DE REISVEREENIGING VAN JAN M UIL MET PLAATLeeuwaard
(De gevonden gulden
Een brief van Henk
Serenade
van alles
wat
DE B.L.N.S.
-9'
KIEKJES
D».
44*
k
r a
fc.
ok
T.,(
'és
I.
1
I
I
iata-
OVERNEMING UTT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING
VERBODEN
Beste B. L. N. S.-ers,
duizendmaal dankte xe vader
geld,
alsmaar één-twee-drie
en
ge
er in
zag er
en
„hoe heeft
de
groote voetzoeker!”
Dertig
ca-
neus
gulden
uit
de
te
en
aardig,
A
CHR. K.
DE BETOOVERDE BAND
jongens op.
A. L.
1
En lazen de plakkaten, die daar voor
het raam hingen
het
van
wanden
jongens,
hun
Je neemt een reep papier van zoowat
anderhalven
en
met
un
lig
en
Ier
in.
en
der duinpan. Wat genoten
een kleur van opwinding
gezichten. Wat ging dat
kleine
kwek-
van
een
was
die
Je kunt dit kunststukje nog varieeren.
door bij het vastplakken het eene eind
niet een halven slag maar een heelen slag
om te draaien. Je krijgt dan wel twee
ringen, maar die hangen dan als ket-
tlngschakels aan elkaar.
Probeert het allemaal maar.
van.
het
harp
de
num-
viertal
of
De
me
>el.
tar
an
e-
jd
stad
oten
af-
van
ook
xxi-
laar
ZOO
P te
en
iaar
mde
te
toch
Irel-
hler
een
ver-
ren-
seer
de
arlo
lijk
trio
De
ler-
or-
eft,
;n-
en.
ige
luk
ch-
tens
tad,
tels
htf: „een
zoo maar
vader dankte den directeur en verliet
met zjjn jongen het kantoor. Tien minu
ten later stonden ze voor een armoedig
huisje, vader tikte en ’t oudje, dat elke
week vier gulden ouderdomsrente trok,
deed open.
Wat was ze gelukkig, toen vader haar
vertelde, dat hjj haar den verloren gul
den kwam terug brengen. Nu kon ze ten
minste haar huur betalen. Ze had al zoo
in de verlegenheid gezeten!
Thuis elschte vader echter zijn gulden
terug uit Arie’s spaarpot.
Allerheiligen was voor de beide vrien
den niet zoo bijzonder aardig geweest!
Het klinkt eigenlijk wel gek om op een
eiland van landzijde te spreken. Maar
zoo heet het toch werkelijk en ik bedoel
daarmee den kant van de Zuiderzee.
Door de duinvalleien gingen we vlug
verder. Eindelijk kwamen we aan zee en
vanaf de laatste duinenrij zagen we het
uitgestrekte strand voor ons liggen. Het
was eb en dus was het strand extra
breed. Hier en daar was een ophooping
van zand, waar zandhaver (fig. 4) en
helm groeiden. Dat was het begin van
nieuwe duinen volgens Prof. Schwetner.
Jonge dulntjes, noemde hij ze. We liepen
verder langs het strand; tegen de dui
nen zagen we een enkele maal kleine,
groene plantjes, dit was zeeraket (fig. 5).
Deze zeeraket heeft lichtpaarse bloem
pjes. dikke stengels en dikke vruchten.
Eindelijk kwamen we bij paal 13. Je
moet weten, dat het heele strand door
kilometerpalen is verdeeld.
Dit is een merkwaardige plaats, want
daar zijn eenlge jaren geleden bij zwaar
weer de duinen weggeslagen. Daar is nu
nog niet zooveel van te zien, alleen zjjn
de duinen wat lager en nog niet zoo be
groeid. z
Als je nu vraagt, hoeveel ringen of je
krijgt, wanneer je met een schaar den
ring in tweeën knipt, als op de teeke-
Ben ik de eerste? Ik hoop van wel er.
ik hoop ook. dat Jullie net zoo veel van
je vaoantie geniep als ik.
Jullie moet namelijk weten dat den
dag, nadat ik hier kwam, een Deensche
professor hier is aangekomen. Hij heet
prof. Schwetner. Hij komt hier 14 dagen
van zijn vacantie en wil de duinvorming
bestudeeren, want hij had gehoord, dat
hier de duinen nog weinig geschonden
zp-
Zoodra we by Hoorn den duinweg In
sloegen, begon het al. Daar Is al heel
wat door het Staatsboschbeheer ontgon
nen. Maar er zijn ook nog ongerepte dui
nen. Tegen de duinhellingen groeien
duinroosjes (fig. 1), waarvan nu alleen
de bottels te vinden waren. Ook duln-
viooltjes (fig. 3) staan er veel, en wal-
stroo. Maar de typische plant voor de
zeekust ontbreekt bijna geheel, dat is
ding uit elkaar, nog vóór Arie den tijd
had den voetzoeker weg te slingeren. De
lading ontplofte met een sterken knal
en de vonken spatten naar alle kanten!
In een wip zat Arie’s nieuwe Zondagsche
jas vol brandgaten, terwijl Gerrit, die
vlak naast zijn vriend stond, eveneens
schouwers natuurlijk niet in de gaten
laten loopen. Neem je papierreep daar
om zoo lang mogelijk, des te minder
bemerken ze er van
een
voor.
„Goed!" sprak Arie.
En daar ging het weer; het doosje lu
cifers werd weer voor den dag gehaald,
een lucifer aangestoken, maar dezen keer
ging 't niet zoo gemakkeljjk als eerst.
Het lontje van den voetzoeker wilde
maar niet flink vuur vatten en telkens
brandde er maar een heel klein deeltje
af en dan hield het op met gloeien. Een
nieuwe lucifer, maar weer gloeide ’t
lontje slechts even. Nog eens en nog
eens weer; maar t ding scheen niet te
willen en de jongens begonnen al te
mopperen over den.onwil van dien ake-
ligen voetzoeker, totopeens ’t heele
lontje tegelijk afbrandde en het kruit
tegelijk vuur vatte. In een wip sprong 't
Gerrit en Arie waren dikke vrienden;
den geheelen dag waren ze bij elkaar,
zoowel onder als na schooltijd, vaak tot
’s avonds laat toe. Ze gingen dikwijls
samen fietsen en haaiden samen ook
dikwerf kwajongensstreken uit. Je be
grijpt, dat er zoo nu en dan wel eens
strafwerk volgde. Nu, dat werd dan ge
zamenlijk gemaakt in het achterka
mertje van de woning van Gerrit’s
ouders.
nlng is aangegeven, dan aal natuurlijk
het algemeene antwoord zijn: Twee!
Knip je nu echter den reep op de aan
gegeven manier door, dan zullen allen
en misschien jezelf ook verwon
derd staan te kijken, dat je maar één
grooten ring gekregen hebt
We hadden onze kousen en schoenen
uitgetrokken en konden dus zonder ge
vaar eens even de zee in tippelen, om
onze voeten te verfrisschen.
Eindelijk waren we aan het eind; het
laatste stuk viel duchtig tegen en toen
we in West nog net de autobus oppik
ten. hadden we er niets geen spijt
Nu jongens, we zijn moe en
wachtwoord is: „vroeg naar bed’’. Trou
wens Kees ligt al onder de wol, Toos
zegt goeden nacht en ik zet er een streep
onder voordat ik met de pen in mijn
hand over het papier in slaap val.
Henk.
groote Zandplekken in zijn Jas kreeg.
De jongens schrokken geweldig, toen
ze de verwoesting in hun beste kleeren
aanschouwden.
Dat zou me vanavond wat geven!
Nu. 's avonds ging het er ock werkelijk
heet toe! Wat mopperden die moeders
en straften vaders handen.
Onder ’t vreeseiyk gehuil van Arie
werd de geheele geschiedenis van den
gulden verteld en van ’t koopen van ’t
vuurwerk.
„Een prachtige geschiedenis!” zei Arie’s
vader eindelijk. „Niet alleen, dat je heele
jas reddeloos verloren is; maar ook nog
het geld van wie weet wat voor armen
stakker naar de maan! Morgen zullen we
eens onderzoeken, wie den gulden ver
loren heeft en dan kan je uit je eigen
spaarpot betalen, dat beloof ik Je. Nu
opgemarcheerd naar bed, deugniet!”
Ook bij Gerrit ging het er niet minder
malsch toe! Hij voelde nog wekenlang
zijn ooren. zoo had vader hem geraakt!
Het woord „vuurwerk" kon hij langen
tijd niet meer hooren uitspreken zonder
dat zjjn ooren opnieuw pijn deden.
En den volgenden morgen kwam de
ontknooping van het drama. Om 8 uur
gingen vader en Arie naar het postkan
toor en vroegen den directeur te spreken.
Vader vertelde nu, dat Arie gisteren vóór
't postkantoor een gulden had gevonden
en vroeg, of er mlnschien iemand was
geweest, die aangifte had gedaan vtn de
vermissing.
„Ja,” antwoordde nu dadelijk daarop
de directeur. „Het was gister de dag van
betaling der ouderdomsrente; een arm
vrouwtje had haar vier gulden geïnd en
was kort daarna teruggekemen om te
zien, of ze misschien een gulden had la
ten liggen. Ze was n.I. maar met drie
gulden thuis gekomen. Ach, ik had zoo
met de stakker te doen, vooral nu ik haar
meter lang en 1 i 2 cM.
breed en plakt de belde uiteinden aan
elkaar met gom of gluton, maar zóó,
dat er een .slag” in komt, d.w.z. alvo
rens het zaakje vast te plakken, draal
Je het eene einde een halven slag om.
Nevenstaand teekeningetje zal het Je
duidelijk maken. 1
Alleen moet je bedenken, dat, vanwege
de ruimte, de papierreep natuurlijk veel
te kort geteekend is.
Je moet deze draaierij voor Je toe-
Op een keer het was Allerheiligen
schitterde zjjn glans in de koude herfst
lucht! „Hoera!" riepen de Jongens. Nog
l een vijftal van die aardige dingen brand
den zoo voor de oogen der jongens op en
toen móesten de levenmakers er aan;
een groote bom werd uitgezocht en aan
gestoken en eenlge seconden later don
dagen naar I derde daar ,n stille duin het harde
B I schot, honderdvoudig weerkaats tegen
lees de 7=---" J- --
de
verhitte
heerlijk
„Nog eens
stelde Gerrit
het
heel
weg
Gerrit-Oom, die mooi en goedkoop vuur
werk in voorraad had. Voor hun gulden
kregen ze dan ook heel wat: eenlge
groote en kleine doozen Bengaalsche lu
cifers, een paar bossen zevenklappers,
eenlge bossen voetzoekers, een doosje
zonnetjes, enz. enz.
Het was een heel pak. dat ze te sjou
wen hadden; maarhet genot, dat ze
er van hadden, zou ruimschoots tegen
die moeite opwegen!
Waar zouden ze echter dat pak zoo
lang verbergen? Niet thuis, natuurlijk!
Daar zou het pak opvallen!
Maarze wisten wel raad! Ze stap
ten door naar de duinen, daar was berg
plaats genoeg!
En
moest teleurstellen; maar ik heb haar
beloofd, dat ik haar adres zou opgeven
ais er iemand kwam, die den gulden had
gevonden.”
Even verwijderde de directeur zich en
kwam terug met een papiertje, waarop
het adres der oude vrouw was opgetee-
kend. „Ziehier mijnheer,” zoo vervólgde
nu de directeur; „hier is haar adres!”
Al heel gauw kwam nu de vraag bij
de jongens pp: „Wat zullen we er mee
beginnen?”
„Vuurwerk!" riep Gerrit opeens. „La
ten we er vuurwerk voor koopen. Dan
kunnen we vandaag een leuken dag
hebben!”
Tweemaal waarschuwde onze
ons, dat er iets was aangespoeld.
Eerst vonden we een halfverganen
bruinvisch en verderop een dooden zee
hond. Maar ze waren zóó vies, dat we
ze maar lieten liggen. Toos, die ook mee
was gegaan, hield zich bezig met schel-
pdp zoeken.-Ik denk, dat ze daarover wel
zal schrijven. Kees had den kijker bij
zich en snuffelde, als de prof hem even
met rast liet, in het boekje va&^Mjsse.
Het was een fijne wandellnRk^W
twee-drle, alsmaar één-twee-drie alsof
het zeggen wilde: zwaait en draait, want
dat is de hoofdzaak van de heele
schledenis.
De muzikanten stonden er in een
kring omheen en speelden, dat het een
lieve lust was. Daar had je Kareltje Vlie-
gensnapper met zijn gouden harp en
Krisjan Muggenvanger, die de fluit
blies; daar was Hannes Poppeneter, die
zijn snuit net zoo lang trok als
harmonlka; en de kleine trompetter
er ook Lutjebroer heette ie
verliefd was op de koningsdochter, of
schoon zijn rug een ietsje te rond was.
Alle vier droegen ze roode sjerpen en
gouden sjerpen en ze barstten bijna van
muzikaliteit.
Ja, t was heel plechtig.
jurk aantrekken en zoowat de heele
kikkerwereld kwam zoo ongeveer op vi
site om haar te fellciteerende opper-
maarscnalk, de kamerheeren en de hof- „Alsjeblieft, nog
dames en het heele gevolg; d’r werd voor -“‘l"
deze feestelijke gelegenheid van gouden
borden gegeten en 's middags werd er
getracteerd op chocolade en aardbeien
met slagroom.
Maar de serenade was toch het mooi
ste van alles: het bezoek, dat haar
’s-morgens de boschmuzikanten brach
ten, de boschmuzikanten van de elze-
boomen bij den vijver, heel in de vroeg
te, toen het nog donker was.
Moet je hooren.
De kapelmeester stond midden in den
vijver op een groot rond plompeblad en
dirigeerde. Hij had zijn nieuwe blauwe
jas aangetrokken, die met de gele
knoopen en deed zeer gewichtig. Oogen,
dat ie opzette, nee, je zou d’r van
schrikken. En wanneer ie met zijn diri
geerstok zwaaide en de armen door de
lucht mlden: èèn-twee-drie; alsmaar
èèn-twee-drie, dan danste stlekum het 1
roode tipje van zijn zakdoek achter uit
zijn jaspanden lustig mede: van één- I
de helm (fig. 3). De planten, die we
hier vonden, kunnen het zand niet zoo
goed bij elkaar houden. Daardoor heb
ben de bInnenduinen steeds neiging om
zich naar de landzijde te verplaatsen.
Ze worden „opgerold”.
komen en bovendien krijg je nog
deautjes ook!
Ik krijg er vast en zeker een heele-
boel, overdacht ze bij zich zelf want
ik ben niet voor niets de dochter van
den koning!
Ja, ze kreeg verscheidene cadeaux,
drie groote tafels vol en nog een
kleintje. Ze mocht beur mooiste groene meester maakte dan telkens zóo’n die
pe buiging, dat het roode zakdoektipje
recht naar boven wees. En Ja, dan moest
ze lachen of ze wilde of niet.
eens, nog ’n
mertje!” riep zê 'dan en het
speelde lustig verder.
„Het is allemachtig aardig, Paatje,”
zei de kleine koningsdochter, en de
oude koning knikte, zoodat zjjn kroon
begon te waggelen, de kroon met de
groote groene steenen.
„Werkelijk, kind, ’t is alleraardigst",
zet de koning. En ook de opperhofmaar
schalk en de kamerheeren en de hofda
mes en het heele gevolg fluisterden: .Al
leraardigst! werkelijk alleraardigst!"
Toen moest de kapelmeester binnen
komen. HU mocht de prinses de hand
kussen en van den ouden koning kreeg ie
de Kikkervlsch-orde met de staarten en
werd bovendien tot hofkapelmeester be
noemd.
De muzikanten kregen echter choco
lade en aardbeien met room, zooveel ze
lustten en voor hun kinderen mochten
ze ook nog wat mee naar huls nemen,
ieder een heelen zak vol.
Jullie begrijpt, dat zijn voorstel aan
ons Pim is ook weer hier om hem
te helpen, met gejuich werd begroet. En
zoo hebben we dan vandaag onzen eersten
tocht gemaakt ,,om de West", zooals ze
hier zeggen. Zoowat op het midden van
het eiland gingen we den zeekant op en
daarna langs de kust naar West-Ter-
schelllng. En wat hebben we veel ge
leerd van prof. Schwetner. Wat is er
toch veel aan het strand te vinden, wat
zelfs wij nog niet opmerkten. Gewone
menschen en kinderen, die nergens naar
kijken, vinden van al dat mooie heele-
maal niets.
kerde-kwek-kwek-kwek-kwek. En
daag ben ik jarig, hè paatje?”
Ja, 't was heden haar verjaardag en
daarom had ze mogen slapen, zoolang
ze wilde. En dat was haar uitstekend
bevallen. Ze rekte en strekte zich en
dacht by zich zelf. Zoo'n verjaardag is
toch eigenlijk iets fijns! je kunt net zoo
lang uitslapen, als je wilt; je moogt
kiezen, wat er ’s middags op tafel zal Toen in 't verre Oosten de zon op
ging, waaide het morgenkoeltje de mu
ziek juist door het geopende venster van
de kleine prinses, zoodat ze d'r wakker
van werd.
Nee, zoo iets moois had ze warempel
nog nooit beleefd. Ze klapte van plel-
zier in d’r kleine kikkerhandjes na
ieder nummer klapte ze en de kapel-
en de jongens behoefden dus niet naar
school kwamen %e samen uit de Hoog
mis en gingen daarna nog een straatje
om. Ze kwamen langs het Postkantoor
en lazen de plakkaten, die daar voor
het raam hingen.
„Zie je dat, Arie”, sprak Gerrit op
eens, „ze kunnen tegenwoordig met die
vliegmachines al in tien
Indlë”.
,4a”, antwoordde Arie, „en hier
Ik, dat je ook al kunt telefoneeren met
je familie in Indlë. Maar dat kost
maar effetjes dertig gulden voor een ge
sprek van drie minuten. Dat noem ik
nog eens gauw verdiend, niet!
gulden in drie minuten tijd!”
Zoo stonden de belde jongens nog een
paar minuutjes door te babbelen over
den vooruitgang in den tegenwoordigen
tijd, toen Arie opeens iets in de goot,
die langs den trottoirband liep, bemerkte,
dat zijn volle aandacht trok Hij bukte
zich, grabbelde met zijn vingers wat
door de modder enhaalde toen een
fonkelenden gulden uit de goot
voorschijn.
,KUk eens, Gerrit,” sprak
beste dag niet.... daa^ vind ik
een gulden! Een botfer, zeg!”
En van pret sprong hij eenlge keeren
door de lucht, als een jong lammetje in
de Meimaand.
o
zoo was het pak dan ook weldra
tusschen de dorens in een duinpan weg
gestopt, waar het bleef liggen, tot het
waterige winterzonnetje in zee was weg
gedoken en de duisternis begon te vallen.
Toen werden de schatten voor den dag
gehaald: eerst een zonnetje! Hoe fraai
„Kwak, kwak!” zeide de oude kik
kerkoning en kuste zjjn jongste doch
ter op d'r voorhoofd, dat 't klapte.
Hij had zijn gouden kroon op die
met de groene steenen
mirakels deftig uit.
.Kwak” zei ie nog eens,
m'n meisje geslapen?”
„Heerlijk", antwoordde
prinses, „ik heb heerlijk geruft.
I Dit plan kon de goedkeuring van Arie
ook wegdragen en zoo werd er dus be-
loten dien namiddag, na het eten, een
partijtje vuurwerk te koopen en dan
des avonds te genieten van de pret.
Het werd etenstijd en Gerrit en Arie
begaven zich naar huls om lekker te
eten. Geen van beiden sprak natuurlijk
één woord over het buitenkansje, want
ze waren er van overtuigd, dat de va
ders en moeders het afsteken van vuur
werk nooit zouden goedkeuren, vooral
niet, als dat gekocht was van gevonden
geld, dat hun dus van rechtswege niet
eens toebehoorde.
Na het eten waren de beide jongens
weer heel gauw bij elkaar en sloegen
den weg in naar het winkeltje van
te
m
ïe
Ie
ir
P.
v
U
t
tee
!T-
n-
melkbus. Geen wonder, dat Ko Eftjn
144. Al vluchtende kwamen ze in het land van de
vogels terecht. Hetallereerst moesten ze kennis
maken met den koning der ganzen.
van het biggetje aanwandelen. En daar
natuurlijk voor hun lieveling opnamen,
moesten de dieren haastig vluchten.
141. En toen Ko Nijn het voor Beer de Bruin
wilde opnemen, stopten ze hem op een holletje in
een leege
het daarin wel wat nauw vond.
142. Een der biggen was de grootste belhamel. Maar
toen de dieren hem gezamenlijk achterna wilden
zetten om hem te straffen, ging hij bij een boom
staan om er in te klimmen.
143. Juist op hetzelfde oogenblik kwamen de vader en
moeder
ze het