DE REISVERÉENIGING VAN JAN MUIL
WW||
J©p bezoek bij Kees
VAN ALLES WAT
ZONNESCHIJN
deer Ro Frankfort
E)ick Leeuwaard
(De bananenvogel
Een eigenaardige luchtreis
I
INDEN
s
a
1
(k
i
I
I
x
I
*Y
DE B.L.N.S.
-
1H
MET PLAATJES VAN
3 4N
met het gezicht
prulmetak, die neg
•'Nu< ,k
probeeren, of ik
hulp kan verschaf-
fen.”
a
■r
&L
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER
TOESTEMMING VERBODEN
WesterscheUlng, 21 April.
Beste Henk.
WerfcelQk tag Jaap na op den graad
„Dat is een
idee”,
7
1
1
9
9
1
o
een
vroeg
4
zoo-
1
p
1.
o
Je PIM.
X
Een brief van <Phn
de sluwe wijndief
een
tl
te
3.
Heel, heel hoog waren ae al......
was spoedig uitgepraat. Jan,
A
e
188.
104.
V v
’-'i- L4
1
I
se-
verschillende afmetingen te
den vogel nauwkeuriger te
doer N. a
eee
de
na
lo
om
heel
bij
heel
en
le-
lek
le-
r-
Den volgenden morgen was Paardenburg de eerste
die kwam aankondigen, dat ae eindelijk in Biggen-
land waren aangekomen.
hU
ter-
En de poppenmoedertjes
Babbelden te samen:
„Leuk. dat ik u hier ontmoet,
De buitenlucht is toch zoo goec
Voor de poppen is het fijn
In den warmen zonneschijn!
n
h
t
r
t
1
L
I
I
begon
naar
de.
om
■de,
opte
noo-
«er
trtd
i de
het
van
«do.
dezen
diep
snavel
m
n.
m
1-
1-
<J
rt
t-
2?
■en
iera
dit
«ta
af-
het
het
va-
J)e»4a LaxJ<
lang op het strand gelegen, te lang om
het nog te laten opzetten. De andere
teekening (Fig. 2) is van een dolfijn.
Dit exemplaar was nog in vrij goeden
staat. De tanden waren goed te Kien.
CFlg. 31. *t Speet mU> dat flt hem zoo
Nu sul Je wel groote oogen opsetten,
als Je ziet, dat deze brief van Terschel
ling komt. Maar vader kon ditmaal met
Paachen een paar dagen verlof krijgen
en vond het nu best de moeite waard,
hier heen te gaan. Natuurlijk heb ik de
flets bU me en als het maar even
goed weer is, dan ga ik er op uit. Veel
is er nog niet te vinden, maar toch heb
ik hier een paar teekenlngen bijgedaan
van dieren, die ik aan het strand vond.
De eerste teekening stelt een lach-
meeuw voor (Fig. 1). Het dier had al
Zag m*n popje eerst wat bleek.
Nu heeft «’al een blosje!
Of die lieve warme zon
Ook wel'kleurtjes tooveren kon!
Ja, mevrouwtje, het is fijn
In den warmen zonneschijn!
Een arme edelman kreeg met Sinter
klaas van «Un rijken neef veertig fles-
schen wijn cadeau. Daar hij zijn bedl*' >de
niet heelemaal vertrouwde en hij der.
wijn van den neef niet graag door hel
verkeerde keelgat zag verdwijnen, meende
hij er iete op gevonden te hebben.
HU zette de veertig flesschen in zoo*n
klein keldertje, als ik
In den warmen zonneschUn,
Wandelden twee meisjes.
En hun peppen alle twee
Mochten met Mamaatje mee
Wat een weertje, heerlUk, fijn!
Alles groen en zonneschijn!’
„Nou, niet ZOO haastig! Die arme jon
gen moet geholpen en zoo gauw mo-
gelUk naar beneden! Kijk eens, ais Je
je nu eens ean mij heat slingerde en
dan naar beneden groeide, zou dat niet
gaan?”
Nadat Kees de teekenlngen gezien
had, vond Henk, dat het tUd werd cm
naar huis te gaan. Kees begon er al moe
uit te zien.
Met de belofte gauw terug te komen,
namen de Jongens efartwM
ten i
duurt
een
Niet aoo lang
praten, juf
frouw Ster,
ik moet
voort."
i
„Boem" ging het. Werkelijk lag Jaap
nu op den grond bedolven onder zijn
dekens. ZUn luchtreis was een droom
geweest.
zon-
in-
bukte zich en
mooiste zaadje*
dat daarna
zou voorle-
boom gaard en
brief van Pim
Een uur later zag het gezelschap den eersten big.
die van een heuveltje een glijbaan had gemaakt. Nu
eerst kwam men tot de ontdekking dat het hier
erg koud was.
beneden. Altijd door groeide de plant
weer an na eeniga uren had ze de narde,
waarvan ze waa opgestegen, weer be
reikt.
Toen de plant ongeveer 2 M. van den
grond af waa, sprong Jaap nmiaag
aan het strand moest laten liggen.
Maar soo’n groot dier, hij was bijna 3
Meter, kun Je toch niet prepareeren.
Wel heb ik nog iets aardigs van mijn
tochten meegebracht, namelijk een stuk
walvischkaak. Je kunt er duidelUk een
opening in zien, waar de zenuw door
heen liep. Die walvlschkaken lijken
het meest op een stuk hout; ze zijn
heelemaal begroeid met korstmossen.
Als Je sr een stukje van afsnijdt, zie Je,
x/
Er was eerlijk cm geloot, wie de drie
uitverkorenen zouden zijn, die bij Kees
op bezoek mochten. Het lot trof Henk,
Jan en Relndert. Toevallig kwam er
dien morgen juist een brief van Pim.
Die werd natuurlUk meegenomen.
Om drie uur stonden de jongens vol
gens afspraak op de stoep bU Kees.
Zij werden dadelUk binnengelaten en
mochten naar Kees toe. Deze lag oog
wat bleekjes in zijn bed. Maar hij keek'
verlangend naar de deur, hu had de
OPLOSSING VAN DE KNAPPE
rekenmeesters
Er blijven er maar twee over, namelijk
de beide kaarsjes, die ik uitgeblazen
heb. De andere drie branden heele
maal op.
Als die slak lederen dag 5 meter
omhoog kruipt en den volgenden
nacht weer 3 meter zakt, dan schiet
ze dus 3 meter per dag op. En nu rede
neerden Jullie dus allemaal verder;
Dat is per dag dus 2 meter. En de paal
is in zUn geheel lang: 25 meter. Dus
in 12 S dag zit ze boven op het paal-
puntje.
MIs. hoor!
ZU is er al veel eerder geweest, name
lijk in II dagen.
Luister maar.
De eerste tien dagen kruipt ze telkens
5 meter omhoog, maar den volgenden
nacht zakt ze telkens weer 3 meter;
zij is dus in die tien dagen en nach
ten gekomen op 20 meter hoogte.
Den elfden dag klimt ze er weer 5 Mj
en zit dan ’s avonds net precies boven
op den paal.
Dat klopt als een bus. hè?
Wanneer dien hond een poot afgere
den is, heeft ie er heelemaal geen
meer over. HU komt er dan zelfs nog
één te kort.
Hoe is ie?
Jaap kwam uit school en liep naden
kend huiswaarts, zUn oogen gericht op
den grond en het hoofd diep voorover
gebogen net of hU wat zocht. Elnde-
lUk.daar zag hU wat op straat liggen
een stuk of vüf groote pitten,
nebloemenzaad leek het net. Dat
teresseerde Jaap! HU
raapte het grootste en
op. Dat zou hU zoo dadelUk planten en
dan eens zien, of het ding ook goed
groeide. Het staat wel leuk, soo’n mooie,
groote zonnebloem voor bet huls. De
te de verte te kUken, bet geweer bracht
den vogel in mUn hand en Ik wad in
staat om
nemen en
bekjjken.
Later, toen ik in het land van Kttoech,
aan den voet van het Elgongebergte,
reisde, hoorde ik een vogel, die begon
met een soort gil, waarop acht of ne
genmaal een diep geknor volgde. Het was
een rotsachtige plaats, waar enorme
rotsblokken boven elkaar lagen. Tus-
schen de steenblokken trachtten hier en
daar eenige boomen en struiken, zich in
bet leven te houden, maar boven op den
grooten heuvel stond een weelderig
boechje Ik begon den heuvel te beklim
men, toen ik een troep bavianen tegen
kwam. zu hepen weg, behalve een groote
mannetjesaap, die een houding aannam
alsof hij mU te hJf wilde; maar zUn moed
t minder
gelang ik
Lftngzaam
en stapte
pennen
prachtig rood.
Hoe prachtig toch is Gods natuur! WIJ
behoeven maar de moeite te doen om.
er naar te kUken.
bel hooren overgaan en hoopte, dat het
de Jongens zouden zUn.
De drie vrienden kregen ieder
stoel en gingen in een kringetje bU bet
bed zitten. Om Kees niet te veel
vermoeien, hadden zU af gesproken, dat
Relndert over den rupsentocht in bet
park zou vertellen, Jan over den tocht
naar den
Henk den
zen.
Relndert
op den prpHitl—l
J ktJna even mooi was
ala een week geleden, toen hU geplukt
ward, had langer werk.
Mevrouw Kooper, Kees’ moeder kwam
eeoa kUken. of haar jongen nM te moe
werd en zU bracht meteen een lekker
kopje thee mee.
De jongens mochten nog een half uur
tje blUven en daarom vroeg Kees, of
Henk maar gauw den brief wou voor
lezen. Er viel een teekening uit. Reln-
degt raapte baar op en Henk las voor:
wUl hU met groote bewondering
door de andere bavianen werd bekeken.
HU deed alsof ik een te gering persoon
was om zich langer met mtj op te hou
den, maar zUn voortdurend omkUken
bewees, dat hij het zaakje toch niet erg
vertrouwde.
Na lang klimmen kwam ik. eindelUk bU
een boom, waarin de vogel zat. Het ge
weer bracht een van die vogels naaf be
neden en tot mUn groote vreugde zag ik,
dat het een bananenvogel was, maar een
veel mooiere, dan ik ooit gezien had.
De gebogen snavel was geel, het aan
gezicht blauw, de nek en de hooge pluim
op zUn kop van het zuiverste wit De
borst was groen en liep verder beneden
in gitzwart over. De rug en ook de vleu
gels waren metaal-groen, maar de «lag
en ook de staartbedekking was
dat bet been heelemaal kleine
gaatjes zit. Daar heeft bU de levende
dieren de traan in gezeten. Daardoor
sjjn de beenderen minder zwaar.
Nu aju, ik ga nog een tochtje maken,
Ik blUf nog drie dagen en wie weet,
wat ik nog vind. Als altUd,
te worden»
hem nader-
draaide
weg.
RAADSELS
Wat zette Adam bet eerst in bet
Paradijs?
.Welke oogen is de meneeh Bever kwijt
dan rUk?
Welke menschen zetten ham voeten
zóó sterk neer, dat je bet in da
heele stad boeren kunt?
Wilt gU weten goede vrinden.
Waar mU iedereen kan vinden?
Zoekt mU, waar ge bosschen ziet.
Want in steden kom ik niet,
*k Ben steeds in de kleinste woning
Even goed als bij den konlng;
'k Woon ook midden in de zon
Evenzeer als in een ton;
Nu zult gU mijn naam wel weten.
Zegt dus, hoe ik wordt geheeten!
Jan is wUs; maar wie is wijzer?
Wanneer heeft het schoonste meisje
ter wereld geleefd?
Waarom is bet blad van een boom
gelUk »an het menschelUk lichaam?
Welke lieden «Un attUd gastvrij?
Wie van ons stapt het eerst in bed?
Dit raadt ge licht niet, naar ik wed!
Ik ben morgen niet meer, wat ik
heden nog ben;
Tafel, bed en huis zUn weg;
Zelfs mUn naam wordt me ont
nomen.
-na 1M hU eenv!
buren hadden het ook; maar zUn plant,
de plant van Jaap moest grooter wor
den dan die van de buren, veel grooter!
Die keken er heelemaal niet naar
maar hU zou t zaadje aanstonds
voorzichtig in de zwarte aarde van zUn
tuintje planten, er heel veel mest
doe%zijn krulwagentje vol, het
veel water geven en dan zou je eens
zien! Zijn plant zou een sieraad worden,
niet alleen van zUn tuin, maar van de
geheele straat! Zoo fantaseerde Jaap!
Vlug liep hU huiswaarts, maakte
fraai kuiltje in den grond, haalde den
mest en het water, deed er de aarde
weer over en.... nu zou hU eens zien!
„Wat voer je daar uit. Jaap?"
vader.
„Ik plant een zaadje en ik geef
flink mest en water, dan wordt
gauw een groote, prachtige plant,
der!”
„Goed, jongen, maar als je er
veel mest op doet, heb je kans, dat de
plant bU Onzen Lieven Heer op de tafel
groeit".
„Wie weet, vader!"
Avonds ging Jaap om 8 uur naar
bml en daar lag hU te denken aan zUn
plant als vader eens geluk had, dat
zUn plant eens tot aan den hemel groei
de!
HU moest toch eens gaan kijken!
.Dat is een idee”, sprak de plant
„Goed, dat doen we!” En onmiddellUk
begon de plant weer te groeien. Haar
stengel maakte een prachtigen boog
rondom de ster en toen ging het naar
Het was dicht bU Kampala in Oeganda,
waar ik voor het eerst de groote gekuifde
Toeraco (Corythocola crlstatus) zag. Het
was in een stukje boschgrond vlak bU een
waterplas. Ik hoorde een diep „kurr"
welk geltlid telkens herhaald werd. Ik
keek naar boven en zag den prachtigen
bananenvogel langs een tak loopen met
uitgestrekten nek en gebogen lichaam.1»
De hoofdkleur van
vogel was
blauwgroen;
en aange
zicht waren geel en
een roode pluim
van veeren pirUkte
op den kop. De
slagpennen van
«Un vleugels waren
ook van prachtig
rood. Men zegt, dat
een zware regen-
bul de roode kleur
van die slagpen-
nen afwaecbt,
maar dat de vleu- "a7 -
gel zUn schit
terende kleur weer sjxjedlg aanneemt.
De kleurstof, die boven in die veeren zit,
heet Turacin en bevat koper.
Het deed mU goed, dezen moolen vo
gel te zien; maar weldra bemerkte ik.
dat er meer van die vogels in de boomen
dicht bU dien waterplas zaten. Ofschoon
de hoofdkleur overeen kwam, verschilden
zU hier en daar in de onderdeelen.
Ik verliet Kampala en drong het bosch
in, dat bU Namllyango het land door
kruist
Het was beslist aangenaam om er een
paar dagen door te brengen. Men zag
den aap zUn acrobatische toeren ver-
toonen; de Zerus zat daar gelUk ons
eekhoorntje met gekrulden staart om
hoog; overal hoorde men bet gezang van
vogels, die zich ta het dikke loover schuil
hielden. De neushoornvogel trachtte mU
bang te maken met zijn scherp neus
geluid en tot mijn groote vreugde zag ik
weer onzen bekenden bananenvogel. Dit
maal was ik niet tevreden met slechts
op het teekeningtUe
hiernaast heb aangege
ven. HU had dan langs
lederen kant elf fles-
schen staan en kon dus
in een wip constatee-
ren, wanneer hu in het
keldertje kwam, of zijn
heele cadeau nog pre
sent was. Bi wanneer
hU bU zUn komst in <taï kelder steeds
langs lederen kant 11 fli—nhen telde,
grinnikte hU in zich zelf over zijn süm
idee.
Maar zUn bediende was nog slimmer.
HU stal er eerst vier, toen nog eens vier,
de volgende week weer 4 en daarna nog
eens vier en ten slotte dronk hU er nog
twee leeg in totaal dus 18 en de slim
med) eigenaar telde lederen dag toch
steeds langs de wanden van «Un kelder
heel netjes 11 stuks.
Wie weet, hoe de dief het aangelegd
heeft, om zUn gapperU te wbergen?
Voorzichtig sloop hU de trap af en
ging naar buiten, naar de plaats, waar
het zaadje in de aarde rustte.
KUk, net ding kwam al boven den
grond. FUn kUk eens, je zag bet
groeien. Even luisteren ook! De men
schen zeggen wel eens: je hoort het
groeien! Dat moest hU eens onderzoeken!
Spoedig lag hU. zoo lang bU was‘op den
grond met het oor heel dicht bU het
plantje. Ja hU hoorde een suizend ge
luld, dat hoe langer hoe duidehjker werd
het werd het geenar van een machine
en groeien neen maar, kolossaal!
Duidelijk hoorde hU ook een stem:
„Op zU, op zU! Je hindert me bU mUn
groei I" Maar Jaap, die vol belangstel
ling was voor hetgeen hier gebeurde
zei: „Ach, lieve plant, laat me nog even
luisteren.”
„Zelf weten dan," sprak deze, ,Jk groei
door, hoor!"
In een wip was de stengel al door
Jaap's baar gegroeid en hU voelde zich
van den grond opgeheven.
,Aau, au!" riep Jaap; maar de plant
stoorde er zich heelemaal niet aant Die
bleef maar doorgroeien, altUd honger!
Jaap bengelde al een meter boven den
grond en weldra zag hU zUn huls al be
neden zich.
kom ik weer beneden", dacht de
arme jongen en de plant zei: .Eigen
schuld! Ik kan niet ophouden met
groeien. Je hebt me zóóveel mest en wa
ter gegeven, dat ik naar boven moet!"
Heel, heel hoog waren ze al en’ Jaap
begon het wel leuk te vinden. Maar....
toch werd hU wel een beetje benauwd,
bU de gedachte, boe nu weer thuis te
komen.
,^eg, Ueve plant", begon Jaap nu.
„Kun Je niet even ophouden met
groeiendan klim ik langs je stengel om
laag; ik moet toch weer naar huis!"
.Dat kan je net denken", antwoordde
de plant. „Je zou dan al mijn prachtige
bladeren die aan mijn stengel groeien,
leelUk stuk trappen. Geen sprake van.
Als bet herfst is en mijn bladeren dor
zUn, dan kan je wat mU betreft wel
naar beneden klimmen, maar nu niet!"
,4a, maar ik kan hier toch niet zoo
zonder eten en drinken blijven", zei Jaap.
.Niets aan te doen, jongen! Eigen
schuld!”
En daar groeide de plant weer door.
Spoedig waren nu de sterren bereikt
en Jaap bemerkte er een, die uitmuntte
door pracht en glans. LiefelUk blikte ae
op, toen Jaap haar naderde. Haar ge
zicht drukte medelijden uit; dat zag
Jaap duidelUk!
„Houd even op met groeien, zonne
bloem!" sprak de ster tot de plant. „Ik
wou even dien jongen spreken”.
,Nou even dan!" sprak de bloem.
„Maar, jongen, hoe is dat mogelUk?”
vroeg nu de «blendelijke ster. „Wat zul
len je ouders ongerust worden. Je moet
weer zoo gauw mogelijk weg van hier.
Je hoort hier niet thuis, je moet op de
aarde zUn; straks begint je school weer”.
Utor ui weet geen raad”, antwoordde
nu Jaap. ,NU wil niet ophouden met
pgroeten en altUd
maar hooger moet
I ik”.
En hierop wend-
de de ster zich tot
dp plant en sprak
Bfejfc. „Kun je werkelijk
niet ophouden met
groeien?"
„OnmogelUk!
HU heeft me
zooveel mest en
water gegeven,
dat ik steeds
door moet groei
en, tot ik al
dat voedsel
heb opgege-
en dat
nog
poos.
102. Een arend maakte een eind aan bet feest door
boven op Jan Muil z’n neus een grooten steen te
laten vallen. HU had er zelfs een bloedneus van.
10L Béter de Bruin liep den heelen avond maar op te
scheppen met zUn pUP en parasol. Ko NUn, die in
een holletje zat, hield hem leelUk voor den gek.