HENK'S MICROSCOOP HOE EEN KLEINE PEUTER HAAR VADER REDDE VAN ALLES WAT DE LOOZE STREKEN VAN REINTJE DEN VOS E-QG|D EGCT DOOR RO KOPUIT ri DE B. L. N. S. <BETSIE EN HAAR BABY ,®te Na vriendeUjken groet Je Oom OVERNEMING BERNARD. VI Bruin de Beer in Pittsburg, 11 Mei 1920. Beste neef. Zoo bleef Brain er rast In sittea.... I ver- FRANS. use wie ben Je dan kind?" vroeg A. L dat WIST JE DAT? HOEVEEL HERMAN J. HAUEMWSa food toe to zien, waar of IK bet klelnoof J DE ACROBATISCHE GEIT Maar wie ben Je dan kind?** vroeg Aaltje. Bij dezen doe ik je toekomen een be drag van 3000.— als cadeautje. Ik heb je nooit geschreven, omdat ik niet erg O»U«- A. ven. den de te is DE ONUITPUTTELIJKE GELDZAK ik in Want Bets' baby is Bets- „alles”, ■t blijkt uit heel haar doen terecht: Als zij popje pap of melk voert, en haar wanne woordjes zegt. Na deez1 hatelijke woorden Keerde Rein naar zijn kasteel. En hij dacht zoo bij zichzelf: ..Bruin de Beer, die heeft z’n deel." Bruin r Had eet onder pas bureau." ant- kind. aan Om dien boom te splijten had hij Er twee wiggen in gekapt. Daarna was hij blij en vroolijk Naar zijn huisje toegestapt. of en Betsie’s baby is een popje, dat zij kreeg, zóó, poedel-naakt, doch waarvoor haar Moesje’ een pakje Zus een mutsje heeft gehaakt. Zoo is Betsie met haar baby dag-aan-dag dus in de weer, als een kleine-kleuter-Moesje, koesterend haar kindje teêr..., Met het koken van de pakjes, voor haar beste baby-pop t baden van haar „zoete zuig’llng" in een „lauw en lekker sop” htj en haa> Ook met t troosten van haar kleintjes, als het schreit soms van verdriet, en met t zingen van zoo menig zelf-gevonden wiegelied. ..Het was nog zoo den achterkant en dacht ik. dat ik het mooi kon Dus mijn beste, brave, oompje. Gaat uw gang en eet met smaak,’ Zulke versche honingraten Het was den kop in den Toen werden er wat moetiyker pre paraten gemaakt: een poot van een doodgevonden mug, de monddeelen van een mug, een poot van een bij. Ook was er een brandnetelhaar, In volkomen en in beschadigden toestand. Den volgenden dag moest Henk pro- beeren, wat hij door het microscoop zag, na te teekenen. Dat was pas een lastig werkje. De eerste teekeningen waren ver van fraai, maar na eenlge oefening slaagde hij er toch in zijn teekeningen zoo te maken, dat ze te herkennen wa ren. Sedert heeft nu Betfcie t drukker, dan zij t ooit tevoren bad: met het wasschen en t verschoonen, en *t verzorgen van haar schat. Jt om het zand de rol vlug met een stapel losse guldens en laat die een voor één uit de bus vallen. *t Is natuurlijk vanzelfsprekend, behendigheid hier hoofdvereischte is. waarvan jullie maar moeten raden wat het is itïg. 3). Ieder op zijn of haar beurt raadde, maar telkens schudde Henk lachend zijn hoofd. De een meende, dat het bloem blaadjes waren, een ander vlschschubben. Eindelijk gaf men het op. Louis Morand was moedigste visschers dorp. Weer of geen haven uit en keerde vóór hij een 4). Let tusschen O I vl ug<.* iedere waaghals de kans kust van Corsica te pletter geworpen. Maar Louis Morand trok zlclf van niemand Iets aan en koos zee met slechts één matroos, die zich voor een buitengewoon groot loon bereid had ver klaard bet waagstuk mede te onderne men. Nauwelijks was Louis Morand In volle ■ee. of de storm kreeg hem te pakken en het duurde niet lang of hjj had be merkt, dat hij er niets tegen vermocht en dat hij zich zonder meer aan den OnJL<.ve<*J va» «ca vliegt bestaat. Ook de opperhuid van een blad, die ik zoo met een tangetje kan aftrek ken, is uit cellen gevormd. Tusschen de gewone cellen in vind Je enkele bijzon der gevormde Dat zijn huidmondjes. openingetjes, waar de plant door adem haalt en voedsel krijgt, ten mlnstd kool zuur.-’ „En nu willen jullie zeker graag een kopje thee kwam mevrouw Van Voor den hen onderbreken. „Hé, ja!” klonk het van alle kanten. Kees was intus- schen eventjes uit den kring geloopen en had zich wat verdekt op den achtei- grond opgesteld. In dien tijd nu kwam ons tweetal Steeds maar meer en meer nabij, En toen Reintje nu den eik zag. Keek hij wat je noemt echt blij. Hij zei lachend/tegen Bruintje: „Zie toch eens dien grooten boom. Daarin is nu zóóveel honing, Dat u 't heusch niet op kunt, oom. Kom, probeert u nu maar even Of u het in uwe keel En ook in uw buik kunt krijgen, Want u weet er is heel veel. Maar toch moogt g’u wel bedwingen, Ook al vindt u 't nog zoo fijn. Want te veel van dezen honing Zou toch denk ik schaad’ltjk zijn. Wel kwam Lamfreit nu naar buiten. En zoo zag hij Bruin den Beer. Stomverbaasd stond hij te kijken, Zooiets zag hij d’eersten keer. Lamfreit ging nu weer naar binnen. En hij haalde op een dra]. Gauw een groote scherpe hooivork. Zoo ging hij op Bruintje af. Rein begon nu Bruin te sarren. En hij zeide zonder schroom „Wel, wat zegt u van dien honing, Is ie niet verrukkelijk oom? Hé, daar zie ik Lamfreit komen, Moog’lijk is die man wel goed, En geeft hij u iets te drinken. Want die honing is zoo zoet. Nu, adieu, m'n beste oompje, Amuseer je verder hoor, 'k Blijf niet langer, want daar ben ik Heusch veel te verstandig voor." Maar daar had hij niet veel Nu hij leelljk was bedrogen Moest hij wel zoo blijven staan. Daar begon hij hard te brullen, Dat het schalde door het bosch. Maar met al dat karde brullen, Kwam ons Bruintje toch niet lot. En toen hij een week later weer zee koos, stond zijn zoon Louis naast hem aan bet roer. „Wilt u even wachten, mevrou» klonk zjjn stem. Verbaasd keek iedereen in die richting. Kees stond met een fo totoestel klaar de heele groep te nemer.. Henk met zijn microscoop en allen er om heen gegroepeerd. „Titel: het eerste college." riep Kees weer en Jcllk” daar ging de sluiter. Nog eens „klik" en on der 't genot van een lekker kopje thee werd ernstig het al of niet slagen van de opname besproken. Toen de anderen weggingen, dachten Toos en Mientje, dat het toch maar fijn was zoo n knappen broer te hebben. Zoo bleef Bruintje er vast in zitten. En ons vosje had plezier „Ruk maar niet zoo arme oompje. Want het geeft u toch geen zier." Een paar van de leukste preparaten zou Henk Woensdag op-de bijeenkom.-, van den B. L N S. vertoonen. Of zijn clubgenooten ook vol belang stelling waren! Al vroeg waren ze allen bijeen en ofschoon het mooi weer was, dacht niemand over een wandeling. Kees droeg een netjes Ingepakt kistje, dat hij geheimzinnig in een hoek van de kamer zette. „Dames en heeren,” begon Henk als een goochelaar, die zijn waar aanprijst. .Dames en heeren mag ik u voorstellen het eerste object: de brandbaren van den brandnetel (flg. 2>. Je ziet een be schadigd en een onbeschadigd haar naast elkaar. Het laatste <a.l eindigt in een knopje. BU het beschadigde (b.) is het haar afgebroken en de scherpe punt, die bfj het afbreken ontstaat, dringt m de huid en doet daar een wondje ont staan. Tegelijk komt het vergif, dat zich aan de onderzijde van het haar bevindt, in de wond n veroorzaakt een brande rig. jeukend gevoel. In de tweede plaats heb ik hier iets. sympathiseer met mjjn familie. Maar vóór mijn dood wil ik jou dit geld nog toezenden, opdat het je dan gemakke- Hjker zal vallen, je dochtertje op te voe den. verkeerde. Onmiddellijk oliejas en zuidwester Juist eergist’ren had die Lamfreit Vit het bosch een eik gebracht, En ik wil Je wel vertellen, 't Was een reuzen zware vracht. Och, wat moest die man toch sjou wen, Maar hij bracht het voor elkaar, Want het duurde nu niet lang meer, Of hij lag in ‘t tuintje klaar. cie Oedcrxjéa. rX blaA was in een naren toestand, -vreeselljke spijt, Dat hij toch den vos vertrouwde. Nu hij 'm kende al zoo’n tijd. Bruin was sterk en Bruin was moe dig, aan, „Waar heb je dit briefje vandaan? zei de heer Jansen opspringend. „Gevonden woordde het mooi schoon daarom gebruiken om te teekenen." „Wat zal je vader blij zijn, kind, met deze mooie teekenlng! Nog blijder dan ik! En ik wil je nu wel zeggen, dat va der morgen met jou samen thuis zijn verjaardag zal vieren.” „Hoera!” riep het kind. Den volgenden dag was Smit een vrij man. man altijd hield, bekeek het draaide ten slotte aan en de Waarvoor Tante kocht: een fleschje, met een speentje’ en rammelaar, terwijl Vader schonk: pop’s wiegje bedje en dekens:kant en klaar”...— geen dief mijnheer! Morgen is hij jarig en ik zou zoo graag met hem samen zijn verjaardag vieren, zooals alle jaren Wees u nu eens lief, mijnheer, dan krijgt u deze mooie teekeningen." En terwijl het kind dU ast, opende m Voor dit fijne kunststuk zoo begin je Je „publiek” toe te spreken heb Ik niets anders noodig dan deze kleine doos van koper. Zij bezit namelijk de kolossale eigenschap geld te slaan Maar niet ieder een gelukt dit. Dat zal ik je even vertel len. Eens was ik per fiets op reis en moest wegens het stormachtige weer een dorpsherberg overnachten. De waard had wel -n eerlijk gezicht maar t bleek toch *n schavuit te zijn Ik deed eenige goocheltoeren voor de andere gasten os ook dien welke ik jullie nu vertoonen zal. De waard, die de doos natuurlijk graag in zijn bezit wilde hebben, bood er ma een aardig sommetje voor, maar toch nog veel te weinig voor zoo’n kostelijk Instru ment. En dus kreeg te ze niet. Maar hij wilde ze hebben, en toen be sloot ie ze op een andere natuurlijk oneerlijke manier te bemachtigen. H| kocht zijn kellner om en droeg d«-zen op Als zij 1 sust of zacht In slaap zingt, t uit of aankleedtwaschtver schoont, haar schat In d’armpjes ronddraagt, verheugt aan élk vertoont! ONWEERSBUIEN ZIJN ER IEDER JAAR? Weinig lezers van dit hoekje zullen er eenige notie van Hébben, hoeveel on weersbuien er gemiddeld ieder jaar zijn. De cijfers, genomen van een 3000 me teorologische instellingen toonen aan, dat er jaarlijks beven Iedere 200 vierkante mijlen aardoppervlakte zestien onweers buien losbarsten. Dit beteekent, dat het dagelijksch rantsoen aan onweersbuien op de we reld 44000 stuks bedraagt. Men heeft verder berekend, dat een hevige onweersbui in een gematigd kli maat dus waarin wij hier In Neder land leven 200 bliksemstralen per uur „fabriceert”. Het gezamenlijk aantal bliksemstralen I over de geheele wereld moet per uur 300000 bedragen of 100 per seconde. Mr. Jansen, president van de Recht bank eener kleine provinciestad, kwam mismoedig thuis uit het Rechtsgebouw. Een lastig proces werd er n.l. behandeld en weldra zou dan beslist moeten wor den, of Piet Smit, de man, die al meer dan 25 jaar lang bij den juwelier Brown |n dienst was. een dief was, ja of neen. Het kon bijna niet. Zoovéél jaar kende hij Smit al, den vroolijken opgewekten kerel, die altijd zijn best had gedaan voor zijn baas, die altijd even beleefd sn hulpvaardig was en nooit, neen nooit had hij gehoord, dat Smit wel eens on eerlijk was. En toch.... de bewijzen waren er. Brown miste op een keer uit de kas drieduizend gulden, Smit werd er van verdacht, deze som te hebben ge stolen; maar de arme kerel had veront waardigd het hoofd geschud en op be sliste wijze volgehouden, dat hij het niet had gedaan. Huiszoeking werd er bij hem gehouden en zie: uit een oude schrijftafel werd een som geld van.... precies driedui zend gulden te voorschijn gehaald. „En hoe kom je daar dan aan?" had de politle-commissaris gevraagd. .Éérlijk gekregen van een oom, die pas is gestorven en die in Amerika schatrijk is geworden. „En heb je daarvoor de noodige be wijzen?” vroeg men hem. „Natuurlijk heeren. In de lade ligt de brief, die de geldzending vergezelde. Ziet u maar!” Smit grabbelde in de papieren in de Ja; maar kon den brief ónmogelijk vinden. Ook de andere vakjes en laatjes werden doorzocht, de andere kasten in huls ja in alle hoeken en gaatjes zocht men de brief werd niet gevon den „Zie je wel, Smit” sprak de commis saris. „De brief bestaat niet; beken nu maar dat jij de dief bent, dan heb je kans op vermindering van straf; maar als je halsstarrig blijft ontkennen, doe je je zelf en je dochtertje een groote schade.” Maar Smit stoof op, beweerde bij kris en kras, dat de brief er wel degelijk was en hield zijn onschuld voL „Maar waar woonde je oom dan, Smit?” ,4a, dat staat in den brief; ik ken die plaatsen in Amenka zoo niet!” ,Dan is het ondoenlijk om te infor- meereri’ sprak de commissaris. .Mee naar de gevangenis! JU mpet de schul- <Uge zijn.” En zoo raakte de arme Smit in de ge vangenis en de brief was en bleef weg. Wat moest er gebeuren met den braven Smit? En nu was hU vandaag voor de Recht bank geweest en de heer Jansen die 9999g niet kan gelofwen, dat Smit een IT DEZE RUBRIEK ZONDER^TOESTEMMI NG VERBODEN ’t Was een heele gebeurtenis, toen het groote microscoop in zUn keurige houten kist zijn intrede deed. Henk moest na tuurlijk alles bekijken en ging er daarna mee naar Pree van der Sluis, een twee- dejaars-student, die in de buurt woonde. Free was zoo vriéndelijk Henk van aller lei op de hoogte te stellen. Op zijn aan raden en aanwijzing werden voorwerp- glaasjes aangeschaft en dekglaasjes. Die laatste dingetjes waren verschrikkelijk dun en breekbaar. „Kijk," zei Free. „Nu neem je een voorwerpglaasje, veegt dat extra goed schoon; neemt met een glazen staaf een druppel zuiver water uit een te voren klaargezet glas en legt in het water het voorwerp, dat je wilt gaan bekijken. Dan leg je bovenop den waterdruppel je voor- werpglas en zorgt, dat er zoo mln moge lijk lucht tusschen de twee glazen komt. Het geheel ziet er dan zoo uit". <flg. 1> Nu moest Henk een paar draadjes ka toen, linnen en wol in een druppel be kijken. -t Was een lastig werkje, want als hij juist meende een preparaat klaar te hebben, was er weer een luchtbelletje tusschen gekomen en moest hij weer op nieuw beginnen. Maar eindehjk slaagde Henk er toch in. Vindt u heusch niet al te vaak." Bruintje ging nu naar den eik toe. Stak in de spleet zijn snuit en oor. Daarna kwamen nog zijn oogen. Wat stond Bruin er toen slecht voor. Toen ons vosje dit gezien had. Zeide hij: „m'n beste oom, Nu haal 'k beide zware wiggen Zoomaar uit den grooten boom." een naren toestand „Wat wil je, kind?” vroeg de rechter. „Och mijn heer," begon nu Marietje, „ik kom u vriénde lijk vragen, mUn vader uit gevangenis laten. Hij dief was, had hem ondervraagd. Ja.... ook hij moest wel toegeven, dat Smit schuldig was' Tegen die bewijzen baatte geen redeneeren Treurig staarde de heer Jansen voor zich uit, stond dan van zijn stoel op om daarna met groote stappen de kamer op en neer te loopen. Steeds dacht hij na: maar.... geen stap kwam hij verder HU kon Smit niet redden Er werd gebeld en de oude Aaltje, de meid van den heer Jansen, deed open. Een klein meisje stond voor de deur, een kind van een jaar of 10 en dringend verzocht ze toegelaten te worden tot den rechter. ,.Maar Aaltje. .Marietje Smit." antwoordde de klei ne, „en ik kom om te spreken over mUn vadertje..” i Het kind wérd binnengeleid en een oogenblik later stond Marietje, haar groote kUkers op den heer Jansen ge richt, voor den rechter. „’t ZUn de schubjes van een vlinder vleugel”, vertelde Henk nu. „Ze zetten met een kort steeltje op den vleugel vast. Zonder die schubjes kunnen de meeste vlinders niet goed vliegen. Een uitzondering maken de .glasvünders" dle vaak op wespen lUken en door die gelUkenls door de vogels gespaard wor den. Dan heb ik hier een vliegenpoot tfig. eens op dat leuke kussentje de klauwtjes. Daarmee kan de vlieg zich tegen een glad oppervlak vast houden. b.v. tegen de vensterruit. Met de klauwtjes grijpt de vlieg zich vast, als ze tegen een gordijn oploopt. De kus sentjes werken als kleine zulgnapjes, d» klauwtjes als haakjes. En nu tot slot een stukje van t op pervlak van een blad (flg. 5). Hier kun je duidelUk aan zien, dat elk planten deel uit afzonderlüke stukjes, uit cellen ie in mUn kamer en met mUn koffer ge daan had t geen hem niét weinig deed schrikken. HU bad en smeekte me er toch vooral met niemand over te sprekenik kon dan op eenige dagen vrU logies rekenen Nu willen jullie natuurlUk dezen goo cheltoer ook allemaal eens bewonderen. Kijk dan goed toe! En daarna nu aller aandachf door je verhaal voldoende gespannen is ver toon je je kunststuk. Je hebt noodig 'n busje van *n centi meter of 6 hoogte dat met een deksel kan gesloten worden In deze bus zijn 10 k 12 guldens, die op elkaar zUn geplakt en In wier midden zich een gat bevindt dat met rand gevuld en van boven met een klein schuifje kan gesloten worden Hierop legt men nu 5 i 6 losse guldens, toont den toeschouwers den geheelen schat er. neemt er 2 4 3 van de losse gul dens af, om te' laten zien dat het werke- hjk geld is. TerwUl men nu het geld weer in de bus doet, laat men zien hoe het den waard verging. Men duwt het schuifje, dat boven het gat in de samengeplakte geldstukken zit, op zU en laat bet zand wegloopen Maar terwUl je Iets t in te doen verwisselt m< een taschje en haalde er eenige pacéer- tjes uit. „Kijk eens, mijnheer," zoo vervolgde ze haar toespraak, „heb ik deze poes niet mooi ge teek end?" „Prachtig, hoor!" antwoordde de heer Jansen; .maar kleine meid, ik kan je vader niet loslaten. Dat mag ik n^t! Als ik dat deed zou Ik mijn plicht ver zuimen!” Treurig keek het meisje den de heer Jansen, die nog geteekende kat In de hand bekeek het beest nog eens en toevallig bet stukje papier om. JJ Wat zag hU daar nu? Aan de achterzijde was *t papiertje beschreven: een briefje was het van den ouden oom uit Amerika. Het was de ge zochte brief en die luidde: zou wegbergen. Den knecht gelukte dit, zooals ik later merkte en hU kreeg het afgesproken loon Ik had van dit alles niets bespeurd. Om *n uur of elf nam ik afscheid van de luit jes, ging naar m'n kamer en "n kwartier flater lag ik diep onder de dekens met de oogen dicht maar ik sHgp niet. En midden in den nachtr— de toren klok sloeg 12 lange slagen; ging m’n ka merdeur zachtjes open en kwam de waard als geest vermomd m'n kamer bin nen, ging naar mUn bed en luisterde, of ik sliep. Ik hield me natuurlUk zoo, waarop ie stilletjes naar mUn koffer sloop et> er het begeerde kleinood uitnam. Op allerlei manieren beproefde hU nu het kunststuk maar het gelukte hem niet. Inplaats van het gewenschte geld, kreeg ie zand. Kwaad, legde ie de koperen doos weer in m'n valies en zocht naar wat anders. Maar wat ie ook nam, nergens kon ie mee terecht en elndelUk sloop ie zachtjes de deur weer uit en ging in de kamer naast de mijne eveneens ter ruste Morgens vertelde ik hem alles, wat De volgende gebeurtenis speelde zich af in een klein kustplaatsje in het Zui den van Frankrijk. De bevolking van het plaatsje leefde hoofdzakeUJk van de vischvangst, maar aangezien ae aangewezen waren op de golf van Lyon en het daar nogal dik wijls erg kon spoken, hadden ze een moeilijk en -revaarvol bestaan. een van de stout- van bet geheele weer, hU ging de niet eerder terug, hU een flinke lading visch mee naar huis kon brengen. Maar Louis Morand had nog een zoon, een flinken Jongen, van even dertien jaar, die niets liever had gezien, dan dat z’n vader hem mee naar zee had geno men. Maar hU was nog veel te jong, en bovendien vond z’n vader het veel ver standiger, als hu voorloopig nog wat op school bleef. Alles wat je jong geleerd had. kwam in je later leven altijd te pos. vond Louis Morand. Het was in den herfst, dat Louis Mo rand weer zou uitvaren. Iedereen raadde het hem af; van alle kanten kwamen er berichten binnen, dat een storm op til was, en daar er bU gezegd werd dat de storm uit het Westen zou komen, be- Ik Iedere waaghals de kans tegen de te wordem. De kleine hond en de kat hebben reu zen schik om wat ze zien. Als je t weten wilt moet je alle stippen van 1 tot 67 met een potloodje verbinden. wind moest overgeven, eenlgste wat hij doen kon, te trachten. wind te houden. Zóó dreef hij bliksemsnel in de richting van de rotsige Fran-che kust. Opeens echter gebeurde er iets ergs. Een groot stuk hout van den mast had losgelaten en was boven op het hoofd van Louis Morand terechtgekomen, met het gevolg, dat deze be wusteloos neerstortte. De ma troos die pverbleef had er heelemaal geen verstand van hoe het roer bediend moest worden Inmiddels naderde het schip de kust en al spoedig had men daar gezien, dat er niemand aan het roer stond. De kleine dertien-jarige Morand nam dat het schip van zUn vader in ge vaar verkeerde. Onmiddellijk trok zijn oliejas en zuidwester aan rende geheel in zijn eentje naar de ha- die geheel verlaten was. Dicht bij uitgang lag een groote motorboot De kleine Louis maakte de boot loa, zette den motor aan. en toen men hem van de kust ontwaarde was hij reeds zóó ver in zee. dat men hem onmogelijk meer kon tegenhouden. Dat de Morands voor niets terugdelnsden. wist iedereen, maar dit was toch wel het toppunt. Als een volleerd stuurman bracht Louts de motorboot langszij van de vis- schersboot en zonder zich verder om de motorboot te bekommeren, klom hij naar boven en greep het stuurrad, dat hij met één slag omwierp Het gevolg was. dat de visschersboot van koers veranderde en buiten de branding geraakte. Met in spanning van alle krachten slaagde het ventje erin van de kust vandaan te blU- ven. net zoolang tot zijn vader tot het bewustzijn was teruggekeerd, hetgeen een volle drie kwartier duurde. Schipper Morand kon zijn oogen niet gelooven. Dankbaar en gelukkig nam hij het roer van zUn zoon over en bracht het schip behouden door de branding heen de haven binnen. 2** n ,i» 29’ -56 •f7 -5o ,34 «o 39 59 5^. 5*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Noord-Hollandsch Dagblad : ons blad | 1930 | | pagina 14