Ter herdenking
van
St. Augustinus’ bekeering
Wf
St. Augustinus, de Opvoeder
4A! IE
b;'-
De groote Bekeerling
van
en onze
Hippo
moderne tijd
r
BLADZIJDE 1
TWEEDE BLAD
WOENSDAG 23 APRIL 1930
4
o
>ljna
het
W. VAN DIJK. O.E.S-Aug.
Kapel en Weeshuis der Zusters Franciscanessen. Missionarissen Tan Maria
4
9
tientallen
het
Niets is zóó ijzerhard. dat 1 tegen "f
vuur der liefde bestand is.
St. Augustinus: De Mor. EocL L 48.
Paasch-
jedoopt
De eer moet u zoeken, niet gif de eer.
St. Augustinus; Senuo XXXIX. L
heeft eerlijk
f\en betreurd;
zijne bek-e-
ont-
maar
II. Augustinus, naar een schilderij van
Hulb Luna.
het
ook
dat
het
•Her uni-
alle we-
afdwingend om haar algemeen
heid, rijk aan paedagoglsche veelkleurigheid
is zijn verhandeling over het Ordebegrip:
God is de groote Ordenaar, die zich aldus
In de Schepping aan ons heeft 'geopenbaard.
In de Orde vinden we de afstra'lng van Gods
Wijsheid en Schoonheid. „Pulchrum est
splendor ordlnis”, zoo ze£t hU het schoooq
is de luister van de orde. Sprekende over
de zjjnsorde in de wereld zegt HU, dat orde
tme! a passé en ses écrits: die y vit en-
eore."
(„Uit het verre Afrika straalde zijn licht
over geheel de Christenheld. AI wat hun
heilzaam was. hebben zijne tjjdgenooten uit
zijn mond vernomen. HU wist hen hun eigen
zleleleven te doen begrijpen, hen te ver
zoenen met het lUden van dit leven, hun ge
dachten te lelden door de geloofsgeheimen.
Voor allen was hU UefderUk.
Door hem werden de dweepers tot kalmte
gebracht, de onwetenden verlicht, de den
kers binnen de perken der overlevering be
houden. Geheel de middeleeuwen heeft hij
onderwezen. Zelfs nu nog, na zoovele eeuwen,
bluft hU de groote autoriteit in de godge
leerdheid. Vooral In hem vinden wU het aan-
knooplngspunt met de Chrlste’Uke oudheid.
In zeker opzicht is hij van alle tUden. ZUne
ziel en welk een ziel is overgegaan' in
zUn geschriften; en zU leeft nog daarin.”)
Inderdaad, Augustinus leeft nog.
Nog altUd bezielt hij jeugd, student, afge
studeerden. intellectueelen. professoren.
HU leeft nog De moderne dwalingen rijn
reeds door hem weerlegd. Dat men nem leze
onbevooroordeeld 1
HU leeft nog als een weergaloos voorbeeld
voor hen, die zUn afgedwaald, voor zoekers.
voor twijfelaars niet in 't minst. Dat zij den
moed hebben, hem te volgen In net Doopsel
nA het Doopsel.
Wie nog twUfelt aan volmaakte harmonie
tusschen geloof en wetenschap, tusschen
waarachtige grootheid en blddenden oot
moed. schouwe op dien voor zUnen God ge-
knlelden reus van Afrika's Noorden.
Dwalen Is menschelUk, vallen eveneens.
Maar dan hebbe men den eerlijzen moed
te onderzoeken, zooals hU deed, te raadple
gen den Priester, geluk hij ging naar Ambro
sius. en biddend den Almachtigen God te
smeeken om licht, om hulp, om vergeving
Vele geleerden bezit ons vaderland. ve>en
ook. die zoeken en dwalen, die dwalen en
niet zoeken, die niet zoeken om te blU>en
dwalen.
ZUn zU geleerder dan Augustinus? Waar
vond men een tweede genie als in h^m?
En toch; Augusttrtwi. heeft eerlUk zim
af val en dwaling bekenóv^en betreurd; de
geheele wereld juicht heden
ring.
En Katholiek bleef hU in merg en been tot
zUnen zaligen dood.
van diep
verheven
voor hem
lend van persoon!Uk gevoel. Dit is mis
schien de verklaring, waarom In onzen tUd
met name vele oppervlakkige aanhangers
van een droomerig en vaag mysticisme be
vrediging zoeken in de lectuur van Augus
tinus. Zeer ten onrechte, want bU Augus
tinus Is het gevoel zoo diep bewogen, niet
om het gevoel zonder meer, maar omdat de
kennis der waarheid zoo diep, zoo klaar en
zoo verlicht is.
1 Begin van ’t goede bestaat in de be
lijdenis van t kwaad.
61. Augustinus: Tr. Bv. Joan. XII. 11
---„Sainte Monique” te Carthago. Op den achtergrond da
golf van Tunis. Links van de kapel in een laagte ligt de ruïne der basiliek van Sint Cyprianua.
gen ieder op eigen plaats; ook dit brengt
schoonheid. Als iets geordend is, zoo zegt
Augustinus, dan is het schoon. Augustinus
voert dit nu prachtig door op de zedeljjke
orde: ..Indien wU de orde onderhouden in het
leven, zal deze ons voeren tot God.” In een
van zUn brieven weidt hU daarover volgen-
derwUze uit ..Alzoo handelt de redelUke ziel
goed, indien zjj de orde onderhoudt, indien
zij onderscheidend, kiezend, overwegend het
kleinere dienstbaar maakt aan het grootere.
het stoffelUke aan het geestelUke, het lagere
eeuwige."
In zijn Cantricum gradum werkt Augustlmv
aan hel hoogere. het tjdelUke aan
het ordebegrip uit ip de kennis en in de
liefde. Zeer scherp keert hU zich daar tegen
de cultuur der ulterltyzheid.
Laat ons gaan zien, zoo zegt HU. hoe het
menschelUk verstand dieper kan doordrin
gen. hoe het kan opstUgen van het zichtbare
tot het onzichtbare, van het tijdelijke tot
het eeuwige. Niet oppervlakkig en gedachte
loos mag de menschelUke geest de schoon
heid van het firmament de orde van het
gesternte beschouwen.Geen Udele n'euws-
gierlgheid mag hier de drijfveer zijn, maar
het moet een schrede voorwaarts wezen naar
het onsterfelUke en Immer blijvende.
Uit de ordening van de kennis volgt da
core Tuo: Ik werd tot U getrokken door
Uw schoonheid", zoo spreekt hU in zUn Be
lijdenissen. Nooit heeft iemand over deze
Eigenschap Gods schitterender bladzüden
geschreven. Deze Schoonheid. altUd oud en
altUd nieuw, voert hem tot op de hoogten
van de Alleenspraken, ontrukt hem de ver
zuchting van de BelUdenissenJk zag dan
in den geest Uw onzichtbare schoonheden
in de zichtbare dingen, die GU uit het niet
hebt getrokken”.
Anderen hoepen. bU het beschouwen van
het geschalde den mensch tot rede over
het bestaan van God. maar Augustinus
wUst orunlddellUk heen naar de GoddelUke
Schoonheid en noodlgt uit tot beminnen:
.het uitspansel en de zee, en alles, wat er
is. het zegt mU. dat Ik u moet beminnen."
De Waarheidsdrift bU Augustinus
aardt niet In heftigheid of geweld,
verloopt steeds in mededeelzame teederheld.
Tertullanus bezat ook een wanne Afri-
kaansche natuur, was ook bezield met op
rechte liefde voor de waarheid, maar hU
trad meer tyranniek op; hU wil met geweld
het juk opleggen, maar kent geen maat- BU
Augustinus staat de ziel ook in gloed, maar
doortrokken van een allesdoordringende
teederheld voor God en de zielen.
Dit is ook de reden, volgens Schlosser,
waarom er in de werken van Augustinus
meer poëzie schuilt, dan in de werken van
alle Grieksche Vaders te zamen.
„Geen denker heeft zoovele en zoo heilige
tranen doen stroomen".
In dit speciale karakter van den genlalen
Augustinus ligt ook de verklaring van zUn
doctrien, of leerstellig werk. HU behandelt
de dogma’s minder in zich, maar meer in
verband met de zielen, met de groote plich
ten van het christelUk leven. In de Myste
riën laat hij de ziel leven, die In den Myste
riën haar krachten moet ontplooien. ZUn
uitgangspunt is zoo menschelUk. zoo echt
psychologisch. In alles gebaseerd op het:
„fecisti nos ad Te. et irrequietum est cor
nostrum donee requiescat in Te": GU hebt
ons voor U geschapen, en ons hart is onge
rust. totdat het ruste in U. In het mysterie
van de H. Drievuldigheid gaat hU vluchtig
heen over de subtiele beschouwingen van de
Grieksche Vaders, om zich te verdiepen In
het Leven van God, In de Almacht, de
WUsheld en de Liefde.
Zoo beschouwt hij In het geheim der H.
Menschwordlng hoofdzake! ijk den triomf der
nederigheid.
Als de dood u bereid vindt, is er niet»
tegen, dat gij niet weet, wanneer?
St. Augustinus: Ensr. in Pa. K, M
Wie In dit jubeljaar hoort van Hippo's
grooten bekeerling, ziet vóór zich verrijzen
dien ontzagwekkenden reus op Afrlkaanschen
bedetn. wiens helderstralend genie
verslteiten cathedra’s verlicht in
relddeelen. In alle eeuwen.
Wel stralen 1500 jaren over zUn rraf. maar
de .Doctor gratiae” staat nog altUd recht als
een onsterfelUke ridder van Christus, ler
arend, polemiseerend, verdedigend, weerleg
gend Augustinus, de scherpzinnige wUsgeer.
de diep gezonde theoloog, de ernstige asceet,
de woord-kunstenaar, de meesleepende rede
naar. trekt aller oogen nog tot zich. Ook van
de nlet-Katholleken.
Wel karakteristiek is déze typeerlng: .KU
bezit te zamen de scheppende kracht van
Tertullianus met de kerkelUke gezindheid
van Cyprianus. de dialectische scherpte van
Arlstoteles met de ideale vlucht en de specu
latieve diepte van Plato, den practlschen blik
der Latunen met de geestelUke «eweeglUk-
held der Grieken.” (Patrol. Benut, v. Ven-
zaall.
De Katholieke Kerk roemt hem ..Magister
orbls maxime”, grootste leeraar der wereld
Is het niet eigenaardig, dat het Protestan
tisme zich In alle bochten wringt, om dezen
grooten bekeerling te kunnen opelschen -oor
zich? Weet u niet, dat Augustinus getuigde
Jk zou eenter het Evangelie niet geler ven
indien mU het gezag der Katholieke Kerk
niet bewoog?" (Contra eplst. fund
HU werd op drie en dertig-Jarigen leeftüd
gedoopt door den Katholieken Bisschop Am
brosius te Milaan. HU werd Priester. Bisschop
Deze beschouwingen zuilen ons verduide-
lUken de wUde invloedssfeer van Augus
tinus over alle tUden. Dat danken wU bij
hem aan de heerlUke harmonie tusschen de
gaven van hart en van geest Een zuiver
speculatief genie werkt niet direct op de
massa. Tot het genie van Augustinus, om-
gloord van licht en warm van liefde heeft
lederen toegang. Hamack. de groote Augus-
tlnuskenner van nlet-Katholieke zijde be
schrijft dien Invloed ongeveer in de volgen
de bewoordingen.JBt. Augustinus is de mo
tor en de hersteller der chritelUke vroom
heid. Augustinus inspireert het InnerlUk le
ven der katholieke Kerk, hit is de ziel van
alle groote hervormingen, die over de we
reld zUn getrokken. In de diepgevoelde
woorden van zUn zeer Intieme BelUdenissen
heeft hU het gevoel van ellende wegens de
zonde geschraagd met vertrouwen: de zielen
heeft hU aan zich vastgesnoerd; den ziele-
toestand zoo raak weergegeven van zoo-
velen. die na hem in die 15 eeuwen hebben
geleefd.”
Het groot genie van de Afrlkaansche kerk,
zen Schaff. heeft zUn zending nog niet
volbracht, hem door de GoddelUke Voor
zienigheid toegewezen.
Ook voor ons staat hU daar, na 15 eeu
wen als de zon op volle middaghoogte, om
zijn fel licht te doen schijnen in de warre
ling der paedagoglsche richtingen.
Dé: heerlijke harmonie tusschen zijn genla-
len geest en zUn warm hart zegeeh. dat hij
een naedagoog moet geweest zUn bU de gratie
Gods.
De paedagoglsche waarde van een per
soonlijkheid kunnen we Immers niet zaan
meten naar enkele van zUn particuliere
kwaliteiten, of eentge door hem ongestelde
regels. De paedagoog heeft zich niet te rich
ten tot bUzondere levensfactoren, maar tot
het leven zelve met al zUn strevingen en
uitingen. ZUn persoonlUke levenshouding en
zUn Invloed op die van anderen geven alleen
een juiste norm voor zUn waardebepaling.
Wat we daarom in een persoon aanwezig
moeten vinden om in hem een ideaal paeda
goog te zien, vinden we uitgedrukt in de be
grippen ..Magister en Pater” in hun geeste-
lUken zin.
Een Magister, "n Meester, zooals In de Mid
deleeuwen die term haar vo'le beteekenls had.
is meer dan onze vakgeleerde: hU Is 'n wUze.
die geschouwd heeft in al de problemen van
het leven, in wiens leer al de groote vragen
tot een zekere en ware op’osslng komen. Zijn
universaliteit vindt een bekoring in de hiër
archie der orden, we'ke alles tot een hoogere
eenheid verheft en tot een zuiveren vrede
brengt, den vrede, dien Aug. definieert als de
rust der orde (De Clv. Dei).
Met dit begrip van Meester willen we in
den paedagoog vereentgd zien het Vader
schap. Want zoo wordt de Meester in den
Vader tot een levend beginsel, de overstor-
tlng van leer en licht. De Vader zelf ziet
zUn ideaal en zUn bron in God. die door St.
Jacobus de Vader van het Licht genoemd
wordt.
BU St, Thomas van Aquine vinden we
zoo n waarachtig Vaderschap in zUn leer over
de hiërarchie der Engelen, n 1.. dat de hoo
gere Engel ded lageren verlicht. In Augusti
nus zelf vinden we deze verheven gedachte op
het leven der menschen toegepast, als hU in
zUn commentaar op St. Jan zegt: dat de
grootere zielen door de wijsheid zelf verlicht
worden, ondat zU aan de kleinen kunnen
overbrengen, wat de kleinen kunnen vatten'.
Zoo wordt de paedagoog. die Meester en
Vader Is. tot een levend model, terwUl ook
zUn woord die geheimzinnige levenwekkende
kracht bezit; immers een vroeger gestelde
daad geeft aan het woord die stille inspiratie
Donderdag 24 April is het de Feestdag
van St. Augustinus' Bekeerlng. tevens de
inzet van het Jubeljaar. De H Kerk in het
Algemeen, en de AugustUnerorde in het bU-
zonder. maakt zich op. om het 15de eeuw
feest te vieren van dat Genie, dat God aan
alle tUden als lichtbaak heeft gegeven bU de
oplossing van de groote problemen.
Een der groote problemen is dat van Op
voeding en OnderwUs. Kunnen we ook daar
voor ons licht ontsteken bU den grooten
Kerkleeraar. den fUnen kenner van het
menschelUk hart?
Om dat met succes te doen, verdient het
aanbeveling. Augustinus eerst te beschouwen
in het domlneerende van zUn karakter, om
dat die dominant de bron is van zUn groote
paedagoglsche waarde voor alle tUden.
Vele critici hebben getracht den overheer-
schenden karaktertrek van St. Augustinus te
ontdekken, waardoor zUn ver strekkende in
vloed op alle geslachten wordt verklaard.
Sommigen zoeken het in de diepte en ori
ginaliteit van zUn gedachten, die hem ma
ken tot den grooten zaaier van de Ideeën
in de geestesakkers van alle eeuwen.
Anderen, met Jungman enn Stóckl, heb
ben vooral in hem geprezen die wonderlUke
harmonie van alle geestesgaven, de univer
saliteit van zUn leer.
Zalm zegt van hem: ,Jn den grooten Afrl
kaanschen Doctor vinden wU vereen igd: den
zakelUken betoogtrant van Plato het dien
wetenschappelUk denken van Arlstoteles de
soepelheid van geest van Origines de gra
tie en welsprekendheid van Basilius en
Chrysostom us."
Schaff waardeert in hem vóór alles: dat
zeldzaam samengaan van het speculatieve
element der Grieken met het overwegend
practische van de LatUnen.
In al deze opvattingen zit een stuk waar
heid, maar wU meenen toch, dat de domi-
neerende eigenschap van dit genie en zUn
geweldige invloed op de geesten een zaak is
vaq, het hart, van dat vlammend hart, dat
de-hoogste beschouwingen van een diepen
geest kleur en warmte geeft; hiermede zUn
we geheel in overeenstemming met de tra
ditie. die aan den H. Vader Augustinus als
embleem een hart in de hand geeft. terwUl
de zon het attribuut is van den H. Thomas
van Aquino.
Mgr' Bougaud verklaart tn zUn Vie de
St. Monioue dit symbolisch hart op de vol
gende wUze: Jamais homrne n'a unl dans
une méme ame une si inflexible rigueur de
logique avec une telle tendresse de coeur.
(Nooit had iemand in een zelfde ziel ver-
eenlgd een zoo starre logische gestrengheid
met zulk een teederheld van hart.)
Augustinus is vlammend van liefde voor
de Waarheid. Dat is het prae-domlneeren
de in hem. dat is de sleutel van zUn leven,
van zUn werken en van zijn invloedssfeer.
Een wonderlUke vereen iglng
intellectualisme met een verheven mysti
cisme. De Waarheid is voor hem geen
schouwspel, maar een goed, dat men zich
moet eigen maken, dat men moet beminnen,
een goed, waarvan men leeft. „O. Waar
heid. hoe innig smachten de diepste roer
selen van mUn gemoed naar U”. zoo ver
zucht hU in het vierde boek van zUn Be
lUdenissen. HU wil de waarheid bezitten,
niet met het hart alleen, want het hart
denkt niet; niet met het verstand alleen, dat
tot voorwerp de abstracte waarheid heeft.
Augustinus wil de levende waarheid be
zitten. Dat is het aantrekkelUke in hem
voor alle zielen, dat plaatst hem in het
mldde'punt van de belangstelling ook van
onzen modernen tlid. ZUn leer is geen star
licht van de School, maar zUn leer is tlnte-
demie-bezoekers, academisch gevormden. is
uw verstand scherpzinniger, uw vorsching
dieper, uw dwaling ernstiger dan in Augus
tlnus?
Toch bekende hU eerHJk: het mensenen-
hart heeft keen rust vooraleer het rust ia
God.
Augustinus had een geweldigen zielestrU-1
te voeren. HU gevoelde zich bekneld tusschen
de ketenen, waarin hU zichzelveu had ge
wrongen. „Winden wisselden, zee', hii. er.
dreven mUn hart heen en weer. De U)d gmc
voorbij en ik wachtte met mijne bekeennr
tot den He^r. en van dag tot dag stelde b.
uit te leven in U. en niet stelde k uit <iaze-
lUks te sterven in mU- Het gelukzalige
leven beminnend vreesde ik 't in zUn kern
«ii vluchtende er van weg. zocht ik het niet
Ik dacht, dat Ut oneindig ellendig zou zUn
als ik de omhelzingen eener vrouw moest
ontberen en ik dacht niet aan de •nedicUï’
uwer barmhartigheid om deze ziekte 1e ge
nezen en meende, dat de onthouding steund*
op eigen krachten. Daarvan was Ik nlj niet
bewust. Ik was zoo dwaas, dat *k niet wist
wat geschreven' staat: ..Niemand kan zich
onthouden. Indien GU het niet geeft” Zeker
zoudt GU het geven, indlen ik met ülep ziele-
geklaag klopte In uw ooren en net stevig
geloof mUne zorgen hadde geworpen op U
(Conf. 11).
Na zUne bekeering bekende hU net: Ik
zocht óen weg om kracht te krijgen, die m<j
zou in staat stellen van U te genieten, en ik
vond ze niet, totdat ik zou omnelzcn den
Middelaar van God en de menschen. den
mensch Christus Jezus, die boven al'es is
de in eeuwigheid gezegende God. roepende en
zeggende- Ik ten de weg. de waarheid en
het leven <Conf. 7. 18).
Welk een ziele-toumoot in Augustinus! Een
strUd tusschen willen en niet willen,
tusschen geden. zwakken wil en ster
ken, vernederenden hartstocht! Is t niet de
oude historie vtyi menige ziel ook in onzen
modernen tUd? De strijd tusschen vleesch en
geest was geweldig. HU zelf getuigt er van:
Zoo was ik ziek en werd gekruisigd. mU wel
ven aanklagend scherper dan ooit mU wen
telend en draaiend in mUne banden, totdat
zU geheel zouden brekenik zeide tot mUn
binnenste: Zie! Aanstonds! Ja. nu geschiedde
het! En met het woord volgde ik reeds ml.tn
verlangen in. Reeds deed Ut het bijna en
deed het niet
Zie hoe levendig de groote bekeerling zUn
eigen zlelestrUd beachrUft als het ware
beeld van menlgen modernen tijdgenoot van
1C30: ..Tenw h’clden mij de nietigheden
der nietigheden en de ijdelheden der ijdel
heden. mUne oudev riendlnnen en schudden
mUn vleeschelUk omhulsel en murmelden
tegelUkertUd: „Laat gU ons varen en van dit
oogenblik af zuUen wU niet meer met u zUn
in eeuwigheid? en van dit oogenbllk zal dat
en dat u niet meer geoorloofd zUn in eeuwig
heid?ZU hielden mU op. en ik aarzelde.
mU ei van af te trekken en ze van mU af te
schudden en te gaan waarheen ik geroepen
werd. terwUl de hevige gewoonte sprak:
„Denkt gU zander hen te kunnen leven?”
Dan verscheen voor Augustinus’ geest,
zooals hü t neemt „de kulsche en sereene
waardigheid der onthouding met heldere en
niet ongebonden blijdschap en vleiend mU
uitnoodlgend te komen en niet meer te twU-
felen en de vrome handen uitbreidend om
mU te ontvangen en te omhelzen, vol van
een menigte van goede voorbeelden Daar
zUn zoovele knapen en meisjes, daar is veel
ieugd en alle leeftijd, ernstige weduwen
en bejaarde maagden en bU allen de ont
houding zelveEn zU lachte mU toe als
met opwekkenden lach, als relde zij: ..Zoudt
rij niet kunnen wat die mannen en vrouwen
konden?” (Conf. 8. 11.).
Kerkvader. Steunpilaar der Roomsch-Kath.
Kerk, die hU als trouwe zoon aanhing, ver
dedigde met hart en ziel, met volle geestdrift
met zUn onmetelUke wetenschap tot den
dood.
In onzen modernen tUd is ds stroomlng
naar de Katholieke Kerk geweldig groot
Vooral in Nederland. De bezoekers gaan net
gebogen hoofd, gekromden rug en vragen a-s
Pilatus: Wat is waarheid?
In volslagen ongeloof groeien velen op
Maar is hun hart daarmede verzadigd? Dui
zenden in den lande zUn niet tevreden met
hun Protestantisme, hebben geen rust in al
die twijfels.
Intellectueelen uit leder wetenschappelUk
kamp zoeken en zoeken Met
vonden zU den Weg. de Waarlieid en
Leven.
Waar? Het is de oude weg. die niet ver
gaat in de schaduw van de godslamp.
Zou er onder de zoekenden in onzen moder
nen tUd een dwalende zUn als "ertijdr enze
groote bekeerling van Hippo was?
Ook zUn hart zocht de waarheid. Onge-
loovig is hU nooit geweest, al owaalde uU
nog zoo ver af. Vrees voor Gods oordeel >iet
hem nooit los. ook al zat hU vast aan een
blizlt (Conf. 8. 16). Ondanks alles, dorstte
zijn ziele-helmwee naar God. Uit de on
eindige diepte hebt GU verlost mUne soek .n-
de ziel, die dorstte naar uw genietingen! Zoo
sprak hü na zUn bekeerlng God san (Corf.
I 18>. Want, zegt hU. waarheen Kik dc rtel
des menschen zich wende. zU wordt So-'r-
bcord met smarten overal oulten U. ook
wanneer zU zich hecht aan schoune dingen
buiten U en buiten haar zelve (O.nf 4 IC)
Maar ook bU dezen subllemen intellectu
eel ging de natuur boven de leer.
EerlUke menschen zullen in de stille lepte
hunner leege ziel ontwaren wat 'n den dan
lenden Augustinus omging. ZUn jonge le
vensroman is die van ontelbaren.
De ondeugden van den knaap gaan over In
den verderen leeftUd (Conf. 1. en 3 1)
Omgang met slechte makkers brengt dz
verleiding (ld. 2. 4 en 9'. Het theatei ont
ketent de lusten. De onzinnige leer der Ma-
ntebeërs legde beslag op den zoeker 3. 7)
Anderen verleidt hU <4. 1). De nartstoem
triomfeert. „Uit verkeerden wil. schrijft i'-U
te de begeerlijkheid gemaakt, en loer deze te
dienen ontstaat de gewoonte, ji wordt rT
geen weerstand geboden aan de gewoonte
dan ontstaat de noodzakelUkhelrl zooals m”’
ineengeschakelde schakels MU deld qe-
kl”isterd een harde slavernU jonf 8. Si
Hoogmoed zucht om te schitteren deden
bet hunne. Hoor hem klagen: Jiet ras eene
afschuwelijke boosheid, dat ik lever wilde
mU boven U. Almachtige God. ot mijn ver
derf dan U ooven mif tot mün heil 'c ver
heffen" Conf. 5 10).
Paulue had ook den dwalenden Augustinus
geteekend: ..zeggende, dat zU wijzen zUn.
werden zU dwazen" <Rom. 1. 22). Ddt is wel
een vreeselUke straf voor menschen. die in
tellectueelen heeten. en als nooce ’Usheid
lanceeren. waarom een kind moet aceen en
wat over enkele laren den .geleerde" het
schaamrood op de wangen jaagt. Of welk*
ziele-ellence moeten wU vergelliken met die.
welke scepticisme als wetens--haopeli1k sy
steem verheft? Augustinus had w ok mede
te kampen. ,J> gedachte kwam <x’k n mi!
op schrUft hU. dat voorzichtiger dan an
dere wUsgeeren zU waren, welke men Aca
demici noemt en die beweerden dat men aa i
alles twilfelen moet en dat de waarheid door
een mensch niet kan gevonden worden’
(Cent. 5. in>.
Academici! Ofschoon in anderen zin.»aca-
Wat Roland Gosselin van den moralist
zegt, is ock van toepassin op den paedagoog:
,JSl prodlgieux solt le génie d un mo:ailste.
11 ne mérite pas une heure d’ attention s’ 11
n’ eet pas 4 1’ abri de la dure réplique:
Médlcin. guéris toi méme..Hoe kwistig
ook het genie van een zedemeester moge
zUn. hU verdient nog geen uur aandacht,
indien hU niet valt buiten het bereik van de
scherpe replique: „Geneesheer, genees U
zelf.”
In hoeverre beantwoordt nu de Bisschop
en Kerkleeraar Augustinus aan de elschtD
voor een ideaal paedagoog?
De speciaal-studies, die tot heden over
Augustinus als paedagoog zUn verschenen,
hebben bU voorkeur den Augustinus van
Cass ciacum tot voorwerp. Zeker kan men
uit dien tijd (de dialogen) vele vruchtbare
paedagoglsche beginste’.en opstellen. Met
voorliefde wordt dan aangehaald zUn werk
over de Doctrina Christiana (de ChristelUke
leer) in het 2de beek van deze verhande
ling ontwerpt Augustinus een heel svsteem
voor wat wU zouden noemen, het lager en
middelbaar onderwijs, een systeem, dat onge.
twUfeld van grooten invloed is geweest op
de volgende eeuwen.
Het zal duldelUk zUn uit onze waardebe
paling van een paedagoog, dat dit studie*
De Waarheid, die Augustinus begeestert,
is God zelf. BU hem geen weetgierigheid,
geen berusten in de kennis van de een of
andere waarheid. HU zoekt het ware, het
ZUn, het Goede, dat alles omvat en alles
verklaart: „Verus PhUosofus est amator
Dei: de ware wijsgeer is een minnaar van
God zoo roept hU uit in de ..Stad Gods".
HU zoekt den Levenden God. voor al ZUn
eigenschappen, zelfs voor de meest abstracte
staat hU in gloed.
HU is vol begeestering voor het begrip
„Eeuwigheid". De Eeuwigheid is voor hem de
personificatie van de GoddelUke Liefde, die
zich uitspant over den tUd. de wieg, die ons
leven draagt. God is voor hem het Vader
land van de ziel. „Wat verlangt gU te ken
nen? God en de ziel. Niets meer? Neen, ab
soluut niets meer”.
HU. met zUn rijk gemoed, vermeit zich
bU voorkeur in de beschouwing van de God-
Augustlnus wilde, maar o! die hartstocht!
oorzaak van veler afval en uitstel tot bekee
ring. evengoed m onze dagen.
En dan smeekte hU: ..Hoe lang nog? Mor
gen, altijd morgen? Waarom nu niet? Waar
om niet in dit uur het einde mUner schan
de?" (8. 12).
Te Milaan ging Augustinus luisteren naar
de predikatiën van Sint Ambrosius, Juist
zooals in onze dagen de andersdenkenden
gaan naar de conferenties en retraites voor
ntet-katholieken
Met welk gevolg? HU werd oo
Zaterdag in 't Jaar 387 te Milaan
door den H. Ambrosius.
Met welk gevolg? Augustinus getuigt het
zelf: WU zUn gedoopt geworden en alle moei
lijkheden waren opgelost.
Elndeiuk kind der .Katholieke Moeder
kerk” (Conf. 9. 13).
ElndelUk den Christus gevonden in
Tabernakel! Zooals zUne moeder, wist
hU nu en beleed 't met zUn groot; ziel
dAAr vóór *t altaar uitgedeeld wordt
Slachtoffer, waardoor werd vernield
handteekening. die tegen ons was.
En eenmaal Priester en Bisschon geworden
zUne Belijdenissen schrijvend, smeekt nU
allen, die dit boek van berouw en belUJenu
lezen, dat zU vóór het altaar zullen indach
tig zUn Monica. zUn moeder, en Patricius.
zün vader.
Eenmaal bekeerd, wat heeft Augustinus
geschreven gesproken over de oude Moeder
kerk! Alle dwaling, iedere ketterij treep oü
aan en deed ze buigen voor de immer zege
vierende waarheid. Al zijne talenten, ziin
genlalen geest. zUn onverbiddelijke 'ogica.
zUne schitterende welsprekendheid, den rijk
dom zUner wetenschap wendde nü aan. om
de Katholieke Kerk te verdedigen. De zon
daar werd een boeteling, een 'sceet. een
Ordestichter. De ketter werd een trouwe zoon
der Kerk, zooals de hymne zingt Ecclesiae
sol splendlde. de schitterende zon Ier Kerk
Duchesne getuigt van hem in Hlstuire an-
clenne de l'Egllse IH: „De son Afnque loin-
taine 11 rayonna sur toute la chrétienté. Aux
hommes de son temps 11 dit toutes les paroles
utiles. II sut leur expllquer leurs tmes. les
consoler des malheurs du monde. guider
leurs penséea A travers les mysteres. A tous
tl hit aimable. Par lui les fanatlques 'urent
apaisés. les ignorants, Aclalrés. 'es penseu*s
malntenus dans la tradition. a ensrigne
tout le moyen-Age. Malntenant encore, aprte
l’lnévltable déchet d’une si longue duree. U
demeure la grande autorité théologique C’est
surtout par lul que nous communiquont avec
l'antlqulté chrétlenne. A certains égards tl
eat de tous les temps. Son Ame et quelle
object veel te bekrompen lUkt. De geestelijk*
groei, dien Augustinus snds zUn Casslcla-
cumtUd heeft doorgemaakt, is toch te belang
rijk, Ook op paeoagogisch gebied geven wfj
verre de voorkeur aan den genlalen B'sschop-
Heilige boven den leeraar van Cassiciacum.
WU moeten heel zUn persoon en heel zjjn
leer in het juiste licht trachten te plaatsen.
Wat is de karakteristiek van zijn leer
De pUnlUke tocht, dien Augustinus na het
lezen van Hortensius ondernam tot het zoe
ken naar de waarheid, heeft diep Ingewerkt
op geheel zUn levensbeschouwing. De Waar
heid is voor hem het central* punt. Gedron
gen door rijn verlangen naar geluk, dat hfl
met recht als een algemeen menschelUken
trek aanduidt, vereenzelvigde hU het bezit
van de Waarheid met hét geluk „Want wie
is gelukkiger," zoo roept hU uit, „dan hij,
die de zekere. onveranderlUke. heerlUke
waarheid bezit.’’ Voor hem. we hebben het
reeds gezien, is de Waarheid God zelf. AM
hU die Waarheid met heel zUn wezen aan
hangt. zal er voor hem geen smart en moei
te meer zUn.
Deze grondgedachte is de markante ba
sis voor zijn opvatting van de Wüsbegeerte.
De Wijsbegeerte in den gefwonen zin van het
woord, als de zuiver ratloneele en theore-
tlsche werkzaamheid van het verstand tot
het oplossen van de meest algemeene pro
blemen. die WUsbegeerte is voor hem zwak
en ontoereikend. HU meent het niet genoeg
te kunnen herhalen. De WUsbegeerte Is voor
hem een wetenschap, die heel den mensch
met rijn verstand en hart, met zUn weten
en zUn liefde opvoert tot zUn hooge eind
doel.
Kenmerkend voor zUn leer is ook het
machtig woord uit de Sollloqula: „Ik wil God
en de ziel kennen, en anders niets, absoluut
niets anders."
„De vraag van (ie WUsbegeerte,” zegt hij
eldqrs, „is een tweevoudige, de ééne over de
ziel en de andere over God. De eerste brengt
ons tot de kennis van ons zelf, de tweede tot
de kennis van onze eerste oorzaak.” Dit alles
vindt weerklank in het verheven gebed
van rijn hart „Noverim me noverim Te",
dat ik m<J kenne. dat ik U kenne. HU wil
de ziel kennen, niet alleen, niet eens aller
eerst om d- noodrakel’ike zelfkennis, maar
vooral om haar verhevenheid, om haar ge
schiktheid voor die hooge bovennatuurlijke
kennis en liefde van God. hier op aarde in
de mystiek dan in den hemel van aanschijn
tot aanschijn."
„God en de ziel alleen”; is dat geen onge
motiveerde zelfbeperking? Volstrekt niet,
want de geschapen, zichtbare wereld is voor
Augustinus geen doel op zich; het is slechts
een steunpunt om zich tot de hoogte van
het onzichtbare te verheffen.
Ook de methode, waarop Augustinus te
werk gaat, is de paedagoglsche bU uitstek.
Dit wordt ens gemakkelUk du'delUk. wan
neer wU Augustinus’ methode vergelijken
met die van St. Thomas, dat andere, grocts
licht der Kerk.
St. Thomas is zuiver dldaktisch, hU spreekt
alleen tot het verstand. Alles is geschoeid op
deze leest, hetrij hU spreekt over God of
duivel, over Hemel of hel, over goed en
kwaad, in alles, de rustige, heldere, doorzich
tige betoogtrant; hU analyseert, de analyse,
de triomf van de dldaktlsche methode.
S. Augustinus is de meester bU uitstek van
de psychologische, of liever paeragogische
methode. HU vermUdt niet angstig de be
schouwingen. HU wil heel de ziel tot de waar
heid brengen. OnophoudelUk vindt men bij
hem uitdrukkingen als deze: „Zuivert U en
GU zult God zien”. „Laat het woord van
Christus in u werkelUkheld worden; zalig zUn
de zuiveren van harte want zU sullen God
zien. Bemint en Ge zult begrijpen, want het
is door de liefde, dat het verstand hoogere
volmaaktheid geeft aan het geloof".
ZUn streven Is er op gericht, de ziel in een
staat te brengen, waarin zU openstiat voor
de inwerking van den H. Geest, vooral voor
de gaven van WUsheld en Verstand. Quod
non amatur. nemo poter t perfecte noase. wat
men niet bemint, kan men niet volmaakt
kennen.
Eerbied
i