HENK'S MICROSCOOP
HOE EEN KLEINE PEUTER
HAAR VADER REDDE
VAN ALLES WAT
DE LOOZE STREKEN VAN
REINTJE DEN VOS
E-QG|D
EGCT
DOOR RO KOPUIT
ri
DE B. L. N. S.
<BETSIE EN HAAR
BABY
,®te
Na vriendeUjken groet
Je Oom
OVERNEMING
BERNARD.
VI
Bruin de Beer in
Pittsburg, 11 Mei 1920.
Beste neef.
Zoo bleef Brain er rast In
sittea....
I
ver-
FRANS.
use
wie ben Je dan kind?" vroeg
A. L
dat
WIST JE DAT?
HOEVEEL
HERMAN J. HAUEMWSa
food toe to zien, waar of IK bet klelnoof
J
DE
ACROBATISCHE
GEIT
Maar wie ben Je dan kind?**
vroeg Aaltje.
Bij dezen doe ik je toekomen een be
drag van 3000.— als cadeautje. Ik heb
je nooit geschreven, omdat ik niet erg
O»U«-
A.
ven.
den
de
te
is
DE ONUITPUTTELIJKE
GELDZAK
ik
in
Want Bets' baby is Bets- „alles”,
■t blijkt uit heel haar doen terecht:
Als zij popje pap of melk voert,
en haar wanne woordjes zegt.
Na deez1 hatelijke woorden
Keerde Rein naar zijn kasteel.
En hij dacht zoo bij zichzelf:
..Bruin de Beer, die heeft z’n deel."
Bruin r
Had eet
onder pas bureau." ant-
kind.
aan
Om dien boom te splijten had hij
Er twee wiggen in gekapt.
Daarna was hij blij en vroolijk
Naar zijn huisje toegestapt.
of
en
Betsie’s baby is een popje,
dat zij kreeg, zóó, poedel-naakt,
doch waarvoor haar Moesje’ een pakje
Zus een mutsje heeft gehaakt.
Zoo is Betsie met haar baby
dag-aan-dag dus in de weer,
als een kleine-kleuter-Moesje,
koesterend haar kindje teêr...,
Met het koken van de pakjes,
voor haar beste baby-pop
t baden van haar „zoete zuig’llng"
in een „lauw en lekker sop”
htj
en
haa>
Ook met t troosten van haar kleintjes,
als het schreit soms van verdriet,
en met t zingen van zoo menig
zelf-gevonden wiegelied.
..Het was nog zoo
den achterkant en
dacht ik. dat ik het mooi kon
Dus mijn beste, brave, oompje.
Gaat uw gang en eet met smaak,’
Zulke versche honingraten
Het
was
den kop in den
Toen werden er wat moetiyker pre
paraten gemaakt: een poot van een
doodgevonden mug, de monddeelen van
een mug, een poot van een bij. Ook was
er een brandnetelhaar, In volkomen en
in beschadigden toestand.
Den volgenden dag moest Henk pro-
beeren, wat hij door het microscoop zag,
na te teekenen. Dat was pas een lastig
werkje. De eerste teekeningen waren ver
van fraai, maar na eenlge oefening
slaagde hij er toch in zijn teekeningen
zoo te maken, dat ze te herkennen wa
ren.
Sedert heeft nu Betfcie t drukker,
dan zij t ooit tevoren bad:
met het wasschen en t verschoonen,
en *t verzorgen van haar schat.
Jt om het zand
de rol vlug met
een stapel losse guldens en laat die een
voor één uit de bus vallen.
*t Is natuurlijk vanzelfsprekend,
behendigheid hier hoofdvereischte is.
waarvan jullie maar moeten raden wat
het is itïg. 3).
Ieder op zijn of haar beurt raadde,
maar telkens schudde Henk lachend zijn
hoofd. De een meende, dat het bloem
blaadjes waren, een ander vlschschubben.
Eindelijk gaf men het op.
Louis Morand was
moedigste visschers
dorp. Weer of geen
haven uit en keerde
vóór hij een
4). Let
tusschen
O
I
vl ug<.*
iedere waaghals de kans
kust van Corsica te pletter
geworpen. Maar Louis Morand trok zlclf
van niemand Iets aan en koos zee met
slechts één matroos, die zich voor een
buitengewoon groot loon bereid had ver
klaard bet waagstuk mede te onderne
men.
Nauwelijks was Louis Morand In volle
■ee. of de storm kreeg hem te pakken
en het duurde niet lang of hjj had be
merkt, dat hij er niets tegen vermocht
en dat hij zich zonder meer aan den
OnJL<.ve<*J va»
«ca vliegt
bestaat. Ook de opperhuid van een blad,
die ik zoo met een tangetje kan aftrek
ken, is uit cellen gevormd. Tusschen de
gewone cellen in vind Je enkele bijzon
der gevormde Dat zijn huidmondjes.
openingetjes, waar de plant door adem
haalt en voedsel krijgt, ten mlnstd kool
zuur.-’
„En nu willen jullie zeker graag een
kopje thee kwam mevrouw Van Voor
den hen onderbreken. „Hé, ja!” klonk
het van alle kanten. Kees was intus-
schen eventjes uit den kring geloopen en
had zich wat verdekt op den achtei-
grond opgesteld.
In dien tijd nu kwam ons tweetal
Steeds maar meer en meer nabij,
En toen Reintje nu den eik zag.
Keek hij wat je noemt echt blij.
Hij zei lachend/tegen Bruintje:
„Zie toch eens dien grooten boom.
Daarin is nu zóóveel honing,
Dat u 't heusch niet op kunt, oom.
Kom, probeert u nu maar even
Of u het in uwe keel
En ook in uw buik kunt krijgen,
Want u weet er is heel veel.
Maar toch moogt g’u wel bedwingen,
Ook al vindt u 't nog zoo fijn.
Want te veel van dezen honing
Zou toch denk ik schaad’ltjk zijn.
Wel kwam Lamfreit nu naar buiten.
En zoo zag hij Bruin den Beer.
Stomverbaasd stond hij te kijken,
Zooiets zag hij d’eersten keer.
Lamfreit ging nu weer naar binnen.
En hij haalde op een dra].
Gauw een groote scherpe hooivork.
Zoo ging hij op Bruintje af.
Rein begon nu Bruin te sarren.
En hij zeide zonder schroom
„Wel, wat zegt u van dien honing,
Is ie niet verrukkelijk oom?
Hé, daar zie ik Lamfreit komen,
Moog’lijk is die man wel goed,
En geeft hij u iets te drinken.
Want die honing is zoo zoet.
Nu, adieu, m'n beste oompje,
Amuseer je verder hoor,
'k Blijf niet langer, want daar ben ik
Heusch veel te verstandig voor."
Maar daar had hij niet veel
Nu hij leelljk was bedrogen
Moest hij wel zoo blijven staan.
Daar begon hij hard te brullen,
Dat het schalde door het bosch.
Maar met al dat karde brullen,
Kwam ons Bruintje toch niet lot.
En toen hij een week later weer zee
koos, stond zijn zoon Louis naast hem
aan bet roer.
„Wilt u even wachten, mevrou»
klonk zjjn stem. Verbaasd keek iedereen
in die richting. Kees stond met een fo
totoestel klaar de heele groep te nemer..
Henk met zijn microscoop en allen er
om heen gegroepeerd. „Titel: het eerste
college." riep Kees weer en Jcllk” daar
ging de sluiter. Nog eens „klik" en on
der 't genot van een lekker kopje thee
werd ernstig het al of niet slagen van
de opname besproken.
Toen de anderen weggingen, dachten
Toos en Mientje, dat het toch maar fijn
was zoo n knappen broer te hebben.
Zoo bleef Bruintje er vast in zitten.
En ons vosje had plezier
„Ruk maar niet zoo arme oompje.
Want het geeft u toch geen zier."
Een paar van de leukste preparaten
zou Henk Woensdag op-de bijeenkom.-,
van den B. L N S. vertoonen.
Of zijn clubgenooten ook vol belang
stelling waren! Al vroeg waren ze allen
bijeen en ofschoon het mooi weer was,
dacht niemand over een wandeling. Kees
droeg een netjes Ingepakt kistje, dat hij
geheimzinnig in een hoek van de kamer
zette.
„Dames en heeren,” begon Henk als
een goochelaar, die zijn waar aanprijst.
.Dames en heeren mag ik u voorstellen
het eerste object: de brandbaren van
den brandnetel (flg. 2>. Je ziet een be
schadigd en een onbeschadigd haar
naast elkaar. Het laatste <a.l eindigt in
een knopje. BU het beschadigde (b.) is
het haar afgebroken en de scherpe punt,
die bfj het afbreken ontstaat, dringt m
de huid en doet daar een wondje ont
staan. Tegelijk komt het vergif, dat zich
aan de onderzijde van het haar bevindt,
in de wond n veroorzaakt een brande
rig. jeukend gevoel.
In de tweede plaats heb ik hier iets.
sympathiseer met mjjn familie. Maar
vóór mijn dood wil ik jou dit geld nog
toezenden, opdat het je dan gemakke-
Hjker zal vallen, je dochtertje op te voe
den.
verkeerde. Onmiddellijk
oliejas en zuidwester
Juist eergist’ren had die Lamfreit
Vit het bosch een eik gebracht,
En ik wil Je wel vertellen,
't Was een reuzen zware vracht.
Och, wat moest die man toch sjou
wen,
Maar hij bracht het voor elkaar,
Want het duurde nu niet lang meer,
Of hij lag in ‘t tuintje klaar.
cie Oedcrxjéa.
rX blaA
was in een naren toestand,
-vreeselljke spijt,
Dat hij toch den vos vertrouwde.
Nu hij 'm kende al zoo’n tijd.
Bruin was sterk en Bruin was moe
dig,
aan,
„Waar heb je dit briefje vandaan?
zei de heer Jansen opspringend.
„Gevonden
woordde het
mooi schoon
daarom
gebruiken om te teekenen."
„Wat zal je vader blij zijn, kind, met
deze mooie teekenlng! Nog blijder dan
ik! En ik wil je nu wel zeggen, dat va
der morgen met jou samen thuis zijn
verjaardag zal vieren.”
„Hoera!” riep het kind.
Den volgenden dag was Smit een vrij
man.
man
altijd
hield, bekeek het
draaide ten slotte
aan en
de
Waarvoor Tante kocht: een fleschje,
met een speentje’ en rammelaar,
terwijl Vader schonk: pop’s wiegje
bedje en dekens:kant en klaar”...—
geen dief mijnheer! Morgen is hij jarig
en ik zou zoo graag met hem samen zijn
verjaardag vieren, zooals alle jaren
Wees u nu eens lief, mijnheer, dan
krijgt u deze mooie teekeningen."
En terwijl het kind dU ast, opende m
Voor dit fijne kunststuk zoo begin je
Je „publiek” toe te spreken heb Ik niets
anders noodig dan deze kleine doos van
koper. Zij bezit namelijk de kolossale
eigenschap geld te slaan Maar niet ieder
een gelukt dit. Dat zal ik je even vertel
len.
Eens was ik per fiets op reis en
moest wegens het stormachtige weer
een dorpsherberg overnachten. De waard
had wel -n eerlijk gezicht maar t bleek
toch *n schavuit te zijn Ik deed eenige
goocheltoeren voor de andere gasten os
ook dien welke ik jullie nu vertoonen zal.
De waard, die de doos natuurlijk graag
in zijn bezit wilde hebben, bood er ma
een aardig sommetje voor, maar toch nog
veel te weinig voor zoo’n kostelijk Instru
ment.
En dus kreeg te ze niet.
Maar hij wilde ze hebben, en toen be
sloot ie ze op een andere natuurlijk
oneerlijke manier te bemachtigen. H|
kocht zijn kellner om en droeg d«-zen op
Als zij 1 sust of zacht In slaap zingt,
t uit of aankleedtwaschtver
schoont,
haar schat In d’armpjes ronddraagt,
verheugt aan élk vertoont!
ONWEERSBUIEN ZIJN ER
IEDER JAAR?
Weinig lezers van dit hoekje zullen er
eenige notie van Hébben, hoeveel on
weersbuien er gemiddeld ieder jaar zijn.
De cijfers, genomen van een 3000 me
teorologische instellingen toonen aan, dat
er jaarlijks beven Iedere 200 vierkante
mijlen aardoppervlakte zestien onweers
buien losbarsten.
Dit beteekent, dat het dagelijksch
rantsoen aan onweersbuien op de we
reld 44000 stuks bedraagt.
Men heeft verder berekend, dat een
hevige onweersbui in een gematigd kli
maat dus waarin wij hier In Neder
land leven 200 bliksemstralen per uur
„fabriceert”.
Het gezamenlijk aantal bliksemstralen
I over de geheele wereld moet per uur
300000 bedragen of 100 per seconde.
Mr. Jansen, president van de Recht
bank eener kleine provinciestad, kwam
mismoedig thuis uit het Rechtsgebouw.
Een lastig proces werd er n.l. behandeld
en weldra zou dan beslist moeten wor
den, of Piet Smit, de man, die al meer
dan 25 jaar lang bij den juwelier Brown
|n dienst was. een dief was, ja of neen.
Het kon bijna niet. Zoovéél jaar kende
hij Smit al, den vroolijken opgewekten
kerel, die altijd zijn best had gedaan
voor zijn baas, die altijd even beleefd sn
hulpvaardig was en nooit, neen nooit
had hij gehoord, dat Smit wel eens on
eerlijk was. En toch.... de bewijzen
waren er. Brown miste op een keer uit
de kas drieduizend gulden, Smit werd
er van verdacht, deze som te hebben ge
stolen; maar de arme kerel had veront
waardigd het hoofd geschud en op be
sliste wijze volgehouden, dat hij het niet
had gedaan.
Huiszoeking werd er bij hem gehouden
en zie: uit een oude schrijftafel werd
een som geld van.... precies driedui
zend gulden te voorschijn gehaald.
„En hoe kom je daar dan aan?" had
de politle-commissaris gevraagd.
.Éérlijk gekregen van een oom, die
pas is gestorven en die in Amerika
schatrijk is geworden.
„En heb je daarvoor de noodige be
wijzen?” vroeg men hem.
„Natuurlijk heeren. In de lade ligt de
brief, die de geldzending vergezelde. Ziet
u maar!”
Smit grabbelde in de papieren in de
Ja; maar kon den brief ónmogelijk
vinden. Ook de andere vakjes en laatjes
werden doorzocht, de andere kasten in
huls ja in alle hoeken en gaatjes
zocht men de brief werd niet gevon
den
„Zie je wel, Smit” sprak de commis
saris. „De brief bestaat niet; beken nu
maar dat jij de dief bent, dan heb je
kans op vermindering van straf; maar
als je halsstarrig blijft ontkennen, doe
je je zelf en je dochtertje een groote
schade.”
Maar Smit stoof op, beweerde bij kris
en kras, dat de brief er wel degelijk was
en hield zijn onschuld voL
„Maar waar woonde je oom dan,
Smit?”
,4a, dat staat in den brief; ik ken die
plaatsen in Amenka zoo niet!”
,Dan is het ondoenlijk om te infor-
meereri’ sprak de commissaris. .Mee
naar de gevangenis! JU mpet de schul-
<Uge zijn.”
En zoo raakte de arme Smit in de ge
vangenis en de brief was en bleef weg.
Wat moest er gebeuren met den braven
Smit?
En nu was hU vandaag voor de Recht
bank geweest en de heer Jansen die
9999g niet kan gelofwen, dat Smit een
IT DEZE RUBRIEK ZONDER^TOESTEMMI NG VERBODEN
’t Was een heele gebeurtenis, toen het
groote microscoop in zUn keurige houten
kist zijn intrede deed. Henk moest na
tuurlijk alles bekijken en ging er daarna
mee naar Pree van der Sluis, een twee-
dejaars-student, die in de buurt woonde.
Free was zoo vriéndelijk Henk van aller
lei op de hoogte te stellen. Op zijn aan
raden en aanwijzing werden voorwerp-
glaasjes aangeschaft en dekglaasjes. Die
laatste dingetjes waren verschrikkelijk
dun en breekbaar.
„Kijk," zei Free. „Nu neem je een
voorwerpglaasje, veegt dat extra goed
schoon; neemt met een glazen staaf een
druppel zuiver water uit een te voren
klaargezet glas en legt in het water het
voorwerp, dat je wilt gaan bekijken. Dan
leg je bovenop den waterdruppel je voor-
werpglas en zorgt, dat er zoo mln moge
lijk lucht tusschen de twee glazen komt.
Het geheel ziet er dan zoo uit". <flg. 1>
Nu moest Henk een paar draadjes ka
toen, linnen en wol in een druppel be
kijken. -t Was een lastig werkje, want
als hij juist meende een preparaat klaar
te hebben, was er weer een luchtbelletje
tusschen gekomen en moest hij weer op
nieuw beginnen. Maar eindehjk slaagde
Henk er toch in.
Vindt u heusch niet al te vaak."
Bruintje ging nu naar den eik toe.
Stak in de spleet zijn snuit en oor.
Daarna kwamen nog zijn oogen.
Wat stond Bruin er toen slecht voor.
Toen ons vosje dit gezien had.
Zeide hij: „m'n beste oom,
Nu haal 'k beide zware wiggen
Zoomaar uit den grooten boom."
een naren toestand
„Wat wil je,
kind?” vroeg de
rechter.
„Och mijn
heer," begon nu
Marietje, „ik
kom u vriénde
lijk vragen, mUn
vader uit
gevangenis
laten. Hij
dief was, had hem ondervraagd. Ja....
ook hij moest wel toegeven, dat Smit
schuldig was' Tegen die bewijzen baatte
geen redeneeren
Treurig staarde de heer Jansen voor
zich uit, stond dan van zijn stoel op om
daarna met groote stappen de kamer op
en neer te loopen. Steeds dacht hij na:
maar.... geen stap kwam hij verder
HU kon Smit niet redden
Er werd gebeld en de oude Aaltje, de
meid van den heer Jansen, deed open.
Een klein meisje stond voor de deur,
een kind van een jaar of 10 en dringend
verzocht ze toegelaten te worden tot den
rechter.
,.Maar
Aaltje.
.Marietje Smit." antwoordde de klei
ne, „en ik kom om te spreken over mUn
vadertje..” i
Het kind wérd binnengeleid en een
oogenblik later stond Marietje, haar
groote kUkers op den heer Jansen ge
richt, voor den rechter.
„’t ZUn de schubjes van een vlinder
vleugel”, vertelde Henk nu. „Ze zetten
met een kort steeltje op den vleugel
vast. Zonder die schubjes kunnen de
meeste vlinders niet goed vliegen. Een
uitzondering maken de .glasvünders"
dle vaak op wespen lUken en door die
gelUkenls door de vogels gespaard wor
den.
Dan heb ik hier een vliegenpoot tfig.
eens op dat leuke kussentje
de klauwtjes. Daarmee kan de
vlieg zich tegen een glad oppervlak vast
houden. b.v. tegen de vensterruit. Met de
klauwtjes grijpt de vlieg zich vast, als
ze tegen een gordijn oploopt. De kus
sentjes werken als kleine zulgnapjes, d»
klauwtjes als haakjes.
En nu tot slot een stukje van t op
pervlak van een blad (flg. 5). Hier kun
je duidelUk aan zien, dat elk planten
deel uit afzonderlüke stukjes, uit cellen
ie in mUn kamer en met mUn koffer ge
daan had t geen hem niét weinig deed
schrikken.
HU bad en smeekte me er toch vooral
met niemand over te sprekenik kon dan
op eenige dagen vrU logies rekenen
Nu willen jullie natuurlUk dezen goo
cheltoer ook allemaal eens bewonderen.
Kijk dan goed toe!
En daarna nu aller aandachf door je
verhaal voldoende gespannen is ver
toon je je kunststuk.
Je hebt noodig 'n busje van *n centi
meter of 6 hoogte dat met een deksel
kan gesloten worden
In deze bus zijn 10 k 12 guldens, die
op elkaar zUn geplakt en In wier midden
zich een gat bevindt dat met rand gevuld
en van boven met een klein schuifje kan
gesloten worden
Hierop legt men nu 5 i 6 losse guldens,
toont den toeschouwers den geheelen
schat er. neemt er 2 4 3 van de losse gul
dens af, om te' laten zien dat het werke-
hjk geld is.
TerwUl men nu het geld weer in de bus
doet, laat men zien hoe het den waard
verging.
Men duwt het schuifje, dat boven het
gat in de samengeplakte geldstukken zit,
op zU en laat bet zand wegloopen
Maar terwUl je Iets t
in te doen verwisselt m<
een taschje en haalde er eenige pacéer-
tjes uit.
„Kijk eens, mijnheer," zoo vervolgde
ze haar toespraak, „heb ik deze poes
niet mooi ge teek end?"
„Prachtig, hoor!" antwoordde de heer
Jansen; .maar kleine meid, ik kan je
vader niet loslaten. Dat mag ik n^t!
Als ik dat deed zou Ik mijn plicht ver
zuimen!” Treurig keek het meisje den
de heer Jansen, die nog
geteekende kat In de hand
bekeek het beest nog eens en
toevallig bet stukje
papier om. JJ
Wat zag hU daar nu?
Aan de achterzijde was *t papiertje
beschreven: een briefje was het van den
ouden oom uit Amerika. Het was de ge
zochte brief en die luidde:
zou wegbergen. Den knecht gelukte dit,
zooals ik later merkte en hU kreeg het
afgesproken loon
Ik had van dit alles niets bespeurd. Om
*n uur of elf nam ik afscheid van de luit
jes, ging naar m'n kamer en "n kwartier
flater lag ik diep onder de dekens met
de oogen dicht maar ik sHgp niet.
En midden in den nachtr— de toren
klok sloeg 12 lange slagen; ging m’n ka
merdeur zachtjes open en kwam de waard
als geest vermomd m'n kamer bin
nen, ging naar mUn bed en luisterde, of
ik sliep.
Ik hield me natuurlUk zoo, waarop ie
stilletjes naar mUn koffer sloop et> er het
begeerde kleinood uitnam.
Op allerlei manieren beproefde hU nu
het kunststuk maar het gelukte hem niet.
Inplaats van het gewenschte geld, kreeg
ie zand.
Kwaad, legde ie de koperen doos weer
in m'n valies en zocht naar wat anders.
Maar wat ie ook nam, nergens kon ie
mee terecht en elndelUk sloop ie zachtjes
de deur weer uit en ging in de kamer
naast de mijne eveneens ter ruste
Morgens vertelde ik hem alles, wat
De volgende gebeurtenis speelde zich
af in een klein kustplaatsje in het Zui
den van Frankrijk.
De bevolking van het plaatsje leefde
hoofdzakeUJk van de vischvangst, maar
aangezien ae aangewezen waren op de
golf van Lyon en het daar nogal dik
wijls erg kon spoken, hadden ze een
moeilijk en -revaarvol bestaan.
een van de stout-
van bet geheele
weer, hU ging de
niet eerder terug,
hU een flinke lading visch mee
naar huis kon brengen.
Maar Louis Morand had nog een zoon,
een flinken Jongen, van even dertien
jaar, die niets liever had gezien, dan dat
z’n vader hem mee naar zee had geno
men. Maar hU was nog veel te jong, en
bovendien vond z’n vader het veel ver
standiger, als hu voorloopig nog wat op
school bleef. Alles wat je jong geleerd
had. kwam in je later leven altijd te
pos. vond Louis Morand.
Het was in den herfst, dat Louis Mo
rand weer zou uitvaren. Iedereen raadde
het hem af; van alle kanten kwamen
er berichten binnen, dat een storm op
til was, en daar er bU gezegd werd dat
de storm uit het Westen zou komen, be-
Ik Iedere waaghals de kans tegen de
te wordem.
De kleine hond en
de kat hebben reu
zen schik om wat ze
zien.
Als je t weten
wilt moet je alle
stippen van 1 tot 67
met een potloodje
verbinden.
wind moest overgeven,
eenlgste wat hij doen kon,
te trachten.
wind te houden.
Zóó dreef hij bliksemsnel in
de richting van de rotsige
Fran-che kust.
Opeens echter gebeurde er
iets ergs. Een groot stuk hout
van den mast had losgelaten en
was boven op het hoofd van
Louis Morand terechtgekomen,
met het gevolg, dat deze be
wusteloos neerstortte. De ma
troos die pverbleef had er heelemaal geen
verstand van hoe het roer bediend moest
worden
Inmiddels naderde het schip de kust
en al spoedig had men daar gezien, dat
er niemand aan het roer stond.
De kleine dertien-jarige Morand
nam dat het schip van zUn vader in ge
vaar verkeerde. Onmiddellijk trok
zijn oliejas en zuidwester aan
rende geheel in zijn eentje naar de ha-
die geheel verlaten was. Dicht bij
uitgang lag een groote motorboot
De kleine Louis maakte de boot loa, zette
den motor aan. en toen men hem van
de kust ontwaarde was hij reeds zóó ver
in zee. dat men hem onmogelijk meer
kon tegenhouden. Dat de Morands voor
niets terugdelnsden. wist iedereen, maar
dit was toch wel het toppunt.
Als een volleerd stuurman bracht
Louts de motorboot langszij van de vis-
schersboot en zonder zich verder om de
motorboot te bekommeren, klom hij naar
boven en greep het stuurrad, dat hij met
één slag omwierp Het gevolg was. dat de
visschersboot van koers veranderde en
buiten de branding geraakte. Met in
spanning van alle krachten slaagde het
ventje erin van de kust vandaan te blU-
ven. net zoolang tot zijn vader tot het
bewustzijn was teruggekeerd, hetgeen een
volle drie kwartier duurde.
Schipper Morand kon zijn oogen niet
gelooven. Dankbaar en gelukkig nam hij
het roer van zUn zoon over en bracht
het schip behouden door de branding
heen de haven binnen.
2** n ,i»
29’
-56
•f7
-5o
,34
«o 39
59
5^.
5*