1
DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL
■R
I
"'i
.11
'Jill
Een parkwandelinè
Gevaarlijke planten
cDick Leeuwaard
J
T
<r
rS
>3*
DE B.L.N.S.
J
V
9
CH—
A
7
1
J
1
MET PLAATJES VAN
s
M.
OVERNEMING (JIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
•>i
0 J
5
3
in
9t
n
1
n
Toekl Omar snelde steeds verder voort
t
I
RIE RAMMELT
I
ll
V’utKv*
ver
ft
^7
I
„Vriend.” zei Tor k le Omar
f
k
o
V.
119.
U8.
120.
O
8
t
7!
GrootUad
l
I
len.
rk-
Beer de Bruin echter ging naar een der biggen
toe en beval deze hem te begeleiden op zyn wan
delingen. De big deed het natuurlijk met tegenzin.
Een groot deel ven het vergil trekt in
de iaden enverschillende misdadigers
in Indie weten dat. De pitten worden
heel vaak verbrand en den rook blaast
men dan in de slaapkamer. De bewoner
bedwelmt daardoor geheel weet niet,
wat er om hem heen gebeurt en als hü na
een langen, diepen slaap eindelijk ont
waakt. heeft de dief zijn slag geslagen en
is hjj met medeneming van geld en kost
baarheden verdwenen.
De ongelukkige bewoner gevoelt zich
wilde
sljn
bet
uit
Toekl
Henk en Relndert waren ook Juist thuis
gekomen. ZU hadden wel aan hun elub-
genooten gedacht, maar gemeend, dat er
van de wandeling niet veel gekomen soa
zijn. Beiden waren over hun werk zeer
tevreden.
maakt
Amet
onzen
ord
rel
de
be
ft
l.
ft
n
de
or
ui
sn
dl
S«gcl>”A»
Eenparig werd na bertoten het dier xfjn
vrijheid te hergeven. Nog een blik op de
aonderlUjg gevormde sprieten, toen zette
Ada het dier weer op den stam van den
boom, waar bet waarschijnlijk afgevallen
waa en de terugtocht werd aanvaard.
Even later riep Tilly: „Wat ruikt het
hier lekker."
„Geen wonder." antwoordde Toos. _K#k
maar eens, een bloeiende linde." j
„Is dat niet verbazend vroeg?" merkte
Tilly op.
we nog een naar de vruchtjes gaan kij
ken (Hg. 4). Die zijn bü alle clema-w-
soorten hetzelfde
Een eind verder kwamen zjj bü een
groep populieren. Door den harden wind
waren bladeren en takjes afgevallen en
op een daarvan zag Ada een dier krulpen.
Zü nam het op en zoo konden allen den
grooten populierenboktor bewonderen (Hg.
6>. Hij had een bijna zwarte kleur, maar
de licht gekleurde haartjes deden hem geel
lijken.
„Wat Rillen we met hem doen?" vroeg
Ada. „Laten loopen." stelden Toos voor.
„Of Ir een doosje doen om aan Henk
en Relndert te laten zien." meende Kees.
„Henk sou het niets prettig vinden als nü
wist, dat het dier al dien tijd opgesloten
was geweest," antwoordde Toos JBXi vond
het al erg genoeg, dat hij self op bet
eindexamen opgesloten set."
Het allereerst kwamen ze aan een tennisveld, waar
een paar biggen met elkaar aan het tennissen
waren. Beer de Bruto bleef er een heelen tijd naar
kijken.
kasus. Vandaar is hjj naar verschillende
Europeesche landen overgebracht: aan
vankelijk als sierplant voor de tuinen,
later wist hij zich vrij te maken van dezen
dwang en to het wild te woekeren naar
hartelust.
De geur van de plant Is ietwat onaange
naam. vooral als er een groot aantal
exemplaren tegelijk staan te .geuren".
Ze is door middel van een fltoken. dikken
pen wortel in den grond bevestigd. De
bladeren zijn groot, gesteeld en bochtig
117. Hierdoor had het gezelschap van Jan Muil dus "toe
stemming gekregen de orde te verstoren. Krok Odil
richtte zich thans tot een der konijnen, die in Big-
genland woonde en vroeg daar otn nachtverblijf.
nog urenlang ellendig in het hoofd, moe to
de beenen, onpasselijk enz. Dat is natuur
lijk de nawerking van het vergif van den
Doornappel, die in IndlC Ketjoeboeng heet.
Het vergif van den Doornappel wordt
niet altjjd gebruikt voor zulke slechte
doeleinden. De apotheker weet er een be
dwelmende stof uit te halen, die zeer ge
schikt is om zieken te verdooven en daar
door zulke ongelukkigen vrij te maken
van hevige pijnen en smarten.
In Europa ziet men de plant heel vaak
op oude bouwvallen bloeien, ook wel langs
zandwegen in de duinen.
Het vaderland van den Doornappel ligt
ergens in Zuid-Rusland bjj den Kauka-
ult te voorschijn en kleine bladeren.
(Hg. 3>. ..Dat is een clematis." verklac^le
Jan. „Die hebben wij oek wel ééns ge
leverd. Meestal nemen de menschen klei
nere soorten met witte bloemen Die lijken
dan meer op de wilde clematis of
boschrank. Als se uitgebloeid zijn, zullen
Het spel duurde net zoolang tot een der biggen
zei. dat ze er nu genoeg van had. En tegelijkertijd
draalde ze zich om en verliet bet tennisveld.
meeldraden ztM korter dan de betmdra-
den. De groote, eironde doosvrucb»
te met stekels bezet, waardoor de vruchten
beschut zijn tegen het opeten door dieren.
Vrucht van den doornappel (openge
sprongen). Nu maar eens zien, of je bem
kunt vinden. Het is de moeite wel waard
er eens naar te zoeken!
„Ja," antwoordde Jan. „maar dit te ook
de grootbladllnde. die is altijd wat vroeger
dan andere llndenaoorten. (Hg. 8.» Zien
jullie die harige hoopjes tuaschen de blad-
nerven? Daar leven mijten, die de hlado-
ren van bladluizen vrij houden. Verder
wordt lindenhout voor allerlei doeleinden
gebruikt, waar zacht, niet vlug splijtbaar
hout noodig is.'
Even later bleven zy voor een ouden
boomstam staan Daar slingerde zieh een
dikke houtige stengel omheen. Hier en
daar kw amen er groote paarse bloemen
Toekl Omar stapte de' deur uit en
spoedde zich voort zoo snel zijn beenen
hem dragen konden. Een zucht van ver
lichting steeg uit zijn borst op. De oude
roover schudde Amet, die nog wat sla
perig op een stoel zat, niet onzacht door
elkaar.
„Vriendje." sprak hjj, „dat is een bui
tenkansje. Zonder eenlge moeite is de
koffer in ons bezit gekomen. Wanneer
de man terugkomt, heeft hij nog meer
kostbaarheden bü zich, welnu, dan doe
je met hem zooals ik je reeds bevolen
heb. Ga nu nog maar wat rusten." Toeki
Omar snelde steeds verder voort, den
hemel dankend, dat hy doer deze list
uit de handen der roovers was gekomen.
In warme landen, sooals onze Oost,
komen veel planten voor, die vergiftige
bestanddeelen bevatten. Ook in ons land
vindt men die gevaariyke bloemen, doch
niet zoo veel als in warme gewesten.
En wanneer ik dan zoo schrijf over die
vergiftige planten, dan denk ik op de
eerste plaats aan een plant, die jullie
wel zult kennen, n.l. den Doornappel, met
zijn prachtige witte bloemen en zijn steke
lige vruchten. Je kent toch de doprn-
appe’.en. niet waar?
Nu. in Indië komt diezelfde doornappel
ook voor, wordt er echter grooter en pro
duceert meer vergif dan zijn Hollandsche
broer.
getand. De groote, 810 c_M. lange Moe
-merrizyn kort gesteeld en hebben een
buisvormige^ vijfhoeklgen kelk, die in 5
spitse punten uitloopt. Na den bloei valt
de kelk af; maar een deel daarvan wprdt
houtachtig en blüft zitten en vormt als
't ware een schoteltje, waarop de vrucht
komt te zitten.
De sneeuwwitte kroon is trechtervor
mig met een vijflobbigen zoom. De 5
Q
r$r
Gek. ondanks de belofte, aan Henk ge
daan. dat ze een wandeling zouden maken,
had geen van de clubgenooten er erg
veel zin in. Om te beginnen, was het weer
erg buiig: telkens viel er regen. Er werd
dan ook besloten te beginnen met een
spelletje te doen. Kees, die goed op de
hoogte met aardrükskunde was, stelde
voor het aardrijkskundespelletje te doen.
Dit kwam hierop neer, dat één van het
gezelschap blindelings met de punt van
een potlood een letter uit een krant aan
wees en nu moesten allen zooveel aard
rijkskundige namen, beginnende met die
letter, bedenken als zij to vijf minuten
konden. Kees bleek allen de baas, terwijl
Gerrit, die nooit veel met aardrijkskunde
op had. het minste succes had.
Toen het spel zoowat een uur geduurd
had riep Jan: „Kijk eens naar bulten."
t Was een mooi gezicht: de regen had
opgehouden, de druppels schitterden nog
aan takken en bladeren.
„Laten we nog even bet park in gaan."
stelde Ada voor. ..Daar zal het nu prach
tig rijn"
Zoo gezegd, zoo gedaan. Vlug werden
jassen aangetrokken en petten opgezet en
na een kwartier waren ze al In het park.
Daar hoorden zij juist nog een merel flui
ten. Even later zagen zij den prachtigen
zwarten vogel met zün zwarte veeren en
gelen snavel op het gras rondspringen.
Op dat oogenbllk stonden zij juist bij
een tammen kastanje: Gerrit wees op
de lange katjes bijna zoo lang als de
smalle bladeren. (Fig. 1).
„Nu ja," bromde hjj in zyn baard, ..als
ik je daar een plelzier mee kan doen,
vooruit dan maar; het ding staat mU
niet in den weg. Wanneer u weer hier
komt, zal ik u een van mijn jagers mee
geven om u den weg te wyzen naar
Djldda. En nu goede reis. Val mij niet
langer lastig Ik heb gisteren een ver-
moelenden dag gehad en—winfog wat
rusten."
nu dat jelui weg komen. Alleen
blijft hier om morgenochtend
gast te vergezellen. Toekl Omar
was verstijfd van schrik. Zyn vonns was
dus geveld. „Wat moet »k beginnen,"
dacht hij radeloos van angst. Aan ont
vluchten viel niet te denken. De beide
roovers bevonden zich in het kamertje,
waar hij door moest om de deur te be
reiken.
Angstig blikte hü in het rond of hij
soms een raam zag. waardoor hü zr.u
kunnen ont nappen, maar nergens ont
waarde h(j iets wat hem het ontvluchten
mogelijk kon maken Nu zon hü op een
ander plan. Wellicht dat hü door list
uit de banden der roovers kon komen
Nadat Toeki Omar den soberen maal-
tüd. welke hem door zyn gastheer was
voorgezet, genuttigd had. vroeg hü zün
gastheer naar een slaapplaats. De oude
geleidde hem naar boven en wees hem
een bed. Toeki Omar strekte zijn ver
moeide ledematen uit en viel weldra m
een diepen slaap. Hoelang hü geslapen
had. wist Toekl niet, maar toen hy wak
ker werd, meende hü een vreemd geroe
zemoes van stemmen te hooien Zou de
dag reeds zyn aangebroken, dacht hü,
maar neen, alles was nog zoc duister.
HU wreef zich de oegen u» en verge
wiste sich, dat hü goed wakker was. Ja.
'daar hoorde hy het weer. Ver-Xhillende
stemmen klonken door edcaar.
„Vreemd," dacht hy. „de nude man
was toch alleen in het huisje toen ik
kwam. Met wien zou hü nu zoo druk
praten midden in den nacht? Toekl
Omar werd nieuwsgierig Door een reet
jin den vloer zag hij, dat beneden licht
brandde. Voorzichtig stapte hü uit zijn
bed en keek eens door den kier heen.
Daar zag hy beneden den ouden man
omringd door ongeveer tien ruw uitzien
de kerels. Verschillende van hen waren
de geweren aan het nazien, anderen
slepen hun messen, en sommigen waren
bezig om allerhande voorwerpen uit te
stallen welke ze by zich hadden Toeki
Omar voelde zich maar half gerust. V7at
had dit alles te beteekenen, vroeg hü
z ch af. Plotseling stolde het bloed hem
in de aderen. Duidelijk hoorde hü een
der kerels zeggen: „Dit heb ik een rei
ziger ontroofd, die door het bo ch reed.
Toen hij tegenstand bood, heb ik hem
een kopje kleiner gemaakt."
.Daarna zag Toekl dat de booswicht
eenige gouden en zilveren voorwerpen
aan den ouden man gaf. Weer een an
der gaf een lederen tasch. welke hü
beweerde aan een dienaar des kalifs te
hebben ontroofd. ,Den inhoud kon Toeki
Omar nét onderscheiden. Het angst
zweet parelde hem op T voorhoofd. Nu
begreep hjj pas, dat hü bij een roevers
bende was aangeland De oude man
scheen het hoofd der bende te zyn. Al
thans alles, wat de kerels meebrachten,
werd aan hem afgedragen. Nu nam de
oude het woord.
„Mannen." sprak hü. „ook ik heb een
goede vangst gedaan." Hü vertelde hun
van Toeki Omar, die vee! kostbaarheden
bü zich had en nu verdwaald was. Hij
wees met den vinger naar boven en zei:
„Ik heb hem veilig opgeborgen. Morgen
vroeg vertrekt hü van hier. Amet, Jü
moet hem den weg wyzen, maarben
je eenmaal bü de heuvelen voorbü den
viersprong, vraag hem dan zyn koffer.
Wil hy dezen niet afgeven, welnu, dan
gebruik je geweld. De messen zijn scherp
en de geweren werken goed. Mannen.
Toekl Omar was een der bekendste
koopl-eden van Arable. -Zyn zaak, die
sfch te Mekka bevond en welke van
onder tot boven vol was met kostbare
edelsteenen. verheugde zich In een steeds
toenemenden bloei. Op zekeren dag reis
de Toekl Omar van Mekka naar Djldda.
Hü droeg een koffer by zich, waarin zich
veel kostbare edelsteenen bevonden, die
hü *e Djldda wilde verkoopen. Na een
vermoelenden dag kwam hü bü een groot
boich. waar hy dooi heen moest om zyn
doel te kunnen bereiken. Het boseb ~was
echter zeer dicht begroeid en de dus-
ternte viel snel, zoodat hy het rechte
pad büster werd Hy dwaalde verder en
verder af en raakte geheel van den goe
den weg af. Door de dikke duisternis
was het hem niet mogtlük dezen weer
terug te vinden. Nadat hü een poos zoo
had voortgeloopen. ontwaarde hü in de
verte een lichtje. Toekl Omar vermoed
de dat daar wellicht een huisje zou staan
en richtte zün schreden daar heen. Wer-
kelük ontdekte hy ook een huisje. Op
zijn herhaald geroep en geklop verscheen
een giimmig uitziend man op den
drempel.
„Wat moet dat hier zoo Iaat?" vroeg
hü norsch. Toekl Omar vertelde hem,
dat hü op weg was naar Djldda, waar
hü verschillende edelsteenen wilde ver
koopen en nu in het bosch Verdwaald
waa „Zoudt u mij dezen nacht niet
willen herbergen?" vroeg hü den man.
„Wel komaan,” sprak de oude, „als gü
genoegen neemt met hetgeen ik u aan
bieden kan, kom dan maar binnen.”
Töeki Omar, d e zeer vermoeid was,
nam dit aanbod dankbaar aan. Hü trad
binnen. Het vertrek, waarin hü zich be
vond. was schaars verlicht. Een hou
ten kist, die blükbaar als tafel dienst
deed, benevens een paar bankjes, maak
ten het heele meubilair uit. Langs den
wand hingen verscldllende geweren,
wasmuit Toeki Omar opmaakte, dat de
man mogeiyk jager was. Daar hü echter
te vermoeid en zeer slaper g was,
diepte hy zich niet in gissingen.
Behoedzaam stapte hy weer in bed en
probeerde na te denken wat hem nu te
doen stend. Hü wendde ach om en om.
Verschillende denkbeelden kwamen by
hem op. doch 1 een na 't ander zette
hü als onuitvoerbaar van zich af. Na
een uur of wat in den grootsten angst te
hebben doorgebracht kreeg hü plotse
ling een ingeving. Ja, zoo zou hü het
aanleggen. Gerulmen tyd bleef hü nog
stil liggen, totdat eindeiyk een luid ge
snork hem voldoende zekerheid gaf. dat
dz belde roovers in een diepen slaap
gedompeld waren. Voorzicht g stapte hü
wederom uit bed en begaf zich naar zyn
koffer. Zoo zacht mogelük maakte nü
dezen open, nam de mooie edelsteenen
er uit en verborg ze in rijn zakken. Nu
wachtte hü af tot de morgen aanbrak.
Zoodra hü hoorde, dat de roovers zich
van hun legersteden verhieven, begaf
hij zich naar beneden, to de stellige mee-
ning. dat het nu. terwijl ze nog slaperig
waren, de beste tijd was om hen om
den tuin te lelden Hoorbaar klopte zyn
hart, want van dit oogenbllk zou het
afhangen, of hü al of n et levend uit
de banden der roovers sou komen. Met
schünbare kalmte groette hü de beide
booswichten. De hoefdman wreef de
oogen uit en groette terug. „Vriend,"
zei Toekl Omar, Jk ben u dankbaar
voor uw gastvrüheid en zal ze niet licht
vergeten. Zohder uw aanbod om dezen
nacht hier door te brengen, zou ik wel
licht thans reeds een prooi zyn van de
dieren of to handen van roovers
gevallen. Echter zou ik u, kidlen
niet te brutaal is, nog een gunst
willen verzoeken."
„Laat maar eens hooren," bromde de
oude. o
„Zoo Juist,” hernam Toekl Omar, „toen
ik in myn koffer keek, bemerkte ik. dat
ik vergeten heb een stel zeer kostbare
granaten daar In te doen. Deae moet ik
noodzakeiyk hebben, want ik zou ze te
Djldda voor zeer hoogen Prijs kunnen
verkoopen. Nu Is het myn plan om
naar Mekka terug te gaan en ae te ha
len Zou u tnü nu een groot genoegen
willen doen om myn koffer met de
edel teenen te bewaren? Bü mün terug
komst zal ik hem dan komen halen. U
suit hem hoogstens twee dagen behoe
ven te houden. Binnen d en tijd ben ik
stellig hier terug. Het Is voor mü ge-
makkelüker, wanneer ik hem niet aldoor
behoef mee te dragen."
De roover lachte in zyn vuistje. Zün
gericht, dat eerst zoo grimmig was, ont
spande zich tot een grijnslach.