. om de Katholieke Kerk te verdedigen. De zon daar werd een boeteling, een 'sceet. een Ordestichter. De ketter werd een trouwe zoon der Kerk, zooals de hymne zingt Ecclesiae sol splendlde. de schitterende zon Ier Kerk Duchesne getuigt van hem in Hlstuire an- clenne de l'Egllse IH: „De son Afnque loin- taine 11 rayonna sur toute la chrétienté. Aux hommes de son temps 11 dit toutes les paroles utiles. II sut leur expllquer leurs tmes. les consoler des malheurs du monde. guider leurs penséea A travers les mysteres. A tous tl hit aimable. Par lui les fanatlques 'urent apaisés. les ignorants, Aclalrés. 'es penseu*s malntenus dans la tradition. a ensrigne tout le moyen-Age. Malntenant encore, aprte l’lnévltable déchet d’une si longue duree. U demeure la grande autorité théologique C’est surtout par lul que nous communiquont avec l'antlqulté chrétlenne. A certains égards tl eat de tous les temps. Son Ame et quelle object veel te bekrompen lUkt. De geestelijk* groei, dien Augustinus snds zUn Casslcla- cumtUd heeft doorgemaakt, is toch te belang rijk, Ook op paeoagogisch gebied geven wfj verre de voorkeur aan den genlalen B'sschop- Heilige boven den leeraar van Cassiciacum. WU moeten heel zUn persoon en heel zjjn leer in het juiste licht trachten te plaatsen. Wat is de karakteristiek van zijn leer De pUnlUke tocht, dien Augustinus na het lezen van Hortensius ondernam tot het zoe ken naar de waarheid, heeft diep Ingewerkt op geheel zUn levensbeschouwing. De Waar heid is voor hem het central* punt. Gedron gen door rijn verlangen naar geluk, dat hfl met recht als een algemeen menschelUken trek aanduidt, vereenzelvigde hU het bezit van de Waarheid met hét geluk „Want wie is gelukkiger," zoo roept hU uit, „dan hij, die de zekere. onveranderlUke. heerlUke waarheid bezit.’’ Voor hem. we hebben het reeds gezien, is de Waarheid God zelf. AM hU die Waarheid met heel zUn wezen aan hangt. zal er voor hem geen smart en moei te meer zUn. Deze grondgedachte is de markante ba sis voor zijn opvatting van de Wüsbegeerte. De Wijsbegeerte in den gefwonen zin van het woord, als de zuiver ratloneele en theore- tlsche werkzaamheid van het verstand tot het oplossen van de meest algemeene pro blemen. die WUsbegeerte is voor hem zwak en ontoereikend. HU meent het niet genoeg te kunnen herhalen. De WUsbegeerte Is voor hem een wetenschap, die heel den mensch met rijn verstand en hart, met zUn weten en zUn liefde opvoert tot zUn hooge eind doel. Kenmerkend voor zUn leer is ook het machtig woord uit de Sollloqula: „Ik wil God en de ziel kennen, en anders niets, absoluut niets anders." „De vraag van (ie WUsbegeerte,” zegt hij eldqrs, „is een tweevoudige, de ééne over de ziel en de andere over God. De eerste brengt ons tot de kennis van ons zelf, de tweede tot de kennis van onze eerste oorzaak.” Dit alles vindt weerklank in het verheven gebed van rijn hart „Noverim me noverim Te", dat ik m<J kenne. dat ik U kenne. HU wil de ziel kennen, niet alleen, niet eens aller eerst om d- noodrakel’ike zelfkennis, maar vooral om haar verhevenheid, om haar ge schiktheid voor die hooge bovennatuurlijke kennis en liefde van God. hier op aarde in de mystiek dan in den hemel van aanschijn tot aanschijn." „God en de ziel alleen”; is dat geen onge motiveerde zelfbeperking? Volstrekt niet, want de geschapen, zichtbare wereld is voor Augustinus geen doel op zich; het is slechts een steunpunt om zich tot de hoogte van het onzichtbare te verheffen. Ook de methode, waarop Augustinus te werk gaat, is de paedagoglsche bU uitstek. Dit wordt ens gemakkelUk du'delUk. wan neer wU Augustinus’ methode vergelijken met die van St. Thomas, dat andere, grocts licht der Kerk. St. Thomas is zuiver dldaktisch, hU spreekt alleen tot het verstand. Alles is geschoeid op deze leest, hetrij hU spreekt over God of duivel, over Hemel of hel, over goed en kwaad, in alles, de rustige, heldere, doorzich tige betoogtrant; hU analyseert, de analyse, de triomf van de dldaktlsche methode. S. Augustinus is de meester bU uitstek van de psychologische, of liever paeragogische methode. HU vermUdt niet angstig de be schouwingen. HU wil heel de ziel tot de waar heid brengen. OnophoudelUk vindt men bij hem uitdrukkingen als deze: „Zuivert U en GU zult God zien”. „Laat het woord van Christus in u werkelUkheld worden; zalig zUn de zuiveren van harte want zU sullen God zien. Bemint en Ge zult begrijpen, want het is door de liefde, dat het verstand hoogere volmaaktheid geeft aan het geloof". ZUn streven Is er op gericht, de ziel in een staat te brengen, waarin zU openstiat voor de inwerking van den H. Geest, vooral voor de gaven van WUsheld en Verstand. Quod non amatur. nemo poter t perfecte noase. wat men niet bemint, kan men niet volmaakt kennen. Eerbied i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 5