ALKMAAR EN DE WET, REGELENDE DE FINANCIEELE I VERHOUDING TUSSCHEN HET RIJK EN DE GEMEENTEN r 1 Vaststelling en wijziging van belastingverordeningen in ver band met de nieuwe f inancieele verhoudingswet. t o van zwaardere druk ontstaan. 3.000,— 59.000.— 145.000,— 51 000,— 53.511,— 40,000. - 20.000,— 381.000, - I. I. II. HI. Te i const* ten, b Manioc De i de bel .whom van e< Daai Gebr. delink Toer aanglf «elastt werd streng schijnt Well ontslaf der Gi terdi Sing schri luid van het Fran mote In meld teur mevr den de b gen neus xjjn Dr. letsel De klaag Haga recht te v< Some De door den 1 rich 1 het passan pen. De cs aan i W. is huis-< G. G. te v mand Mt, 11 Een onder men geen Het gehavi het v en 29.002,42) Opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting (35) Uitkeering uit het gemeentefonds Opbrengst van opcenten op de hoofdsom der ge meentefondsbelasting 174.000.-11.000. wegens kwade posten) 163.000, Beschikking over bedrijfswinsten 125.000, 707.000,— 146.000,— arti- voor de jaren 1931/1932 tot en met 1935/1936. Hoeveel die uitkeering voor Alkmaar zal bedragen staat nog niet vast. Intusschen heb ben de Ministers van Financiën en Binnenlandsche Zaken en Landbouw bijTirief van 24 Juni j.l. nrs. 1 en 7400, medegedeeld, dat aan de hand van eene voorloopige berekening de uitkeering per inwoner voor deze gemeente wordt geraamd op 13.60842. Gerekend naar 28011 inwoners zou de uitkeering derhalve be dragen rond 381.000. De uitkeering wordt gedaan in vier gelijke termijnen en u el op 1 Mei, 1 Augustus, 1 November en 1 Februari van elk jaar. Grondslag voor de heffing van de Gemeentefondsbelasting is het zuiver inkomen, vastgesteld naar de regelen van de wet op de Inkomstenbelasting 1914. Dit zuiver inkomen wordt verminderd mét den kinderaftrek van art. 38 van laatstgenoêmde wet, om daarna te worden ver hoogd met een bedrag, afhankelijk van de Êlasse, waarin de ge meente zich, bij verordening, rangschikt. In de eerste klasse bedraagt de verhooging voor ongehuwden y 100,terwijl voor gehuwden geen verhooging plaats vindt. De .verhooging bedraagt: in de tweede klasse voor gehuwden 100. en voor ongehuwden 200,—, in de derde klasse respectievelijk y 200 en 300.—. De belastingplicht vangt dus aan: in de eerste, tweede en derde klasse voor gehuwden bij een inkomen van resp. 800. 700,en f 600,—, voor ongehuwden bij een inkomen van 700,—, 600,— en 947.000, - Aan het bedrag van 270.000,dat zou worden ontvangen bij een gelijke heffing van 80 opcenten zou de gemeente over 1930 gelijk uit vorenstaand overzicht blijkt, bij lange na geen behoefte hebben gehad. Zij zou met een veel geringer aantal opcenten n.l. met bijna 52 hebben kunnen volstaan. Vermoedelijk zal het getal opcenten voor 1931 hooger moeten zijn, doch ook dan zal toch, naar wij verwachten aan een opbrengst van 270.000 geen behoefte bestaan. Het zal derhalve mogelijk zijn een progressie in te voeren. Werd deze b.v. bepaald op 50 tot 80, dan zou een op brengst verzekerd zijn (volgens de door ons ontworpen schaal) van rond 246.000.Wij meenen, dat over geen hooger bedrag behoeft te worden beschikt. Mocht nu of later vermindering mo gelijk zijn, dan zouden wij deze willen toepassen, niet door tel kens de verordening te wijzigen, doch door een bepaling op te nemen omtrent de vaststelling, jaarlijks, van een vermenigvul digingsfactor, waardoor elk jadr naar gelang van omstandig heden kan worden beslist, welk-d^gl van de 50—80 opcenten zal worden gebfixsa inkomen 500,Bij plaatsing in een andere dan de eerste klasse ontstaat derhalve voor alle inkomens een zwaar dere druk, terwijl daarbij ook zij, die tot nu toe vrij van belas ting waren, getroffen worden. - De belasting bedraagt bij een belastbare som van 800,— 1,met een verhooging van 1,voor elke 50,meer, tot 1550,—; bij 1600,— tot 4000,— 18,-r 3,— voor elke 100,— boven 1600,—; bij 4000,— tot 7000,— 90.— 4,voor elke 100,boven 4000,bij 7000,tot 10.000,210.-F 5,voor elke 100.— boven 7000,—, voor 10 030 of meer 360,-f- 6.— voor elke 100.— boven lu.000. Bij de rijksinkomstenbelasting vangt het tarief aan met 0.60 voor 800,terwijl de progressie wordt voortgezet tot 13.50 voor elk bedrag van 100,waarmede de belastbare som het bedrag van 85000,overschrijdt. De gemeente heeft, ingevolge de arlt. 240 d. en 243 der g^neen- tewet de bevoegdheid opcenten te heffen op de hoofdsom der gemoentefon^sbelasting. Deze opcenten worden op alle aanslagen tot een gelijk getal geheven. Het is echter met afwijking van dezen regel geoorloofd, het tarief der opcenten op zoodanigen voet in te richten, dat een geleidelijk stijgend getal opcenten geheven wordt bij toeneming van de belastbare som, m. a. w. het opcententarief mag progres sief zijn. In beide gevallen mag het getal der opcenten voor geen aanslag hooger zijn dan het getal opcenten, dat geheven wordt op de hoofdsom van de grondbelasting op de gebouwde eigen dommen. In deze gemeente bedraagt dit aantal opcenten 80. Indien een gemeente, hoewel geen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid tot progressieve opcentenheffing en hoewel de overige heffingen tot redelijke bedragen zijn opgevoerd, er niet in slaagt de begrooting sluitend te maken, kan het aantal op centen ten hoogste 100 bedragen. De opcenten op de vermogensbelasting, welke de gemeente kan heffen, worden op alle aanslagen tot een gelijk getal gehe ven. Het getal dier opcenten kan tot 50 gaan. Het Rijk heft, gelijk hiervoor is opgemerkt, eveneens 50 opcenten ten behoeve van het gemeentefonds Aan de geun. ...,en wordt uitgekeerd drie vierde gedeelte van de zuivere opbrengst van de hoofdsom der grondbelasting, ter plaatse geheven. De nieuwe wetsbepalingen staan voorts toe de heffing van woonforensenbelaating Deze heffing mag niet afhan kelijk zijn van het Inkomen. Zij is dientengevolge met de tot dus ver bestaande belasting van woonforensen niet op één lijn te stel len, doch als een verteringsbelasting aan te merken. De woonforensenbelaating wordt geheven naar den duur vaj' het verblijf, naar de huurwaarde der gemeubileerde woning of naar andere bij gemeentelijke verordening vast te stellen grond slagen. Belastingplichtig zijn de personen, die eonder in de ge meente hoofdverblijf te hebban, er gedurende het belastingjaar meer dan 90 dagen nachtverblijf houden, of er op tneer dan 90 dagen een gemeubileerde kamer beschikbaar houden. Ten aanzien van de perscneole belasting, die evenals vroeger door het Rijk zal worden geheven, doch waarvan de opbrengst aan de gemeente wordt uitgekeerd, kunnen bij verordening ver schillende bepalingen worden vastgesteld. Daarbij kan worden bepaald, in welke klasse de gemeente voor deze heffing wordt gerangschikt Verder kan in onderscheidene belastingbedragen verandeqing worden gebracht; die verande ring kan zóó zijn, dat voor den eenen grondslag verhooging en voor den anderen verlaging wordt ingevoerd. Zelfs kan de ge meente de heffing voor een of meer der grondslagen meubilair, dianatbodamnaarden. nleziervaariuigea en biljarten geheel doen 946.511,— rond '947.000,— Voor deze inkomsten zouden, gerekend naar de behoeften der begrooting voor 1930, naar ons voorkomt, de volgende in de plaats zijn te stellen: Gedeelte van de jaarwedden van den Burgemeester en ‘tien Secretaris 3/4 gedeelte van de hoofdsom der grondbelasting (1929. hoofdsom 78.559, Uitkeering van de hoofdsom der personeele belas ting (1929: hoofdsom 145.012,21) Verhooging van do gemeentelijke opcenten op de hoofdsom der personeele belasting met de opcen ten, welke thans ten behoeve van rijk en provincie worden geheven (1929: respectievelijk 22.326,18 In bijlage No. 76 schrijven B. en W.: De wet van 15 Juli 1929 (Staatsblad nr. 388), houdende heczu- ning van de financieele verhouding tusschen het rijk en de ge meenten, treedt in werking op 1 Mei a.s. Deze wet veroorzaakt ingrijpende wijzigingen in het gemeen telijk financiewezen. De plaatselijke inkomstenbelasting wordt afgeschaft Het recht, om opcenten te heffen op de hoofdsoih der vermogensbelasting, wordt tot een getal van 50 beperkt. De uitkeeringen volgens de financieele verhoudingswet van 1897 vervallen. In het verlies van inkomsten, dat hierdoor ontstaat, zal door andere heffingen en uitkeeringen worden voorzien. De wet eischt ten aanzien va.i sommige verordeningen, welke de nieuwe toestand vordert, vaststelling vóór 1 September a.s. Rij gebreke daarvan geschiedt de vaststelling door de Kroon. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft er op aangedrongen, dat alle ijlt de financieele verhoudingswet voortvloeiende besluiten vóór genoemden datum zullen worden genomen, opdat goedkeuring daarvan vóór 1 Januari 1931 mo gelijk zal zijn. Wij meenen goed te doen in de eerste plaats Uw aandacht te vestigen op den Roofdlnhoud der wet. Ingesteld wordt een „gemeentefonds Als inkomsten van dit fonds zullen gelden: le. de opbrengst van een directe belasting naar het inkopien, welke onder den naam „gemeentefondsbelasting'’ door het Rijk wordt geheven; 2e. de opbrengst van door het Rijk te heffer. 50 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting; 3e. uitkeeringen uit 's Rijks kas vodh het geval de sub 1 en 2 genoemde opbrengsten niet toe reikend mochten zijn. De gemeenten ontvangen uit het fonds over elk jaarlijksch tVdvak van 1 Mei30 April: a eene uitkeering ten bedrage van 75 der jaarwedden van den burgemeester en den secretaris tot een maximum 3000,— b eene uitkeering per inwoner. De uitkeering per inwoner wordt berekend naar een in kei 4 der wet opgenomen formule. Zij geldt voorshands vervallen. De bevoegdheid, om op de personeele belasting pro gressieve opcenten te heffen, blijft, doch in de plaats daarvan c.f zelfs daarnaast kan nu ook progressie worden ingevoerd voor ie hoofdsom van de heffing naar d,. huurwaarde. De gemeente heeft dus de bevoegdheid door verschillende maatregelen de opbrengst der personeebe belasting te verhoogen, in welk geval met een kleiner aantal opcenten op de gemeente fondsbelasting kan worden volstaan. Op deze wijze kan derhalve de belastingdruk naar gelang van het inkomen'dn meerdere cf mindere mate worden verlegd naar belastingdruk in verband met de vertering. Omgekeerd kan de verteringsbelasting worden verlaagd en de inkomstenbelasting verhoogd. In de bevoegdheid om opcenten op de personeele belasting te heffen is geen verandering gebracht. Evenals vroeger heeft de gemeentefde keus tusschen progressieve en niet-progressieve op centenheffing. Zooals hierboven reeds is gezegd, kan ook voor de hoofdsom naar den grondslag huurwaarde progressie worden ingevoerd. Uwe Veigadering zal, voor nat deze gemeente betreft, een be slissing hebben te nemen omtrent de volgend# punten: De classificatie voor de gemeentefondsbelasting. De opcenten op de hoofdsom dier belasting. De classificatie voor de personeele belasting. De opcenten op de hoofdsom dier belasting. De wijziging van de verordening op de heffing van oprent ?n op de hoofdsom der vermogensbelasting. De woonforensenbelasting. Classificatie voor da gemeeniefondsbelasting. Volgens de nog geldende verordening op de heffing van een plaatselijke inkomstenbelasting bedraagt naast den kinderaftrek d. aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud: voor gehuwden 800.— en voor ongehuwden 650,-—, terwijl de belastingplicht aanvangt bij een inkomen van 50,—. Inkomens tot resp. 850. en 700,zijn derhalve vrij van belasting. Het tarief van de financieele verhoudingswet vangt aan bij een belastbare som van 800, Rangschikt de gemeente zich in de le klasse, dan begint de belastingplicht voor gehuwden bij 800,en voor ongehuwden bij 700,—. Plaatsing in de 2e of 3e klasse zou tengevolge hebben, dat nog lagere inkomens door de belasting zouden worden getroffen. Tevens zou voor alle inkomens een Hoewel de wet bepaalt, dat hetgeen de gemeentefondsbelasting door de rangschikking der gemeente in de 2e of 3e klasse meer opbrengt dan bij plaatsing in de le klasse, rechtstreeks aan de ge meente wordt uitgekeerd (welke opbrengst hier in hoofdsom voor de 2e klasse 20.000,en aan opcenten maximaal 16.000,— zou bedragen) is het naar onze meening voor Alkmaar niet ge- wenscht hiervan gebruik te»maken. Het komt ons raadzaam voor bij den bestaanden toestand aan sluiting te zoeken. Wij stellen U mitsdien voor deze gemeente te rangschikken in de eerste klasse. De Commissie van bijstand voor de financiën kan zich, blijkens haar bij de stukken gevoegd advies, hiermede vereenigen. II. Opcenten gemeentefondsbelasting. De opcentenheffing kan zijn: a. voor alle aanslagen gelijk; b. progressief. Het argument, dat vóór de heffing van een gelijk aantal opcen ten op alle aanslagen is aan te voeren, n.l. dat het tarief der ge meentefondsbelasting zelf reeds progressief is en het onjuist zou zijn progressie op progressie te stapelen, is naar onze meening voor wat deze gemeente betreft, minder sterk dan de overwegin gen, die vóór een progressief opcententarief pleiten. De progres sie toch in de gemeentefondsbelasting is veel geringer dan In de bestaande plaatselijke inkomstenbelasting. Bij heffing van een gelijk aantal opcenten zouden dus de hoogere inkomens, in ver houding tot den bestaanden toestand, in te sterke mate worden ontlast. Hiertoe nu bestaat geen aanleiding, zelfs indien de op centen op de vermogensbelasting waarover in het vervolg van deze bijlage nog wordt gesproken eenigermate worden ver hoogd. Blijkens een aan de hand van de kohieren voor de rijksinkom stenbelasting 1929/1930 gemaakte berekening is de opbrengst der gemeentefondsbelasting voor Alkmaar te stellen op 338000,—. Bij niet progressieve opcentenheffing zou de opbrengst, naar het maximum van 80 opcenten, kunnen bedragen rond 270.000. Het is hier de plaats om uiteen te zetten, hoe de gemeente bij den nieuwen stand van zaken haar middelen over de verschil lende bronnen van inkomsten, welke hier ter sprake komen, zal hebben te verdeelen. Naar da raming voor 1«3« zal worden ontvangen aan: uitkeeringen ingevolge de wet van 1897 52911. en 600) 70 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting belasting naar het inkomen 767.000,verminderd met 60 000,wegens kwade posten extra-uitkeering bedrijven Het maximum van dit vermenigvuldigingscijfer tal, aangezien geen enkele aanslag met meer dan 80 opcenten mag worden be last, 1 moeten zijn. Dit tarief is, naar het ons toeschijnt, ruim genoeg om aan een een.gszins belangrijke stijging der uitgaven of vermindering der inkomsten het hoofd te kunnen bieden. Wij stellen U in overeenstemming met het advies der commis sie van bijstand voor de financiën, vóór, U door vaststelling van de betreffende ontwerp besluiten met een en ander te vereenigen. III. Classificatie personeel* belasting. Bij gemeenteverordening moet worden bepaald, in welke van de klassen der wet op de personeele belasting, de gemeente wordt ingedeeld. Deze classificatie kan voor verschillende gedeelten der gemeente verschillend zijn. De gemeente behoort thans voor het gedeelte stad tot de 4e klasse en voor het overig deel tot de 7e klasse. De vraag of er aanleiding bestaat in deze veroudêfde classificatie verandering te brengen, is reeds eerder ter sprake geweest, ook in Uwe vergaderingen. Met den Inspecteur der Directe belastingen is in 1928 overeenstemming bereikt ten aan zien van een Vborstel aan den Minister, om de gem&ente. voor zooveel het gedeelte „stad” betreft, te plaatsen in de 3e klasse. Evenals toen meenen wij ook nu nog dat dit gewenscht is. Het gevolg hiervan zal zijn, dat perceelen met een huurwaarde van 175200, die thans personeele belasting met opcenten op brengen, vrijgesteld zuilen worden, terwijl tevens de aftrek voor alle perceelen, voor wat de grondslagen huurwaarde en mobilair betreft, hooger wordt. De Inspecteur berekende bet verlies aan hoofdsom op 14 000,Met de opcenten kan het verlies worden gesteld op 20.000, Dit bezwaar kan, naar wij meenen, door een geringe verande ring in het opcententarief ondervangen worden. Onder dit voorbehoud stellen wij U voor de gemeente voor zoo veel het gedeelte „stad" betreft te rangschikken in de 3e klasse. Ook hiermede kan zich de commissie van bijstand voor de finan ciën vereenigen. Wij merken hierbij nog op, dat voortaan In de 3e klasse ook begrepen zal zijn het gedeelte Bergerweg, liggende tusschen de Houtvaart en den Hoeverweg en het gedeelte, plaatselijk aange duid als ..De Omval". IV. Opcenten op de personeele belasting. Bij de totstandkoming van de nieuwe wet was het de bedoeling cm te komen tot tempering van de groote verschillen in belas tingdruk. voor zoover de belasting naar hot inkomen aangaat De bevoegdheid tot opcentenheffing op de gemeentefondsbelasting werd juist beperkt om de gemeente te nopen ook de verterings belasting aan te wenden als sluitpost van de gemeentebegroting. Wij meenen echter, dat het niet gewenscht is, naast de wijzi ging in de classificatie, principieele veranderingen in de grond- slagen der personeele belasting aan te brengen, zoolang niet nauwkeurig bekend is, welke de uitwerking van de wettelijke voorschriften over een tijdsverloop van twee of drie jaren zal zijn. Tot verzwaring van den druk van deze belasting zullen wij der halve geen voorstel doen, al moet uiteraard in de verordening met de mogelijkheid, dat de omstandigheden elk jaar het aspect kunnen doen veranderen, rekening worden gehouden. Als een verzwaring beschouwen wij niet de verhooging van het opcenten tarief, welke noodig is om het bedrag van 20.000,— terug te vinden, dat door de herclassificatie gederfd zou worden. Doordat dc aftrek tengevolge hiervan grooter wordt zal voor de lagere huurwaarden ondanks de verhooging van het aantal opcenten een voerdeel ontstaan, terwijl voor de hoogere huurwaarden de verhooging gering zal zijn. o Evenmin als wij een verzwaring wenschen, komt ons ook een belangrijke verlichting van den druk dezer belasting niet raad zaam voor, wijl zij in het beeld van den nieuwen toestand voor alsnog niet mogelijk schijnt Om deze reden zal de gemeente de hand moeten leggen op de opcenten, die het Rijk en de provincie tot nu toe op de hoofdsom der personeele belasting heffen. De rijksopcenten bedragen 10 op de aanslagen van hen, wier belast bare huurwaarde niet meer is dan 350—700 en 20 op de aan slagen van hen, wier-huurwaarde hooger is. De provinciale op centen ten getale van 20, zijn voor alle aanslagen gelijk De totale opbrengst van deze opcenten is 45.000,—. Bovendien heft bet Rijk 80 opcenten op de aanslagen naar de grondslagen paarden en motorrijtuigen met een opbrengst van rond 6000.—. Teneinde van deze bedragen, in totaal 51 000,— ook voortaan profijt te kunnen trekken, hebben wij het tarief voor de gemeen telijke opcenten zoodanig verhoogd, dat het bedrag van 45.000,— in de opbrengst der opcenten begrepen zal zijn, terwijl voor den grondslag motorrijtuigen (de grondslag „paarden" laten wij egens de geringe opbrengst buiten beschouwing) andere belas tingbedragen, dan in de wet zijn genoemd, moeten worden vast gesteld. Wij geven U in overweging daartoe te besluiten door vaststel ling van de ontwerp-verordening, waarmede de Commissie van bijstand voor de financiën zich kan vereenigen. V. Opcenten «p de Vermogensbelasting. De gemeente heft thans 70 opcenten. De opbrengst hiervan over 1929 bedroeg 40.149,74, de raming voor 1930 is 40 000.De wet beperkt de bevoegdheid tot heffing van opcenten tot,een getal van 50. Ten behoeve van het gemeentefonds za' ook het rijk 50 op centen heffen. In overeenstemming met het advies der Commis sie van bijstand voor de financiën zouden wij het getal opcenten voor de gemeente niet op het maximum van 50, doch op 35 willen zien bepaald. Ontwerp-verordeningen tot heffing en invordering van deze op centen worden mede hierbij gevoegd. VI. Woonforensenbelasting. Van de heffing van deze belasting, die voor deze gemeente van zeer weinig beteekeifis zou zijn, kan naar ons voorkomt worden afgezien. De Commissie van bijstand voer de financiën is med* van dat gevoelen. Het behoeft nauwelijks betoog, dat een jaarlijksche extra-uit keering uit de winst van het electriciteitsbedrijf en het gasbedrijf ook bij den nieuwen stand van zaken niet kan worden gemist, In 1930 bedragen de extra-uitkeeringen dezer bedrijven respectie velijk 110.000,en 36.000,totaal 146.000,bij een totaal gemaakte winst van rond 217.000,Gel'jl hiervóór bleek heb ben wij voor de toekomst het bedrag der extra-uitkeering ge steld op 125.000,Tusschen xleze som en dfe tot dusver ge maakte winst is mitsdien een benooi lijke speling gelaten. Even als tot dusver kan jaarlijks, bij de bepaling van den factor voor dj opcentenheffing op de gemeentefondsbelasting ten aanzien van de winst-uitkeering een nader besluit worden genomen. Wij stellen U voor thans het volgende besluit te nemen: De Raad der Gemeente Alkmaar; Besluit vast te stellen de navolgende verordeningen: A. VERORDENING, betr*U*nde de olaaelfieaUe vaa da gemeente Alkmaar vo ir de heffing dar gamaantafondabelastfng. Artikel 1. De gemeente Alkmaar wordt voor de toepassing van het be paalde in het tweede lid var. artikel 14 der wet van 15 Juli 1929 (Staatsblad nr. 388) gerangschikt in de eerste klasse. Artikel 2. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1931. B I. VERORDENING tot heffing van opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbalasttng in do do gemeente Alkmaar. Artikel 1. Ten behoeve van dc gemeente Alkmaar zullen met ingang van 1 Mei 1931 opcenten op de bOQlflfitfhJ der gepqeen tetond^ belas ting worden geiuev^.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 14