IS
DE REISVEREENIGING VAN JAN MUIL METPLAATJESVAN
A
I
De vlindervisch
Van alles wat
De nachtelijke verhuizing
Een extra-brief van Henk
Dick Leeuwaard
4
Tq
geven dus het
-o
naai*
En torn de klokkenmaker kwam
H. POCU?
DE WANDELENDE KAAKT
v. d M.
TERSCHELLING, Aug. '30.
Beste B. L- N. S-ers.
HET CIJFER
g «sloten
gabars
Sa
kleine volkje
luisterde het
NOG IETS OVER HET GETAL 9
willekeurig getal vermenigvuldigd.
en
c
heele
De stekels «ouden hun plicht
bel.
in
mannetjes
klauterde het ventje naar boven
zorg.”
pe
bezig, volgde de minuutjes op de »IJ1 y
1
i
1
1
o
een heele
twee veel
bij mijnheer A. nagezien 2.50
bedrog is echter nooit uitgeko-
Het
men.
HENK VAN VOORDEN.
A. L.
dere
steeds uitkomt.
4
1
De
niet,
huis.
2+7=9
4 5=9
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
d
8
r
d
t<
ji
P
st
in
h<
hl
wi
m
di
be
nl
tr
nc
st<
di
be
vr
Ki
wi
Mi
la:
zo
de
uil
iet
cmi
dit
tei
ko
tij
8*
ta
tei
d
d
E
8'
t>
u
d
si
V
et
zi
8'
v<
b<
d<
te
m
DOBBELSTEEN-KUNSTJES
o
Jullie kennen natuurlijk allemaal
dobbelsteen. Dat
met zes vakjes.
In vroeger tijd dobbelden ze met ande
re dingen en het is wel zoo goed als zeker
dat de Batavieren, wanneer ze hun huis
en erf. ja zelfs hun vrouw en kinderen
verdobbelden, hierbij niet van een paai
dobbelsteentjes gebruik gemaakt hebben.
Maar de dobbelsteenen, zooals wij ze
thans kennen, bestaan toch ook al eenige
eeuwen.
een
kleine vierkante ding
32—23 9
63—36 27
84—48 36
Neem zelf nog maar eens een paar an-
voorbeelden. Je zult den, dat het
In een deftig heerenhuis waren twee
mooie klokken: een prachtige zilveren,
■die in de huiskamer op den schoorsteen
mantel stond en een heel groote, die in
de breede gang een plaats had
De kleine in de huiskamer had een
prachtig speelwerk. Elk kwartier weer
klonk een aardig kort deuntje, bij de
halve uren was het liedje wat langer, bij
drie-kwartler volgde een wéér langer
wijsje en bij ..heel slag" kreeg men een
compleet aardig muziekstukje te hooren.
AaiJ klik lavo
Wat een mooi dier is dit. niet waar?
Zie eens die zwarte en witte kleuren!
Hoe schel steken die tegen elkaar af! Zie
dat slanke lichaam, dien bouw der staart
en andere vinnen! Het is de z.g. Vlinder
visch.
Als je den eersten steen omgedraatd
hebt is de som der getallen, die je dan
te zien krijgt 2 en 4 is 6. Na de daarop
volgende omkeering krijgt je 2 en 3 is 5.
De getallen 6 en 5. die men hoort, moet
je nu goed onthouden.
Samen zijn ze 11.
2111 geeft tot uitkomst 10. waarvan
de helft 5 is. dit is dus het eerste getal.
Je ziet, het komt prachtig uit.
Maar die puntjes staan er zoo op. dat
op de twee tegenover elkaar liggende vlak
jes er steeds precies samen zeven liggen
Verder is 6 en 7 is 13; 13—5 is 8. Pus
de helft van 8. is 4. is het getal van den
tweeden dobbelsteen.
2. Om een worp van drie steenen te
raden, laat je de drie dobbelsteenen naast
elkaar plaatsen’. Daarachter laat je nog
drie dobbelsteenen zetten, die in dezelfde
volgorde ook dezelfde getallen aanwijzen.
Dan laat je de drie bijgezette steenen
omkeeren. zoodat je dan een rijtje van 6
steenen hebt gekregen, die te zamen een
getal van 6 cijfers vormen. Dit getal van
6 cijfers laat je nu eerst door 37 en daar
na de uitkomst nog eens door 3 deelen
peze deelingen gaan steeds op. Uit de
laatste deeling door 3 komt steeds een
getal van vier cijfers uit. Die getallen
moet men je zeggen. Hiervan trek je
voor jezelf natuurlijk 7 af en de rest
deel je door 9. Dan is deze uitkomst een
getal van drie cijfers en ieder cijfer geeft
het getal der drie dobbelsteenen aart?
Veronderstel, iemand heeft gegooid:
Maar de gevaarlijke groene knolzwam
(fig. 2) met een zak om den voet van
den stengeleen hollen stengel, witte
plaatjes en .een onaangenamen geur van
vochtige aarde, komt alleen in de bos-
schen voor.
Wel zagen we veel groote witte stuif-
zwammen (fig. 3». Ook vonden we een
leuke plagerij voor Toos. Toen we thuis
kwamen met onzen buit, zette Kees een
erg vriendelijk gezicht en zei: „Toos
lust je nog ^ardbeien Toos begreep er
niets van. maar zei natuurlijk Ja. On
middellijk liet ze er op volgen: „Nu zeg
jij zeker, „ik ook".”
„Neen,” antwoordde Kees: „Ik heb ze
zoo juist geplukt.”
Mientje, die ook in de kamer was. zei
dadelijk: „Hé. geef mij er wat.” Kees
haalde een doosje uit zijn zak en gaf het
aan Mientje. „Eerlijk deelen met Toos
hoor”.
Evenals met dominosteenen. kharten.
etc. worden er ook met dobbelsteenen
allerlei kunstjes uitgehaald.
Zooals je weet staan op de zes vlakjes
van den steen de getallen van 1 tot 6.
voorgesteld door evenzoovele zwarte stip
pen. Die hebben ze er echter zoo maar
niet willekeurig opgezet. Dat had je mis
schien nog nooit in de gaten gehad, hé?
Dus ligt de zes boven, dan ligt de’ 1
onder: ligt de 3 boven, dan is de 4 niet
te zien en tegenover de 2 ligt de 5.
Op deze eigenaardigheid berusten nu
heel wat dobbelsteenkunstjes, waarvan ik
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Je moet eens een getal nemen, dat uit
twee cijfers bestaat.
Verwissel die twee cijfers van plaats,
zoodat je dan twee verschillende getallen
krijgt, bijvoorbeeld 23 en 32.
Téék het kleinste dan van het grootste
af. dan ki Jg je steeds tot uitkomst 9 of
'n veelvoud van 9.
Bijvoorbeeld:
23 en 32;
36 en 63;
48 en 84;
Toen dit klokje pas in de huiskamer
was geplaatst, had het de bizondere be
langstelling der kinderen en elk kwar
tier weer luisterde het kleine volkje vol
spanning naar het geheimzinnige deun
tje, dat altijd weer precies op tijd uit
den buik van 't klokje opklonk. En de
liedjes van de klok werden nagezonger.
door de kinderen en op school vertelden
ze van het leuke klokje bjj hen op den
schoorsteenmantel. Maar langza
merhand verminderde die groote be-
langstelling en de tjjd kwam, dat te
heelemaal niet meer luisterden en toch
bleef het kleine klokje nauwkeurig zijn
plicht vervullen. Nooit verzuimde het op
de minuut af zijn voorgeschreven deun
tje uit te galmen.
Het kleine mannetje, verborgen in
zilveren kastje,
bet speelwerk te
op e^n groote
armpjes, waarin
hamertjes had.
zilveren belletjes
de maat der
Je kunt heel gemakkeltfk een gewone
speelkaart over de tafel laten wandelen.
Je knocpt een lang, donkerblond men-
schenhaar (daar is tegenwoordig niet zoo
heel gemakkelijk aan te komen) met het
eene uiteinde aan het knoopsgat en het
andere lijm je met een klein beetje was
aan de kaart.
Deze leg je op de tafel, loopt er om'
heen en noodlgt de kaart uit om je te
volgen.
Des avonds, bjj een’ niet te heldere
verlichting uitgevoerd, is het een buiten
gewoon aardig en verrassend kunst
stukje. ofschoon natuurlijk de verklaring
niet lang op zich zal laten wachten.
a
k-olawam
terwijl! de achterste vtnstralen voor het
achterste deel van het lichaam zorgen!
Onbezorgd kan de visch daardoor sijn
uitstapjes door de lucht maken! Geen
mover durft hem aanvallen! Die sou nX
van een koude kermis thuiskomen, als hij
het waagde den vlindervisch te na te
komen,
doen!
Het dier wordt ongeveer 10 cM lang
en is ook naar Europa overgebracht. Men
kan het natuurlijk alleen houden in een
aquarium, waarvan het water verwarmd
is tot pl.m. 18’. Ook moet men er voor
zorgen, dat de bak behoorlijk afgesloten
kan worden, anders hebt ge kans, dat
de gevangene wegvliegt. Dit aal hij
vooral doen, als er vliegen boven den bak
vliegenplotseling snelt hij dan naar
boven. geeft zich met de uitgespreide
vinnen een flinken afstoot enhij ijlt
de vliegen na. tot hij ze heeft gevangen.
Maar dan valt hij neer!
Overdag is deze visch rtlet zoo leven
dig: meestal blijft hij uren lang stil
.Staan" in het water; tegen den avond
echter toont hij zich levendiger, dan
zwemt en krioelt hij door *t water, slaat
met zijn vinnen en -toont zich erg onte
vreden in zijn gevangenis.
Merkwaardig is het ook. dat de kleur
dezer vlschjes kan veranderen. Dat is te
zeggen, de deelen, die op zeker oogenbllk
wit zijn, kunnen plotseling swart worden
en omgekeerd kunnen de zwarte deeltjes
van z'n huid plotseling wit worden. In
dit opzicht gelijkt hij dus wel wat op een
kamelton.
Vanwaar dit vermogen om zoo plotseling
van kleur te veranderen?
Veel geleerden hebben op dit gebied
al onderzoekingen gedaan: maar precies
weten doen zij het nog niet. Wel weten
ze. dat dit vermogen samenhangt met
het zenuwstelsel en dat vlschjes. die blind
zijn dit vermogen niet meer bezitten.
Je moet niet denken, dat de vlinder
visch alleen dit vermogen heeft!
Neen; nog meer vlschjes kennen dat
kunstje. Misschien vertel ik later nog wel
eens iets over die andere kleurverwlsse-
lende visschen voor vandaag genoeg!
jullie er vandaag een paar wou leeren.
1. Om te raden, welke belde getallen
iemand met twee dobbelsteenen gegooid
heeft, laat men. natuurlijk zonder dat je
d'r iets van ziet, een van de dobbelstee
nen omkeeren en wanneer dit gebeurd Is.
moet men de som der beide getallen zeg
gen. Daarop laat je ook den tweeden
dobbelsteen omdraaien en weer moet je
de som 'der beide getallen weten. De bei
de medegedeelde getallen tel je bjj el
kaar op, trek die dan af van 21 en deel
de rest door twee. Deze uitkomst is het
eerste der beide getallen.
Dan tel je bij het eerstgenoemde ge
tal 7 op en trek van deze uitkomst het
getal af. dat je vriend den tweeden keer
genoemd heeft. De helft van deze uit
komst is het tweede getal, dat je raden
moest.
Er is bijvoorbeeld gegooid:
dig was het. zijn post te verlaten, weg
te loopen uit zijn zilveren kastje en een
bezoek te brengen aan zijn onbekenden
vriend in de gangklok. Toch gesloot hjj
om dat maar te doen.
Het was nacht! Doodstil was het in
huis, alles sliep. Geen ander geluid dan
het gebom van de gangklok en de vroo-
lijke wijsjes om t kwartier verbraken de
stilte.
Heel voorzichtig opende nu het kleine
klokkemannetje zijn huisje, klom er,uit,
Nadat er dan drie steenen met dezelfde
getallen er naast gezet zijn en daarna
deze drie omgedraaid worden, krijg
je dan het volgende te zien:
liep door de kamerdeur (die gelukkig op
een kier stond) naar de gang en stond
weldra voor de groote gangklok, die ge
weldig stond te tikken.
Langs een jas. die aan den kapstok
hing, klauterde het ventje naar boven
en tikte daarna voorzichtig bij zyn col
lega aan. Die schrok natuurlijk gewel
dig, dat hij daar zoo onverwachts mid
den in den nacht werd gestoord. Heel
voorzichtig opende hij zijn glazen deur
tje enzag daar zij n» kleinen collega,
die vroeg, of hij binnen mocht komen
Weldra zaten die twee daar nu In den
buik van de gangklok te babbelen op een
peuzenmanier. En op 't laatst kwam het
kleintje met z’n verzoek voor den dag:
„Zeg, zou je willen ruilen een poosje?
Ik zal dan hier in de gang jouw werk
doen, terwijl Jij in de huiskamer het
mijne kunt doen.”
„Afgesproken," sprak daarop de gang-
klokman.
„Wacht, ik zal je even wijzen, hoe je
moet doen. Je pakt den hamer en als
het halve uur om is. geef je één termen
slag op deze bel en bij heel-slag geef ie
er zooveel als noodig is! Je kunt toen
Mientje pakte het doosje uit en vond
leuke dingetjes (fig. 4). t Leken wer
kelijk net aardbeien, maar dan
droge.
.Aardbeiklaver,” zei Kees tenslotte.
.Ze zijn afkomstig van kleine klaver-
pianten met rose bloempjes, die heel veel
op de Zuiderzeeweiden voorkomen."
’t Speet de meisjes wel. want ze waren
allebei even dol op aardbeien. Maar Toos
had wel dadelijk argwaan voelen opko
men. Ze wist best, dat er in Augustus
zelden meer aardbeien geplukt worden.
De paddestoelen werdpn schoonge
maakt en gebakken. En terwijl ze nog
aan de boterhammen bezig waren, ging
opeens de zon schijnen. Natuurlijk was
dat het sein om 's middags naar
strand te gaan.
Vader zei met een heel ernstig ge
zicht; „Men seint vanuit de regenwol
ken: Attentiesein neer.”
Ik houd op., want we moeten onze rug
zakken pakken. -*•
Als altijd.
Dat hadden jullie zeker niet gedacht,
dat jullie nog een extra-brief van me
kregen. Maar we hebben van 't jaar.
zooveel regen, dat je soms (heel soms!)
je wel eens verveelt. En dan geeft het
schrijven van een brief je afleiding. x
Of er nu niets goeds aan den regen
is? Nu ja. iets goeds natuurlijk wel. Wat
dan? Paddestoelen. En wat een reuzen!
Er is hier een boer, een goede kennis
van ons. die wel wat belangstelling ook
voor paddestoelen heeft. Maar er van
etenho maar.
Nu dan. onze vriend de boer had
met het melken ’s morgens vroeg prach
tige groote paddestoelen zien staan, wel
zoo groot als een tafelbordje (fig. 1).
Een Duitsch officier ontdekte dit beest
het eerst in een breede bergrivier
Kameroen (Afrika) en nadien vond men
ook in de andere groote rivieren van
Centraal-Afrika dit dier vry veel. Waar
om hjj vlindervisch wordt genoemd? Dat
zal je duidelijk zijn, als ik je vertel, dat
hij zich vaak uit het water verheft en
heele stukken rond kan dartelendoor de
lucht als een vlinder! Verder zal dat
prachtige kleurenspel, terwijl hjj rond
fladdert er ook wel het zijne toe bijge
dragen hebben, hem dezen naam te ver
schaffen!
De vlindervisch heeft bijzonder ontwik
kelde borst- en buikvinnen,'terwijl ook de
staartvin prachtig breed is. In al deze
vinnen zitten stevige wit zwart gekleurde
stralen, die alle in scherpe punten ein
digen. Het vlies tusschen de stralen is
dun; maar taai en doorzichtig.
Merkwaardig zjjn vooral ook de onderste
borstvinnen. Die eindigen in zeer lange
stralen, voorzien van uiterst fijne punten!
Deze stralen kan de vlindervisch als
vingers uitspreiden en weer samentrekken.
Het geheele voorste deel van zijn lichaam
is daardoor tegen zijn vijanden beschermd.
Dat was een buitenkansje. Kees en ik
gingen er op af. Toos had geen zin om
door die drassige weilanden te gaan.
Nu. eerljjk gezegd, ons viel het ook niet
mee. 't Was telkens slootjespringen. En
al gauw liepen we op onze bloote voeten
met de schoepen in de hand. De grond
was ook eigenlijk niet koud.
Met mijn kijker had ik ze al lang in
de gaten, 't Waren er vier;
groote, een iets kleinere
kleinere.
Deze zes dobbelsteenen c
getal 263 514. Dit getal, door 37 "gedeeld
geeft 7122. daarna gedeeld door 3 te de
uitkomst 2374. Het getal 2374 krijg’ Je nu
van je vriend te hooren. Trek hiervan
dan 7 af en deel deze uitkomst door 9,
dan krijg Je eerst 2367 en daarna 263. De
oogen op de drie gegooide steenen Hjn
We zijn gewend van de paddestoelen,
die we vonden, van hoed en steel een
stukje a’ te breken om te zien of er ook
maden in zitten. De groote paddestoel
bleek heel gaaf te zijn, de kleintjes wa
ren heelemaal doorzeefd met gaatjes en
gangetjes, waar je witachtige maden in
zag bewegen. Natuurlijk lieten we die
liggen. Bang voor verwarring met an
dere paddestoelen hoeven we hier niet
te zjjn. Wel gelden ook hier de ken
merken: gevulde steel, rose of grijze
(bij oude exemplaren) plaatjes en een
lekkere geur.
t
dat er mee belast was.
laten zingen, zat boven
veer en kon met zijn
hjj een paar zilveren
juist den rand van tie
bereiken en precies op
maat der muziek bewoog hjj zjjn
armpjes en sloeg dapper op de belletjes
en had de grootste pret als weer zijn
wijsjes door het vertrek daverden.
En daarom vond hij het juist zoo
jammer, dat de kinderen niet meer naar
zjjn liedjes luisterdenHjj deed toch
zoo goed zjjn best en de wijsjes klonken
toch zoo aardig!
De groote gangklok had geen speel
werk, die sloeg alleen maar ieder halt
uur en heel uur. Dan hief het mannetje,
dat daarin was verborgen, zjjn hamer
op en sloeg met alle kracht tegen de vrij
groote bel. zoodat het forsch en luid
door het huis schalde, als weer een uur
of half uur voorbijgegaan was. Ook dit
mannetje deed goed zjjn best en ver
zaakte nooit zjjn plicht. Wel dutte hU
nu en dan eens een poosje in. als hij
net zijn plicht had gedaan; want dan
dacht hjj: „Ik heb nog bijna een half
uur, vóór ik mijn hamer weer moet op
nemen om tegen de bel te slaan en in
dien tusschentjjd kan ik wel een uiltje
knappen!"
beide mannetjes kenden elkaar
al woonden ze ook in hetzelfde
want nooit was het in hun ge
dachten opgekomen, het terrein hunner
werkzaamheden te verlaten, daarvoor
hadden ze te veel plichtsgevoel. En de
huisheer gunde hun ook nooit eenige
dagen vgcantie!
Toch dacht het kleine mannetje uit de
zilveren klok dikwijls aan zjjn collega in
de gangklok en toen hij zoo zag, hoe de
kinderen zijn werk niet meer waardeer
den. werd hjj jaloersch en zei: „Mijn
collega heeft bet toch veel gemakkeljj-
ker dan ik. Hjj behoeft slechts elk half
uur een slag met zjjn hamer op de bel
te geven en muziek verlangt men heele
maal niet van hem. Ik echter heb eigen
lijk een hondenlevenrust noch duur,
elk kwartier moet ik op post zijn en
alles op de minuut af regelen. Hé. ik
wou, dat ik met mijn collega kon rui
len."
Maar hoe dat gedaan te krijgen? Noo-
plaat en dacht: „Ik moet zorgen, dat fk
straks mijn wérk goed verricht." Erf hjj
deed het zoo goed als hjj maar kon.
Dén volgenden morgen stond de fa
milie op en.... was reuzen-verwonderd
over de klokken. De kleine huiskamer-
klok galmde haar liedjes uit, zóó hard
als nog nooit. Je werd er doof van en
de heer des huizes zei dan ook: „Wat
scheelt die klok tach? ’t Is net, alsof ze
•t er op toftegt ons a’lemaal doof te ma
ken met dat geloei.”
En even later daar sloeg de gangklok.
Maar, wat was dat? Hoorde hjj wel
goed? Die scheen dien morgen wel te
fluisteren, nauwelijks kon je de slagen
hooren!
„Is de boel hier betooverd!" riep hjj.
,Jk ga straks even bij den klokkenmaker
aan, die moet ze maar eens nazien; zoo
gaat het niet langer. Het is om dol te
worden.”
De beide mannetjes hoorden het ge
sprek. „O. jee." dachten ze. „Nu mceten
we ongemerkt weer weg zien te komen,
anders komt het bedrog uit!”
En toen het jonge volkje naar school
was. mijnheer naar zjjn kantoor, de
meid in de keuken, verlieten beide man
netjes hun huisjes weer en kropen heel
voorzichtig in hun eigen hokje. En toen
de klokkenmaker kwam, vond die niets
bizonders aan de klokken. Ze waren vol
komen in orde. Alleen schreef hij een
rekening, waarop stond: „De klokken
dus: 2, 6 en 3.
Waarom dit altijd precies kloppen moet
blijkt uit het volgende:
Noemen we het door den worp samen
gestelde getal bijvoorbeeld A. dan Zetten
we daarachter 777A.
Het geheele getal van de zes cijfers te
dus 1000 A (777—A). Dit te echter
999ATTl. Wanneer Ik dit door 37 deel
is de uitkomst: 27 A21.
Dus na de deeling door 3 krijgen we
als uitkomst 9 A7.
Dit getal, dat men te hooren krijgt
moet men dan eerst met 7 verminderen.
Dan houdt men dus over 9 A. waardoor
je door deeling door 9 dus precies het
getal krijgt.
Wisten jullie wel. dat het getal 9 de
eigenaardigheid heeft, dat het. met elk
willekeurig getal vermenigvuldigd, een
uitkomst geeft, die. als eenvoudige een
heden samengeteld, 9 te?
Zie maar:
3x9 27
5X9 45
„En of,” sprak de kleine. „Ik begrijp
je volkomen. Jouw werk is ook vrij een
voudig. Ga nu maar gauw naar binnen
en kruip op mijn plaats, want aanstonds
is het weer tijd voor het kwartierliedje."
„Geen zorg." antwoordde de groote
vriend. „Ik ken al de liedjes sinds lang
van buiten. Zoo vaak heb ik ze vol be
wondering aangehoord, dat ik zeker
weet, ze even goed te kennen als Jij.?
En even later klonk door het huis het
bekende kwartierliedje.
Onze kleine man hoorde het echter
niet, te veel was hu met zijn eigen werk
171. Onderweg werd Jan Muil echter zóó moe, dat hjj
erbij ging liggen. Mientje was aanstonds bij de hand
om hem moed in te spreken.
170. Paardenburg had inmiddels nog een minder aange
name ontmoeting met een slang, die stiekum over
den grond naar hem toe trok. Met één trap was het
beest echter dood.
172. Het mooiste was nog, dat Beer de Bruin er niets van
gemerkt had, dat het gezelschap vertrokken was. Ge
lukkig maar dat Ko Njjn hard kon loopen en hem
kon halen.
■X
J