L
DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL MCTPLAATJravAN
E
5,
verhuizing
vlindervisch
VI
Va?? alles wat
FI
KI
De nachtelijke
Een extra-brief van Henk
<Dick Leeuwaard
D
a
UJI
I v1»
I
I
een
En toen de klokkenmaker kwam
H POCUS
DE WANDELENDE KAART
d. M.
TERSCHELLING, Aug. '30.
Beste B. L. N. S-ers.
HET CIJFER 9
1
Of»*** qóïA' jt»
van
NOG IETS OVER HET GETAL 9
door de kinderen en op school vertelden
Maar
heels
paddestoel
klauterde het ventje naar boven
DOBBELSTEEN-KUNSTJES
Naar
het kleine
2 7=9
4+5=9
van
wondering
een heele
en twee veel
Mientje pakte het doosje uit en vond
leuke dingetjes <fig. 4). X Leken wer
kelijk net aardbeien, maar dan
Het
men.
HENK VAN VOORDEN.
A. L.
dere
steïflS uitkomt.
bij mijnheer A. nagezien2.50.”
bedrog is echter nooit uitgeko-
De
staat
Zuld-(
den g
steen
Joegot
geqon-
rat t<
in he
ander;
confer
CsortM
een
nleuwi
sultat*
niet i
Sinaia
beslob
bouw
cho-Sl
ven;
gram
tn du
Of
eleri
ran
rel t
bran
boua
van
eenit
het
de
van
men
van
men
meln
droei
Romi
van
Ma
denw
na v
reeds
hun
Rom<
de b
om va
Jezus
De
werel
God
wand
reld
tum
kring
dag
vens-
maar
Betle
Chris
„Ze
ieder
re th
wond
Upper
Pet
de Cl
(Joar
Ma
uit h
zegt:
tus
Die I
XI. 2
Th<
oatn
Heer
De
als H
de w<
Wk.
XIV,
Rn
lijden
kind
medei
In 1
lis WO
Penwc
een h
*’n gr
wil ke
versta;
mevro
z’n ev
Maa
toonde
•veils
Geoa.e
•L
-Ja;
ik da
■out,"
meer
heel i
De
■e 1
oogen.
schuil<
grijze
een
Wat een mooi dier is dit. niet waar?
Zie eens die zwarte en witte kleuren.'
Hoe schel steken die tegen elkaar all Zie
dat slanke llchggm, dien bouw der staart
en andere vinnen! Het is de z.g. Vlinder
visch.
Als je den eersten steen omgedraald
hebt is de som der getallen, die je dan
te zien krijgt 2 en 4 is 6. Na de daarop
volgende omkeerlng krijgt je 2 en 3 is 5.
De getallen 6 en 5, die men hoort, moet
Je nu goed onthouden.
Samen zijn ze 11.
2111 geeft tot uitkomst 10, waarvan
de helft 5 is. dit is dus het eerste getal.
Je ziet, het komt prachtig uit.
Maar die puntjes staan er zoo op. dat
op de twee tegenover elkaar liggende vlak
jes er steeds precies samen zeven liggen
Verder is 6 en 7 Is 13; 135 is 8. Dus
de helft van 8, is 4. Is het getal van den
tweeden dobbelsteen.
2. Om een worp van drie steenen te
raden, laat je de drie dobbelsteenen naast
elkaar plkatsen. Daarachter laat je nog
drie dobbelsteenen zetten, die In dezelfde
volgorde ook dezelfde getallen aanwijzen.
Dan laat je de drie bijgezette steenen
omkeeren. zoodat je dan een rijtje van 6
steenen hebt gekregen, die te samen een
getal van 6 cijfers vormen. Dit getal van
6 cijfers laat'je nu eerst door 37 en daar
na de uitkomst nog eens door 3 deelen
Deze deelingen gaan steeds op. Uit de
laaUte deeling door 3 komt steeds een
getal van vier cijfers uit. Die getallen
moet men je zeggen. Hiervan trek je
voor jezelf natuurlijk 7 af en de rest
deel Je door 9. Dan Is deze uitkomst een
getal van drie cijfers en ieder cijfer geeft
het getal der drie dobbelsteenen aan!
Veronderstel, iemand heeft gegooid:
veer en kon met zijn
hij een paar zilveren
juist den rand van de
bereiken en precies op
muziek bewoog hij zijn
Maar de gevaarlijke groene knolzwam
(fig. 2) met een zak om den voet van
den stengel: een hollen stengel, witte
plaatjes en een onaangenamen geur van
vochtige aarde, komt alleen in de bos-
schen voor.
Dat was een buitenkansje. Kees en ik
gingen er op af. Toos had geen zin om
door die drassige weilanden te gaan.
Nu, eerlijk gezegd, ons viel het ook niet
mee. X Was telkens slootjespringen. En
al gauw liepen wc op onze bloote voeten
met de schoenen in de hand. De grond
was ook eigenlijk niet koud.
Met mijn kijker had ik ze al lang in
de gaten, 't Waren er vier:
groote. een iets kleinere
kleinere.
Wisten Jullie wel, dat het getal 9 de
eigenaardigheid heeft, dat het, met elk
willekeurig getal vermenigvuldigd, een
uitkomst geeft, die, als eenvoudige een
heden samengeteld, 9 is?
Zie maar:
3x9 27
5x9 45
jullie er vandaag een paar wou leeren
1. Om te raden, welke beide getallen
iemand met twee dobbelsteenen gegooid
heeft, laat men, natuurlijk zonder dat je
d’r iets van ziet, een van de dobbelstee
nen omkeeren en wanneer dit gebeurd Is.
moet men de som der beide getallen zeg
gen. Daarop laat je ook den tweeden
dobbelsteen omdraaien en weer moet je
de som der belde getallen weten. De bei
de medegedeelde getallen te! je bij el
kaar op. trek die dan af van 21 en deel
de rest door twee. Deze uitkomst is het
eerste der beide getallen.
Dan tel je bij het eerstgenoemde ge
tal 7 op en trek van deze uitkomst het
getal af. dat je vriend den tweeden keer
genoemd heeft. De helft van deze uit
komst is het tweede getal, dat Je raden
moest.
Er is bijvoorbeeld gegooid:
In een deftig heerenhuis waren twee i
mooie klokken: een prachtige zilveren
die in de huiskamer op den schoorsteen
mantel stond en een heel groqte, die in
de breede gang een plaats had.
De kleine in de huiskamer had
prachtig speelwerk. Bik kwartier weer
klonk een aardig kort deuntje, bij dó
halve uren was het liedje wat langer, bij
drie-kwartier volgde een wéér langer
wijsje en bij „heel slag” kreeg men een
Deze zes dobbelsteenen geven dus het
getal 283 514. Dit getal, door 37 gedeeld
geeft 7122, daarna gedeeld door 3, is de
uitkomst 2374. Het getal 2374 krijg’ je nu
van je vriend te hooren. Trek hiervan
dan 7 af en deel deze uitkomst door 9,
dan krijg Je eerst 2367 en daama 263. De
oogen op de drie gegooide steenen zijn
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Je moet eens een getal nemen, dat uit
twee cijfers bestaat.
Verwissel die twee cijfers van plaats,
zoodat je dan twee verschillende getallen
krijgt, bijvoorbeeld 23 en 32.
Trek het kleinste dan van het grootste
af, dan ki jg je steeds tot uitkomst 9 of
’n veelvoud van 9.
Bijvoorbeeld:
23 en 32;
36 en 63;
48 en 84;
t hadden jullie zeker niet gedacht,
jullie nog een extra-brief van me
en. Maar we hebben van X jaar
;cl regen, dat Je soms Xheel soms!)
el eens verveelt. En dan geeft het
jven van een brief je afleiding.
er nu niets goeds aan den regen
lu ja. iets goeds natuurlijk wel. Wat
Paddestoelen. En wat een reuzen!
is hier een boer, een goede kennis
ons, die wel wat belangstelling ook
paddestoelen heeft. Maar er
ho maar.
dan, onze vriend de boer had
het melken 's morgens vroeg prach-
groote paddestoelen zien staan, wel
root als een tafelbordje (fig. 1).
dus: 2. 6 en 3.
Waarom dit altijd precies kloppen moet,
blijkt uit het volgende:
Noemen we het door den worp samen
gestelde getal bijvoorbeeld A. dan zetten
we daarachter 777A.
Het geheele getal van de zes cijfers Is
dus 1000 A (777—A). Dit Is echter
999A777. Wanneer ik dit door 37 deel
Is de' uitkomst: 27 A21.
Dus na de deeling door 3 krijgen we
als uitkomst 9 A7.
Dit getal, dat men te hooren krijgt,
moet men dan eerst met 7 verminderen.
Dan houdt men dus over 9 A, waardoor
je door deeling door 9 dus precies het
getal krijgt.
Wel zagen we veel groote witte stulf-
zwammen (fig. 3). Ook vonden we een
leuke plagerij voor Toos. Toen we thuis
kwamen met onzen buit, zette Kees een
erg vriendelijk gezicht en zei: „Toos
- lust je nog aardbeien"? Toos begreep er
niets van, maar zei natuurlijk ja. On-
mlddeliUk Het ze er op volgen: „Nu zeg
JU zeker: jk ook".”
„Neen.” antwoordde Kees: „Ik heb ze
zoo juist geplukt.”
Mientje, die ook in de kamer was. zei
dadelijk: „Hé. geef mij er wat.” Kees
haalde een doosje uit zijn zak en gaf het
aan Mientje. .Éérlijk deelen met Toos
hoo-".
i dig was het. zijn post te verlaten, weg
j te loopen uit zijn zilveren kastje en een
bezoek te brengen aan zijn onbekenden
vriend in de gangklok. Toch besloot hij
om d»t maar te doen.
Het was nacht! Doodstil was het in
huis, alles sliep. Geen ander geluid dan i
het gebom van de gangklok en de vroo-
lijke wijsjes om X kwartier verbraken de
stilte.
Heel voorzichtig opende
liep door de kamerdeur (die gelukkig op
een kier stond) naar de gang en stond
weldra voor de groote gangklok, die ge
weldig stond te tikken,
Langs een jas, die aan den kapstok
hing, klauterde het ventje naar boven
en tikte daarna voorzichtig bij zijn col-
liedjes van de klok werden nagezongen lega aan. Die schrok natuurlijk gewei -
door d* kinderen en op school vertelden dig, dat hij daar zoo onverwachts mid-
ze van het leuke klokje bij hen op den den in den nacht werd gestoord. Heel
lang ra- j voorzichtig opende hij zijn glazen deur-
die groote be- I t je enzag daar zijn kleinen collega.
die vroeg, of hij binnen mocht komen.
Weldra zaten die twee daar nu in den
buik van de gangklok te babbelen op een
reuzenmanier. En op X laatst kwam het
kleintje met z’n verzoek voor den dag:
„Zeg. zou je willen ruilen een poosje?
Ik zal dan hier in de gang jouw werk
doen, terwijl jij in de huiskamer het
mijne kunt doen.”
„Afgesproken,” sprak daarop de gang-
klokman.
„Wacht, ik zal Je even wijzen, hoe je
moet doen. Je pakt den hamer en als
het halve uur om is, geef je één fermen
slag op deze bel en bij heel-slag geef je
er zooveel als noodig is! Je kunt toen
goed tellen?"
Toen dit klokje pas in de huiskamer
was geplaatst, had het de bizondere be
langstelling der kinderen en elk kwar
tier weer luisterde het kleine volkje vol
spanning naar het geheimzinnige deun
tje. dat altijd weer precies op tijd uit
den buik van X klokje opklonk. En de
bezig, volgde de minuutjes op de wijzer
plaat en dacht: „Ik moet zorgen, dat ik
straks, mijn werk goed verricht.” En hij
deed het zoo goed als hij maar kon.
Den volgenden morgen stond de fa
milie op en.... was reuzen-verwonderd
over de klokken. De kleine huiskamer-
klok galmde haar liedjes uit. zóó hard
als nog nooit. Je werd er doof van en
de heer des huizes zei dan ook: „Wat
scheelt die klok toch? X Is net. alsof ze
X er op toelegt ons allemaal doof te ma
ken met dat geloei."
En even later daar sloeg de gangklok.
Maar, wat was dat? Hoorde hij wel
goed? Die scheen dien morgen wel te
fluisteren, nauwelijks kon je de slagen
hooren
„Is de boel hier betooverd!" riep hij.
„Ik ga straks even bij den klokkenmaker
aan, die moet ze maar eens nazien; zoo
gaat het niet langer. Het is om dol te'
worden.”
De beide mannetjes hoorden het ge
sprek. „O, jee.” dachten ze. „Nu moeten
we ongemerkt weer weg zien te komen,
anders komt het bedrog uit!”
En toen het jonge volkje naar school
was. mijnheer naar zijn kantoor, de
meid in de keuken, verlieten beide man
netjes hun huisjes weer en kropen heel
voorzichtig in hun eigen hokje. En toep
de klokkenmaker kwam, vond die niets
s aan de klokken. Ze waren vol-
in orde. Alleen schreef hij een
waarop stond: „De klokken
schoorsteenmantel,
merhand verminderde
langstelling en de tijd kwam, dat ze
heelemaal niet meer luisterden en toch
bleef het kleine klokje nauwkeurig zijn
plicht vervullen. Nooit verzuimde het op
de minuut af zijn voorgeschreven deun
tje uit te galmen.
Het kleine mannetje, verborgen in 't
zilveren kastje, dat er mee belast was.
het speelwerk te laten zingen, zat boven
op een groote
armpjes, waarin
hamertjes had,
zilveren belletjes
de maat der
armpjes en sloeg dapper op de belletjes
en had de grootste pret als weer zijn
wijsjes door het vertrek daverden.
En daarom vond hij het juist zoo.
jammer, dat de kinderen niet meer naar
zijn liedjes luisterdenHij deed toch
zoo goed zijn best en de wijsjes klonken
toch zoo aardig!
De groote gangklok had geen speel
werk. die sloeg alleen maar ieder half
uur en heel uur. Dan hief het mannetje,
dat daarin was verborgen, zijn hamer
op en sloeg met alle kracht tegen de vrij
groote bel, zoodat het forsch en luid
door het huis schalde, als weer een uur
of half uur voorbijgegaan was. Ook dit
mannetje deed goed zijn best en ver
zaakte nooit zijn plicht. Wel dutte hij
nu en dan eens een poosje in, als hij
net zijn plicht had gedaan; want dan
dacht hij: „Ik heb nog bijna een half
uur, vóór ik mijn hamer weer moet op
nemen om tegen de bel te slaan en in
dien tusschentijd kan ik wel een uiltje
knappen!"
De
niet,
huls,
dachten opgekomen, het terrein hunner
werkzaamheden te verlaten, daarvooi
hadden ze te veel plichtsgevoel. En de
huisheer gunde hun ook nooit eenigc
dagen vacant ie!
Toch dacht het kleine mannetje uit de
zilveren klok dikwijls aan zijn collega in
de gangklok en toen hij zoo zag. hoe de
kinderen zijn werk niet meer waardeer
den, werd hij jaloersch en zei: „Mijn
collega heeft het toch veel gemakkelU-
ker dan ik. Hij behoeft slechts elk halt
uur een slag met zijn hamer op de bel
te geven en muziek verlangt men heele
maal niet van hem. Ik echter heb eigen
lijk een hondenleven: rust noch duur,
elk kwartier moét ik op post zijn en
alles op de minuut af regelen. Hè. ik
wou, dat ik met mijn collega kon rui
len.”
Maar hoe dat gedaan te krijgen? Noo-
Je kunt heel gemakkelijk een gewone
speelkaart over de tafel laten wandelen.
Je knoept een lang, donkerblond men-
schenhaar (daar is tegenwoordig niet zoo
heel gemakkelijk aan te komen) met het
eene uiteinde aan het kneopegat en het
andere lijm je met een klein beetje was
aan de kaart.
Deze leg je op de tafel, loopt er om
heen en noodtgt de kaart uit om je te
volgen.
Des avonds, btj een niet te heldere
verlichting uitgevoerd, is het een buiten
gewoon aardig en verrassend kunst
stukje. ofschoon natuurlijk de verklaring
niet lang op zich zal laten wachten.
32—23 9
63—36 27
84—48 36
Neem zelf nog maar eens een paar an-
voorbeelden. Je zult zien, dat het
droge.
„Aardbeiklaver," zei Kees tenslotte
„Ze zijn afkomstig van kleine klaver-
planten met rose bloempjes, die heel veel
op de Zuiderzeeweiden voorkomen.”
X Speet de meisjes wel. want ze waren
allebei even dol op aardbeien. Maar Toos
had wel dadelijk argwaan voelen opko
men. Ze wist best, dat er In Augustus
zelden meer aardbeien geplukt worden.
De paddestoelen werden schoonge
maakt en gebakken. En terwijl ze nog
aan dc boterhammen bezig waren, ging
opeens de zon schijnen. Natuurlijk was
dat het sein om 's middags naar X
strand te gaan.
Vader zei met een heel ernstig ge
zicht: „Men seint vanuit de regenwol
ken Attenticsein neer."
Ik houd op, want we moeten onze rug
zakken pakken.
Als altijd.
belde mannetjes kenden elkaar
al woonden ze ook in hetzelfde
want nooit was het in hun ge-
Jullie kennen natuurlijk allemaal een
dobbelsteen. Dat kleine vierkante ding
met zes vakjes.
In vroeger tijd dobbelden ze met ande
re dingen en het is wel zoo goed als zeker
dat de Batavieren, wanneer ze hun huis
en erf. ja zelfs hun vrouw en kinderen
verdobbelden, hierbü niet van een paai
dobbelsteentjes gebruik gemaakt hebben.
Maar de dobbelsteenen. zooals wij ze
thans kennen, bestaan toch ook al eenige
eeuwen.
Een Dultsch officier ontdekte dit beest
het eerst in een breede bergrivier in
Kameroen (Afrika) en nadien vond men
ook in de andere groote rivieren van
Centraal-Afrika dit dier vrij veel. Waar
om hij vlindervisch wordt genoemd? Dat
zal je duidelijk zijn, als ik je vertel, dat
hij zich vaak uit het water verheft en
heele stukken rond kan dartelen door de
lucht als een vlinder! Verder zal dat
prachtige kleurenspel, terwijl hij rond
fladdert er ook wel het zijne toe bijge
dragen hebben, hem dezen naam te ver
schaffen!
De vlindervisch heeft bijzonder ontwik
kelde borst- en buikvinnen, terwijl ook de
staartvin prachtig breed is. In al deze
vinnen zitten stevige wit zwart gekleurde
stralen, die alle in scherpe punten ein
digen. Het vlies tusschen de stralen is
dun; maar taai en doorzichtig.
Merkwaardig zijn vooral ook de onderste
borstvinnen. Die eindigen in zeer lange
stralen, voorzien van uiterst fijne punten!
Deze stralen kan de vlindervisch als
vingers uitspreiden en weer samentrekken.
Het geheele voorste deel van zjjn lichaam
is daardoor tegen zijn vijanden beschermd,
„En of." sprak de kleine. „Ik begrijp
je volkomen. Jouw werk is ook vrjj een
voudig. Ga nu maar gauw naar binnen
en kruip op mijn plaats, want aanstonds
is het weer tijd voor het kwartierlledje.”
„Geen zorg,” antwoordde de groote
vriend. „Ik ken al de liedjes sinds lang
buiten. Zoo vaak heb ik ze vol be-
aangehoord, dat ik zeker
weet, ze even goed te kennen als jij."
En even later klonk door het huls het
bekende kwartierlledje.
Onze kleine man hoorde het echter
niet, te veel was hij met zijn eigen werk
Evenals met dominosteenen, kaarten,
etc. worden er ook met dobbelsteenen
allerlei kunstjes uitgehaald.
Zooals Je weet staan op de zes vlakje»
van den steen de getallen van 1 tot 6,
voorgesteld door evenzoovele zwarte stip
pen. Die hebben ze er echter zoo maar
niet willekeurig opgezet. Dat had Je mis
schien nog nooit in de gaten gehad, hè?
Dus ligt de zes boven, dan ligt de 1
onder; ligt de 3 boven, dan is de 4 niet
te zien en tegenover de 2 ligt de 5.
Op deze eigenaardigheid berusten nu
heel wat dobbelsteenkunstjes, waarvan ik
We zijn gewend van de paddestoelen,
die we vonden, van hoed en steel een
stukje a' te breken om te zien of er ook
maden in zitten. De groote paddestoel
bleek heel gaaf te zjjn. de kleintjes wa
ren heelemaal doorzeefd met gaatjes en
gangetjes, waar je witachtige maden in
zag bewegen. Natuurlijk lieten we die
liggen. Bang voor verwarring met an
dere paddestoelen hoeven we hier niet
te zijn. Wel gelden ook hier de ken
merken: gevulde steel, rose of
(bij oude exemplaren) plaatjes en
lekkere geur.
Nadat er dan drie steenen met dezelfde
1 getallen er naast gezet zijn en daarna
deze drie omgedraaid worden, krijg
I je dan het volgende te zien:
terwijl de achterste vinstralen voor het
achterste deel van het lichaam zorgen!
Onbezorgd kan de visch daardoor zijn
uitstapjes door de lucht maken! Geen
roover durft hem aanvallen! Die zou n.l.
van een koude kermis thuiskomen, als hij
het waagde den vlindervisch te na te
komen. De stekels zouden hun plicht
doen!
Het dier wordt ongeveer 10 c.M. lang
en Is ook naar Europa overgebracht. Men
kan het natuurlijk alleen houden in een
aquarium, waarvan het water verwarmd
is tot pl.tn. 18* Ook moet men er voor
zorgen, dat de bak behoorlijk afgesloten
kan worden, anders hebt ge kans, dat
de gevangenewegvliegt. Dit zal hij
vooral doen, als er vliegen boven den bak
vliegenplotseling snelt hij dan naar
boven, geeft zich met de uitgesprelde
vinnen een flinken afstoot enhij Uit
dc vliegen na, tot hij ze heeft gevangen.
Maar dan valt hü neer!
Overdag is deze visch niet zoo leven
dig. meestal blijft hij uren lang stil
.Staan" in het water; tegen den avond
echter toont hij zich levendiger. dan
zwemt en krioelt hjj door X water, slaat
met zUn vinnen en toont zich erg onte
vreden in zijn gevangenis.
Merkwaardig is het ook, 'dat de kleur
dezer vischjes kan veranderen. Dat is te
zeggen, de deelen, die op zeker oogenbllk
wit zijn, kunnen plotseling zwart worden
en omgekeerd kunnen de zwarte deeltjes
van z’n huid plotseling wit worden. In
dit opzicht gelukt hU dus wel wat op een
kamelion.
Vanwaar dit vermogen om zoo plotseling
van kleur te veranderen?
Veel geleerden hebben op dit gebied
al onderzoekingen gedaan; maar precies
weten doen zij het nog niet. Wel weten
ze, dat dit vermogen samenhangt met
het zenuwstelsel en dat vischjes, die blind
sün dit vermogen niet meer bezitten.
Je moet niet denken, dat de vlinder
visch alleen dit vermogen heeft!
Neen; nog meer vischjes kennen dat
kunstje. Misschien vertel ik later nog wel
eens iets over die andere kleurverwisse-
lende visschen voor vandaag genoeg!
dat
Nu
luisterde het
kleine volkje
klokkemannetje zijn huisje, klom er uit,
----
fl J
172. Het mooiste was nog. dat Beer de Bruin er niets van
gemerkt had, dat het gezelschap vertrokken was. Ge
lukkig maar dat Ko NUn hard kon loopen en hem
kon halen.
170. Paardenburg had inmiddels nog een minder aange
name ontmoeting met een slang, die stlekum over
den grond naar hem toe trok. Met één'trap was het
beest echter dood.
171. Onderweg werd Jan Muil echter zóó moe, dat hjj
erbij Ring liggen. Mientje was aanstonds bU de hand
om hem moed in te spreken.