g
r
i
F^ïPffïi
J
DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL
Rd
8
1
-4r r.ti^-rpi
e
i'
F
1
e
e
t
- Xf
<~o
12=
34^
p
WIEGELIED
2
5
2
L- r P r— -l^--±p
mombakkes
een
VAN ALLES WAT
5
voorspoedige
middag
dJick Leeuwaard
ru^fliiet
±203
t- fl
E_UG|D
3
ffi
3
3
i
1
2
S
ES
J
I
3
i
<9
5
1
E<F
l
i
z
5
5
T
KEOV27BC3 'OOG.
i
t
E=t
4
I
i
t
o
T
t
i
1
t
DE B.L.N.S.
I
i
i
I
5
i
t
o
I
t
L
A
-
ztn
I
MET PLAATJES VAN
JOoe
I
o
1 l- qcc=
Il/aa «a
IlTcLI
H-y
.•«-r
-
Muziek van Lena Kruithof-van Diggelen
Woorden van E. N. Wao
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER
TOESTEMMING VERBODEN
fl
t
i
i
-i
i
t
t
o
t
t
xa-k.
voorbUgeloopen
d
t>
i
7
7
3
5
5
3
3
1
1
t
1
;A„. -,.j,A.
*-■' -• A-'
WW—--
I
1*.
S1<JW<JU<XI
6
1
6
3
7
5
1
5 opnieuw 4
4
3 den derden keer vier
4
merken, watr iedereen
waa.
i
JL
4-
i
i
OPLOSSING VAN:
DE SLUWE WUNDIEF
6
e
5
3
B
3
4
3
4
3
5 Weer vier foetale.
3
je nu. hoe vervaarlijk «U er uit ziet? Zie
je die vreeselUke groote, zwarte oogen.
die zoo dreigend den vijand aan kunner
kijken? Zie je dien vreeselüken bek met
tanden? Dien hoog opgerichten kop? En
het eigenaardige van dat alles is nu, dat
S
5
6 de laatste 3
ik. v«/
-»V4. nXL
votrvjA
vewzkclk
yw wtrt, -wujw Tc kat nyi. - &jpw
al present.
bek is ook niets andere dan een streep.
waarmee de huid geteekend Is. Die tan
den ook: alles ia maar schijn. Het is een
De teekeningetjes hiernaast maken je
duidelijk, hoe de dief het, door verplaat
sing der flesschen aanlegde, er telkens
een paar achterover te drukken.
<vSu. TLO,
n wt k Wtw iekowne cl-orv^ezg,
(zij
één, twee,
roofvogel.
ft
1M. Toen bet Biggetje beneden was aangeland, gaf Beer
de Bruin hem een handje om hem aóó aan de
sndere dieren te laten den
gaan, vond Ada een sierlijk plantje met
bloemen, die van binnen wit en van
buiten groen waren. Tooe herkende bet
ate vogelmelk (Fig. 5).
Van de sleutelbloemen en boschane-
monen werd weer voor elk gesin een
mooi boeje geplukt. Voor Kees werd
ook een bloem van de vogelmelk mee-
genomen.
Zeer in hun schik met ds moote
vondsten keerde de B. L. N. 8. zingend
huiswaarts.
-wOj .-n-crt Ut «U- oog jes T^vt-
.Maar,” protesteerde Ada. .Aronskel
ken zien prachtig wit en ze zijn veel
grooter”.
3
7 Op deze manier sün er al 4
verdwenen, en men telt er
nog steeds elf langs lederen
wand.
3
108. De dieren begrepen dat se zich m Biggenland
behoorlijk moesten aandienen. Daarom ging Ko Nijn
eens met den oonsr.l praten.
ku^ -kjtAd -toe/
,Ik heb wat moois voor Kees”, zei
Tooe den volgenden Woensdagmiddag.
„Wat dan?” vroeg Henk. ..Een prach-
tlgen magnolia tak; kijk maar”. En Toos
hield een moolen tak omhoog. „Gekre
gen van mijnheer Smits, hij had van
Kees’ ziekte gehoord en vroeg of ik zor
gen wou. dat hij op de plaats van zijn
bestemming kwam".
Ze waren het viooltjesbosch al door
en Henk, die mot Relndert voorultge-
loopen was, had de eerste Sleutelbloe
men al gevonden. (Fig- 1).
Daar riep de stem van Mlentje hen
terug. „Kom eens kijken, wat een leuke
dingetjes ik hier gevonden heb” (Fi
guur 3).
ael Relndert, „wafr kan dat we-
am?”
Jk weet het”, riep Henk, jAronskel-
ken.”
hij mocht nu telkens
|e op, maar de dokter wilde
i aan doen. Kees was erg blij, dat
nog even kwam, hjj vroeg of Henk
vooral uitvoerig verslag zou doen
de wandeling.
en Henk terugkwam, was de
t Was de bedoeling
flinke wandeling te maken
▼z
eens een
maar
„Weet je wat, ik breng hem nog even
weg voor we gaan wandelen Ik heb
zoo n hoop, dat we meer zeldzame plan
ten vinden zullen dan verleden week;
het weer is zoo veel zachter".
Henk bracht vlug den tak naar Kees’
huls. Deze begon al goed op te knap-
Nu dit masker doet bij dese rups
precies hetzelfde. Als zij een vijand, die
op “haar aan komt vliegen of kruipen, wfl
verschrikken, dan eerst zet zjj haar mas
ker op.
Waar zjj dat vandaan haalt?
Dat heeft deze rups altijd bij zich. Het
ligt verborgen onder de plooien van haar
huid en als zfl zin heeft het op te zetten,
welnu dan doet zij het.
Komt er bijvoorbeeld een roofvogel
aanvliegen, die veel van rupsenvleesch
houdt (zjj kent haar vijanden!), dan
gaat één, twee, drie het masker voor
en de roofvogel, die daar zoo opeens
zoo n dreigenden kop voor zich ziet, be
denkt zich nog wel eens, vóór hif het
tegen zoo’n monster opneemt: immers hij
dacht zoo’n gemakkelljken, onschuldigen
prooi buit te kunnen maken!
club
een
T„.. naar de
meer afgelegen boschplekjes. Henk ken
de een plaats, waar boschanemonen en
sleutelbloemen groeiden.
Ditmaal was Mlentje ook van de par
tij en dat bleek een voordeel te zijn.
Want die Mlentje kon soms planten op
jammer het diertje te verschrikken.
Ook Jan had een mooie vondst ge
daan. Tusschen harde, groene blaadjes
stonden mooie blauwpaarse bloemen
(Fig- 4). Hjj kende ze wet de bloempjes
van maagdepalm, die bij hen in de
kweekerij steeds in voorraad gehouden
werden. Dat die plantjes hier in het
wild groeiden, was iets nieuws voor hem.
Even voor het tijd was naar huls te
I dPjo?-
In Indië leven allerlei dieren, die wij
hier in ons vaderland niet vinden.
Vandaag willen we eens iets vertellen
over een groote rups, die op dunne takjes
van groote bootnen leeft Het is een kan
jer van een beest, dat niets anders doet
dan vreten, den ganschen
Heel wat blaadjes en fijne
neemt de nimmerzat op
die manier tot zich, vóór
zij zoo ver is. dat zij zich
inspint.
Op het eerste gezicht
heeft het beest niets
merkwaardigs. De bruine
huidkleur, de kop, de
pootjes het is alles peer
gewoon net als bij an
dere rupsen, die je ook
hier bij duizenden vindt.
Om je dit te laten zien,
geef ik je hier haar welge-
lijkend portret, waar je
haar bezig ziet met haar
maaltijd. Rustig zit zij
daar te smullen. Het fijne
takje, waarop zij ziu
wordt netjes afgeknaagd
en even vóór bet zal breken, gaat sinjeur
een beetje verder haar vernielingswerk
verrichten
Maar. kijk nu eens naar het tweede masker, waarachter zich de onschuldige
plaatje: kop van het dier vei bergt. Zooieta als
Dat is een heel ander dier, niet waar? i Jullie wel eens opzetten om anderen te
Nee, nee. Het is dezelfde rups. En zie I verschrikken.
108. Maar daar kwamen opeens een paar broertjes van
hot biggetje aansetten. Ze vertrouwen bet zaakje
niet erg. Ze waren niet gewend met wilde dieren
otn te gaan.
1*1 1
11 l -.-rvt t*”rt ëM ^Z-taoLcise
„Toch zijn het Aronskelken", hield
Henk vbl, .maar echte Nederlandsche;
die groote zijn Tropische. We zullen er
een voor Kees meenemen, die zal de
plant denkelijk ook wel niet kermen.”
ZU gingen nu sleutelbloemen en ane
monen plukken. Plotseling hoorde Tilly
iets ritselen. Zij bleef doodstil zitten en
Jawel, daar kwam heel voorzichtig een
kleine hagedis te voorschijn. Het diertje
stak zijn kopje vooruit, overtuigde zich,
dat er nergens gevaar dreigde en gleed
toen bijna geruisohlooe door de dorre
bladeren weg.
Tilly had een oogenbllk het idee ge
had het diertje te pakken en mee te
nemen voor het terrarium van Kees,
waarvan zij bij de eerste kennismaking
zoo genoten hadden! Maar zij vond het
Is dat nu niet 'n prachtig bescher
mingsmiddel?
Mooier en doeltreffender kan het toch
zeker niet!
Jammer, dat je dit diertje In Holland
niet vindt. En of je het in den Dieren
tuin kunt vinden, weet ik niet. Ik heb
t diertje hier nooit gezien, maar zeer
dikwijls op Java. C. K.
Heel diep in het donkere boech woonde een oude leeljjke tooverheks, niet maar
zoo’n doodgewone, maar een heel erg leelijke, waar bijna niet eens naar kon kijken
■onder doodsbenauwd te worden.
Dta tooverheks hield er een leelijke gewoonte op na om iedereen, die se in de
buurt kreeg, te betooveren.
Maar daar was ze natuurlijk een tooverheks voor.
Den laats ten tijd echter had se niet veel te doen gehad. De winter was bijzon
der koud geweest en niemand was voor zijn pleizler in het boech gegaan. Wel kwam
er van tijd tot tijd een oude houthakker In het boech. maar daar vond de tooverhek*
Biets aan om dien te betooveren
Daar had je geen pleizler van. vond ze
Als je dien leeljjken houthakker betooverde. van wlen de meeste menschen tocli
niets moesten hebben, dan zouden ze nog blij zijn op den koop toe en een tooverheks
la er nu eenmaal niet om de menschen bljj te maken.
Maar het voorjaar was nu aangebroken, en niettegenstaande de boomen nog
niet groen wilden worden, was het prachtig weer en soms kon het zonnetje al zoo
lekker schijnen, dat het wel zomer leek.
„Zleaoo,” zuchtte de tooverheks, terwijl ze een kopje koffie slubberde, „nu is die
doode tijd eindelijk voorbij en kunnen we eens aan bet werk gaan.”
Betooveren noemde ze ook werken, ofschoon ze niet anders te doen had dan
een stokje naar Iemand uit te steken. Maar ze was erg lui. zoo lui, dat ze altijd met
reusachtige gaten in haar dikke gebreide kousen liep. Maar juist die luiheid om
baar kousen te stoppen zou haar ongeluk worden, zooals jullie hooren zult
Aangelokt door het mooie lenteweer, was er een jonge prins tn
bet boech verzeild geraakt. Hjj liep net een vroolljk deuntje te
fluiten, toen opeens de tooverheks voor hem stond. HU zag wel.
dat ze erg leelUk was. maar zag niet, dat hU met een tooverheks
te doen had.
„Zoo, zoo,” zei de heks. ..heb je soon plezier in je eentje? De»
■uilen we je wel eens gauw afleeren
En voor de prins begreep wat er gebeurde, was hjj in een klei::
end. leelUk mannetje veranderd, met heel magere spillebeentjes.
„Wel heb Ik van m’n leven,” riep de prins uit, maar zUn stem
klonk krassend als van een kraal.
„Ja, ja,” lachte de heks, „Je ziet er mooi uit zoo. En je zult zoo
blUven net zoolang tot ik dat groote kluwen wol dat daar in den
hoek ligt, opgebruikt zal hebben. En als je weet, dat ik nooit van
m’n leven m’n kousen stop, dan weet je genoeg."
De prins was natuurlijk erg verdrietig, maar dat duurde niet M>o
heel lang en hU begon op middelen te zinnen om weg te komen.
Op een goeden dag-stierf er een andere tooverheks, die de tante
was van de onze. Er was een erfenis te verdeelen en daar de heks
erheen moest, was ze wel genoodzaakt haar kousen te stoppen
„Weet je wat.” dacht se, „Ik hoef dat kluwen Immers niet op te
maken.” en ze gaf den prins de knot om deze over te kluwen.
Daar de prins echter wist, dat de heks graag babbelde, begon hij
heel druk met haar te praten, en voor de heks wist, wat er ge
beurde, was de knot wol op en was het leeUJke oude mannetje weer
een jonge prins geworden
„Ziezoo." zei de prins, „we zullen jou wel eens
onschadelijk maken.” En hU bond de heks een sak
om haar hoofd en nam haar mee naar zUn paleis. 0
waar iedereen, die graag een heks wou zien, haar
voor een dubbeltje mocht bekijken.
Wt. Op een flinken aftand bleven te staan. Dat was
omdat ze erg bang waren voor Jan Muil. Stel je
voor, dat die ben eens opat!
0 «vn-TiA.